Organisatie | Heumen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Participatie schoolgaande kinderen 2012 |
Citeertitel | Verordening Participatie schoolgaande kinderen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-02-2012 | 27-02-2013 | Onbekend | 16-02-2012 De Verbinding, 21-02-2012 | 01.08 B6-3 |
Onderwerp: Datum: Besluitnr.: 01.08 B6-3
Verordening Participatie schoolgaande kinderen 2012 16 februari 2012
De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 januari 2012,
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid onderdeel g van de Wet werk en bijstand,
HOOFDSTUK 2. Participatievoorzieningen en voorwaarden
Artikel 2. Participatievoorzieningen schoolgaande kinderen
Een aanvraag kan worden ingediend voor de volgende voorzieningen:
HOOFDSTUK 3. Bedragen, uitbetaling en overeenkomstige bepalingen
Het college is bevoegd om daar waar toepassing van de verordening tot onbillijke situaties leidt, van de hierboven genoemde bepalingen af te wijken.
De gemeenteraad heeft sinds 1 januari 2012 op grond van artikel 8 eerste lid onderdeel g van de Wet werk en bijstand (Wwb) de opdracht bij verordening regels te stellen met betrekking tot participatie van schoolgaande kinderen. Gemeenten krijgen van het Rijk wel de beleidsvrijheid om dit zelf vorm te geven. Deze beleidsvrijheid had de gemeente al voor de wetswijziging ingevuld door beleidsregels te stellen. Met deze verordening wordt het gemeentelijk beleid inzake de participatie van schoolgaande kinderen voortgezet.
Alle kinderen moeten een goede startpositie krijgen, minimaal een startkwalificatie, en verdienen dezelfde kansen. Hun ontwikkeling mag niet belemmerd worden door de slechte financiële positie van hun ouders. Met name vanaf het voortgezet onderwijs worden de kosten van schoolbezoek hoog. Door de Verordening Participatie schoolgaande kinderen krijgen gezinnen met kinderen in het voortgezet onderwijs een extra impuls.
Artikel 1. Begripsomschrijving
Hier wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De aanvraag kan gedaan worden door een ouder die een ten laste komend kind heeft, die voortgezet onderwijs of een middelbare beroepsopleiding volgt. Dit wil zeggen dat het (pleeg)kind niet ouder kan zijn dan 18 jaar. De exacte definitie van een ten laste komend kind is opgenomen in de Wwb.
Artikel 2 Participatievoorzieningen schoolgaande kinderen
Dit artikel bepaalt welke voorzieningen er ter bevordering van de participatie van schoolgaande kinderen kunnen worden aangevraagd.
Artikel 4. Voorwaarden tegemoetkoming in de kosten van aanschaf computer
In deze artikelen staan de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor de vergoedingen. In de kadernota van 25 juni 2009 stelde de gemeenteraad de inkomensgrens vast op 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Deze norm blijk nu een landelijke norm die is opgelegd door het Rijk. Bij niet-uitkeringsgerechtigden wordt het inkomen vergeleken met de Wwb-norm welke van toepassing is op de rechthebbende, vermeerderd met een eventuele toeslag en verlaagd met een eventuele verlaging. De vermogensgrenzen uit het gemeentelijk beleid worden toegepast, zoals zijn vastgelegd in het ‘Schulinck Handboek Wwb’.
De frequentie en wijze van aanvragen zijn ook opgenomen in deze artikelen.
Artikel 5. Bedragen en uitbetaling
In dit artikel is de hoogte van de vergoeding vastgelegd. Bij de vergoeding van de indirecte studiekosten hoeven geen bewijsstukken meer te worden overlegd. Aangenomen wordt dat de extra kosten er zijn; er wordt een forfaitair bedrag verstrekt. Uitbetaling van een vergoeding ten behoeve van de kosten van aanschaf van een computer geschiedt echter op basis van een bewijsstuk, bijvoorbeeld een nota. Hier moet worden aangetoond dat de verstrekte gelden ook daadwerkelijk ten behoeve van de computer zijn besteed.
Artikel 6. Overeenkomstige bepalingen
De bepalingen van de artikelen 13, 17, 53a, 54, 58, 59 en 60 van de wet zijn van toepassing. Deze bepalingen hebben betrekking op degenen die uitgesloten zijn van het recht op een bijdrage (artikel
13), de inlichtingenplicht, medewerkingsplicht en identiteitsvaststelling (artikel 17), het inleveren van bewijsstukken (artikel 53a), opschorten van rechten (artikel 54) en terugvordering (artikel 58, 59 en 60). Door in de richtlijn naar deze artikelen te verwijzen is het niet noodzakelijk de tekst van de betreffende artikelen in de richtlijn op te nemen.