Organisatie | Berkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand SDOA 2012 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand SDOA 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-04-2012 | 01-01-2012 | 24-04-2020 | nieuwe regeling | 10-04-2012 Berkelbericht, 17-04-2012 | Raadsbesluit 10 april 2012, nr. 15; collegevoorstel 21 februari 2012 |
Raadsvergadering : 10 april 2012
De raad van de gemeente Berkelland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 februari 2012
gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel g; artikel 8 lid 2 onderdeel d en artikel 35 lid 5 van de Wet werk en bijstand;
overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat schoolgaande kinderen tot 18 jaar zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;
VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN Wwb SOCIALE DIENST OOST ACHTERHOEK 2012
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Op grond van artikel 8b van de Wet werk en bijstand treedt het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek op basis van een gemeenschappelijke regeling in de plaats van de betrokken colleges van burgemeester en wethouders.
Artikel 3. Maatschappelijke participatie
Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie van een ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, komen in aanmerking voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. Met maatschappelijke participatie wordt bedoeld, dat het oogmerk van bijstandsverlening dient te zijn het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement.
Hoofdstuk 2. Recht op bijzondere bijstand voor maatschappelijke participatie.
Algemene toelichting Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand Sociale Dienst Oost Achterhoek 2012.
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te laten komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 Wwb.
Artikel 8 lid 1 onderdeel g Wwb bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip “maatschappelijke participatie” (artikel 8 lid 2 onderdeel d Wwb).
De aandacht voor en invulling van “maatschappelijke participatie” is opgenomen in de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid in 2011 en volgende jaren. Hiernaar wordt dan ook verwezen. Op deze wijze hoeven bij wijzingen in deze beleidsregels geen wijzigingen in de verordening plaats te vinden.
Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt aansluitend verstrekt aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35 lid 9 Wwb). In onze beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid 2011 en volgende jaren wordt ook van deze inkomensgrens uitgegaan.
Artikelsgewijze toelichting Verordening maatschappelijke begeleiding schoolgaande kinderen wet werk en bijstand Sociale Dienst Oost Achterhoek 2012.
De gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk hebben op grond van een gemeenschappelijke regeling de uitvoering van de Wet werk en bijstand opgedragen aan de Sociale Dienst Oost Achterhoek. In artikel 8b van de Wwb is geregeld dat indien bij gemeenschappelijke regeling de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, dat bestuur voor de van toepassing van deze wet met uitzondering van de paragrafen 7.1 en 7.3. in de plaats treden van de betrokken colleges van burgemeester en wethouders.
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wwb, Awb of de gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.
Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 2, lid 2 onderdeel e van deze verordening is bepaald dat onder sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.
Deze onderdelen zijn opgenomen in de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid in 2011 en volgende jaren die gelden in het werkgebied van de Sociale Dienst Oost Achterhoek.
Artikel 3. Maatschappelijke participatie
In artikel 8 lid 2 onderdeel d Wet werk en bijstand is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip “maatschappelijke participatie”.
In artikel 3 van deze verordening is aangegeven dat uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. In artikel 3 van deze verordening is voorts aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is. Bij de invulling van het begrip maatschappelijke participatie is rekening gehouden met het feit dat van categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 Wet werk en bijstand geen sprake is voor zover het hoofddoel van de vergoeding het subsidiëren van culturele, educatieve of sportieve activiteiten is. Er is slechts sprake van bijstandsverlening indien voor belanghebbende kosten worden weggenomen die zij anders wel zouden maken. Daarom is voor toepassing van deze verordening slechts sprake van maatschappelijke participatie indien het oogmerk van bijstandsverlening het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is.
In artikel 4 zijn algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 Wet werk en bijstand. In artikel 4 lid 1 van deze verordening wordt voor de duidelijkheid verwezen naar de voorwaarden, die volgen uit de wet. Het betreft:
- Het behoren tot de doelgroep zoals neergelegd in artikel 35 lid 5 Wet werk en bijstand: een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.
- Het hebben van een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.
In artikel 4 lid 2 van deze verordening is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met “maatschappelijke participatie” zoals bedoeld in artikel 3 in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 3 van deze verordening.
Artikel 5. Maximale vergoeding
In artikel 4 lid 2 van deze verordening is bepaald dat voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met “maatschappelijke participatie” zoals bedoeld in artikel 3 in aanmerking komen. Er is geen limiet gesteld aan de te verstrekken voorzieningen. Omdat kostenvergoeding voor het deelnemen van kinderen aan verschillende sociaal-culturele en sportieve activiteiten is geregeld in de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid in 2011 en volgende jaren wordt verwezen naar de betreffende artikelen (m.n. de artikelen 36 en 37) van deze Beleidsregels. Het voordeel hiervan is ook dat wanneer deze bedragen worden gewijzigd er geen wijziging van de verordening nodig is.
Omdat de uitvoering van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels zijn vastgesteld in de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid in 2011 en volgende jaren. De colleges van de aangesloten gemeenten bepalen ieder voor zich het beleid betreffende bijzondere bijstand en overige verstrekkingen aan minima.
Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2012 aangezien de gemeenteraad per deze datum verplicht is een verordening vast te stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.