Organisatie | Súdwest-Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | parkeerbelastingen 2011 Bolsward |
Geen.
artikel 225 van de Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 30-11-2010
| geen. |
Onderwerp: vaststellen Verordening Parkeerbelastingen 2011
De raad van de gemeente Bolsward;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening;
verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011 (Verordening Parkeerbelastingen 2011)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
gehandicaptenparkeerkaart: parkeervergunning verstrekt ingevolge artikel 13, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 49 en 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 juncto de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat 1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Artikel 9 Vrijstelling gehandicapten
Houders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn voor de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, vrijgesteld, mits deze gehandicaptenparkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats, direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de gehandicapten-parkeerkaart op een van buitenaf zichtbare plaats leesbaar te worden aangebracht.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 52,00
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 november 2010,
griffier,
(G. Heeg).
voorzitter,
(W.Chr. Vroegindeweij).
Tarieventabel behorende bij de 'Verordening Parkeerbelastingen 2011'.
1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:
2. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:
voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig voor zolang deze voor de uitoefening van zijn beroep of bedrijf werkzaam is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aannemelijk kan maken dat het voor de duur van de uitvoering van die werkzaamheden noodzakelijk is dat deze in dat gebied een motorvoertuig parkeert:I voor een dag € 6,50II voor een week € 32,50III voor een maand € 130,00
voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig voor zolang deze in het gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn een huisartsenpraktijk uitoefent en aannemelijk maakt dat het in het belang van zijn beroepsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, per jaar € 235,00