Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en voor andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2002 |
Citeertitel | Reglement van orde gemeenteraad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het reglement van orde van de raad van 1992, gewijzigd bij besluit van 19 juli 1995. In deze versie zijn de volgende wijzigingen verwerkt:
18-12-2002;
19-03-2002;
17-03-2004;
21-04-2004;
22-03-2006;
09-07-2008;
18-11-2009;
19-05-2010;
16-10-2013.
Wijziging artikel 5 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2002
Gemeentewet, art. 16
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 28-03-2014 | wijziging artikel 5 | 16-10-2013 Stad Tiel30-10-2013 | Regelgevingregister 2013 nr. 9.02, Gemeenteraad 16-10-2013 nr. 5a | |
19-06-2010 | 01-01-2014 | wijziging regeling 44a | 19-05-2010 19-05-2010 Zakengids 11-06-2010 | regelgevingregister 2010 nr. 9.01, Gemeenteraad 19-05-2010 nr. 10 | |
05-12-2009 | 19-06-2010 | wijziging regeling 44a | 27-11-2009 gemeenteblad 2009, 9.01 | 18-11-2009 |
Nr. 4, afdeling SE De raad der gemeente Tiel
dat het vanwege de herziening van de Gemeentewet per 7 maart 2002 noodzakelijk is een nieuw reglement van orde voor de vergaderingen van de raad vast te stellen;
gelezen het voorstel van het college d.d. 8 maart 2002
gelet op artikel 16 van de Gemeentewet
In dit reglement wordt verstaan onder:
• voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;
• amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;
• subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft; motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken; • voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;
• initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.
1. het leiden van de vergadering;
3. het doen naleven van het reglement van orde;
4. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
- de vervangend voorzitter van de raad;
- de voorzitters van de raadscommissies;
- de voorzitters van in de raad vertegenwoordigde fracties die geen voorzitter van een raadscommissie leveren.
De griffier en de loco-griffier zijn bij elke vergadering van het presidium aanwezig. De vervanging van de leden van het presidium geschiedt bij besluit van de raad.
Het presidium stelt de voorlopige agenda voor de vergaderingen van de raad vast, bespreekt de voorlopige agenda's van de raadscommissies, de beeldvormende avonden en bereidt de overige werkzaamheden van de raad en de organisatie daarvan, voor. Het presidium komt maandelijks bijeen op een nader te bepalen vaste avond.
Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie leden van de raad, bijgestaan door de griffier. Overeenkomstig de bepalingen van de Kieswet onderzoekt de commissie de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
De wethouders worden uitgenodigd voor een vergadering van de raad en nemen deel aan de beraadslaging. De griffier is belast met het uitnodigen van de wethouders.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd en als zodanig gewaarmerkt. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Voor, tijdens en na de vergadering is het de aanwezigen in de raadszaal niet toegestaan te roken.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend. Indien tot het wijzigen van de notulen van de vorige vergadering wordt besloten, wordt hiervan melding gemaakt in de samen te stellen notulen van de vergadering waarin tot deze wijziging wordt besloten. De wijziging wordt voorts door de zorg van de griffier overgébracht in de notulen van de vorige vergadering. De wijziging wordt door de voorzitter en de griffier gewaarmerkt.
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk moment tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden stelt het college, dan wel de burgemeester, de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaats vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Elk lid heeft het recht om bij de rondvraag één of meer mondelinge vragen aan de burgemeester of aan het college te stellen over een onderwerp van zodanige actualiteit, dat het stellen van schriftelijke vragen minder doelmatig is. De vragen dienen kort en duidelijk geformuleerd aan de voorzitter gericht te worden.
Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken meldt dit uiterlijk 6 uur voorafgaand aan de aanvang van de vergadering aan de voorzitter. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres, telefoonnummer en hoedanigheid, alsmede het onderwerp waarover hij het woord wil voeren. De voorzitter overlegt aan de leden van de raad bij de aanvang van de vergadering een opgaaf van sprekers die het woord willen voeren.
Een verzoek om een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering te plaatsen is slechts geldig indien dat verzoek:
Het presidium adviseert de raad over de wijze van afdoening van het burgerinitiatiefvoor stel. Indien er geen weigeringsgronden zijn plaatst het presidium het burgerinitiatiefvoor stel op de voorlopige agenda voor de eerstvolgende vergadering van de raad. Indien het presidium weigeringsgronden aanwezig acht, brengt het presidium dit in het advies aan de raad tot uitdrukking.
De raad beslist of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 440 sub a, kan de raad het voorstel ter afdoening in handen stellen van burgemeester en wethouders of de burgemeester. Een afwijzing moet duidelijk worden gemotiveerd.
De voorzitter draagt er zorg voor dat de verzoeker wordt uitgenodigd voor de vergadering van de raad waarin het initiatiefvoorstel voorlopig is geagendeerd. De verzoeker krijgt tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te ljchten.5. Binnen twee weken nadat de raad over het initiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekend gemaakt op de wijze die is aangegeven in de artikelen 3:41 en 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwezen naar de desbetreffende commissie.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeen komstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. Eventuele stukken ten behoeve van een besloten vergadering en waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden gewaarmerkt en bij de griffier ter inzage gelegd alsmede tijdig op de huisadressen van de leden van de raad bezorgd.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad d.d. 14 maart 2002
de voorzitter
RaadI2002Imrtl 4/4.2
ALGEMENE TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN VOOR ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD
In artikel 16 van de Gemeentewet is bepaald dat de raad een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden dient vast te stellen. Het huidige reglement van orde in onze gemeente dateert van 18 november 1992. Op 19 juli 1995 is het reglement aangepast aan de herziening van de gemeentewet per 1januari1994.
De inwerkingtreding van de ingrijpende herziening van de Gemeentewet per 7 maart 2002 (dualisering gemeentebestuur) noodzaakt tot een verregaande aanpassing van het reglement van orde. Van de zijde van de VNG is een nieuw model-reglement vervaardigd, dat als uitgangspunt heeft gefungeerd voor het ontwerp dat thans voor u ligt. Dit ontwerp bevat in beginsel uitsluitend wijzigingen ten opzichte van het bestaande reglement van orde die vanwege de komende herziening van de Gemeentewet onvermijdelijk zijn. In dit verband verdienen de volgende thema’s aandacht. a. Presidium
Het ontwerp-reglement introduceert een presidium (artikel 5) dat bij de voorbereiding en agendering van raadsvergaderingen een hoofdrol speelt. In de lijn van de hedendaagse inzichten over duaal bestuur biedt het presidium de raad een mogelijkheid om direct invloed uit te oefenen op prioriteitsstelling in de besluitvorming. In het overleg met fractievoorzitters op 14 janüari 2002 is de gedachte tot instelling van een presidium als zodanig reeds aanvaard. Het ontwerp voorziet in een samenstelling waarbij de voorzitter, zijn vervanger en een tweetal leden van de raad tezamen het presidium vormen. Het presidium vergadert als regel in het openbaar, behoudens uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer het college vertrouwelijke stukken aan de raad overlegt.
Als uitwerking van de principes van duaal bestuur bepaalt 21, lid 2 van de (nieuwe) Gemeentewet dat een wethouder, al dan niet op zijn verzoek, door de raad kan worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen. Deze formulering biedt de mogelijkheid om per raadsvergadering te beslissen of een wethouder bij die vergadering aanwezig zal zijn. Een dergelijke benadering is te vinden in het model-reglement. De voorgestelde formulering in artikel 11 van het ontwerp-reglement sluit meer aan bi] de eisen van de bestuurspraktijk.
Het vigerende reglement van orde kent geen spreekrecht voor burgers tijdens raadsvergaderingen. De herziene Gemeentewet schrijft een dergelijk spreekrecht niet voor. Omdat in het beraad met fractievoorzitters is afgesproken dat het reglement in beginsel uitsluitend zal worden aangepast aan de bepalingen van de herziene Gemeentewet, is het spreekrecht niet in het ontwerp-reglement opgenomen. Het is denkbaar dat dit thema in de komende bezinningsperiode van 4 maanden aan bod komt.
Het vigerende reglement van orde kent in art. 42 een rondvraag aan het slot van elke raadsvergadering. Dan kan elk raadslid aan leden van het college mondelinge vragen stellen over een actueel onderwerp. Die vragen worden zo mogelijk terstond beantwoord. Debat is niet toegestaan. Artikel 155, lid 1 van de nieuwe Gemeentewet introduceert voor raadsleden het recht om aan het college mondeling (of schriftelijk) vragen te stellen. Het is mogelijk om dit wettelijk recht om mondeling vragen te stellen te kanaliseren via de introductie van een vast vragenuur aan het slot van elke raadsvergadering. Het ontwerpreglement voorziet in een vragenuur in artikel 42. Daarin is een beperkte vorm van debat opgenomen (zie lid 6 en 7).
e. Verantwoording vanuit andere organisaties
Het vigerende reglement van orde kent in de artikelen 45 en 46 een tweetal bepalingen die tot doel hebben raads- en collegeleden in staat te stellen zich te verantwoorden voor hun functioneren binnen het (algemeen) bestuur van een gemeenschappelijke regeling. Een min of meer indentieke bepaling is opgenomen in artikel 47 van het ontwerp-reglement. De voorgestelde formulering reikt echter verder, omdat deze tevens betrekking heeft op het bestuurslidmaatschap van andere organisaties dan gemeenschappelijke regelingen (art. 47, lid 4).
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN VOOR ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD (2002)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. Voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur nam een wethouder de taken van de burgemeester als voorzitter van de raad waar. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadsiaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent beëdiging, woonplaats et cetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt.
De secretaris houdt zich bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris uitnodigt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.
In de Algemene Toelichting is al aandacht besteed aan de taak en de samenstelling van het presidium. Naast de griffier kan het zinvol zijn om de secretaris aan de vergaderingen van het presidium te laten deelnemen.
HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. In gevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd. De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad vervalt door inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 33 tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractie-assistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het Reglement van Orde opgenomen fractiebegrip. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er geen verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee.
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereiden
Artikel 8 Tijd en plaats van vergaderen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste, een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegezonden.
Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om een week voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de “waan”van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractie in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Op de strekking van dit artikel is in de algemene toelichting ingegaan. Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde “achterliggende” stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s etc.).
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op internet toegevoegd.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Dit artikel is in overeenstemming met artikel 8 van het vigerende reglement van orde.
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. Artikel 16 Zitplaatsen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 17 Opening vergadering
De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.
Het recht om aanpassingen voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder dat/die niet bij de desbetreffende vergadering aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 25).
Artikel 23 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het desbetreffende aan de orde zijnde onderwerp.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26 derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 25 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 52 van dit reglement.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld in principe in zijn geheel beraadslaagt. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 23).
Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven voor de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming, begint.
Deze bepaling beoogt niet meer dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint is geregeld in artikel 18. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 31 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt doorverwezen naar de artikelen 1 en 35 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Artikel 32 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slecht keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen. In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.
Artikel 33 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 34 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op een voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen (art. 147b Gemeentewet). Wanneer een amendement is ingediend kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situatie) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 23). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen maar gelijktijdig met de beraadsiaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 38 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 37 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 38).
Artikel 38 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend in artikel 147a Gemeentewet. Het ontwerp voorziet in tijdige indiening van initiatiefvoorstellen, voor de verzending van de oproep ter vergadering als bedoeld in artikel 9. In voorkomende gevallen informeert de voorzitter het presidium.
Indien een collegevoorstel is geagendeerd op de wijze die artikel 10 voorschrijft, dan kan het college een voorstel niet eenzijdig terugnemen. In dat geval is instemming van de raad vereist.
Dit artikel geeft nadere regels ter uitwerking van artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere 7 inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Deze bepaling is voldoende toegelicht in de Algemene Toelichting.
Grondslag van dit artikel vormen de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet inzake de verantwoordingsplicht van het college en de burgemeester jegens de raad.
Deze bepaling is identiek aan artikel 42 in het vigerende Reglement van Orde.
HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING
Artikel 45 Procedure begroting en artikel 46 Procedure jaarrekening
Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure zal jaarlijks worden bepaald.
HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 47 Verslag; verantwoording
Voor een toelichting op deze bepaling wordt verwezen naar de Algemene Toelichting.
HOOFSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering, in artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedure voorschriften opgenomen voor het sluiten van de deuren” en de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 51 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van de stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN PERS
Artikel 52 Toehoorders en pers
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.