De raad van de gemeente Rhenen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 juni 2011 (datum
vermelden);
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de Verordening ruimte- en inrichtingseisen
peuterspeelzalen
Artikel 1 Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen
daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen en Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen .
Artikel 2 Groepspeelruimte
- 1.
In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2
bruto-oppervlakte aan groepsspeelruimte beschikbaar.
- 2.
Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de
leeftijd van de op te vangen kinderen.
Artikel 3 Buitenspeelruimte
- 1.
De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.
- 2.
De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:
- a.
voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;
- b.
een oppervlakte van minimaal 3 m2
bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind;
- c.
ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te
vangen kinderen.
Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders
- 1.
Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze
verordening gestelde regels.
- 2.
Burgemeester en wethouders wijzen de directeur van de GGD Midden
Nederland aan als toezichthouder.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
- 1.
De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel
2.2, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen of de instandhouding redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften uit deze
verordening.
- 2.
Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks
of de exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in
overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.
- 3.
Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de
toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van
de bij deze verordening gestelde voorschriften.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
- 1.
De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een
onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.
- 2.
Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of
krachtens artikel 2 en 3 gegeven voorschriften niet zijn of zullen
worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.
- 3.
Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de
houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en
daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder
vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.
- 4.
De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de
houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage
legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.
- 5.
De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na
de vaststelling daarvan openbaar.
- 6.
De toezichthouder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de
vaststelling van het rapport.
Artikel 7 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten
of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van
kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal
leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 8 Overgangsbepaling
Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet
de houder van een peuterspeelzaal aan de voorschriften uit deze
verordening.
Artikel 9 Intrekking voorgaande regeling en inwerkingtreding
- 1.
De Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Rhenen 2006 wordt
ingetrokken.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op
haar bekendmaking.
Artikel 10 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening ruimte- en
inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Rhenen 2011.