Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wormerland

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWormerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2009
CiteertitelVerordening onroerende-zaakbelastingen 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpTarievennota 2009

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verordening blijft na de datum van intrekking van toepassing op de belastbare feiten die zich voor deze datum hebben voorgedaan

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 220 t/m 220h

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2010Nieuwe regeling

09-12-2008

Zaankanter, 24-12-2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2009

De raad der gemeente Wormerland

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 november 2008,

 

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2009.

Artikel 1 Belastingplicht

  • 1.
    • Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegenonroerende zaken twee directe belastingen geheven:

      • a.

        een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerendezaak al dan niet in hoofdzaak tot woning dient al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperktrecht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

      • b.

        een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van eenonroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder tenoemen: eigenarenbelasting.

  • 2.
    • Bij de gebruikersbelasting wordt:

      • a.

        gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven,aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die hetdeel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degeneaan wie dat deel in gebruik is gegeven;

          • b.

            het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt alsgebruik door degene die, die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die deonroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig teverhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 3.
    • Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit ofbeperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in dekadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtenseigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 2 Belastingobject

  • 1.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wetwaardering onroerende zaken.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde op grond van hoofdstuk IVvan de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak kan wordentoegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledigdienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zakenvoor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet vanhoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dieonroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Vrijstellingen

1.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buitenaanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikelbedoelde waarde, de waarde van:

  • a.

    ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daarondermede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatigaangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond alsvoedingsbodem te gebruiken;

  • b.

    glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen,voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

  • c.

    onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor hethouden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een enander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d.

    één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van deNatuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid,onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daaropvoorkomende gebouwde eigendommen;

  • e.

    natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen,moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zichuitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerdworden;

  • f.

    openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander metinbegrip van kunstwerken;

  • g.

    waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delenvan zodanige werken die dienen als woning;

  • h.

    werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die wordenbeheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, metuitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • i.

    werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder datbeschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf alsgebouwde eigendommen zijn aan te merken.

  • j.

    onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst vande gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn teworden gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • k.

    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijndegebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste vanhet verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

  • l.

    plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan degemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering vandelen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • m.

    begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanigeonroerende zaken die dienen als woning.

  • n.

    De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerendezaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet hetgenot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • o.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingmaatstaf voor degebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerendezaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aanwoondoeleinden.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1.
    • Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentagebedraagt voor:

          • a.

            de gebruikersbelasting 0,1318 %

          • b.

            de eigenarenbelasting

          • 1.

            voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen

            0,0913 %

          • 2.

            voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1563 %

  • 2.
    • Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op tweedecimalen.

  • 3.
    • Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van devorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragenonroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen wordenbetaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maandvolgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede tweemaanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel vanautomatische betalingsincasso's kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moetenworden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dedagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    Als de automatische incasso twee maal niet uitgevoerd kan worden, dan wordt het bedrag van devordering direct opeisbaar.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffingen de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelasting 2008 van11 december 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum vaningang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten diezich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerende-zaakbelastingen 2009”

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de Raad der gemeente Wormerland,

gehouden op 09 december 2008,

de griffier, de voorzitter,

I.P. Vrolijk P. C. Tange