Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Klachtenverordening |
Citeertitel | Klachtenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-07-2005 | art. 2 | 21-06-2005 Twents Volksblad, 05-07-2005 | 05.5180 | ||
19-07-2000 | 10-07-2014 | nieuwe regeling | 11-07-2000 Twents Volksblad, 18-07-2000 | 00.5165 |
Deze verordening verstaat onder:
bestuursorgaan : het orgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;
De klachtencommissie bestaat uit een voorzitter en twee andere leden, die door de gemeenteraad worden benoemd, geschorst en ontslagen. Uit de twee andere leden wordt een plaatsvervangend voorzitter benoemd. De leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan.
Artikel 4 Secretariaat commissie
Onverminderd het bepaalde in artikel 103 van de Gemeentewet kan door de gemeentesecretaris een gemeenteambtenaar worden aangewezen voor de vervulling van de functie van secretaris van de commissie. De gemeentesecretaris kan eveneens een waarnemend secretaris aanwijzen.
Een mondelinge klacht moet bij de secretaris van de klachtencommissie worden ingediend. Indien de indiener van de klacht dit wenst, draagt de secretaris er zorg voor dat de klacht op schrift wordt gesteld. De klager ontvangt hiervan een afschrift.
De commissie stelt de klager, het bestuursorgaan en - waar het een gedraging van een ambtenaar betreft - de betrokken ambtenaar in de gelegenheid hun standpunt mondeling - hetzij in persoon, hetzij bij gemachtigde - toe te lichten. De voor de hoorzitting uitgenodigde ambtenaren zijn verplicht aldaar te verschijnen en - behoudens het bepaalde in artikel 8, tweede lid - de gevraagde inlichtingen te verstrekken.
Indien meer dan één persoon wordt gehoord, gebeurt dat in elkaars aanwezigheid. De commissie kan evenwel besluiten de betrokkenen - al dan niet op hun verzoek - afzonderlijk te horen, indien aannemelijk is, dat het gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling van de klacht kan belemmeren of dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Artikel 7:6, leden 3 en 4 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8 Overleggen stukken en verstrekken inlichtingen
Betrokkenen kunnen zich van het verstrekken van inlichtingen verschonen wegens ambts- of beroepsgeheim, doch alleen voor zover het betreft datgene waarvan de wetenschap hen als zodanig is toevertrouwd. Ambtenaren kunnen zich slechts met verwijzing naar de hen bij of krachtens de Ambtenarenwet opgelegde geheimhoudingsplicht verschonen voor zover het verstrekken van de verlangde inlichtingen in strijd is met enige andere wettelijke bepaling tot geheimhouding of met het belang van de staat.
Artikel 10 Rapport van bevindingen
Indien de klacht betrekking heeft op een gedraging van het college van burgemeester en wethouders of een lid van dat college of op een gedraging van de burgemeester en de conclusies van het college van burgemeester en wethouders dan wel van de burgemeester afwijken van het advies van de commissie, brengt het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester het rapport van bevindingen - met inbegrip van het advies en eventuele aanbevelingen - van de commissie en zijn conclusies zo spoedig mogelijk ter kennis van de commissie algemene bestuurlijke zaken.
De commissie brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden. Het jaarverslag is openbaar.
Als gevolg van het in werking treden van hoofdstuk 9 van de wet per 1 juli 1999 is met ingang van die datum de vorige Klachtenverordening van rechtswege vervallen. De wet bevat sinds genoemde datum de kernbepalingen met betrekking tot de behandeling van klachten. Op grond van het bepaalde in artikel 121 Gemeentewet ("De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn.") moet worden aangenomen dat de raad bevoegd is een verordening te maken waarin de keuze - die de wet in afdeling 9.3 biedt - omtrent de wijze van behandeling van klachten is neergelegd. Verder moet worden aangenomen dat de raad bevoegd is aanvullende regels te stellen omtrent de wijze van behandeling van klachten. Beide soorten regels zijn in de Klachtenverordening neergelegd. Voor een deel zijn bepalingen uit de vorige Klachtenverordening overgenomen.
bestuursorgaan: wie bestuursorgaan is wordt, nu het intern klachtrecht in de wet is opgenomen, niet meer bepaald (zoals onder de vorige Klachtenverordening) door de Klachtenverordening zelf, maar door de wet. Deze verstaat in artikel 1:1, eerste lid onder bestuursorgaan:
Orgaan van de gemeente zijn in ieder geval de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester (vgl. artikel 6 Gemeentewet). Daarnaast zijn bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht de commissies, waaraan op grond van de artikelen 81 e.v. van de Gemeentewet bevoegdheden van de raad, van het college van burgemeester en wethouders of van de burgemeester zijn overgedragen. Door de Rechtbank te Leeuwarden is in een uitspraak van 8 februari 1996 (RAwb 1996, nr. 89) ook een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet (een commissie, die tot taak heeft over bezwaarschriften te adviseren) als een bestuursorgaan aangemerkt. Door deze uitspraak is onzeker of ook de raadscommissies (die slechts een adviserende bevoegdheid hebben) als bestuursorgaan zijn aan te merken.
Waarschijnlijk zijn individuele collegeleden niet als bestuursorgaan aan te merken. De eventueel door het college aan één of meer van zijn leden opgedragen bevoegdheden worden immers in naam en onder verantwoordelijkheid van het college (mandaat) uitgeoefend (artikel 168 lid 2 Gemeentewet).
De klachtenvoorziening strekt zich ook uit over mondelinge klachten (artikel 9:2 van de wet). De afdelingen 9.2 en 9.3 van de wet zijn evenwel alleen op schriftelijke klachten van toepassing. Er dient een centraal punt te zijn waar mondelinge klachten worden ingediend. Gekozen is voor de secretaris van de klachtencommissie. Indien de klager dit wenst, zet de secretaris de klacht op schrift. Het gevolg daarvan is dat de afdelingen 9.2 en 9.3 van de wet van toepassing worden. De secretaris van de klachtencommissie dient de klager daarop te wijzen. Indien de klager geen schriftelijke vastlegging van de klacht wenst, blijven deze afdelingen buiten toepassing. Voor de klachtencommissie is in dat geval geen taak weggelegd. De klacht wordt op een informele wijze behandeld.
Betrokkenen worden als hoofdregel in elkaars aanwezigheid gehoord. Voor uitzonderingen op deze regel is aansluiting gezocht bij de criteria van artikel 7:6, tweede lid, van de wet.
De situatie dat de stemmen staken zal zich, gelet op het bepaalde dat alle drie de leden aanwezig moeten zijn, alleen voordoen als één van de leden zich van stemming onthoudt. Voor het geval deze situatie zich voordoet, beslist de stem van de voorzitter.
Artikel 10 Rapport van bevindingen
Op grond van het bepaalde in artikel 9:11 van de wet dient het bestuursorgaan de klacht af te handelen binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift. Indien afdeling 9:3 van toepassing is, wordt de termijn verlengd tot tien weken. Het bestuursorgaan kan de afhandeling van de klacht voor ten hoogste vier weken verdagen. Met name indien de raad het bestuursorgaan is, zal aan de mogelijkheid tot verdaging behoefte bestaan. Van de verdaging dient schriftelijk mededeling te worden gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
In artikel 9:15, vierde lid, van de wet is geregeld dat het rapport van bevindingen vergezeld gaat van een advies en van eventuele aanbevelingen. Voorts bevat het rapport het verslag van het horen.
Artikel 9:12 van de wet bepaalt dat het bestuursorgaan de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis stelt van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt (de klachtencommissie doet dit derhalve niet zelf!). Het wordt gewenst geacht om, indien over een gedraging van een ambtenaar wordt geklaagd, ook deze ambtenaar van deze bevindingen en conclusies in kennis te stellen.
Het uitbrengen van een jaarverslag kan een belangrijke bijdrage leveren aan het leereffect dat van een klachtenvoorziening kan uitgaan. In het jaarverslag kunnen bepaalde trends worden geschetst waarmee de organisatie haar voordeel kan doen.