Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alkmaar

Re-integratieverordening WWB Gemeente Alkmaar

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlkmaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening WWB Gemeente Alkmaar
CiteertitelRe-integratieverordening WWB Gemeente Alkmaar
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt per 29-03-2012 de Re-integratieverordening van 30 september 2004.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147 
  2. Wet werk en bijstand, art. 7 
  3. Wet werk en bijstand, art. 8 
  4. Wet werk en bijstand, art. 10, lid 2 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-03-201201-01-201201-05-2015nieuwe regeling

15-03-2012

Officiële Mededelingen, 28-03-2012

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening WWB Gemeente Alkmaar

Raadsbesluit

Nr.

De raad van de gemeente Alkmaar;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 65;

gelet op het advies van de Algemene raadscommissie;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;

besluit:

vast te stellen de Re-integratieverordening WWB Gemeente Alkmaar.

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. De wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

  • d. WI: De wet inburgering

  • e. Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wwb, de IOAW of de IOAZ.

  • f. Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij UWV WERKbedrijf (UWV)

  • h. Nugger: de persoon die als werkzoekende is geregistreerd bij het UWV en die geen uitkeringsgerechtigde is.

  • i. Jongeren: personen die jonger zijn dan 27 jaar

  • j. Voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze Verordening.

  • k. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar.

  • l. De raad: de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar.

  • m. Arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet;

  • n. Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk.

  • o. Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

  • *

    p. vrijwilligerswerk: onbetaalde, onverplichte activiteiten voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week bij een non profit organisatie als gevolg waarvan de re-integratie van de deelnemer wordt bevorderd en gericht is op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Het is een middel voor het opdoen of behouden van werkritme.

  • q. doelgroep de personen wonende in de gemeente Alkmaar en jonger dan 65 jaar die algemene bijstand ontvangen, dan wel een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ, personen als bedoeld in artikel 10 tweede lid van de wet, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, niet-uitkeringsgerechtigden en inburgeringsplichtigen op grond van de Wet Inburgering (WI);

  • r. Sociale activering: het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of het deelnemen aan activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • *

    s. cliëntenraad: De overlegvorm waarin maatschappelijke organisaties en zelforganisaties deelnemen en overleggen over het te voeren en gevoerde gemeentelijk beleid op het gebied van de Wet Werken naar Vermogen, alsmede over uitvoeringszaken.

PARAGRAAF 2 BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college besluit over het aanbieden van ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling aan personen uit de doelgroep waarbij het bepaalde in artikel 40, eerste lid van de wet onverminderd van toepassing is.

  • 2.

    Bij de keuze voor de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4.

    Het college kan jaarlijks een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen of doelgroepen. Een door het college vastgesteld subsidie- of budgetplafond, kan een weigeringsgrond vormen voor de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1.

    De raad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven.

  • 2.

    Dit plan omvat in elk geval:

    • -

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • -

      de wijze waarop de aanbesteding wordt vorm gegeven;

    • -

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • -

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3.

    Het college verantwoordt via de jaarrekening aan de raad over de rechtmatigheid, doeltreffendheid en de effecten van het beleid. .

  • 4.

    Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid, alsmede het verslag als bedoeld in het derde lid bevat het oordeel van de cliëntenraad.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Personen behorende tot de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 lid 1 genoemde beleidsplan.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    Een uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    Uitkeringsgerechtigden die deelnemen aan een voorziening zijn gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Wet SUWI), alsmede aan de verplichtingen die het college aan de deelname aan de voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde, die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 4.

    Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan hij gehouden worden de kosten van die voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te betalen.

  • 5.

    Personen aan wie het college een voorziening aanbiedt in het kader van deze verordening en uitvoeringsinstanties die zijn betrokken bij het uitvoeren van deze verordening zijn verplicht om uit eigen beweging of desgevraagd het college onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van deze verordening, eventueel onder overlegging van bewijsstukken.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1.

    Ten aanzien van elke uitkeringsgerechtigde wordt uiterlijk 6 maanden na melding bij het UWV beoordeeld of het noodzakelijk is een voorziening aan te bieden.

  • 2.

    Ten aanzien van uitkeringsgerechtigden jonger dan 27 geldt, dat conform artikel 44 vierde lid van de wet als bijlage bij het besluit tot toekenning van algemene bijstand een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de wet wordt opgenomen. Dit plan bevat ook de beoordeling of het noodzakelijk is een voorziening aan te bieden.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

PARAGRAAF 3 VOORZIENINGEN

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    In het beleidsplan, als bedoeld in artikel 3, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, aan de voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3.

    Om voor de hieronder omschreven en opgesomde ondersteuning en voorziening in aanmerking te komen, dient de persoon te behoren tot de in artikel 2, eerste lid van deze verordening opgenomen en beschreven doelgroep en als werkloos werkzoekende geregistreerd te zijn bij het UWV.

  • 4.

    Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 14 nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden.

    • b.

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen.

    • c.

      De aanvraag van en de besluitvorming over premies.

    • d.

      De betaling van premies en het verlenen van voorschotten.

    • e.

      Het vragen van een eigen bijdrage.

    • f.

      Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen.

  • 5.

    Voor het bepalen van de vorm en inhoud van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a, van de wet, gelden de volgende regels:

    • a.

      Het college stemt de ondersteuning af op de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

    • b.

      Het college stemt de verplichtingen die in het plan van aanpak worden opgenomen af op de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 6.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 lid 2 van deze verordening herhaaldelijk niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt geen uitkeringsgerechtigde meer is of niet langer als werkloos werkzoekende geregistreerd staat bij het UWV;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

PARAGRAAF 4 INSTRUMENTEN VOOR REÏNTEGRATIE

Artikel 8 Loon boven uitkering

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een tijdelijk dienstverband aanbieden in plaats van een uitkering.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 9. Werken met behoud van uitkering

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden ter bevordering van de arbeidsinschakeling een tijdelijke stage- of werkervaringsplaats aanbieden zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op de uitkering.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 10 Vrijwilligerswerk

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden vrijwilligerswerk aanbieden.

  • 2.

    Voor het verrichten van vrijwilligerswerk kan het college een onkostenvergoeding verstrekken tot het wettelijk maximum per jaar.

Artikel 11 Sociale activering

Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een re-integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

Artikel 12 Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid moet het college alleenstaande ouders met een ontheffing van de arbeidsverplichting een scholingsaanbod doen.

  • 3.

    Voor uitkeringsgerechtigden, die niet beschikken over een startkwalificatie, wordt binnen zes maanden na aanvang van de uitkeringdoor het college een vorm van scholing of opleiding aangeboden, indien dit kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4.

    Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      de scholingswens van de belanghebbende;

    • b.

      de eventuele test door het scholingsinstituut.

  • 5.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 13 Zorg en hulpverlening

  • 1.

    Het college geeft aan hoe een verantwoorde combinatie van werk en zorg op individueel niveau mogelijk is.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 14. Voorzieningen voor jongeren

De voorzieningen en incentives als bedoeld in de artikelen 10, 15, 16 en 17 van deze verordening zijn niet van toepassing op de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar.

PARAGRAAF 5 INKOMSTENVRIJLATING, PREMIES EN TERUGVORDERING

Artikel 15 Inkomensvrijlating

  • 1.

    Het college kan besluiten tot vrijlating van inkomsten uit arbeid tot 25% van die inkomsten tot het wettelijk vastgestelde maximum per maand, gedurende ten hoogste een periode van zes aaneengesloten maanden.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden waaronder zij oordeelt dat het werk bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de cliënt.

Artikel 16. Aanvullende inkomensvrijlating voor alleenstaande ouders

  • 1.

    Het college is op grond van artikel 31, tweede lid, onder r van de WWB bevoegd inkomsten uit arbeid gedurende 30 maanden tot 12,5% van de arbeidsinkomsten tot maximaal € 120 per maand vrij te laten.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 17 Premies

  • 1.

    Het college is op grond van artikel 31, tweede lid onder j van de wet bevoegd uitkeringsgerechtigden die deelnemen aan een arbeidsmarktgericht re-integratietraject, een activeringspremie te verstrekken tot het wettelijk vastgestelde maximum.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over het gebruik en de hoogte van de hier bedoelde premie.

Artikel 18 Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan aan een deelnemer van een arbeidsmarktgerichte re-integratieactiviteit een bijdrage verstrekken in de directe kosten die hiervoor moeten worden gemaakt.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over het toekennen van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen.

PARAGRAAF 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 20 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21 Intrekking

De Re-integratieverordening van 30 september 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 22 Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening WWB gemeente Alkmaar”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2012.

Alkmaar, 15-03-2012.

De raad voornoemd,

P.M. Bruinooge, voorzitter.

drs. A.P.A. Koolen, griffier.

* Gewijzigd n.a.v. algemene raadscommissie 8 maart 2012

Toelichting algemeen

De directe aanleiding voor deze verordening is de per 1 januari 2012 gewijzigde WWB [1]. Voor de re-integratieverordening brengt de gewijzigde WWB de consequentie met zich mee dat deze moet worden aangepast aan het feit, dat de Wet investeren in jongeren per 1 januari 2012 is vervallen en samengevoegd met, c.q. opgaat in de WWB.

De intrekking van de wet investeren in jongeren (WIJ) per 1 januari 2012 is van invloed op de re-integratieverordening. Met deze intrekking vervalt ook van rechtswege de Verordening Werkleeraanbod WIJ. Voor de arbeidsinschakeling komen jongeren dan onder het regime van de WWB en de re-integratieverordening WWB te vallen.

In artikel 78t, derde lid WWB is specifiek overgangsrecht geformuleerd ten aanzien van een werkleeraanbod (WIJ) dat aan jongeren is gedaan voor 1 januari 2012. Dit aanbod moet gestand worden gedaan tot uiterlijk 1 juli 2012 maar wordt vanaf 1 januari 2012 geacht ondersteuning in de zin van artikel 9 WWB te zijn. Een en ander heeft geen specifieke consequenties voor de re-integratieverordening WWB.

De Wet werk en bijstand stelt de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan door middel van arbeid. De gemeente heeft de volledige verantwoordelijkheid, de middelen en ruimte voor het voeren van een actief re-integratiebeleid. De gemeente heeft voor de uitvoering van haar re-integratietaak regels gesteld bij verordening.

Ook voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen geldt dat een verordening opgesteld dient te worden. De onderhavige verordening is ook voor deze categorieën uitkeringsgerechtigden van toepassing.

Gekozen is voor een procedurele verordening, waarin is vastgelegd op welke wijze het beleid bepaald wordt, hoe de verhouding tussen raad en college is, alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de belanghebbende.

Relatie met andere verordeningen

De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de re-integratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie.

Afstemmingsverordening

De WWB draagt tevens de gemeente op een verordening op te stellen waarin het samenstel van de rechten en plichten van de belanghebbende wordt geregeld.

De re-integratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met re-integratie. Dit pleit ervoor om de verordeningen te scheiden, maar wel om duidelijke verwijzingen aan te brengen.

Verordening cliëntenparticipatie

De WWB geeft aan de gemeenteraad tevens de opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen. In de re-integratieverordening kan worden opgenomen dat bij de vaststelling van de kadernota de lokale cliëntenraad wordt betrokken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden een aantal begrippen omschreven, die meer dan eens voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is. Onder college en raad worden verstaan de betreffende organen van de gemeente Alkmaar. Hiermee wordt ook tot uitdrukking gebracht dat de verordening alleen op de gemeente Alkmaar van toepassing is.

Doel van het beleid is daar waar mogelijk mensen die tot de doelgroep behoren te helpen regulier werk te vinden en daar waar dat (nog) niet kan alles in het werk te stellen om belemmeringen weg te nemen, problemen op te lossen, uitstroomkansen te vergroten en (ondertussen) sociaal isolement te voorkomen.

De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van voorzieningen voor cliënten die niet op eigen kracht aan de slag komen. Cliënten hebben aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij re-integratie. Het is aan de gemeente te beoordelen op welke wijze de ondersteuning wordt ingezet. Voor elk onderdeel geldt dat het college nadere regels stelt omtrent de uitvoering hiervan.

Onder arbeidsinschakeling wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een daarop gerichte voorziening, die door de gemeente wordt aangeboden. Met deze beperking wordt aangegeven dat gesubsidieerde arbeid, als voorziening in het kader van de wet, weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid is, maar in principe geen einddoel kan zijn.

Algemene grenzen van wat algemeen geaccepteerde arbeid is, zijn niet primair terug te vinden in de WWB, maar wel in aanverwante wet- en regelgeving, zoals de arbeidswetgeving. Illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum vallen niet onder algemeen geaccepteerde arbeid. Bij gewetensbezwaren ligt het meer gecompliceerd. Over het algemeen zal gelden dat aan dergelijke strikt persoonlijke omstandigheden slechts betekenis zal worden gehecht voor zover deze zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk.

Artikel 2. Opdracht college

De werkzaamheden in het kader van de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden in opdracht van het college in beginsel uitgevoerd door een of meer externe opdrachtnemers. Ingevolge de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen zal de gemeente gebruik moeten maken van transparante en toetsbare aanbestedingsprocedures, waarbij meerdere offertes worden gevraagd op basis van vooraf vastgestelde criteria.

Artikel 3. Beleidsplan

De WWB vraagt aan de gemeenteraad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor de systematiek van een procedurele verordening. Deze bevat de wettelijke bepalingen en procedures, maar geen invulling van het beleid. Het beleid is vastgelegd in de bij de verordening behorende beleidsplan. Het voordeel van een procedureel ingerichte verordening is flexibiliteit: het beleid kan verder ontwikkeld en/of bijgesteld worden zonder dat de verordening aangepast moet worden. De gemeenteraad stelt het beleidskader vast.

Het tweede lid is genoemd welke onderwerpen in ieder geval in beleidskaders uitgewerkt worden. Het is geen limitatieve opsomming.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Het college verantwoordt via de jaarrekening aan de gemeenteraad over de rechtmatigheid, doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

In het vierde lid is geregeld dat nadrukkelijk het Platform Sociale Zekerheid Alkmaar wordt betrokken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid. Hier is ook een relatie gelegd met de verordening cliëntenparticipatie.

Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

Naast de verantwoordelijkheid van gemeenten om voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan te bieden, is in het wetsvoorstel een aanspraak van de betrokkene opgenomen op ondersteuning door de gemeente bij re-integratie. Het gaat daarbij niet om een recht op een specifieke voorziening, maar om het recht om door de gemeente geholpen te worden bij re-integratie. Een dergelijke aanspraak stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene voor zijn re-integratie en kan ertoe bijdragen dat gemeenten niet ten onrechte personen negeren of over het hoofd zien bij het aanbieden van voorzieningen. Het is aan de gemeente om te beoordelen op welke wijze het verzoek van de betrokkene wordt gehonoreerd. De gemeente bepaalt allereerst, mede op basis van het re-integratieadvies van het UWV WERKbedrijf, of een ondersteuning richting arbeidsinschakeling noodzakelijk is. Vervolgens moet de gemeente bepalen uit welke elementen deze ondersteuning bestaat. Het uiteindelijke aanbod zal moeten passen binnen wat de gemeente, mede gelet op de beschikbare financiële kaders, in een verordening heeft opgenomen over haar re-integratiebeleid. Van belang bij de uiteindelijke keuze van een traject is een actieve opstelling van de cliënt in de contacten met de casemanager en met het re-integratiebedrijf. Cliënten die hun eigen traject mee kunnen samenstellen, zijn meestal gemotiveerd. Inspelen op de persoonlijke voorkeur en persoonlijke aandacht zijn belangrijke succesfactoren voor een geslaagde re-integratie. De ideeën en voorstellen van de cliënt worden hierbij beoordeeld op hun bijdrage aan het vergroten van het arbeidsperspectief en aan het realiseren van de doelstelling van een (op termijn) duurzame plaatsing in een reguliere baan. De aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij re-integratie geldt ook voor personen aan wie de gemeente tijdelijk een ontheffing heeft verleend. Het kan immers voorkomen dat de betrokkene van mening is, dat de situatie is veranderd en dat toeleiding naar de arbeidsmarkt weer aan de orde is.

Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt

Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het re-integratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de uitkeringsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten op de belanghebbende worden verhaald als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt of belanghebbende zich niet houdt aan de informatieplicht. Terugvorderen op civielrechtelijke basis kan alleen als de kosten van het traject onverschuldigd aan de belanghebbende zijn betaald. Er wordt echter niets aan de belanghebbende betaald maar aan het re-integratiebedrijf.

Door het afsluiten van een (traject)overeenkomst met daarin opgenomen een boeteclausule kan worden gesteld dat de belanghebbende bij het niet nakomen van de verplichtingen (uit de overeenkomst) het onverschuldigd betaalde bedrag moet terugbetalen aan de gemeente.

Artikel 6. Sluitende aanpak

In de WWB is de sluitende aanpak niet meer expliciet geregeld. Echter om langdurige werkloosheid te voorkomen onder mensen die er niet in slagen op eigen kracht een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren, is de zogeheten sluitende aanpak ontstaan. Deze in Europees verband afgesproken aanpak houdt in dat voor iedere cliënt een aanbod voor werk, scholing of sociale activering wordt gedaan. De zorg voor uitkeringsgerechtigden vormt een integraal onderdeel van de gemeentelijke zorgplicht. Het gaat hier om de aanpak, waarbij er voor een werkloze die zich als werkzoekende inschrijft bij het UWV WERKbedrijf wordt beoordeeld of hij binnen zes maanden een baan kan vinden zonder extra bemiddeling. Wordt dat niet verwacht, dan komt de werkzoekende in aanmerking voor extra bemiddeling naar regulier werk of wordt er mogelijk gezocht naar niet-regulier werk, als dat tenminste tot de mogelijkheden behoort. Ingeval betrokkene valt onder de doelgroep als genoemd in artikel 2 lid 1 doet het college een aanbod voor een voorziening voor zover het college dit noodzakelijk acht.

Extra bemiddeling betekent dat de werkzoekende een bemiddelingstraject doorloopt, waarmee hij aan activiteiten deelneemt om hem naar werk te begeleiden.

Het college streeft er naar de sluitende aanpak als hiervoor genoemd als zodanig uit te voeren voor zover de beschikbare middelen daarvoor toereikend zijn.

Artikel 7. Algemene bepalingen over voorzieningen

Het eerste lid van dit artikel strekt in de lijn van het systeem van deze verordening ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Dit lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het derde lid behoeft geen nadere toelichting.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn.

De nieuwe WWB per 1 januari 2012 stelt verplicht dat er ten aanzien van jongeren een plan van aanpak wordt opgesteld. Dat plan van aanpak bevat een uitwerking van de ondersteuning door de gemeente en de verplichtingen die de jongeren heeft, gericht op de arbeidsinschakeling. Bij een besluit tot toekenning van algemene bijstand wordt, in een bijlage, een plan van aanpak opgenomen. In lid vijf is geregeld dat het college een plan van aanpak moet vaststellen.

Het zesde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan re-integratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratieverordening van toepassing is.

Artikel 8. Loon boven uitkering

Centraal bij de benadering van werk boven uitkering staat het uitgangspunt dat instroom in de uitkering voorkomen moet worden door het direct aanbieden van tijdelijk werk. Hierdoor wordt bereikt dat de cliënt direct in een werkritme komt en kosten voor de bijstand (uitkering/uitvoering) worden voorkomen. Door het direct aanbieden van werk bestaat de verwachting dat een deel van de normale instroom niet in de uitkering instroomt en ook geen gebruik zal maken van het aanbod om aan het werk te gaan. Daarnaast bestaat de verwachting dat degenen die aan het werk gaan gemotiveerder zullen zijn om op eigen kracht zelf een reguliere baan te zoeken.

Artikel 9. Werken met behoud van uitkering

De doelstelling van dit artikel is leer- en werkervaringsprojecten mogelijk te maken zonder dat dit financiële gevolgen heeft voor uitkeringsgerechtigden. Hierbij kan gedacht worden aan stageplaatsen waardoor een opleiding door praktijkervaring ondersteund kan worden. Vooral voor jonge mensen geldt dat als zij aan kunnen tonen over enige praktijkervaring te beschikken, zij eerder in aanmerking komen voor een reguliere baan. Een dergelijke ervaringsplaats vormt een eerste fase in een traject naar regulier werk.

Artikel 10. Vrijwilligerswerk

Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange of lange termijn mogelijk is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dit altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat het arbeidsperspectief wijzigt.

Voor het verrichten van vrijwilligerswerk kan het college een onkostenvergoeding verstrekken tot het in de WWB omschreven wettelijk maximum per jaar. Deze vergoeding is onbelast en heeft geen negatieve effecten ten aanzien van aanspraken op inkomensafhankelijke regelingen. Deze onkostenvergoeding wordt overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub k van de wet niet gerekend tot de middelen van de belanghebbende.

Artikel 11. Sociale activering

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling vooralsnog een te hoog gegrepen doel. In het kader van sociale activering en het voorkomen van een sociaal isolement kan het voor deze uitkeringsgerechtigden noodzakelijk zijn om deel te nemen aan een andere activiteit. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het volgen van een cursus en het deelnemen aan het verenigingsleven.

Artikel 12. Scholing

Uitgangspunt is de kortste weg naar uitstroom naar reguliere algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder ook gesubsidieerde arbeid. Als het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet lukt, komt pas scholing aan de orde. Bij de beoordeling van scholing staat arbeidsrelevantie voorop.

Het college dient bij voorrang de re-integratieplicht voor alleenstaande ouders zonder startkwalificatie, die de volledige zorg hebben voor een of meer tot zijn laste komende kinderen tot vijf jaar en die om ontheffing van de arbeidsplicht hebben verzocht, ten minste in te vullen met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, mits dit niet de krachten of bekwaamheden van de alleenstaande ouder te boven gaat en de alleenstaande ouder geen startkwalificatie heeft. Welke scholing in individuele gevallen zal worden aangeboden is afhankelijk van de individuele omstandigheden en wordt bepaald door het college in samenspraak met de alleenstaande ouder.

Artikel 13. Zorg en hulpverlening

Voor personen tussen de 18 en 65 jaar wordt het niet wenselijk geacht om groepen uit te sluiten van re-integratie: iedereen heeft immers mogelijkheden en talenten. Eventueel aanwezige belemmeringen om deelname aan arbeid te realiseren, kunnen worden weggenomen door het aanbieden van voorzieningen, zoals passende kinderopvang, schuldhulpverlening etc. Er kan slechts in individuele gevallen om dringende redenen worden afgezien van het opleggen van re-integratieverplichtingen, voor zover en voor zolang re-integratie niet in redelijkheid mogelijk is.

Artikel 14. Voorzieningen voor jongeren

Een aantal van de genoemde voorzieningen kan voor jongeren niet worden ingezet. Voor hen behoren de volgende “incentives” niet tot het re-integratie instrumentarium:

  • inkomstenvrijlating;

  • premies;

  • vrijlating van onkostenvergoedingen van vrijwilligerswerk;

  • plaatsing in participatieplaatsen.

Dit is conform de bedoeling van de wetgever en conform artikel 31 vijfde lid WWB waarin is geregeld dat deze middelen voor jongeren niet buiten beschouwing worden gelaten bij de algemene bijstandsverlening.

Artikel 15. Inkomensvrijlating

Het college is bevoegd de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die in deeltijd werken voor een deel vrij te laten. De vrijlating wordt in artikel 31, tweede lid, sub n WWB beperkt tot het individueel toe te kennen recht van maximaal 6 maanden vrijlating en bedraagt maximaal 25% van de inkomsten per maand, met een maximum van een jaarlijks te indexeren door de overheid vastgesteld bedrag. Er kan een lagere vrijlating dan de maximale worden toegekend. Individueel moet zijn vastgesteld, dat deeltijdwerk bevorderlijk is voor de re-integratie van betrokkene. Doel hiervan is om mensen met een uitkering te stimuleren een gehele of gedeeltelijke baan te accepteren.

De WWB verplicht eveneens fiscale heffingskortingen buiten beschouwing te laten, zoals kindertoeslag, aanvullende kindertoeslag, jong gehandicaptenkorting, aanvullende alleenstaande ouderkorting en de combinatiekorting in het kader van het bepalen van het recht op een uitkering. Dit betekent extra vrijlating voor jonge gehandicapten en alleenstaande ouders met een kind jonger dan 5 jaar.

Artikel 16. Aanvullende inkomensvrijlating voor alleenstaande ouders

Alleenstaande ouders kunnen een beroep doen op de verlengde vrijlating van 12,5% van de arbeidsinkomsten tot maximaal € 120 per maand voor een maximale periode van 30 maanden overeenkomstig artikel 31 tweede lid onderdeel r van de wet. Een en ander onder de voorwaarden:

  • dat de zes maanden termijn van de “reguliere” inkomstenvrijlating van artikel 18 van deze verordening is verstreken;

  • dat de ouder de volledige zorg heeft van een ten laste komend kind tot 12 jaar; en

  • dat de arbeid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Deze voorzieningen gelden niet voor jongeren. Zie daarvoor artikel 14 van deze verordening.

Artikel 17. Premies

In deze verordening is ervoor gekozen het verstrekken van premies in algemene zin te regelen. De criteria en de doelgroepen worden omschreven in beleidsregels. Deze premie is onbelast en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.

Het premiebeleid is afgestemd op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden. De hoogte van de premie kan variëren en aan bepaalde activiteiten kan in het geheel geen premie worden verstrekt.

Artikel 18. Overige vergoedingen

De gemeente kan besluiten ter stimulering van de arbeidsinschakeling diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Het gaat daarbij in ieder geval om:

  • a.

    verhuiskosten;

  • b.

    reiskosten;

  • c.

    kosten voor kinderopvang;

  • d.

    overige kosten.

Voor de toekennen van vergoedingen worden nadere regels vastgesteld.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 20. Beslissing van college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Dit artikel bepaalt dat het college beslist in gevallen, de uitvoering van de re-integratieverordening betreffende, waarin de verordening niet voorziet.

In deze verordening zijn de hoofdlijnen van het re-integratie-instrumentarium vastgelegd. Uiteraard zal zich een aantal concrete gevallen kunnen voordoen, waarin de verordening niet voorziet. Te denken valt onder andere aan:

  • varianten van (gebruik) van de voorzieningen;

  • combinaties van voorzieningen;

  • gemeenschappelijke afspraken met andere gemeenten;

Voor dergelijke en andere situaties waarin de verordening niet voorziet, is in artikel 20 van de verordening bepaald dat het college beslist. Hierbij dient in redelijkheid gehandeld te worden. Uitgangspunt bij deze besluitvorming dient te zijn dat in de geest van de wet en de verordening gehandeld wordt.

Artikel 21. Intrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22. Citeerwijze en Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

 

Voetnoot

 

1

Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden.