Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Peel en Maas

Beleidsregel Planologische Kruimelgevallen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePeel en Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Planologische Kruimelgevallen
CiteertitelBeleidsregel Planologische Kruimelgevallen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.12, lid 1, sub a onder 2
  2. Besluit omgevingsrecht, art. 4 van bijlage II
  3. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-03-201221-04-2016nieuwe beleidsregel

13-03-2012

digitaal gemeenteblad

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Planologische Kruimelgevallen

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

op basis van het voorstel van het team Omgevingsontwikkeling van de afdeling Ruimte en Samenleving

gelet op artikel 2.12, lid 1, sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

gelet op artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht

gelet op de artikelen 4:81 t/m 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Planologische Kruimelgevallen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1

    Bij de toepassing van deze beleidsregel worden de volgende begripsbepalingen gehanteerd:

    Aan- of uitbouwEen uitbreiding van het hoofdgebouw aan de gevels, welke in directe verbinding met het hoofdgebouw staat en dat in bouwkundig en/of architectonisch opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

    AchtererfgebiedErf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

    Agrarisch bedrijfEen bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

    AntennedragerAntennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

    Antenne-installatieInstallatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

    Bebouwde komDe gebieden als opgenomen in de bestemmingsplannen voor de kernen inclusief bedrijven- en industrieterreinen.

    BebouwingEen of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    BebouwingspercentageHet percentage van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

    BedrijfEen inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen en niet zijnde een seksinrichting.

    Bedrijf aan huisHet door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten. Het begrip “Bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning” wordt synoniem gebruikt.

    Beroep aan huisEen beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. De begrippen “Aan huis gebonden beroep”, “vrij beroep” en “beroepsmatige activiteiten in of bij een woning” worden synoniem gebruikt.

    BestemmingsgrensDe grens van een bestemmingsvlak

    BestemmingsvlakEen geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

    Bijbehorend bouwwerkUitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

    BijgebouwEen met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie, gebruik of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

    BorBesluit omgevingsrecht

    BouwenHet plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

    BouwgrensDe grens van een bouwvlak

    BouwlaagEen boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

    BouwperceelEen aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

    BouwvlakEen geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

    BouwwerkElke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

    DetailhandelHet bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

    Detailhandel volumineusDetailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft.

    DienstverleningHet bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

    GarageStalling voor auto of ander voertuig.

    GebouwElk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

    HoofdgebouwGebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Het begrip “hoofdbouw” wordt synoniem gebruikt.

    HuishoudenEen verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften.

    Ondergeschikt bouwdeelDelen van een bouwwerk die geen onderdeel uitmaken van een bouwwerk, maar hier een fysiek en functioneel onderdeel van vormen.

    OverkappingEen bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak. Indien de overkapping een carport betreft, tellen belendende wanden niet mee.

    Peil• Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grens: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;• In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

    PerceelsgrensDe grens van een bouwperceel.

    Recreatiewoningeen gebouw, bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar, overwegend het zomerseizoen,voor recreatieve doeleinden te worden bewoond.

    SeksinrichtingHieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

    VoorgevelrooilijnEen als zodanig aangegeven denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen en waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd. De begrippen “voorgevel en “voorgevellijn worden synoniem gebruikt.

    WaboWet algemene bepalingen omgevingsrecht

    WoningEen complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of één huishouden plus maximaal drie personen of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

    WoonbebouwingHet geheel van bebouwing ten dienste van wonen op een perceel met een woonbestemming.

     

  • 2

    Voor begripsbepalingen waarin deze beleidsregel niet voorziet, gelden de bepalingen van het desbetreffende bestemmingsplan.

  • 3

    Indien begripsbepalingen uit deze beleidsregel strijdig zijn met de begripsbepalingen uit het bestemmingsplan, dan gelden de begripsbepalingen uit het bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten

  • 1

    Bij de toepassing van deze beleidsregels wordt als volgt gemeten:

    De bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

    De goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

    De inhoud van een bouwwerk:tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

    De lengte, breedte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren).

    De oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 

  • 2

    Voor de wijze van meten waarin deze beleidsregel niet voorziet, gelden de bepalingen van het desbetreffende bestemmingsplan.

  • 3

    Indien de wijze van meten uit deze beleidsregel strijdig is met de wijze van meten uit het bestemmingsplan, dan geldt de wijze van meten uit het bestemmingsplan.

Artikel 3 Bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom

  • 1

    Bijbehorende bouwwerken, waaronder bijgebouwen, bij woningen en andere hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom komen in de hieronder vermelde situaties in aanmerking voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 1 onder a bijlage II Bor, mits.• het aantal woningen gelijk blijft (geen woningsplitsing of vermeerdering van het aantal zelfstandige woningen in het woongebouw);• het bijbehorende bouwwerk qua oppervlakte en inhoud ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 

  • 1

    Uitbreiding van woningen aan de voorgevel

    Ondergeschikte uitbreidingen aan de oorspronkelijke voorgevel op de begane grond van een woning zijn met inachtneming van de volgende regels toegestaan:a. de uitbreiding vóór de voorgevel mag maar één bouwlaag omvatten met een maximale goothoogte van 3,30 meter; b. de afstand van de uitbreiding tot de perceelsgrens aan de zijde van de openbare weg dient ten minste 5,00 meter te bedragen. 

  • 2

    Uitbreiding van woningen aan de zijgevel

    Ondergeschikte uitbreidingen aan de oorspronkelijke zijgevel op de begane grond van een woning zijn met inachtneming van de volgende regels toegestaan:a. de afstand van de uitbreiding tot de zijdelingse perceelsgrens moet nul of minimaal 1,00 meter bedragen;b. de uitbreiding mag een maximale goothoogte van 3,30 meter hebben, waarbij de maximale bebouwingshoogte moet passen bij de verschijningsvorm van het hoofdgebouw/woning;c. de uitbreiding moet minimaal 1,00 meter achter de voorgevel plaatsvinden. Als de uitbreiding een garage betreft moet een afstand van ten minste 5,00 meter tot de perceelsgrens aan de zijde van de openbare weg in acht genomen worden. 

  • 3

    Uitbreiding van woningen aan de achtergevel

    Ondergeschikte uitbreidingen aan de oorspronkelijke achtergevel op de begane grond van een woning zijn met inachtneming van de volgende regels toegestaan:a. de uitbreiding mag een maximale goothoogte van 3,30 meter hebben, waarbij de maximale bouwhoogte moet passen bij de verschijningsvorm van het hoofdgebouw/woning;b. het overblijvende onbebouwde gedeelte van het perceel, gelegen achter de achtergevel mag niet minder worden dan 25m² aaneengesloten oppervlak. 

  • 4

    Bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen vóór de voorgevel

    Het bouwen of uitbreiden van bijgebouwen vóór de voorgevel van woningen is met inachtneming van de volgende regels toegestaan: a. er moet sprake zijn van een hoeksituatie, dwz. Het perceel moet zowel aan de voorzijde als aan een van de zijdelingse perceelsgrenzen grenzen aan de openbare weg;b. de goothoogte mag maximaal 2,20 meter bedragen;c. de oppervlakte mag maximaal 15m² bedragen;d. Het totale oppervlak aan bijgebouwen op het perceel mag maximaal 100 m² bedragen. Indien de oppervlakte van het bouwperceel (het totale perceel, exclusief de begane grondvloeroppervlakte van de hoofdbouw) meer bedraagt dan 250 m², mag van het meerdere 15% worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 200m². 

  • 5

    Bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen op een zij- of achtererf

    Het bouwen of uitbreiden van bijgebouwen op een zij- of achtererf van woningen is met inachtneming van de volgende regels toegestaan:a. het bijgebouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;b. de maximale oppervlakte mag 100m² bedragen;c. de goothoogte mag maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte moet passen bij de verschijningsvorm van de woning;d. het bouwperceel mag niet voor meer dan 75% worden bebouwd;e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet nul of minimaal 1,00 meter bedragen;f. Het totale oppervlak aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen. Indien de oppervlakte van het bouwperceel (het totale perceel, exclusief de begane grondvloeroppervlakte van de hoofdbouw) meer bedraagt dan 250m², mag van het meerdere 15% worden bebouwd en opgeteld worden bij voornoemde 100m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 200m². 

  • 6

    Uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander hoofdgebouw dan een woning

    Uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander hoofdgebouw dan een woning is met inachtneming van de volgende regels toegestaan: a. Het aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% bebouwd worden;b. de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt mag voor niet meer dan 50% worden overschreden. 

Artikel 4 Bijbehorende bouwwerken buiten de bebouwde kom

  • 1

    Bijbehorende bouwwerken, waaronder bijgebouwen, bij woningen en andere hoofdgebouwen buiten de bebouwde kom komen in de hieronder vermelde situaties in aanmerking voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 1 onder b bijlage II Bor, mits.• het bijbehorend bouwwerk, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet hoger is dan 5 meter;• het bijbehorend bouwwerk een bruto oppervlakte heeft van maximaal 150m² • het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitende terrein voor niet meer dan 50% wordt bebouwd;• de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt niet met meer dan 50% wordt overschreden;• het bijbehorend bouwwerk qua oppervlakte en inhoud ondergeschikt is aan de hoofdbouw;• het aantal woningen gelijk blijft (geen woningsplitsing of vermeerdering van het aantal zelfstandige woningen in het woongebouw);• De totale inhoud van een woning inclusief alle bijbehorende bouwwerken ook na uitbreiding niet meer bedraagt dan 1.000m³, met dien verstande dat bestaande woningen die reeds een inhoud van 1000m³ of meer hebben eenmalig met 30m² mogen worden uitgebreid; • De afstand tussen een nieuw te bouwen gebouw en de bestaande gebouwen maximaal 15 meter bedraagt. 

  • 1

    Uitbreiding aan de voorgevel

    Ondergeschikte uitbreidingen aan de oorspronkelijke voorgevel op de begane grond van een hoofdgebouw/woning zijn met inachtneming van de volgende regels toegestaan:a. de uitbreiding vóór de voorgevel mag maar één bouwlaag omvatten met een maximale goothoogte van 3,30 meter; b. de afstand van de uitbreiding tot de perceelsgrens aan de zijde van de openbare weg dient ten minste 5,00 meter te bedragen. 

  • 2

    Uitbreiding aan de zijgevel

    Ondergeschikte uitbreidingen aan de oorspronkelijke zijgevel op de begane grond van een hoofdgebouw/woning zijn met inachtneming van de volgende regels toegestaan:a. de afstand van de uitbreiding tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3,00 meter bedragen;b. de uitbreiding mag maar één bouwlaag omvatten met een maximale goothoogte van 3,30 meter;c. de uitbreiding moet minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van de woning plaatsvinden. Als de uitbreiding een garage betreft moet een afstand van ten minste 5,00 meter tot de perceelsgrens aan de zijde van de openbare weg in acht genomen worden. 

  • 3

    Uitbreiding aan de achtergevel

    Ondergeschikte uitbreidingen aan de oorspronkelijke achtergevel op de begane grond van een hoofdgebouw/woning zijn met inachtneming van de volgende regels toegestaan: a. de uitbreiding van de woning en de bouw of uitbreiding van een aangebouwd bijgebouw mag maximaal één bouwlaag omvatten met een maximale goothoogte van 3,30 meter. b. Het totale oppervlak aan bijgebouwen mag maximaal 100m² bedragen. Indien de oppervlakte van het bouwperceel (het totale perceel, exclusief de begane grondvloeroppervlakte van de hoofdbouw) meer bedraagt dan 250m², mag van het meerdere 15% worden bebouwd en opgeteld worden bij voornoemde 100m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 200m². 

  • 4

    Bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen vóór de voorgevel

    Het bouwen of uitbreiden van bijgebouwen vóór de voorgevel van woningen is met inachtneming van de volgende regels toegestaan: a. de goothoogte mag maximaal 2,20 meter bedragen;b. de oppervlakte mag maximaal 15m² bedragen;c. Het totale oppervlak aan bijgebouwen mag maximaal 100m² bedragen. Indien de oppervlakte van het bouwperceel (het totale perceel, exclusief de begane grondvloeroppervlakte van de hoofdbouw) meer bedraagt dan 250m², mag van het meerdere 15% worden bebouwd en opgeteld worden bij voornoemde 100m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 200m². 

  • 5

    Bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen op een zij- of achtererf

    Het bouwen of uitbreiden op een zij- of achtererf van woningen is met inachtneming van de volgende regels toegestaan: a. het bijgebouw uit maximaal één bouwlaag bestaat;b. de goothoogte maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 5,00 meter bedraagt;c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens nul of minimaal 2,00 meter bedraagt;d. de afstand tussen de woning en het bijgebouw maximaal 25 meter bedraagt;e. het totale oppervlak aan bijgebouwen mag maximaal 100m² bedragen. Indien de oppervlakte van het bouwperceel (het totale perceel, exclusief de begane grondvloeroppervlakte van de hoofdbouw) meer bedraagt dan 250m², mag van het meerdere 15% worden bebouwd en opgeteld worden bij voornoemde 100m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 200m². 

  • 6

    Uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander hoofdgebouw dan een woning

    Het bouwen of uitbreiden van een kas of een bedrijfsgebouw van lichte constructie is met inachtneming van de volgende regels toegestaan:a. het bruto vloeroppervlak mag ten hoogste 150m² bedragen;b. het moet ten dienste staan van een agrarisch bedrijf. 

Artikel 5 Gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen

Gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen komen voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 2 bijlage II Bor in aanmerking mits:• het bruto-vloeroppervlak van het gebouw niet groter is dan 50m²;• het gebouw bestaat uit één bouwlaag;• het gebouw niet hoger is dan 5,00 meter. 

Artikel 6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • 1

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde komen in de hieronder vermelde situaties in aanmerking voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 3 bijlage II Bor.

  • 1

    Binnen de woonbestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Het oprichten van binnen de woonbestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is met inachtneming van de volgende regels toegestaan:

    I. Het oprichten van erfafscheidingen:a. Indien het een erfafscheiding vóór de voorgevelbouwgrens betreft, mag de hoogte niet meer bedragen dan 2,00 meter en moet er sprake zijn van een open constructie in die zin dat minimaal 75% van de erfafscheiding in de hoogte aaneengesloten transparant moet zijn;b. Indien het een erfafscheiding langs de zijgevel en/of achter de achtergevel betreft of andere binnen de woonbestemming passende bouwwerken, dan mag de hoogte niet meer dan 2,50 meter bedragen.

    II. Het oprichten van priëlen en overkappingen, alsmede naar hun aard daarmee vergelijkbare bouwwerken:a. het gezamenlijk oppervlak van deze bouwwerken mag maximaal 50m² bedragen;b. het bebouwingspercentage dat volgens de bestemming is toegelaten mag niet worden overschreden, met dien verstande dat, als de oppervlakte van het bouwperceel (het totale perceel, exclusief de begane grondvloeroppervlakte van de hoofdbouw) meer bedraagt dan 250m², van het meerdere 15% mag worden bebouwd;c. een carport mag, gemeten vanaf de voorgevel van de woning, maximaal de helft van de diepte van de voortuin beslaan, waarbij het gedeelte van de carport dat ligt vóór de voorgevel van de woning aan alle zijden geopend dient te zijn.  

  • 2

    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Het oprichten van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals geluidsschermen, lichtmasten en andere naar hun aard daarmee vergelijkbare bouwwerken, is met inachtneming van de volgende regels toegestaan:• de bruto-oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50m²;• de hoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter. 

Artikel 7 Dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw

Dakkapellen, dakopbouwen of gelijksoortige uitbreiding van gebouwen komen niet voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 4 bijlage II Bor in aanmerking. Indien dakkapellen, dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen van gebouwen niet voldoen aan het gestelde ten aanzien hiervan in artikel 2 en 3 van bijlage II Bor (categorieën van gevallen waarin voor bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist), dienen ze, voorzien van een motivering, voor beoordeling en besluitvorming aan het college te worden voorgelegd.

Artikel 8 Antenne-installaties

Antenne-installaties komen niet voor de toepassing van de onderhavige beleidsregel in aanmerking. Ieder verzoek met betrekking tot het plaatsen van een antenne-installatie welke niet voldoet aan het gestelde ten aanzien hiervan in artikel 2 van bijlage II Bor (categorieën van gevallen waarin voor bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist), maar welke in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 5 bijlage II Bor, zal, voorzien van een motivering, ter beoordeling en besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

Artikel 9 Installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling

Installaties voor warmtekrachtkoppeling, als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder w van de Electriciteitswet 1998, bij een glastuinbouwbedrijf komen voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 6 bijlage II Bor in aanmerking mits:a. gelegen binnen het bestemmingsvlak;b. de afmetingen de maximaal volgens het bestemmingsplan geldende bebouwingsvoorschriften niet overschrijdt;c. de noodzaak door de aanvrager is aangetoond;d. de overwegingen om af te wijken van de voorschriften van het bestemmingsplan zorgvuldig zijn onderbouwd. 

Artikel 10 Installatie bij een agrarisch bedrijf voor productie duurzame energie

Installaties voor de productie van duurzame energie, waarmee energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens voornoemd artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde bestanddelen, bij een agrarisch bedrijf komen niet voor de toepassing van de onderhavige beleidsregel in aanmerking. Ieder verzoek in dit kader welke in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 7 bijlage II Bor, zal, voorzien van een motivering, ter beoordeling en besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

Artikel 11 Evenementen

Het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen komt niet voor de toepassing van de onderhavige beleidsregel in aanmerking. Met betrekking tot evenementen wordt nader beleid opgesteld. Ieder verzoek met betrekking tot het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen, welke in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 8 bijlage II Bor, zal, voorzien van een motivering, ter beoordeling en besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

Artikel 12 Gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten

  • 1

    Het gebruik van woonbebouwing voor bedrijven aan huis en beroepen aan huis, als genoemd in bijlage 1 of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven en beroepen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, binnen de bebouwde kom komt in aanmerking voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 9 bijlage II Bor mits: a. de woonfunctie van het perceel in overwegende mate aanwezig blijft;b. degene die gebruiker van de woning is, dient ook degene is die het huisverbonden beroep of bedrijf uitoefent. Personeel is niet toegestaan;c. maximaal 40% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning en de voor de woonfunctie bestemde bijgebouwen wordt gebruikt voor bedrijven aan huis en beroepen aan huis met een maximum van 25m² bij bouwpercelen tot 750m², 35m² bij bouwpercelen van 750m² tot 1500m² en 45m² bij bouwpercelen vanaf 1500m²;d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;f. het geen bedrijvigheid betreft die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet aantast en het woon- en leefklimaat van de omgeving niet wordt aangetast;g. het geen activiteiten betreft die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein;h. in de woning of de voor de woonfunctie bestemde bijgebouwen mag maximaal 50m² gebruikt worden ten bate van internetverkoop waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;i. Er geen buitenopslag plaatsvindt;j. reclame-uitingen ten dienste van het bedrijf aan huis of het beroep aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1,00 meter x 0,50 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2,00 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan;k. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf. 

  • 2

    Het gebruik van niet-woonbebouwing in afwijking van de bestemming komt niet voor de toepassing van de onderhavige beleidsregel in aanmerking. Ieder verzoek met betrekking tot het gebruik van niet-woonbebouwing in dit kader, welke in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub b onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 9 bijlage II Bor, zal, voorzien van een motivering, voor beoordeling en besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

Artikel 13 Recreatiewoningen

Het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning komt niet voor de toepassing van de onderhavige beleidsregel in aanmerking. Ieder verzoek met betrekking tot het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning, welke in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 2 Wabo juncto artikel 4, lid 10 bijlage II Bor, zal, voorzien van een motivering, voor beoordeling en besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, dit ter beoordeling van het college.

Artikel 15 Privaatrechtelijke belemmeringen

Het gestelde in deze beleidsregel wordt niet toegepast indien sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen, als genoemd in het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 16 Planschade

Het gestelde in deze beleidsregel wordt slechts toegepast indien er een planschade afwentelingsovereenkomst is afgesloten met de initiatiefnemer.

Artikel 17 Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking de dag nadat zij is bekend gemaakt.

Artikel 18 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Planologische Kruimelgevallen”.

Artikel 19 Intrekking

De “Beleidsregel Planologische Kruimelgevallen”, als vastgesteld door ons college bij besluit van 1 maart 2011, nummer 9 – 10a, wordt hierbij ingetrokken.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas van 13 maart 2012

Het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas

 

 

De gemeentesecretaris/directeur                                                         de burgemeesterDrs. H. Mensink W.J.G.                                                                     Delissen – van Tongerlo  

Bedrijven en beroepen aan huis 1  

 

Beroep aan huis

Bedrijf aan huis

Advocaat

Autorijschool (geen theorie)

Accountant – administratieconsulent

Bloemschikker

Alternatieve genezer

Computerservice (o.a. systeembouw/-analyse)

Belastingconsulent

Decorateur

Bouwkundig architect

Fietsenreparateur

Dierenarts

Fitnessstudio

Fysiotherapeut

Fotograaf

Gerechtsdeurwaarder

Goud- en zilversmid

 Huidtherapeut

 Glazenwasser

 Huisarts

 Hoedenmaker

 Interieurarchitect

 Hondentrimmer

 Juridisch adviseur

 Instrumentenmaker

 Kunstenaar

 Kaarsenmaker

 Logopedist

 Kapper

 Medisch specialist

 Klompenmaker

 Notaris

 Koeriersdienst

 Oefentherapeut Cesar/Mensendieck

 Lijstenmaker

 Organisatieadviseur

 Loodgieter

 Orthopedagoog

 Meubelmaker

 Psycholoog

 Muziekinstrumentenmaker

 Raadgevend adviseur

 Nagelstudio/pedicure

 Redacteur

 Pottenbakker

 Registeraccountant

 Prothesenmaker

 Stedenbouwkundige

 Reisorganisatie (kleinschalig)

 Tandarts

 Reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio’s-Tv’s/ horloges etc.)

 Tandarts – specialist

 Schoonheidsspecialist/kapsalon

 (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler

 Traiteur

 Tuin- en landschapsarchitect

 Tv/radio reparateur

 Verloskundige

 Zadelmaker

 

Toelichting 1  

 1. INLEIDING

1.1 Aanleiding Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Wabo) in werking getreden. Met de Wabo worden een aantal vergunningen gecombineerd in één vergunning: de omgevingsvergunning. Via deze omgevingsvergunning kunnen eveneens planologische activiteiten geregeld worden, welke strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan. Tot 1 oktober 2010 voorzag de Wet ruimtelijke ordening in deze mogelijkheid. Per 1 oktober 2010 is deze bevoegdheid in de Wabo geregeld.

Een groep van deze met het bestemmingsplan strijdige planologische activiteiten wordt gevormd door de zogenoemde planologische kruimelgevallen, welke beschreven staan in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna te noemen: Bor). Het college is bevoegd om op deze planologische kruimelgevallen te beslissen.

Omdat planologische kruimelgevallen relatief vaak voorkomen, is het van belang dat er een beleidslijn ontwikkeld wordt met als doel het op dezelfde wijze beoordelen van dergelijke gevallen. Dit voorkomt onzekerheid en onduidelijkheid bij de aanvragers en heeft tijdswinst bij de afhandeling van dergelijke aanvragen tot gevolg.

In deze notitie zijn de beleidsregels opgenomen voor de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning. Het betreft hier beleidsregels voor de planologische kruimelgevallen onder het regime van de Wabo.

1.2 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt eerst ingegaan op het juridische kader van de onderhavige beleidsregel, waaronder de procedure die gevolgd dient te worden bij het verlenen van een omgevingsvergunning. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 in op de beleidsregels zelf, gevolgd door een toelichting op deze beleidsregels in hoofdstuk 4.

2. KADER

2.1 Kader planologische kruimelgevallen Op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo is een omgevingsvergunning verplicht indien het gebruik (waaronder ook bouwen wordt verstaan) van gronden of bouwwerken in strijd is met een bestemmingsplan. Artikel 2.12, lid 1 Wabo geeft een drietal gevallen waarin omgevingsvergun-ning kan worden verleend, indien sprake is van voornoemd strijdig gebruik. Artikel 2.12, Lid 1, sub a onder 2 Wabo regelt dat omgevingsvergunning kan worden verleend in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen (voorheen: ontheffing op grond van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 4.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening). Het gaat hier om de planologische kruimelgevallen, welke terug zijn te vinden in artikel 4 van bijlage II Bor.

2.2 Zorgvuldigheid en rechtszekerheid Beslissingen op verzoeken om omgevingsvergunning voor planologische kruimelgevallen moeten op zorgvuldige wijze tot stand komen. Dit zorgvuldigheidsbeginsel volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hierbij hoort tevens een gedegen belangenafweging en een goede motivering van het besluit. Toepassing van dit zorgvuldigheidsbeginsel is echter een tijdrovende aangelegenheid, daar elk geval afzonderlijk beoordeeld en gemotiveerd dient te worden en er per elk geval afzonderlijk een belangenafweging dient plaats te vinden. Tevens werkt een afzonderlijke beoordeling, motivering en belangenafweging rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid voor belanghebbenden in de hand.

Ter voorkoming van voornoemde problematiek kan een college beleidsregels vaststellen. Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) kan een college beleidsregels vaststellen voor de uitoefening van een haar toekomende bevoegdheid. Deze beleidsregels geven dat aan hoe een college in z’n algemeenheid met verzoeken om medewerking in dit kader omgaat.

Met onderhavige beleidsregels wordt aangegeven hoe in de gemeente Peel en Maas in zijn algemeenheid met verzoeken om omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo voor gevallen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo juncto artikel 4 van bijlage II Bor omgaat. Hiermee kan op een snellere en eenvoudigere wijze de interne ambtelijke beoordeling over het al of niet verlenen van een omgevingsvergunning in dit kader plaatsvinden. De beslissing over een verzoek om voornoemde omgevingsvergunning kan worden gemotiveerd met een verwijzing naar deze beleidsregels, hetgeen een vermindering van bestuurslasten betekent en rechtsongelijkheid voorkomt. Tevens wordt hierdoor rechtszekerheid voor belanghebbenden vergroot, daar zowel de aanvrager van de omgevingsvergunning als derdebelanghebbenden op basis van deze beleidsregels kunnen beoordelen of een verzoek in beginsel voor een omgevings-vergunning om af te wijken van het bestemmingsplan in aanmerking komt.

2.3 Bevoegdheid De mogelijkheid om een omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo voor gevallen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo juncto artikel 4 van bijlage II Bor te verlenen is geen verplichting voor een college, maar een bevoegdheid. Een college dient per individueel geval een afweging te maken. Beleidsregels zijn daarbij een hulpmiddel. In beginsel handelt het college van burgemeester en wethouders conform dit beleid, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

2.4 Reguliere voorbereidingsprocedure De Wabo kent de reguliere en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Voor de omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo voor gevallen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2° Wabo geldt de reguliere voorbereidingsprocedure. De procedure houdt onder andere het volgende in: 1. Het bevoegd gezag zendt de aanvrager nadat het de aanvraag heeft ontvangen, zo snel mogelijk een bericht waarin het vermeldt dat het bevoegd is op de aanvraag te beslissen en waarin tevens wordt bericht welke procedure ter voorbereiding van de beslissing zal worden gevolgd (artikel 3.1 Wabo). 2. Het bevoegd gezag geeft onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze (artikel 3.8 Wabo). 3. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag (artikel 3.9 Wabo). 4. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit doet het bevoegd gezag mededeling van die beschikking op dezelfde wijze waarop het kennis heeft gegeven van de aanvraag (artikel 3.9 Wabo). 5. Indien het besluit niet binnen de wettelijke termijn is genomen, is het besluit van rechtswege verleend en maakt het deze beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven (artikel 3.9 Wabo).

2.5 Vaststelling beleid Dit beleid zal worden vastgelegd na het doorlopen van de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde procedure.

3. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 4 van bijlage II van het BOR geeft zelf al zekere beperkingen aan de reikwijdte om af te wijken van het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo in de gevallen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2° Wabo. Toch zijn de toepassingsmogelijkheden vaak zeer ruim en biedt de wet ruimte tot invulling via eigen (gemeentelijk) beleid. Over het algemeen houden deze beleidsregels dan ook een nuancering in van de planologische kruimelgevallen, met name door het stellen van criteria, zoals maximale afmetingen.

Artikel 1 Begripsbepalingen Bij het formuleren van deze begripsbepalingen is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de definities die in de Wabo, het Bor en het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Peel en Maas worden gehanteerd.

Artikel 2 Wijze van meten Ook bij dit artikel is aangesloten bij de Wabo, het Bor en het Handboek Bestemmingsplannen.

Artikel 3 Bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde komHierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen het uitbreiden van woningen en het bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen en andere hoofdgebouwen, waarbij de bedrijfs- en industrieterreinen in dit kader niet tot de bebouwde kom worden gerekend. De wet kent mogelijkheden voor het vergunningvrij oprichten van dergelijke bouwwerken. In de bestemmingsplannen van de gemeente Peel en Maas zijn dergelijke bebouwingsmogelijkheden ook opgenomen, maar deze kunnen per plangebied nogal verschillen. Ook zijn de bepalingen uit het Bor in dit kader zeer algemeen en ruim geformuleerd, waardoor toepassing van deze bepaling tot ongewenste ruimtelijke situaties kan leiden. Om te zorgen voor uniformiteit in deze bebouwingsmogelijkheden en ongewenste ruimtelijke situaties te voorkomen is de onderhavige beleidsregel opgesteld.

De gemeente Peel en Maas kiest ervoor om planologische afwijkingsmogelijkheden te bieden voor woninguitbreidingen aan de voor-, zij- en achtergevel en voor het bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen en andere gebouwen voor de voor-, zij- en achtergevel.

Middels deze beleidsregel wordt aangesloten bij de mogelijkheden die de nieuwe bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Peel en Maas (zullen gaan) bieden. Op deze manier kan al, vooruitlopend op deze plannen, gebruik worden gemaakt van de bouwmogelijkheden die we de burgers willen bieden.

Artikel 4 Bij behorende bouwwerken buiten de bebouwde komHierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen het uitbreiden van woningen en andere hoofdgebouwen en het bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen en andere hoofdgebouwen. In dit kader worden de bedrijfs- en industrieterreinen ook beschouwd als liggende buiten de bebouwde kom. De wet kent mogelijkheden voor het vergunningvrij oprichten van dergelijke bouwwerken. In de bestemmingsplannen van de gemeente Peel en Maas zijn dergelijke bebouwingsmogelijkheden ook opgenomen, maar deze kunnen per plangebied nogal verschillen. Om te zorgen voor uniformiteit in deze bebouwingsmogelijkheden is de onderhavige beleidsregel opgesteld.

De gemeente Peel en Maas kiest ervoor om planologische afwijkingsmogelijkheden te bieden voor woninguitbreidingen aan de voor-, zij- en achtergevel en voor het bouwen of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen en andere gebouwen voor de voor-, zij- en achtergevel.

Middels deze beleidsregel wordt aangesloten bij de mogelijkheden die de nieuwe bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Peel en Maas (zullen gaan) bieden. Op deze manier kan al, vooruitlopend op deze plannen, gebruik worden gemaakt van de bouwmogelijkheden die we de burgers willen bieden.

 Artikel 5 Gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningenOnder deze afwijkingsmogelijkheden vallen gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, het weg-, water- of luchtverkeer. In de gemeentelijke bestemmingsplannen zijn weliswaar mogelijkheden voor de bouw van dergelijke gebouwen opgenomen, maar deze kunnen per plangebied verschillen. Ook zijn dergelijke voorzieningen steeds in ontwikkeling. Om te zorgen voor uniformiteit in deze bebouwingsmogelijkheden en in te spelen op voornoemde ontwikkeling is de onderhavige beleidsregel opgesteld.

Artikel 6 Bouwwerken, geen gebouwen zijndeBij deze bouwwerken moet onder meer worden gedacht aan erfafscheidingen, overkappingen, speeltoestellen, vlaggenmasten, lichtmasten etc. In de gemeentelijke bestemmingsplannen zijn weliswaar mogelijkheden voor de bouw van dergelijke gebouwen opgenomen, maar deze kunnen per plangebied verschillen. Ook zijn de bepalingen uit het Bor in dit kader zeer algemeen en ruim geformuleerd, waardoor toepassing van deze bepaling tot ongewenste ruimtelijke situaties kan leiden. Om nu te zorgen voor uniformiteit in deze bebouwingsmogelijkheden en ongewenste ruimtelijke situaties te voorkomen is de onderhavige beleidsregel opgesteld.

Artikel 7 Dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouwAangezien er vergunningsvrij voldoende bouwmogelijkheden zijn voor dit soort bouwwerken, wordt hiervoor in principe geen gebruik gemaakt van een planologische afwijkingsmogelijkheid. Er is in dit kader dan ook geen beleidsregel opgesteld.

Artikel 8 Antenne-installatiesDe gemeente Peel en Maas wil dat antenne-installaties op een stedenbouwkundig en maatschappelijk verantwoorde wijze ingepast worden in het landschap en de bebouwde omgeving en daarbij zelf de regie in handen houden. Op deze manier kan medewerking worden verleend aan de opbouw van netwerken voor mobiele telecommunicatie, waarbij er naar gestreefd wordt de antenne-installaties deel uit te laten maken van de gemeentelijke infrastructuur en waarbij tevens maximaal rekening wordt gehouden met de veiligheid, het woongenot, het landschap en de horizon. Het college kan er dan voor kiezen om toepassing te geven aan het gestelde in artikel 4, lid 5 bijlage II Bor.

Bij het beoordelen van aanvragen in dit kader zal in ieder geval getoetst worden aan de volgende criteria:• zoveel mogelijk in de omgeving ingepast;• de mogelijkheid tot site-sharing en roaming wordt geboden;• er wordt niet gebouwd op en bij monumenten;• de hoogte mag maximaal 40 meter bedragen;• de aanvraag dient in overeenstemming te zijn met het Nationaal antennebeleid;• de plaatsing dient bij voorkeur in de nabijheid van bestaande bebouwing (niet-woonbebouwing) plaats te vinden;• bij aanvragen voor antenne-installaties binnen de bebouwde kom dienen deze te worden gesitueerd op gronden die in het bestemmingsplan geen woonbestemming hebben.

Artikel 9 Installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppelingHet is gebruikelijk dat dergelijke installaties in een bedrijfsgebouw geplaatst worden. Indien het bedrijfsgebouw ter plaatse is toegestaan dan wel het vigerende bestemmingsplan voorziet er op enigerlei wijze in of er kan middels een ander artikel van de onderhavige beleidsregel aan meegewerkt worden, dan kom t een aanvraag hiertoe in aanmerking voor toepassing van de onderhavige beleidsregel. De noodzaak voor het oprichten van de installatie dient dan echter wel nog onderbouwd te worden.

Artikel 10 Installatie bij een agrarisch bedrijf voor productie duurzame energie Ondanks het feit dat mestbewerking primair het leveren van een bijdrage aan de oplossing van de mestproblematiek tot doel heeft, als zodanig bijdraagt aan de realisering van duurzame landbouw en een mogelijkheid is voor het produceren van duurzame energie, kan deze ook veel overlast voor de omgeving opleveren. Gelet op deze gevoeligheid behoudt het college zich het recht voor om hier zelf over te besluiten, waarbij zij naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdende met alle feiten en omstandigheden, zal oordelen of medewerking mogelijk is. In dit kader dient een aanvraag hiertoe zorgvuldig onderbouwd te zijn. Het college kan er dan voor kiezen om in voorkomende gevallen toepassing te geven aan het gestelde in artikel 4, lid 7 bijlage II Bor.

Artikel 11 Evenementen Binnen de gemeente Peel en Maas wordt een algemeen evenementenbeleid opgesteld. Aanvragen om een evenement zullen aan dit beleid getoetst moeten worden. In afwachting van dit beleid wordt er niet middels de onderhavige beleidsregel medewerking verleend aan een aanvraag hiertoe. Om te voorkomen dat er in strijd met het toekomstige evenementenbeleid medewerking wordt verleend aan een aanvraag om gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van een evenement, worden aanvragen hiertoe per individueel geval ter beoordeling en besluitvorming aan het college voorgelegd. Het college kan er dan voor kiezen om in voorkomende gevallen toepassing te geven aan het gestelde in artikel 4, lid 8 bijlage II Bor.

Artikel 12 Gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige gebruiksactiviteiten Ruime toepassing van de mogelijkheid die het Bor biedt zonder verdere beperkingen qua gebruik kan tot planologisch ongewenste situaties leiden. Het Bor is in dit kader namelijk dermate algemeen geformuleerd dat alle denkbare vormen van gebruik hier onder kunnen vallen. Vandaar dat het wenselijk is nadere eisen te stellen. Wijzigen van gebruik kan in ieder geval wanneer het om woonbebouwing gaat en het bedrijvigheid betreft die valt onder de voorwaarden voor aan huis verbonden bedrijven en beroepen. Uitgangspunt is dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en de bewoner zelf de activiteit uitoefent. Het aantal woningen mag volgens artikel 5 lid 1 bijlage II Bor immers niet toenemen, maar ook niet afnemen. Internetverkoop vanuit de woning is in dit kader ook toegestaan, mits ter plaatse slechts opslag en verzending van de goederen plaatsvindt. Indien er sprake is van uitstalling ten verkoop of de mogelijkheid om de producten ter plaatse af te halen, is er geen sprake van internetverkoop maar van reguliere verkoop. Deze vorm dient te worden beoefend vanaf een perceel met een winkel- of detailhandelsbestemming. Alle andere vormen van gebruik van woonbebouwing vallen niet onder deze beleidsregel.

Met betrekking tot andere bestemmingen (niet-woonbebouwing) is het ondoenlijk om hiervoor gedetailleerde en algemeen geldende beleidsregels vast te stellen. De omstandigheden, waarin het verzoek om functiewijziging zich kan voordoen kunnen namelijk zeer divers zijn. Er is in dit geval derhalve gekozen voor het leveren van maarwerk, waarbij elk verzoek hiertoe, voorzien van een goede motivering, aan het college ter beoordeling en besluitvorming zal worden voorgelegd. Het college kan er dan voor kiezen om in voorkomende gevallen toepassing te geven aan het gestelde in artikel 4, lid 9 bijlage II Bor. Bij het beoordelen van aanvragen in dit kader zal in ieder geval getoetst worden aan de volgende criteria:a. het gebruik mag een oppervlakte van maximaal 1500 m² omvatten;b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren;c. het gebruik mag geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;d. de activiteiten mogen geen detailhandel, horeca of exploitatie van een seksinrichting betreffen.

Artikel 13 Gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning Onverkorte toepassing van de mogelijkheid die het Bor in dit kader biedt heeft tot gevolg dat er geen ruimtelijke afweging ten aanzien van dergelijke gevallen wordt gemaakt. Dit kan tot planologisch ongewenste situaties leiden. Om dit te voorkomen dienen verzoeken in dit kader, voorzien van een goede motivering, aan het college ter beoordeling en besluitvorming te worden voorgelegd. Op deze manier kan er alsnog een ruimtelijke afweging gemaakt worden en worden planologisch ongewenste situaties voorkomen.

Artikel 14 HardheidsclausuleOndanks het feit dat een bestuursorgaan in principe overeenkomstig de beleidsregels dient te handelen en dat derden hierop moeten kunnen vertrouwen, kunnen er feiten en omstandigheden spelen die onverkorte toepassing van de beleidsregels in de weg staat. In het algemeen zal er een beroep op de hardheidsclausule kunnen worden gedaan indien:a. er bijzondere omstandigheden kunnen worden aangevoerd die tot medewerking in afwijking van het beleid noodzaken en er geen redelijke alternatieven bestaan om hierin te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt blijven en geen (ongewenste) precedentwerking hoeft te worden gevreesd;b. als de aanvraag weliswaar niet binnen het geldende beleid past, maar een beleidswijziging als gevolg van het verzoek in de rede ligt;c. een aanvraag weliswaar past binnen de in dit beleid neergelegde uitgangspunten maar dat, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, er geen medewerking dient te worden verleend.Voornoemde omstandigheden zullen dan echter wel gemotiveerd dienen te worden.

Ten aanzien van c. kan in dit kader opgemerkt worden dat voorkomen dient te worden dat de in de beleidsregels neergelegde uitgangspunten als een recht worden toegepast. Aan ieder besluit tot toepassing van de onderhavige beleidsregel gaat een belangenafweging vooraf die in een concreet geval, zelfs als het verzoek past binnen de in dit beleid opgenomen randvoorwaarden, tot een weigering van het verzoek kan leiden. Onderkent moet worden dat elk beleid onvoorziene neveneffecten kan hebben en met een beroep op de hardheidsclausule kunnen onvoorziene onaanvaardbare gevolgen van beleidsregels worden voorkomen.

Artikel 15 Privaatrechtelijke belemmeringenOndanks het feit dat privaatrechtelijke aspecten formeel geen afwegingskader vormen in een ruimtelijke procedure, dient er echter wel rekening mee gehouden te worden. Jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft nl. aan dat bij de afwegingen omtrent het wel of niet toepassen van een ruimtelijke procedure wel rekening gehouden dient te worden met privaatrechtelijke aspecten en dat in voorkomende gevallen privaatrechtelijke belemmeringen een weigeringsgrond voor een ruimtelijke procedure vormen.

Om nu te voorkomen dat belanghebbenden privaatrechtelijk gezien onevenredig geschaad worden door het toepassen van de onderhavige beleidsregels is besloten geen toepassing te geven aan de onderhavige beleidsregel indien sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen. Indien privaatrechtelijke belemmeringen echter ondergeschikt zijn aan de belangen van de initiatiefnemer, dan is beroep op de hardheidsclausule mogelijk.

Artikel 16 PlanschadeDoor toepassing van de onderhavige beleidsregel ontstaat er een titel om planschade te claimen. Planschades komen in principe voor rekening van de gemeenten en dus de gemeenschap, tenzij er een overeenkomst met de initiatiefnemer wordt getroffen dat deze de eventuele toegewezen planschadeclaims voor rekening neemt. Omdat het niet fair is dat de gemeenschap de kosten van een particulier initiatief dient te dragen, dient de initiatiefnemer deze kosten over te nemen.

Artikel 17 InwerkingtredingVoordat een beleidsregel in werking treedt, dient deze gepubliceerd te worden. Op deze manier kunnen alle betrokken personen kennis nemen van de beleidsregel en het feit dat deze toegepast kan worden.

Artikel 18 Citeertitel Hier wordt de officiële naam van de beleidsregel gegeven. Indien er toepassing gegeven wordt aan de beleidsregel dient hij op deze manier vermeld te worden in de stukken.

Artikel 19 IntrekkingDe onderhavige beleidsregel vervangt de bij besluit van 1 maart 2011, nummer 9 – 10a, vastgestelde beleidsregel. Deze eerdere beleidsregel dient derhalve ingetrokken te worden.