Organisatie | Alphen-Chaam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Prostitutiebeleid |
Citeertitel | Prostitutiebeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-11-2000 | nieuwe regeling | 07-11-2000 Ons Weekblad 10-11-2000 |
1. Inleiding............................................................................................................................... 2
1.1. Regionale afstemming............................................................................................. 2
1.2. Doelstellingen......................................................................................................... 2
1.3. Beleidskaders......................................................................................................... 3
2. lokale situatie en beleid...................................................................................................... 4
2.1. soorten prostitutie................................................................................................... 4
2.2. Inventarisatie.......................................................................................................... 5
2.3. Maximumbeleid...................................................................................................... 5
2.4. Vestigingsbeleid...................................................................................................... 5
2.5. Voorschriften aan vergunning.................................................................................. 7
3. Handhaving........................................................................................................................ 10
4. Samenvatting...................................................................................................................... 11
Op 1 oktober 2000 is het bordeelverbod in het Wetboek van Strafrecht vervallen. De gemeenten wordt hierdoor tevens de mogelijkheid gegeven om een prostitutiebeleid te voeren. Door het vervallen van het bordeelverbod wordt het prostitutiebedrijf een legale bedrijfstak.
De doelstellingen van de wetswijziging zijn als volgt:
In deze notitie wordt het gemeentelijk beleid aangegeven met betrekking tot prostitutie- en andere seksinrichtingen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een model gemaakt voor wijziging van hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Dit hoofdstuk handelt over bordelen en sekswinkels e.d. Ter uitvoering van de bepalingen in de APV dienen in beleidsregels nog een aantal zaken uitgewerkt te worden.
Doordat gemeenten nu zelf een prostitutiebeleid kunnen gaan ontwikkelen ontstaat de kans dat door afwijkingen in beleid van de verschillende gemeenten, verschuivingseffecten gaan optreden en zich prostitutiebedrijven gaan vestigen in die gemeenten alwaar het vestigingsklimaat op dat moment de beste mogelijkheden biedt. Door een eenduidig beleid binnen de regio en het district te voeren kunnen deze verschuivingseffecten worden tegengegaan en zal een evenwichtigere vestiging van bedrijven plaatsvinden. Er dient echter niet alleen gekeken te worden naar de gemeentelijke wet- en regelgeving maar ook naar de handhaving en toezicht op deze wet- en regelgeving. Deze taak ligt voornamelijk bij de politie.
Om genoemde verschuivingseffecten tegen te gaan en omwille van een goede afstemming en uniformering van beleid binnen de politieregio Midden- en West-Brabant, heeft een regionale werkgroep de regionale nota prostitutiebeleid opgesteld. Hierin zijn kaders en handreikingen voor een regionaal prostitutiebeleid opgenomen. De regionale afspraken hebben onder meer betrekking op de doelstellingen van gemeentelijk prostitutiebeleid, het sluitingsuur voor seksinrichtingen, inrichtings- en brandveiligheidseisen voor prostitutiebedrijven en het handhavingsbeleid.
Er zijn een aantal doelstellingen om te komen tot een gemeentelijk prostitutiebeleid. Hierbij wordt aangesloten bij de regionaal geformuleerde doelstellingen. Dit zijn:
De prostitutie is een branche die zich tot nu toe in een (semi-)illegale sfeer bevindt. Er is in deze branche sprake van gedwongen prostitutie, de prostitutie van illegalen en minderjarigen. Prostituees zijn vanuit deze positie ook een kwetsbare groep. Zeker gelet op deze “achterstandspositie” dient de lokale overheid een actieve rol te vervullen in het beschermen en verbeteren van de positie van de prostituees, door het stellen van inrichtingseisen aan prostitutiebedrijven en eisen rond de bedrijfsvoering.
Het verbeteren van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie, het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen en het beschermen van minderjarigen tegen seksueel misbruik, onder andere door het stellen van eisen aan de exploitant.
De gemeente heeft een aantal instrumenten ter beschikking ter regulering van de prostitutie. Allereerst is, aan de hand van een door de VNG opgesteld model, hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aangepast. De wijziging houdt in dat er een vergunningensysteem in het leven wordt geroepen voor de prostitutiebranche. Aan een dergelijke vergunning kunnen vervolgens voorschriften verbonden worden die betrekking hebben op hygiëne, gezondheid en bedrijfsvoering.
In de APV is de bepaling opgenomen dat het college van Burgemeester en wethouders nadere regels kan stellen. Op basis hiervan is het in deze notitie opgenomen beleid geformuleerd.
In het nieuwe hoofdstuk 3 van de APV wordt aangegeven hoe omgegaan dient te worden met de verschillende vormen van prostitutie. De APV kent een onderscheid met betrekking tot seksinrichtingen, escortbedrijven en sekswinkels, al dan niet in combinatie met elkaar. In hoofdstuk 3 van de APV wordt een omschrijving gegeven van de diverse begrippen. Een aantal belangrijke begrippen zullen hier nog even toegelicht worden.
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksauto-matenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
Ook z.g. “sekscampers” die veelal op parkeer- en carpoolplaatsen tijdelijk worden geplaatst, worden als seksinrichting aangemerkt.
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
Omdat er door middel van een gemeentelijk vergunningenstelsel extra eisen kunnen worden gesteld aan prostitutiebedrijven, bestaat het gevaar dat er een vlucht plaatsvindt in de escortservice en het thuiswerk (zie later). Om die reden is het noodzakelijk dat de escortservice ook aan de vergunningplicht wordt onderworpen. Het blijft echter een bedrijfstak die moeilijk vatbaar is voor bestuurlijke sancties. Wel is het van belang dat bij een vergunningaanvraag de criminele antecedenten van de eigenaar/bedrijfsleider van het escortbedrijf kunnen worden onderzocht.
Een escortbedrijf is geen seksinrichting. Het kan een kantoortje zijn (bemiddelingsbureau), maar ook een telefoonnummer of een website op internet.
In de regionale nota wordt ervoor gepleit deze vorm van prostitutie niet toe te staan. Deze vorm van prostitutie zorgt namelijk voor grote overlast, aantasting van de woon- en leefsituatie, verkeersveiligheidproblemen, openbare orde problemen, overlast en criminaliteit. Ook is er weinig controle mogelijk op de arbeidsomstandigheden en verhoudingen waaronder moet worden gewerkt. Van de mogelijkheid vermeld in hoofdstuk 3 van de APV om prostitutiezones aan te wijzen zal geen gebruik worden gemaakt en voor inrichtingen voor raamprostitutie zal geen vergunning worden verleend.
Om een vlucht naar het, niet vergunningplichtige, thuiswerk te voorkomen zou omschreven moeten worden binnen welke grenzen dit moet blijven om niet alsnog onder een vergunningplicht te vallen. Dit kan door de volgende criteria te hanteren:
Indien in een perceel prostitutie wordt bedreven en er wordt niet aan één of meerdere van deze eisen voldaan, dan is er sprake van een prostitutiebedrijf en is het bedrijf vergunningplichtig.
Voor zover bekend zijn in de gemeente Alphen-Chaam geen seksinrichtingen, 1 escortbedrijf en geen vestigingen voor thuisprostitutie aanwezig.
In de politieregio Midden- en West-Brabant zijn 56 seksinrichtingen en 6 sekswinkels gevestigd. De grootste concentraties bevinden zich in de politiedistricten Breda en Bergen op Zoom. In de regio van de politie Midden- en West-Brabant komt escortprostitutie en thuisprostitutie voor. Over het aantal en de vestigingen van deze bedrijven is echter weinig bekend. In de gehele eerdergenoemde regio komt echter geen straat- en raamprostitutie voor. Er zijn wel enkele ontmoetingsplaatsen waar mogelijk sprake is van prostitutie. Het aantal in de bedrijfsmatige prostitutie werkzame prostituees wordt geschat op ten minste 250, waarvan meer dan 50% afkomstig is van buiten de Europese Unie.
De Minister van Justitie heeft aangegeven dat het voeren van een 0-beleid (algeheel verbod voor seksinrichtingen) niet is toegestaan. Een dergelijk verbod wordt in strijd geacht met artikel 19 lid 3 van de Grondwet waarin het recht op vrije keuze van arbeid is neergelegd.
Wel is het mogelijk om, ter handhaving van de openbare orde, bescherming van de leefbaarheid en beperking van overlast beleid te formuleren over het maximum aantal toelaatbare seksinrichtingen. Bij het bepalen van een maximum aantal spelen de volgende overwegingen een rol:
Deze overwegingen en de geformuleerde doelstelling leiden ertoe dat voor de gemeente Alphen-Chaam een maximum van 1 seksinrichting gehanteerd moet worden.
Straat- en raamprostitutie wordt niet toegestaan, hierbij wordt aangesloten bij het regionaal geformuleerde beleid. Thuiswerk wordt niet vergunningplichtig gesteld als wordt voldaan aan de eerder genoemde criteria.
De gemeente heeft een tweetal instrumenten om aan het vestigingsbeleid vorm te geven. Hierbij is de APV het belangrijkste instrument. Daarnaast is het mogelijk om door middel het opnemen van voorschriften in de bestemmingsplannen de vestiging van prostitutie op bepaalde plaatsen in de gemeente tegen te gaan.
We onderscheiden in onze gemeente een drietal kernen en een drietal buurtschappen. De kernen zijn Alphen (3.943 inwoners), Chaam (3.811 inwoners) en Galder (932 inwoners). De buurtschappen zijn Strijbeek (382 inwoners), Bavel AC (51 inwoners) en Ulvenhout AC (339 inwoners). Per kern c.q. buurtschap kunnen nadere regels gesteld worden met betrekking tot het vestigingsbeleid.
De VNG heeft de modelbepalingen ontwikkeld ten aanzien van seksinrichtingen etc. die de mogelijkheid geeft dat een locatie- en vestigingsbeleid wordt gevoerd. Deze wijziging van de APV wordt in de vergadering van oktober aan de Raad voorgelegd.
Het motief voor nadere regels op basis van de APV is het belang van de openbare orde, voorkoming van beperking of overlast en van aantasting van het woon- en leefklimaat, de (verkeers)veiligheid, gezondheid of zedelijkheid. Op basis hiervan is het eerdergenoemde maximumbeleid geformuleerd. Tevens zal op basis hiervan een vestigingsbeleid gevoerd worden. In de regionale notitie zijn enkele richtlijnen aangegeven voor een te voeren vestigingsbeleid.
Voor wat betreft Alphen-Chaam zullen de navolgende eisen gesteld worden aan het vestigen van seksinrichtingen in de gemeente:
Geen vestiging van seksinrichting in of aan woonstraten, voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes woonerven en pleinen waaraan bebouwing is gelegen die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning/een woonfunctie heeft. In woonstraten zal door de overwegende woonfunctie aldaar vestiging van seksinrichtingen de openbare orde, de beleving van het woon- en leefklimaat, ernstig kunnen aantasten. Hinder van slaan met autodeuren, claxonneren e.d. welke zich door het karakter van zulke straten snel voordoet, doch ook gevoelens van onbehagen, angst voor ongewenste confrontatie, waardevermindering van de woning, kunnen aanleiding geven voor conflictsituaties, waarmee zowel buurtbewoners als exploitanten van seksinrichtingen niet gebaat zijn.
Geen vestiging van seksinrichtingen in straten, niet zijnde straten als bedoeld onder a, waar sprake is van een concentratie van recreatie-inrichtingen of waarin anderszins het woon- en leefklimaat c.q. de openbare orde belastende activiteiten zijn gevestigd (winkelstraten hieronder begrepen). Hierdoor wordt het karakter van een dergelijke omgeving op negatieve wijze beïnvloedt. De vestiging van een seksinrichting in een uitgaans- en/of winkelgebied kan leiden tot een cumulatie van openbare orde aspecten c.q. verstoring van de openbare orde.
Geen vestiging van seksinrichtingen binnen een straal van 250 meter van (een onderdeel van) een onderwijsinrichting c.q. school, waarin aan minderjarigen onderwijs of een opleiding wordt gegeven. Hiermee wordt beoogd om te voorkomen dat minderjarigen op ongewenste wijze worden geconfronteerd met effecten welke als onzedelijk of hinderlijk moeten worden getypeerd en welke gepaard gaan met de aanwezigheid van een seksinrichting.
Overeenkomstig de uitgangspunten van het regionaal geformuleerd beleid is vestiging van seksinrichtingen in de kern Galder en de buurtschappen Strijbeek, Bavel Ac en Ulvenhout AC niet toegestaan. De impact van een seksinrichting in deze kern/buutschappen zal disproportioneel groot zijn. Door vermenging van functies (wonen, werken) is moeilijk te spreken van echte woonstraten; het eventueel verder uit elkaar liggen van woonhuizen neemt niet weg dat ook hier de woonfunctie centraal staat.
Door bovengenoemde vestigingseisen is vestiging van een seksinrichting in principe slechts mogelijk in een kernrandgebied (het overgangsgebied tussen buitengebied en de bebouwde kom). In een dergelijk gebied zullen verkeersdrukte en (geluids)overlast die gepaard gaan met het komen en gaan van bezoekers binnen redelijke grenzen blijven.
In de meeste bestemmingsplannen is geen specifieke regeling opgenomen omtrent de vestiging van bordelen en andere seksinrichtingen. Zolang het bordeelverbod bestaat is dit geen onoverkomelijk bezwaar aangezien opgetreden kan worden tegen ongewenste ontwikkelingen wegens overtreding van een wettelijk verbod opgenomen in het Wetboek van Strafrecht en in de APV. Door het vervallen van dit verbod is de vestiging van een seksinrichting een activiteit, die in beginsel gelijk te stellen is met willekeurig welke andere bedrijfsmatige activiteit. Gevolg daarvan is, dat als er door een gemeente geen vestigingsbeleid wordt geformuleerd uitsluitend getoetst kan worden aan vigerende bestemmingsplannen. In deze plannen is vaak voorzien in bestemmingen, die niet uitsluiten dat ter plaatse seksinrichtingen gevestigd kunnen worden, te denken is b.v. aan een bestemming als “gemengde doeleinden”.
Gezien het vorenstaande wordt door de VNG aanbevolen bestaande bestemmingsplannen te screenen en waar nodig aan te passen om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Aanpassing van de bestemmingsplannen vergt veel tijd, gevolg hiervan is dat de genoemde datum van 1 oktober 2000 niet wordt gehaald. Bovendien is het motief om een vestigingsbeleid te voeren niet, althans niet in de eerste plaats, van ruimtelijke aard, maar liggen hieraan veeleer openbare orde motieven ten grondslag, het voorkomen van overlast daaronder begrepen.
2.5. Voorschriften aan vergunning
In artikel 149 en artikel 151a van de Gemeentewet treft de gemeentelijke wetgever, de gemeenteraad, de bevoegdheid aan tot het vaststellen van wetgeving in materiële zin ten behoeve van de bescherming van het woon- en leefklimaat, netheid en zedelijkheid en de regulering van prostitutie. In dit kader is hoofdstuk 3 van de APV gewijzigd. De aan de vergunning voor een prostitutiebedrijf te verbinden voorschriften zullen dus betrekking moeten hebben op bovengenoemde motieven.
Sluitingstijd seksinrichtingen
Regionaal is afgesproken dat de sluitingstijden van de seksinrichtingen afgestemd dienen te worden op de sluitingstijden van de reguliere horeca. Voor onze gemeente betekent dit dat de seksinrichtingen gesloten dienen te zijn tussen 02.00 – 05.00 uur (artikel 2.3.1.4. APV). Op deze manier wordt voorkomen dat, na sluitingstijd van de horeca, de toevlucht wordt gezocht in seksinrichtingen. De sluitingstijd voor seksinrichtingen is opgenomen in het nieuwe artikel 3.2.3. van de APV. Indien er echter sprake is van een seksinrichting waarin of van waaruit kleinhandel plaatsvindt dan dienen de sluitingstijden van de Winkeltijdenwet aangehouden te worden, nl. van 22.00 – 06.00 uur.
In de regionale nota wordt tevens aandacht besteed aan de gemeentelijke regulering van bedrijfsvoering en inrichting van seksinrichtingen. Op basis hiervan zijn voor onze gemeente de volgende regels ontwikkeld.
Artikel 3.1.3. van het nieuwe hoofdstuk 3 in de APV biedt het college van Burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nadere regels te stellen. Ook artikel 6.1.a. van de Bouwverordening (regeling gebruiksvergunning) en de artikelen 14 en 17 van de Woningwet geven het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om voorschriften te verbinden aan ruimten ter bevordering van de veiligheid, hygiëne en het gebruik.
Uiteraard dienen de panden waarin prostitutie plaatsvindt, of plaats gaat vinden, te voldoen aan de regels zoals deze gesteld worden in het Bouwbesluit en/of de Bouwverordening.
De nadere regels die aan de vergunning voor een seksinrichting verbonden worden zijn:
Voorschriften met betrekking tot de brandveiligheid
Indien panden, waarin prostitutie plaatsvindt, onvoldoende brandveilig zijn, levert dit gevaar op voor de daarin verblijvende personen. Door de regio wordt geadviseerd om voor panden, waarin prostitutie plaatsvindt, waarin vijf of meer personen tegelijk aanwezig zullen zijn een gebruiksvergunning te vereisen. Dit betekent dat aan artikel 6.1.1. van de (model)Bouwverordening wordt toegevoegd dat voor dergelijke bouwwerken een gebruiksvergunning vereist is. Aan deze vergunning kunnen door de Brandweer nadere eisen verbonden worden.
Voor panden waarin minder dan vijf personen aanwezig zullen zijn wordt het niet noodzakelijk geacht een gebruiksvergunning te vereisen. Deze panden dienen overigens op grond van het bepaalde in artikel 6.2.1. (model)Bouwverordening wel te voldoen aan de algemene brandveiligheidseisen zoals opgenomen in bijlagen 3 en 4 van die verordening.
Eisen bescherming minderjarigen en voorkoming illegaliteit
Eisen bevordering gezondheid en hygiëne
In de wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) is geregeld dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor o.a. het bevorderen van de (psycho)hygiëne en het bewaken en bevorderen van de volksgezondheid in relatie tot infectieziekten, waaronder seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en AIDS. De GGD is hierbij de uitvoerende en adviserende instantie. Taken met betrekking tot SOA en AIDS zijn onder meer: passieve en actieve opsporing, de controle van specifieke groepen, voorlichting en preventie en de coördinatie van activiteiten van regionale samenwerkingsverbanden die betrokken zijn bij de aids-bestrijding.
Op basis van de WCPV kunnen in het gemeentelijk vergunningensysteem voorschriften opgenomen worden op het terrein van volksgezondheid. Er kunnen specifieke, gezondheidsbevorderende eisen gesteld worden aan vergunninghouders op het gebied van SOA- en AIDS-preventie en –bestrijding en de (psycho)hygiënische begeleiding.
De voorschriften die aan de vergunning gesteld worden zijn:
Om in het bezit te komen van een vergunning dient de exploitant een verklaring van de GGD te overleggen, dat de inrichting voldoet aan de hygiëne-eisen, opgenomen in deze beleidsregels.
Indien er sprake is van een gezagsrelatie tussen exploitant en prostituee, is de Arbeids-omstandighedenwet van toepassing. Dit betekent dat de Arbodienst in het belang van de werknemers aandacht zal besteden aan factoren die van invloed zijn op de lichamelijk en geestelijke belasting van prostituees. Werkgevers hebben b.v. de verplichting om werknemers in de gelegenheid te stellen jaarlijks een zogenaamd Periodiek Arbeid Gezondheidskundig Onderzoek te laten ondergaan. De gemeente heeft geen bevoegdheden om een regeling te treffen tot de arbeidstijden (Arbeidstijdenwet) en de arbeidsvoorwaarden (in strijd met art. 148 Gemeentewet).
Uitgangspunten voor handhaving van het prostitutiebeleid worden gegeven in het “Handboek lokaal prostitutiebeleid” van het Ministerie van Justitie en in de regionale nota prostitutiebeleid. De handhaving dient effectief, efficiënt en consequent te zijn. Dit betekent dat op geconstateerde overtredingen altijd gereageerd moet worden, de aanpak consequent moet zijn en gebaseerd op een gedifferentieerd sanctiepakket. Vergelijkbare gevallen moeten op een zelfde wijze worden behandeld.
De belangrijkste handhavers voor wat betreft het lokale en regionale prostitutiebeleid zijn de gemeente, het Openbaar Ministerie, de politie, de gezondheidszorg en de hulpverlenende instanties. De GGD heeft ook een adviserende taak.
Binnen elke instantie, belast met toezicht en opsporing worden contactpersonen opgesteld. Deze voeren ten minste 2x per jaar overleg.
De toegangsbevoegdheid van opsporingsambtenaren is geregeld in hoofdstuk 6 van de APV en in de artikel 5.11 t/m 5.20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De toegangsbevoegdheid van functionarissen van de GGD worden afzonderlijk door middel van een uitvoeringsbesluit van Burgemeester en wethouders geregeld.
De huidige toegangsbevoegdheid van ambtenaren die controleren op bouw- en inrichtings- en brandveiligheidseisen blijft gehandhaafd.
Handhaving door politie en Openbaar Ministerie
Mensenhandel is door het Openbaar Minister als beleidsprioriteit benoemd en is als expliciet beleidsthema genoemd in het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999-2002.
De doelstelling van de wetswijziging kunnen onder andere bereikt worden door de inrichtingen regelmatig te controleren op strafbare feiten. Controles vinden plaats op de navolgende gronden:
De politie zal op grond van landelijk vastgestelde regels die vertaald zijn in regionaal beleid, ten minste zes keer per jaar controle uitvoeren op de prostitutiebedrijven. De politie heeft in elk district een prostitutieteam geformeerd dat vanuit de politie multidisciplinair is samengesteld uit zeden- en vreemdelingenrechercheurs die de controles zullen uitvoeren.
De politie is voornemens om de opsporing van mensenhandel en de controle op prostitutiebedrijven structureel in de korpsformatie in te bedden.
In verband met integriteit en veiligheid hanteert de politie een gedragscode voor het bezoeken van de seksbedrijven. Het is aan te bevelen deze gedragscode ook van toepassing te verklaren op overige toezichthouders.
In de regionale nota prostitutiebeleid is een handhavingsarrangement opgenomen. Voordeel hiervan is dat binnen de politieregio een eenduidig handhavingsbeleid gevoerd wordt en dat wordt voorkomen dat er verschuivingseffecten optreden. Dit arrangement is opgenomen in de bijlagen.
Op 1oktober jl. is er een wetswijziging in werking getreden die heeft geleid tot het opheffen van het algemeen bordeelverbod. Dit betekent dat het exploiteren van seksinrichtingen vanaf dat moment legaal is als het gaat om het exploiteren van vrijwillige prostitutie door meerderjarigen met een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel. Het ontwikkelen van een prostitutiebeleid is een taak van de gemeente, een lokale verantwoordelijkheid. Het ontwikkelen van een zogenaamd 0-beleid is niet mogelijk.
Bij de invulling en het formuleren van dit beleid is onder meer gebruik gemaakt van de Regionale Nota Prostitutiebeleid, waarvan de uitgangspunten door de gemeente Alphen-Chaam worden onderschreven.
Het ontwikkelde beleid voor Alphen-Chaam omvat een maximum- en vestigingsbeleid.
Seksinrichtingen in de gemeente Alphen-Chaam zijn vergunningplichtig.
In de vergunning worden voorschriften opgenomen op het gebied van veiligheid, gezondheid, hygiëne en bedrijfsvoering. Omtrent toezicht en controle hierop worden afspraken gemaakt met politie en GGD.
Bovengenoemde beleidsregels zullen na twee jaar geëvalueerd worden.