Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels wet inburgering 2012 |
Citeertitel | Beleidsregels wet inburgering 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2012.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-04-2012 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 27-03-2012 Gemeenteblad Westland, 12-04-2012 | Gbw 2012, 14 |
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1. Van toepassing verklaring
Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de Verordening Wet inburgering Gemeente Westland 2011 die op 21 mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld en per 25 juni 2011 in werking is getreden en, behoudens de artikelen 10 en 11, terugwerkt tot 1 januari 2012.
HOOFDSTUK 3. DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DEINBURGERINGSVOORZIENING
Op grond van artikel 3 van de verordening Wi wijst het college als doelgroepen aan waaraan bij voorrang een voorziening wordt aangeboden:
Inburgeringsplichtigen die vanuit een andere gemeente in de gemeente Westland komen wonen, dienen informatie te verstrekken over de tot dan toe gevolgde inburgeringsvoorziening. De gemeente Westland neemt inhoudelijk geen inburgeringstrajecten van andere gemeenten over. Er wordt een nieuw maatwerktraject aangeboden, dat wordt afgestemd op de op dat moment geldende omstandigheden (behaalde resultaten, duur gevolgd traject). De (deels) betaalde eigen bijdrage aan de vorige gemeente van huisvesting wordt niet gevorderd. Het eventueel nog openstaande deel wordt wel bij inburgeringsplichtige in rekening gebracht.
Artikel 6. Inburgeringsvoorziening
Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:
De Wi betekent voor de gemeente dat zij de taak heeft om de inburgeringsplicht te handhaven. De invulling van deze taak wordt aan de gemeente overgelaten.
Gemeenten kunnen een bestuurlijke boete opleggen indien inburgeringsplichtigen zich niet aan hun plicht houden. Dit kan alleen als er sprake is van verwijtbaarheid. Uiteraard zijn de bepalingen van de Awb (onder andere horen en zwijgrecht) hier op van toepassing. Bij het vaststellen van de overtreding en van de hoogte van de bestuurlijke boete zal de gemeente telkens een individuele afweging moeten maken.
Artikel 10. Bestuurlijke boete
Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar kan ook lagere bedragen vaststellen. Er is voor gekozen om de maximale bedragen in de verordening op te nemen en de nadere uitwerking in de beleidsregels op te nemen.
Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wwb) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
In de verordening is in artikel 10 de hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen opgenomen. In artikel 11 is aangegeven welke verhoging van de bestuurlijke boete kan worden opgelegd bij herhaling van de overtreding. Ook hierin is de maximale boete aangegeven en kan op grond van persoonlijke omstandigheden de boete lager vastgesteld worden.
Eveneens dient bij het onderzoek betrokken te worden hoe de boete zich verhoudt tot het inkomen van de belanghebbende. Is er sprake van een inkomen op bijstandsniveau of een (aanmerkelijk) hoger inkomen. Met andere woorden, de hoogte van de boete kan mede afgestemd worden op de hoogte van het inkomen.
Het boete overzicht is als volgt samengesteld:
Artikel 10, tweede lid of artikel 11 tweede lid verordening:
Indien een inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste en derde lid Wi, of aan de verplichtingen, bedoelt in artikel 6 van de verordening, legt het college de volgende sanctie op:
Artikel 10, derde lid of artikel 11 derde lid verordening:
Indien een inburgeringsplichtige niet binnen de in de wet bedoelde termijn (artikel 7, eerste lid, Wi) of de door het college gegeven verlengde termijn (artikel 31, tweede lid, onder a, Wi) het inburgeringsexamen heeft behaald, legt het college de volgende sanctie op:
Het college legt geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid, Wwb, dan wel indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan worden opgelegd op grond van een bij algemene maatregel van bestuur, bedoelt in artikel 19, eerste lid, onder a, aan te wijzen sociale zekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.
Het college kan afzien van het opleggen van een boete indien daarvoor dringende redenen zijn.
bij een kennelijke vergissing of als er sprake is van een geringe overtreding in combinatiemet het ontbreken van overtuigend bewijs en eerdere overtredingen van de verplichtingen. Voorwaarde voor het afzien van boete-oplegging is dan wel dat de niet nagekomen verplichtingen binnen een door de gemeente gestelde termijn stipt worden nagekomen.
Artikel 12. Ontheffen van de inburgeringsplicht op basis van lichamelijke- en psychische belemmeringen.
Artikel 13. Ontheffen van de inburgeringsplicht op basis van onvoldoende leervermogen
De inburgeringsplichtige kan een verzoek over de ontheffing van de inburgeringstermijn opbasis van onvoldoend leervermogen schriftelijk bij het college indienen. Dit verzoek is vergezeld van een verklaring van het ROC Amsterdam, waaruit blijkt dat de inburgeringsplichtige niet in staat om binnen een termijn van vijf jaar het niveau A2 te behalen, dan wel een verklaring van de scholingsinstelling waarbij de inburgeringsplichtigetaalonderwijs heeft of een onderwijsdeskundige, dat bij de inburgeringsplichtige het leervermogen ontbreekt om het inburgeringsexamen te halen.
Een verzoek over ontheffing kan eveneens worden ingediend indien de resultaten van hetexamen aanleiding geven te veronderstellen dat de inburgeringsplichtige blijvend niet in staat zal zijn het inburgeringsexamen te halen. In dat geval dient aangetoond te worden dat een cursus is ingekocht, gedurende minmaal 570 uur is gevolgd en afgemaakt en dat er ten minstetweemaal examen is gedaan.
Artikel 14. Ontheffing inburgeringsplicht evident ingeburgerde.
Het college kan aan inburgeringsplichtigen die menen evident ingeburgerd te zijn ontheffing verlenen van de inburgeringsplicht. Dit verzoek dient inburgeringsplichtige in het bijzijn van de inburgeringsconsulent in het Nederlands met redenen omkleed op te schrijven en te ondertekenen.
Criteria voor het verlenen van ontheffing zijn: