Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmermeer

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren
CiteertitelParkeerverordening 2000
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding is in regeling opgenomen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wegenverkeerswet 1994, art. 6
  3. RVV, art. 87
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2000Onbekend

25-05-2000

Gemeenteblad 10, 2-8-2000

16-5-2000 nr 250A

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren

Paragraaf 1 Algemene Bepalingen  

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen  

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Staatsblad 459;

2. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

3. personenauto: een motorvoertuig dat, met inbegrip van de lading, een maximale lengte heeft van zes meter of een maximale breedte van 2,20 meter;

4. parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 225 Gemeentewet;

5. parkeerplaats : een voor parkeren bestemd en als zodanig aangeduid gedeelte van de openbare weg of van een openbaar terrein;

6. parkeerapparatuur: parkeermeters, persoonlijke parkeermeters, parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

7 parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

8. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

a. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of

b. gelegen is binnen een gebied aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift “zone”, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

9. houder: degene die naar omstandigheden als houder van het voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat:

a. voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Staatsblad 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam de voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

b. de gebruiker van een motorvoertuig wordt aangemerkt als de houder indien hij ten tijde van het indienen van de aanvraag een rechtsgeldige overeenkomst kan overleggen waaruit blijkt dat hij als gebruiker van het motorvoertuig moet worden aangemerkt.

Artikel 2 Plaatsen voor vergunninghouders  

Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit:

1. weggedeelten en terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

2. de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren uitsluitend aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Aanwijzen van zones  

Burgemeester en wethouders wijzen bij openbaar te maken besluit:

1. de gebieden met parkeerapparatuurplaatsen aan die moeten worden aangemerkt als centrumgebieden;

2.de gebieden met parkeerapparatuurplaatsen aan die moeten worden aangemerkt als overige gebieden;

3. de gebieden met parkeerapparatuurplaatsen aan die moeten worden aangemerkt als stationsterreinen;

4. de gebieden met een parkeerschijfzone aan waarop deze verordening van toepassing is.

 

Paragraaf2Parkeervergunningen

Artikel 4 Parkeervergunningen in centrumgebieden  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren van een personenauto op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen in een centrumgebied als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend aan de houder van een personenauto wanneer deze:

    • a.

      blijkens de gemeentelijke basisadministratie zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft in een centrumgebied en 18 jaar of ouder is, te noemen bewonersvergunning;

    • b.

      blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel een bedrijf uitoefent in een centrumgebied en kan aantonen dat hij in het kader van zijn bedrijfsuitoefening minimaal vier dagen in de week meer dan vier maal per dag bederfelijke, volumineuze of zware goederen met één en hetzelfde voertuig moet laden en lossen, te noemen bedrijfsvergunning;

    • c.

      naar genoegen van Burgemeester en wethouders kan aantonen dat hij gedurende één of meerdere dagdelen in de week de zorg van een bewoner in het centrumgebied op zich neemt en dat deze zorg als noodzakelijk moet worden aangemerkt, te noemen zorgvergunning.

  • 3.

    Een bewonersvergunning wordt niet verleend indien de houder van een personenauto woont in een gebouw of gebouwencomplex waartoe parkeergelegenheid behoort die strookt met de ter plaatse geldende richtlijnen van de gemeente.

  • 4.

    Een bedrijfsvergunning wordt niet verleend indien het bedrijf beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein of indien het bedrijf wordt uitgeoefend in een gebouw of gebouwencomplex waartoe parkeergelegenheid behoort die strookt met de ter plaatse geldende richtlijnen van de gemeente.

  • 5.

    Per zelfstandige woonruimte wordt maximaal één bewonersvergunning verstrekt.

  • 6.

    Aan een bedrijf wordt maximaal één bedrijfsvergunning verstrekt.

  • 7.

    De houder van een voertuig die zowel voor een bewoners- als een bedrijfsvergunning in aanmerking komt, wordt geacht uitsluitend voor een bewonersvergunning in aanmerking te komen.

  • 8.

    Een zorgvergunning wordt niet verstrekt indien de houder van de personenauto reeds over een bewoners- en/of bedrijfsvergunning voor het betrokken gebied beschikt.

  • 9.

    In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het gestelde in dit artikel.

     

Artikel 5 Parkeervergunningen in overige gebieden
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren van een personenauto op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen in een overig gebied als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend aan de houder van een personenauto wanneer deze:

    • a.

      blijkens de gemeentelijke basisadministratie zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft in het betrokken gebied en 18 jaar of ouder is, te noemen bewonersvergunning;

    • b.

      blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel een bedrijf uitoefent in het betrokken gebied en kan aantonen dat hij in het kader van zijn bedrijfsuitoefening minimaal vier dagen in de week meer dan vier maal per dag bederfelijke, volumineuze of zware goederen met één en hetzelfde voertuig moet laden en lossen, te noemen bedrijfsvergunning;

    • c.

      naar genoegen van Burgemeester en wethouders kan aantonen dat hij gedurende één of meerdere dagdelen in de week de zorg van een bewoner in het betrokken gebied op zich neemt en dat deze zorg als noodzakelijk moet worden aangemerkt, te noemen zorgvergunning.

  • 3.

    Een bewonersvergunning wordt niet verleend indien de houder van een personenauto woont in een gebouw of gebouwencomplex waartoe parkeergelegenheid behoort die strookt met de ter plaatse geldende richtlijnen van de gemeente.

  • 4.

    Een bedrijfsvergunning wordt niet verleend indien het bedrijf beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein of indien het bedrijf wordt uitgeoefend in een gebouw of gebouwencomplex waartoe parkeergelegenheid behoort die strookt met de ter plaatse geldende richtlijnen van de gemeente.

  • 5.

    Aan een natuurlijk persoon wordt maximaal één bewonersvergunning verstrekt.

  • 6.

    Aan een bedrijf wordt maximaal één bedrijfsvergunning verstrekt.

  • 7.

    Een zorgvergunning wordt niet verstrekt indien de houder van de personenauto reeds over een bewoners- en/of bedrijfsvergunning voor het betrokken gebied beschikt.

  • 8.

    In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het gestelde in dit artikel.

  •  

Artikel 6 Abonnementen
  • Vervallen

Artikel 7 Algemene vergunningen
  • Professionele zorgverleners die voor de uitoefening van hun functie een voertuig in de gemeente nodig hebben, komen in aanmerking voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 4 en 5, te noemen functionele vergunning.

Paragraaf 3 Parkeerontheffingen in parkeerschijfzones

Artikel 8 Parkeerontheffingen
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing verlenen van de toegestane parkeerduur voor het parkeren in een parkeerschijfzone, verder te noemen zone, die is aangewezen krachtens artikel 3, vierde lid.

  • 2.

    Een ontheffing kan worden verleend aan de houder van een motorvoertuig wanneer deze:

    • a.

      blijkens het bevolkingsregister zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft in een zone en 18 jaar of ouder is, te noemen bewonersontheffing;

    • b.

      blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel eigenaar is van een beroep of bedrijf dat een vestiging heeft in een zone, verder te noemen bedrijfsontheffing;

    • c.

      blijkens een werkgeversverklaring werkzaam is bij een beroep of bedrijf als bedoeld in het tweede lid, onder b, verder te noemen werknemersontheffing;

    • d.

      naar genoegen van Burgemeester en wethouders kan aantonen dat hij gedurende één of meerdere dagdelen in de week de zorg van een bewoner in een zone op zich neemt en dat deze zorg als noodzakelijk moet worden aangemerkt, te noemen zorgontheffing;

    • e.

      naar genoegen van burgemeester en wethouders kan aantonen dat het noodzakelijk is dat hij voor het verrichten van werkzaamheden een voertuig in de blauwe zone moet parkeren, te noemen werkontheffing;

    • f.

      stelt dat hij langer dan 2 uren, echter niet langer dan 8 uren een voertuig in de blauwe zone moet parkeren, te noemen dagontheffing.

     

  • 3.

    Een bedrijf dat geen vestiging heeft in de gemeente Haarlemmermeer, komt in aanmerking voor een service-ontheffing voor service-auto’s, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a. de vaste gebruiker van de service-auto heeft blijkens de gemeentelijke basisadministratie zijn vaste woon- of verblijfplaats in een zone en verricht blijkens zijn arbeidscontract of aanstellingsbesluit voor ten minste 20 uur in de week werkzaamheden voor het bedrijf;

    b. het gebruik van de service-auto door de vaste gebruiker is, gelet op de aard van de werkzaamheden en het doel waarvoor de service-auto wordt gebruikt, noodzakelijk;

    c. de dichtstbijzijnde vestigingsplaats van het bedrijf bevindt zich buiten een kring van tien kilometer van de woonplaats van de vaste gebruiker en van de plaatsen waar de gebruiker veelal zijn werkzaamheden verricht en buiten een kring van vijf kilometer van de snelste route van de woonplaats van de werknemer naar de plaatsen waar hij gebruikelijk zijn werkzaamheden verricht;

    d. de vaste gebruiker beschikt niet over een parkeerplaats op eigen terrein.

  • 4.

    Professionele zorgverleners die voor de uitoefening van hun functie een voertuig in de gemeente nodig hebben, komen in aanmerking voor een vergunning als ontheffing, te noemen functionele ontheffing.

  • 5.

    Per natuurlijk persoon wordt maximaal één ontheffing verleend. In door Burgemeester en wethouders aan te wijzen gebieden wordt echter maximaal één ontheffing per zelfstandige woonruimte verleend.

Paragraaf 4 Procedure

Artikel 9 Aanvraag
  • 1.

    Voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening dient gebruik te worden gemaakt van een daartoe door of namens burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij het indienen van een aanvraag moeten de volgende bescheiden worden ingediend:

    • a.

      een kopie van het kentekenbewijs;

    • b.

      vervallen;

    • c.

      indien sprake is van een bedrijfsvergunning of –ontheffing: een afschrift van het bewijs van inschrijving van de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien sprake is van een bedrijfsvergunning: een onderbouwde motivering en de daarbij behorende gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de criteria voor een bedrijfsvergunning;

    • e.

      indien sprake is van een werknemersontheffing: een recente werkgeversverklaring;

    • f.

      indien sprake is van een zorgvergunning: een verklaring van de huisarts waaruit blijkt dat verzorging noodzakelijk is;

    • g.

      indien sprake is van een functionele vergunning: gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager moet worden aangemerkt als professionele zorgverlener;

    • h.

      indien sprake is van een onderhoudsvergunning: een onderbouwde motivering en de daarbij behorende gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de criteria voor een onderhoudsvergunning;

    • i.

      indien van toepassing: een afschrift van de overeenkomst waaruit blijkt dat de aanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag gebruiker is van het voertuig.

Artikel 10 Toewijzing abonnementen

Vervallen

Artikel 11 Inhoud van de vergunning of ontheffing

Een parkeervergunning of –ontheffing bevat tenminste de volgende gegevens:

  • 1.

    de periode waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

  • 2.

    indien van toepassing de dagdelen waarvoor de vergunning of ontheffing geldt.

  • 3.

    het gebied waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

  • 4.

    het kenteken van het voertuig waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend.

Artikel 12 Geldigheidsduur van de vergunning of ontheffing
  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2.

    Een ontheffing wordt voor ten hoogste één jaar verleend met uitzondering van de ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a, welke voor ten hoogste twee jaar kan worden verleend.

Artikel 13 Voorschriften en beperkingen
  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing worden beperkingen verbonden met betrekking tot het gebied waarbinnen deze geldig is.

  • 2.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen beperkingen worden verbonden met betrekking tot de tijdstippen waarop deze van kracht is.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning of ontheffing ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 4.

    Een vergunning of ontheffing wordt verleend op kenteken. Per kenteken wordt maximaal één vergunning of ontheffing verleend.

  • 5.

    Vervallen.

  • 6.

    Een functionele vergunning is alleen geldig indien de vergunninghouder het voertuig heeft geparkeerd ten behoeve van de uitoefening van zijn functie.

Artikel 14 Het intrekken van een vergunning of ontheffing
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning of ontheffing intrekken:

    • a.

      op verzoek van de vergunning- of ontheffinghouder;

    • b.

      wanneer de vergunning- of ontheffinghouder het gebied waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend metterwoon verlaat, het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt, of de werkzaamheden bij het beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer zich een wijziging voordoet in één of meerdere van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning of ontheffing;

    • d.

      wanneer voor het gebied waarbinnen de vergunning of ontheffing geldig is het vergunningen- of ontheffingenstelsel wordt gewijzigd;

    • e.

      wanneer de vergunning- of ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen;

    • f.

      wanneer de vergunning- of ontheffinghouder handelt in strijd met het bepaalde in deze verordening;

    • g.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning of de ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • h.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2.

    Een besluit tot het intrekken van een vergunning of ontheffing wordt schriftelijk en met redenen omkleed aan de vergunning- of ontheffinghouder meegedeeld.

Artikel 15 Het wijzigen van een vergunning of ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de vergunning- of ontheffinghouder het op de vergunning of ontheffing vermelde kenteken wijzigen.

Artikel 16 Verplichtingen van de vergunning- en ontheffinghouder
  • 1.

    Wanneer een vergunninghouder zijn voertuig parkeert op een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats in een gebied waarvoor zijn vergunning geldig is, moet hij de vergunning duidelijk zichtbaar achter de linkerzijde van de achterruit van het voertuig plaatsen en ervoor zorgen dat de op de vergunning vermelde tekst van de buitenkant af duidelijk leesbaar is.

  • 2.

    Wanneer een ontheffinghouder zijn voertuig parkeert in een zone waarbinnen zijn ontheffing geldig is, moet hij de ontheffing duidelijk zichtbaar achter de linkerzijde van de achterruit van het voertuig plaatsen en ervoor zorgen dat de op de ontheffing vermelde tekst van de buitenkant af leesbaar is.

  • 3.

    Indien niet wordt voldaan aan de verplichting als bedoeld in het eerste lid, wordt geacht geen vergunning te zijn verleend voor het parkeren van een personenauto op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 4.

    Indien niet wordt voldaan aan de verplichting als bedoeld in het tweede lid, wordt geacht geen ontheffing te zijn verleend van de toegestane parkeerduur.

Paragraaf 5 Verbodsbepalingen

Artikel 17  

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen of met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 18
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of geplaatst te houden:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik van de apparatuur wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats alleen aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van hetgeen in het eerste en het derde lid van dit artikel is bepaald.

Paragraaf 6 Straf- en versleepbepaling
Artikel 19 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 17 en 18 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

Artikel 20 Versleepbepaling

Indien in strijd wordt gehandeld met het bepaalde in artikel 24, eerste lid, onder d van het RVV 1990, zijn Burgemeester en wethouders bevoegd een motorvoertuig te verslepen of te laten verslepen.

Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 21 Opsporing

Met opsporing van de overtreding zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 22 Inwerkingtreding
  • 10.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2000.

  • 11.

    De Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren, vastgesteld op 19 maart 1992, wordt met ingang van 1 oktober 2000 ingetrokken.

Artikel 23 Overgangsbepalingen
  • 1.

    1.

    Vergunningen verleend krachtens de verordening als bedoeld in artikel 22, tweede lid, blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 1.

    Vervallen.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Parkeerverordening 2000”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 mei 2000.

1e Wijziging vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 2000.

2e Wijziging vastgesteld in de openbare vergadering van 8 februari 2001.

3e Wijziging vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2001.

De secretaris De voorzitter,

mw. ir. H.J. Wijsenbeek J. van Houwelingen