Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2009 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
1.Deze verordening vervangt de Algemene Plaatselijke Verordening 2006.
Gemeentewet, art. 149
1.Het Algemene Aanwijzingsbesluit APV 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2009 | 10-10-2013 | 10-10-2013 | 05-10-2009 IJssel- en Lekstreek van 09-10-2013 | Verzameling 2009, nummer 54 / a | |
01-12-2009 | 10-10-2013 | nieuwe regeling | 05-10-2009 IJselpost, 25 november 2009 | Verzameling 2009, nummer 54 / a |
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelezen het voorstel van het college van 1 september 2009, nr. 106370;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie Algemene Zaken en Veiligheid d.d. 14 september 2009;
overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde;
vast te stellen de volgende Algemene plaatselijke verordening 2009:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;
gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder h;
water dat voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk is;
degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
een openbare plaats die ingericht is voor spel of sport door kinderen (inclusief de ter plaatse staande bankjes); tot speelplaatsen behoren in ieder geval speeltuinen, schoolpleinen, cruyff-courts, skatebanen en basketbalvelden;
weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:
AFDELING 1 BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing, ongeregeldheden en ordeverstoring
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
AFDELING 3 VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Artikel 2:3 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Degene die op de weg geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
AFDELING 5 BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:6 Aanleggen, beschadigen en veranderen van openbare plaatsen
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare plaats aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een openbare plaats te graven of te spitten, aard of breedte van de verharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een openbare plaats.
AFDELING 6 VEILIGHEID OP OPENBARE PLAATSEN
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
AFDELING 8 TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2:11 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt begrepen onder:
alle voor publiek openstaande lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, alsmede de daarbij horende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel worden gebruikt, alsmede de niet voor publiek toegankelijke lokaliteiten welke voor het publiek op de weg bereikbaar zijn – uitgezonderd standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18 van deze verordening, voor zover daar regelmatig of op gezette tijden:
Een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van de:
De natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een
inrichting exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen.
De natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een inrichting.
Artikel 2:14 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de inrichting geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie.
Artikel 2:19 Sluiting van inrichtingen
de burgemeester oordeelt, dat een van de in artikel 2:18, vierde lid, genoemde situaties waarin intrekking van de vergunning mogelijk is, zich voordoet.
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
De exploitant of de beheerder is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van het terras op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van dat terras afkomstig, worden verwijderd.
Artikel 2:22 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:21 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2:25 Overgangsbepaling
De exploitant die voor de vaststelling van deze verordening een inrichting exploiteert, wordt geacht in het bezit te zijn van een voorlopige vergunning van twee jaar, voor zover er geen wijziging in de exploitatie plaatsvindt.
Artikel 2:26 College als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van het bepaalde in deze afdeling met uitzondering van artikel 2:22.
AFDELING 9 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:34 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke overdekte en overkapte plaatsen
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in, op of onder overdekte of overkapte openbare plaatsen, zoals viaducten, tunnels en bruggen of een andere soortgelijke plaatsen dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende plaats is bestemd.
Artikel 2:35 Overlast van (brom)fiets, rollerskates, skateboard en dergelijke
Het is verboden zich met een fiets of bromfiets, op rollerskates of een skateboard, of met een dergelijk vervoermiddel te bevinden in overdekte winkelcentra, dan wel op overige door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen op de daarin aangegeven uren.
Het is verboden op speelplaatsen glaswerk te gebruiken of voorhanden te hebben.
Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in een voor het publiek toegankelijk gebouwen te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2:38 Loslopende honden
b.op een speelplaats of op een andere door het college aangewezen plaats;
c.op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband die de eigenaar of houder duidelijk doet kennen, of een identificatiekenmerk als bedoeld in artikel 2:40, lid 2.
2.Het verbod geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2:42 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:43 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
AFDELING 11 OVERLAST DRANK- EN DRUGSGEBRUIK
Artikel 2:46 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op speelplaatsen, in overdekte winkelcentra en op overige door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen, middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voor handen te hebben.
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het, in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, verboden om in de gemeente een coffeeshop te vestigen en/of te exploiteren.
Artikel 2:48 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op openbare plaatsen post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet , of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
AFDELING 12 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:49 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:5, 2:32, 2:33, 2:34, 2:44, 2:45 of 2:46 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:50 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:51 Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperkingen van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
AFDELING 2 SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van de:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor tenminste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:8 Straat- en raamprostitutie
Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze op openbare plaatsen (winkels daaronder begrepen), in deuropeningen, dan wel binnenshuis bevindende zichtbaar voor het publiek, zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling, dan wel op deze uitnodiging of uitlokking in te gaan passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:11, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3:9 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 4 BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegde bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:11, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1 GELUIDHINDER EN VERLICHTING
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit);
festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar, met een maximum van twee per kalendermaand, te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid van het Besluit, niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
Artikel 4:5 Overige geluidhinder
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, de Wet openbare manifestaties, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland.
AFDELING 2 BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:7 Verontreiniging op openbare plaatsen
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere activiteiten een openbare plaats wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht de weg terstond na het ontstaan van de verontreiniging te (doen) reinigen.
AFDELING 3 MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:8 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen, anders dan op een door het college aangewezen plaats, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:9 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Het verbod geldt niet voor onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen:
die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Geen vergunning is vereist voor door het college aangewezen categorieën van reclame-uitingen mits de rechthebbende, alsmede de hoofdgebruiker van de onroerende zaak waaraan de reclame bevestigd dient te worden, daarvan minimaal twee weken van tevoren melding doet bij het college en wordt voldaan aan de algemene regels die hiervoor gelden.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4:9 lid 2, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
In deze afdeling wordt verstaan onder:
parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 19990 (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op zeven achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan openbare plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
1.Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
2.Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:16 Ventverbod met betrekking tot gedrukte of geschreven stukken
Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid is ook van toepassing op venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet, indien het venten plaatsvindt in overdekte winkelcentra of binnen een straal van 15 meter bij de ingang van deze winkelcentra, of op overige door het college aangewezen openbare plaatsen.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van de artikelen van deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven
voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of
geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
De intrekking van de APV 2006 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgronden waarop deze regels en besluiten zijn gebaseerd, ook vervat zijn in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.