Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Wormerland

Verordening toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Wormerland
Officiële naam regelingVerordening toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007
CiteertitelVerordening toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwet werk en bijstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 108, lid 2
  2. Algemene Wet Bestuursrecht
  3. Wet werk en bijstand, art. 18
  4. Wet werk en bijstand, art. 30
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-08-201201-01-201216-08-2012intrekking

17-04-2012

Zaankanter, 8 Augustus 2012

12-004698
01-11-200716-08-2012Nieuwe regeling

02-10-2007

Zaankanter, 30-01-2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Toeslagen en Verlagingen Bijstand Wormerland 2007

De raad van de gemeente Wormerland,

Gelezen het voorstel nummer 2007/ van burgemeester en wethouders d.d 11 september 2007;

gelet op het bepaalde in artikel 108 lid 2 Gemeentewet en de Algemene wet

bestuursrecht en de artikelen 18 en 30 van de Wet werk en bijstand (WWB);

Besluit:

vast te stellen de volgende regeling:

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN BIJSTAND

WORMERLAND 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving
  • 1.

    • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet werk en bijstand (staatsblad 2003,375);

    • b.

      Alleenstaande: de ongehuwde van 21 tot 65 jaar die geen tot zijn last komende kinderenheeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft eenbloedverwant in de eerste graad;

    • c.

      Alleenstaande ouder: de ongehuwde van 21 tot 65 jaar die de volledige zorg heeft vooreen of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert meteen ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • d.

      Gehuwd: een persoon van 21 tot 65 jaar die gehuwd is;

    • e.

      Kind: het in Nederland woonachtige eigen kind, adoptief kind of stiefkind;

    • f.

      Ten laste komend kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder ofde gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

    • g.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • h.

      Woning: een woning, woonwagen of een woonschip;

    • i.

      Woonkosten:

    • 1.

      Indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopendehuursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wetindividuele huursubsidie;

    • 2.

      Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maandomgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woningverschuldigde hypotheekrente, het onderhoud en de in verband met het ineigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onderzakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van deonroerendzaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en heteigenaarsdeel van de waterschapslasten;

    • j.

      Commerciële huurprijs: een kale huurprijs van tenminste € 150,- per maand die isvastgelegd in een schriftelijke, individuele huur/kostgangers overeenkomst. Eventuelevaste lasten worden op de huurprijs in mindering gebracht alvorens toetsing aan decommerciële huurprijs plaatsvindt;

    • k.

      Netto minimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid,onderdeel a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verhoogd metaanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wetover dat minimumloon tenminste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in tehouden loonbelasting, premies volksverzekering, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel ziekenfondspremie; de loonbelasting en de premies volksverzekeringen worden berekend overeenkomstig de bepaling in artikel 55, tweede lid, van die wet;

    • l.

      Een ander: een ieder niet zijnde een bloedverwant in de eerste graad;

    • m.

      Kraakpand: een wederrechtelijk in gebruik genomen woning.

  • 2. Als gehuwd of als echtgenoot wordt mede aangemerkt de ongehuwde van 21 tot 65 jaar die meteen persoon van 21 tot 65 jaar een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft eenbloedverwant in de eerste graad.

  • 3. Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene van 21 tot 65 jaar die duurzaam gescheidenleeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • 4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen van 21 tot 65 jaar hunhoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar doormiddel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien debelanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • a.

      zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de verlening van bijstand alsgehuwden zijn aangemerkt;

    • b.

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaats gevonden van een kind vande een door de ander;

    • c.

      zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens eengeldend samenlevingscontract, of;

    • d.

      zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding dienaar aard en strekking overeenkomst met de gezamenlijke huishouding bedoeld in hetvierde lid.

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 2
  • 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand wordt verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwde.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3
  • 1. De bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 21 van de wet, wordt verhoogd met een toeslag indiende alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van hetbestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheelkunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande oudermet zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft,bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaandeouder met zijn ten laste komende kinderen, op wie het tweede lid niet van toepassing is de helftvan het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 4. Geen toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verleend aan de alleenstaande ofalleenstaande ouder in wiens woning meer dan een ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gezin waarmee de kosten gedeeld kunnen worden,beschouwd als een ander.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 4
  • 1. De bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 21 van de wet, wordt lager vastgesteld indien degehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin debijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kostenmet een ander.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt het bedrag als bedoeld in artikel 3 lid 3 vandeze verordening als de kosten gedeeld kunnen worden met een ander.

  • 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt het bedrag als bedoeld in artikel 3 lid 2 vandeze verordening als de kosten gedeeld kunnen worden met meer dan een ander.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gezin waarmee de kosten gedeeld kunnen worden,beschouwd als een ander.

Artikel 5
  • 1. De bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 21 van de wet, of de toeslag, als bedoeld in artikel 25van de wet, wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of degehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin debijstandsnorm of toeslag voorziet, als gevolg van het bewonen van een woning waaraan geenkosten zijn verbonden.

    • A.

      De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto minimumloon indiener in het geheel geen woonkosten zijn.

    • B.

      De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto minimumloon indieneen hypotheekvrije eigendomswoning wordt bewoond.

    • C.

      De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto minimumloon indieneen kraakpand wordt bewoond.

    • D.

      De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto minimumloon indieneen zwervend bestaan wordt geleid en dientengevolge geen aantoonbare woonlastenaanwezig zijn.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 6

De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt voor een alleenstaande tot 23 jaar, in afwijkingvan het bepaalde in artikel 3 van deze verordening, vastgesteld op 10% van het netto minimumloon.

Artikel 7
  • 1. Indien voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en eenof meer verlagingen op grond van de artikelen 4,5 en 6 geldt, bedraagt de verlaging niet meerdan 20% van het netto minimumloon.

  • 2. Indien voor de belanghebbende meer dan een verlaging op grond van de artikelen 4,5 en 6geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 20% van het netto minimumloon.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 8

De Verordening toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007 treedt in werking op 1 november 2007.

Artikel 9

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10

Deze verordening kan worden aangehaald als: VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN BIJSTAND WORMERLAND 2007

Artikel 11

De verordening Toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 juli 2004, vervalt bij het in werking treden van deze verordening.

Ondertekening

Toelichting bij de regeling

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.

Lid 1:

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

b. Alleenstaande.

De omschrijving van het begrip alleenstaande komt overeen met de beschrijving die de wet hanteert. Degene die geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, kan worden

aangemerkt als alleenstaande.

Uit de omschrijving van het begrip gezamenlijke huishouding blijkt dat twee personen die bloedverwant zijn in de eerste graad (ouder/kind) en een gezamenlijke huishouding voeren niet als gehuwden worden aangemerkt. Om te voorkomen dat twee bloedver-wanten in de

eerste graad, die feitelijke een gezamenlijke huishouding voeren, doch op grond van de definitie van gezamenlijke huishouding niet als gehuwd worden aangemerkt, is in de definitie

uitdrukkelijk opgenomen dat deze personen als alleenstaande moeten worden aangemerkt.

De verordening is van toepassing op personen van 21 tot 65 jaar (artikel 33 Abw, eerste lid).

c. Alleenstaande ouder.

Alleen degene die als alleenstaande de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last

komende kinderen (kind jonger dan 18 jaar), kan als alleenstaande ouder worden

aangemerkt. Dit betekent dat de co-ouder die niet de volledige, doch slechts de gedeeltelijke

zorg voor een of meer kinderen heeft, noch als alleenstaande ouder, noch als alleenstaande

kan worden aangemerkt. De gemeente dient op grond van het algemene

individualiseringsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 13 ABW, vast te stellen welke landelijke

norm en welke gemeentelijke toeslag op belanghebbende van toepassing is.

De verordening is van toepassing op personen van 21 tot 65 jaar.

d. Gehuwden.

De verordening is van toepassing op personen van 21 tot 65 jaar. Hoewel dit ten aanzien van

verlaging van de bijstandsnorm voor gehuwden niet uitdrukkelijk in de wet is vermeld, is dit

wel de intentie van de wetgever.

e. Kind.

Het gaat hierbij om in Nederland woonachtige eigen kind(eren) of stiefkind(eren).

Geadopteerde kinderen worden eveneens hieronder begrepen. Pleegkinderen vallen niet

onder het begrip “kind”, zij worden beschouwd als zelfstandig subject van bijstand.

f. Ten laste komend kind.

Onder het "ten laste komend kind" wordt het kind jonger dan 18 jaar verstaan voor wie de

alleenstaande ouder of gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken. Hierbij geldt dat het

kind wel in Nederland moet wonen.

g. Belanghebbende.

Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is

betrokken. In het geval van gehuwden zijn beide echtgenoten belanghebbende; beiden

hebben een rechtstreeks belang bij een besluit van burgemeester en wethouders inzake de

verlening van bijstand. De overige leden van een gezin, die onder de gezinsbijstand vallen,

hebben geen afzonderlijk opeisbaar recht op bijstand. Zij kunnen dan ook niet als

belanghebbende worden aangemerkt.

Verordening Toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007

h. Woning.

Het in deze verordening vastgelegde beleid ten aanzien van toeslagen en verlagingen heeft

mede betrekking op bewoners van een woonwagen of een woonschip.

i. Woonkosten.

Deze omschrijving is ontleend aan de Algemene bijstandswet. Hiermee is aansluiting gezocht

bij de huidige werkwijze. Voor de woonkosten van een huurwoning wordt aangesloten bij de

minimumhuurgrens die de Wet individuele huursubsidie hanteert. Voor de woonkosten van

een eigen woning wordt rekening gehouden met de te betalen hypotheekrente en de zakelijke

lasten die aan het hebben van een eigen woning verbonden zijn. Voor wat betreft de

hypotheekrente gaat het hierbij om de rente voor (dat deel) van de hypotheek die is afgesloten

voor de financiering van de woning. Rente verbonden aan (een deel) van de hypotheek, die

betrekking heeft op bijvoorbeeld de financiering van duurzame gebruiksgoederen, wordt niet

meegenomen.

j. Bij het huren van een kamer of het zijn van een kostganger dient een bepaalde huurprijs

betaald te worden. Om ongelijkheid en willekeur te voorkomen moet de huurprijs bij kamer

huur of het zijn van een kostganger gelijk gesteld worden aan een commerciële huurprijs.

Een commerciële huurprijs is een kale huurprijs van tenminste € 150,00 per maand die is

vastgelegd in een schriftelijke, individuele huur/kostgangers overeenkomst. Eventuele vaste

lasten worden op de huurprijs in mindering gebracht alvorens toetsing aan de commerciële

huurprijs plaatsvindt.

Lid 2:

De ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, wordt als gehuwde

aangemerkt. Dit betekent dat zij bij de vaststelling van het recht op uitkering en de hoogte van de

uitkering worden behandeld als waren zij gehuwd.

Bloedverwanten in de eerste graad (ouder/kind) vallen niet onder het begrip gezamenlijke

huishouding.

Lid 3:

De gehuwde die duurzaam gescheiden leeft van degene met wie hij is gehuwd, wordt als

ongehuwde aangemerkt.

Lid 4:

Dit lid geeft een nadere aanduiding van het begrip "gezamenlijke huishouding".

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt

verstaan onder "het blijk geven zorg te dragen voor een ander".

Lid 5:

In een viertal situaties wordt in ieder geval geacht sprake te zijn van een gezamenlijke huishouding.

Hebben twee personen in dezelfde woning het hoofdverblijf en doet zich een

dergelijke situatie voor, dan worden zij zonder nadere bewijsvoering en zonder de mogelijkheid van

tegenbewijs geacht een gezamenlijke huishouding te voeren.

Onder punt d. wordt verwezen naar de situatie waarin betrokkenen elders staan geregistreerd als een

gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de omschrijving in artikel 1,

vierde lid. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende

welk tijdvak, ertoe leiden dat de betrokkenen, indien zij gezamenlijk gehuisvest zijn, worden geacht

een gezamenlijke huishouding te voeren.

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 2.

Verordening Toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007

Artikel 8 van de WWB schrijft voor dat de verordening vaststelt voor welke categorieën de

bijstandsnorm wordt verlaagd of verhoogd. De categorie-indeling is gebaseerd op de WWB. De

begrippen zijn nader uitgelegd in artikel 1 van de verordening.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3.

Lid 1:

Bij de vaststelling van de basisnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder is de wetgever

uitgegaan van de veronderstelling dat betrokkene de bestaanskosten geheel met een ander kan

delen. Indien dit niet het geval is, wordt de basisnorm verhoogd met een toeslag. In de toelichtende

stukken op het wetsvoorstel is hierover opgenomen dat voor het bepalen van de hoogte van de

toeslag alle extra algemeen noodzakelijke bestaanskosten in aanmerking worden genomen die de

alleenstaande of de alleenstaande ouder heeft ten opzichte van degene die met zijn partner een

gezamenlijke huishouding voert.

De mate waarin de bestaanskosten kunnen worden gedeeld bepaalt, zoals gezegd, de hoogte van de

toeslag. De toeslag bedraagt minimaal 0% en ten hoogste 20% van het netto minimumloon.

Degene die voor een toeslag in aanmerking wenst te komen, moet aannemelijk maken dat

er geen sprake is van kosten die kunnen worden gedeeld en dat er derhalve terecht aanspraak op een

toeslag wordt gemaakt. De toeslag maakt een integraal deel uit van de bijstandsuitkering. De

algemene inlichtingenverplichting die op de aanvrager rust, geldt ook voor het toeslagdeel. Aanvrager

zal dan ook door middel van het overleggen van gegevens het recht moeten aantonen.

Lid 2:

Artikel 30, tweede lid, WWB schrijft voor dat de toeslag, onverminderd het bepaalde in artikel 27, 28

en 29 van de wet, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende

kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt bepaald op het maximumbedrag,

genoemd in artikel 25, tweede lid WWB. De maximale toeslag komt neer op 20% van het netto

minimumloon. In deze verordening wordt volstaan met een verwijzing naar het bedrag zoals dat in de

wet is genoemd. Dit bedrag wordt regelmatig (veelal halfjaarlijks) bijgesteld. De artikelen 27, 28 en 29

WWB geven de gemeente de bevoegdheid om voor bepaalde categorieën de bijstandsnorm of de

toeslag lager vast te stellen.

Dit betekent dat, indien aanvrager voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 25, tweede lid, van

de wet, het toch kan zijn dat er geen recht op een toeslag bestaat van 20% van het netto

minimumloon, indien de gemeente daarnaast tevens gebruik maakt van de mogelijkheid om de

bijstandsnorm of de toeslag te verlagen.

Lid 3

Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden

op omdat woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen,

verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager,

omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Deze schaalvoordelen

worden berekend op 10%. Indien er op enigerlei wijze sprake is van het kunnen delen van deze

kosten, wordt de toeslag als gevolg van de optredende schaalvoordelen vastgesteld op 10% van het

netto minimumloon.

Indien er sprake is van onderhuur wordt verwezen naar de toelichting bij het vierde lid.

Verordening Toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007

Lid 4

Met deze omschrijving wordt beoogd dat degene die meerdere inwonenden heeft, geen aanspraak

heeft op een toeslag. Door de gekozen omschrijving heeft deze bepaling geen invloed op de

inwonende zelf. Als voorbeeld, de alleenstaande (hoofd)bewoner die twee kamers verhuurt aan

alleenstaanden, heeft geen recht op een toeslag.

Lid 5

Deze bepaling voorkomt dat de inwoning van een echtpaar tot een ongewenste verlaging zou leiden.

Weliswaar is in die situatie sprake van twee inwonenden, maar het “schaalvoordeel” is niet groter.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 4.

Lid 1

De hoogte van de uitkering van alleenstaanden en alleenstaande ouders is afhankelijk van de mate

waarin zij de kosten van het bestaan kunnen delen. Hoe meer kosten kunnen worden gedeeld, hoe

lager de toeslag is. Ook gehuwden kunnen schaalvoordelen genieten aangezien zij de kosten van het

bestaan kunnen delen omdat zij de door hen bewoonde woning niet alleen bewonen. Deze

schaalvoordelen leiden ertoe dat de gehuwdenuitkering wordt verlaagd.

Lid 2 en 3

Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden

op omdat de woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen,

verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager,

omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Deze schaalvoordelen

worden gelijkgesteld aan het bedrag van artikel 3 tweede of derde lid van de verordening. Daarmede

is het verlagen van de uitkering het spiegelbeeld van het toeslagenbeleid.

Lid 4

Deze bepaling voorkomt dat de inwoning van een echtpaar tot een ongewenste verlaging zou leiden.

Weliswaar is in die situatie sprake van twee inwonenden, maar het “schaalvoordeel” is niet groter.

Artikel 5.

Lid 1

De bijstandsuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van

het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien

belanghebbende geen woonkosten heeft, wordt de uitkering verlaagd.

Lid 2

De verlaging voor alleenstaanden en alleenstaande ouders wordt in mindering gebracht op de (in

eerste instantie) berekende toeslag. Indien de toeslag lager is dan de in het tweede lid opgenomen

verlaging, wordt het restant op de basisnorm gekort. Daar gehuwden geen toeslag ontvangen, vindt bij

hen de verlaging op de basisnorm plaats.

Artikel 6.

Verordening Toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland 2007

De ABW kende afzonderlijke normen voor 21-jarige en 22-jarige alleenstaanden De normsystematiek

in de Abw en de WWB kent deze niet. Het gevolg is dat een uitkering voor een 21 of 22 jarige hoger is

dan een WW of Wajong uitkering en maar erg weinig lager dan het minimum loon bij een voltijds

dienstbetrekking. Weinig stimulans om arbeid te aanvaarden dus. Jurisprudentie in dit kader heeft

uitgewezen, dat het niet mogelijk is om in het geheel geen toeslag toe te kennen. Met toepassing van

artikel 29 van de wet wordt de toeslag voor 21-jarige en 22-jarige alleenstaanden op 10% van het

netto minimumloon gesteld.

Artikel 7.

Indien gebruik wordt gemaakt van de verlagingsmogeijkheden zoals die zijn genoemd in de artikelen

4, 5 en 6, dient rekening te worden gehouden met de effecten van cumulatie van factoren. Een

dergelijke cumulatie kan er namelijk toe leiden dat de uitkering die overblijft onvoldoende is om in de

algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 8

De verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2007.

Artikel 9

Artikel 7 van de wet schrijft voor dat de uitvoering van de wet berust bij burgemeester en wethouders.

Burgemeester en wethouders kunnen deze bevoegdheid overeenkomstig hetgeen hierover in de wet

geregeld is delegeren aan ambtenaren.

Artikel 10

Dit is het citeerartikel van de verordening.

Artikel 11

De Verordening Toeslagen en verlagingen bijstand Wormerland vervalt per gelijke datum als bedoeld in artikel 8.