Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Woninggebonden subsidies |
Citeertitel | Verordening Woninggebonden subsidies 1993 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening en volkshuisvesting |
Datum inwerkingtreding is in regeling opgenomen.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-06-1993 | 15-07-2011 | nieuwe regeling | 24-06-1993 Informeer 2-8-2007 | 15-6-1993 |
HOOFDSTUK 1 : Algemene bepalingen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 4
Paragraaf 1. Begripsbepalingen 4
Paragraaf 2. Grondslag en werkingssfeer 6
Paragraaf 3. Prioriteiten en andere voorwaarden 6
Paragraaf 4. Vaststelling en verdeling van de deelbudgetten 7
Paragraaf 5. Raadpleging belanghebbende personen en organisaties 8
Hoofdstuk 2 Verlenen en vaststellen van geldelijke steun 9
Paragraaf 1. De aanvraag om geldelijke steun 9
Paragraaf 2. De verlening van geldelijke steun 10
Paragraaf 3. De gereedmelding 12
Paragraaf 4. De vaststelling van geldelijke steun 12
Paragraaf 5. De intrekking van geldelijke steun 13
Paragraaf 6. Nadere bepalingen 14
Hoofdstuk 3 Bepalingen per subsidiecategorie 14
Paragraaf 1. Sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens 14
Paragraaf 2. Sociale koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens 16
Paragraaf 3. Ingrijpende voorzieningen 21
Paragraaf 4. Huurwoningen van beleggers 23
Paragraaf 5. Premiewoningen 24
Paragraaf 6. Toelagen ten behoeve van plaatselijke verschillende omstandigheden 25
Paragraaf 7. Huurverlagingstoeslagen 26
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepaling 27
Paragraaf 1. Sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens 37
Paragraaf 2. Sociale koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens 38
Paragraaf 3. Ingrijpende voorzieningen 41
Paragraaf 4. Huurwoningen van beleggers 43
Paragraaf 5. Premiewoningen 43
Paragraaf 6. Toelagen ten behoeve van plaatselijke verschillende omstandigheden 44
Paragraaf 1: Begripsbepalingen
Budget: bedrag aan geldelijke steun dat jaarlijks door de minister aan de gemeente beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten, alsmede daaraan op grond van het besluit of op grond van een besluit van de gemeenteraad toegevoegde vrijvallende middelen ten behoeve van:
Paragraaf 2: Grondslag en werkingssfeer
Op grond van deze verordening kunnen Burgemeester en Wethouders geldelijke steun verlenen voor:
Paragraaf 4: Vaststelling en verdeling van de deelbudgetten
De raad kan Burgemeester en Wethouders toestemming verlenen tot nader te bepalen grenzen en onder nader te bepalen voorwaarden deelbudgetten te wijzigen.
Paragraaf 5. Raadpleging belanghebbende personen en organisaties
Deze verordening wordt slechts gewijzigd wanneer over het ontwerp door Burgemeester en Wethouders voorafgaand geraadpleegd zijn de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de raad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties.
HOOFDSTUK 2: Verlenen en vaststellen van geldelijke steun
Paragraaf 1: De aanvraag om geldelijke steun
Een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun geschiedt op een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld en door de initiatiefnemer volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.
Paragraaf 2: De verlening van geldelijke steun
Burgemeester en Wethouders bevestigen binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 20.
Indien de aanvraag om verlening van geldelijke steun naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet voldoet aan artikel 20 en artikel 21, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de initiatiefnemer onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zij behandeling van de aanvraag aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.
Burgemeester en Wethouders beslissen binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 20 of na ontvangst van de gegevens bedoeld in artikel 24.
Zij kunnen onder opgave van redenen besluiten hun beslissing met één maand te verdagen.
Indien toepassing wordt gegeven aan lid 2 delen Burgemeester en Wethouders hun beslissing schriftelijk aan de initiatiefnemer mee.
Aanvragen die niet voldoen aan de prioriteiten gesteld op grond van artikel 8, eerste lid, kunnen worden aangehouden tot 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.
In afwijking van artikel 25 beslissen Burgemeester en Wethouders op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid binnen twee maanden na 1 oktober.
De noodzaak van een bouwplan bedoeld in artikel 28, onder a, wordt geacht in elk geval te zijn aangetoond, indien dit plan opgenomen is in het verdeelbesluit als bedoeld in artikel 12.
Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun verklaart de begunstigde met gebruikmaking van een daartoe door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld en volledig ingevuld en ondertekend formulier dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Paragraaf 4: De vaststelling van geldelijke steun
Indien de gereedmelding naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet voldoet aan het bepaalde in artikel 32, eerste lid, of artikel 33, eerste lid, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de begunstigde onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zijn behandeling van de gereedmelding aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.
Paragraaf 5: De intrekking van geldelijke steun
Indien een bijdrage op grond van deze verordening is verleend dan wel vastgesteld op grond van gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, worden de besluiten tot verlening en vaststelling van de geldelijke steun zodanig gewijzigd dat zij overeenstemmen met deze andere beslissing.
Indien geldelijke steun is verleend dan wel vastgesteld en gebleken is dat de gegevens op grond waarvan deze besluiten worden genomen onjuist waren en waarvan de begunstigde wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, kunnen Burgemeester en Wethouders hun besluit tot verlening en vaststelling van de geldelijke steun intrekken en kunnen zij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.
Paragraaf 6: Nadere bepalingen
Burgemeester en Wethouders delen een besluit als bedoeld in dit hoofdstuk onverwijld schriftelijk mee aan hetzij de initiatiefnemer hetzij de begunstigde, onder vermelding van de gronden waarop het besluit berust.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, hetzij in hoofdstuk 3 hiervan nadrukkelijk is afgeweken.
HOOFDSTUK 3: Bepalingen per subsidiecategorie
Paragraaf 1: Sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens
Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van:
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun, indien de voorgestelde aanvangshuurprijs niet hoger is dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum huurprijs.
Indien de toepassing van het bepaalde in het eerste lid betrekking heeft op het bouwen van een aantal administratief in een complex samengevoegde sociale huurwoningen, geldt het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het eerste lid, als de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond van de in dat complex opgenomen woningen.
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een huurstandplaats indien:
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een huurwoonwagen, indien de standplaats waarop die woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:
Een gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 33 vergezeld van:
een opgave van de kosten van het verkrijgen in eigendom, voorzien van een verklaring van een ingeschreven registeraccountant, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants (Staatsblad 1962, 258, laatstelijk gewijzigd bij wet van 25 oktober 1989, Staatsblad 490), waaruit blijkt dat de opgegeven kosten in overeenstemming zijn met de werkelijk gemaakte kosten.
Burgemeester en Wethouders beëindigen de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale huurwoning en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een sociale huurwoning, huurstandplaats of een huurwoonwagen waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling.
Paragraaf 2: Sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder kosten van het verkrijgen in eigendom verstaan:
in gevallen waarin een woning of standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag;
Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.
Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat de begunstigde degene is die:
indien zodanige akte voor het verkrijgen in eigendom niet noodzakelijk was, met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na de dag waarop Burgemeester en Wethouders de geldelijke steun voor de eerste eigenaar hebben vastgesteld, de woning, de standplaats of de woonwagen als eigenaar bewoont, of
Het bepaalde in artikel 54, tweede lid, onder c., is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die de woning als eigenaar zal bewonen.
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een koopstandplaats indien:
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een koopwoonwagen, indien de standplaats waarop de woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:
Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de in artikel 33 bedoelde verklaring vergezeld van de volgende gegevens:
Een door de inspecteur der directe belastingen te verstrekken origineel formulier, waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, dan wel het bruto loon van de personen bedoeld in bijlage VI van het Besluit; op dit formulier wordt tevens aangegeven of bedoelde personen wel of niet vermogensbelasting verschuldigd zijn.
Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast het in artikel 53 gestelde vergezeld van:
Burgemeester en Wethouders stemmen slechts in met het verzoek bedoeld in artikel 32, tweede lid, mits:
de eigenaar of diens erfgenaam over het jaar dat voorafgaat aan het tijdstip waarop de geldelijke steun is verleend vermogensbelasting in de zin van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Staatsblad 520) verschuldigd is, dan wel geen gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon die krachtens die wet vermogensbelasting verschuldigd is.
De som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit op grond waarvan de geldelijke steun wordt berekend, wordt bepaald aan de hand van de in artikel 53 genoemde gegevens, over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.
Burgemeester en Wethouders verhogen voor een koopstandplaats het eerste jaarbedrag met het in bijlage VI van het Besluit bepaalde bedrag indien op grond van artikel 58, tweede lid, aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen is verleend.
Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage ineens geldt als voorwaarde dat de woning, de standplaats of de woonwagen gedurende tenminste één jaar is bewoond door de eigenaar of in geval van overlijden van de eigenaar diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam of ingeval van vertrek van de eigenaar uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige partner of gewezen partner.
Burgemeester en Wethouders beëindigen de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het tot op dat moment ontvangen bedrag, indien constateren dat:
de eigenaar bedoeld in artikel 54, eerste lid, dan wel de op het tijdstip van diens overlijden in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam, dan wel de op het moment van diens vertrek uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige gewezen partner de woning niet langer bewoont, of
Burgemeester en Wethouders stellen de geldelijke steun opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien zij constateren dat de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit zodanig is gestegen ten opzichte van de som van de inkomens op grond waarvan de herziene vaststelling als bedoeld in dit artikel heeft plaatsgevonden, dat daarbij volgens het Besluit een ander bedrag aan geldelijke steun moet worden vastgesteld.
Ten behoeve van een vaststelling als bedoeld in artikel 60 dient de eigenaar, binnen twee maanden nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, onderscheidenlijk telkens vijf jaar nadien een door de inspecteur der directe belastingen verstrekte opgave van inkomens over te leggen van die personen waarvan het inkomen ingevolge het Besluit deel uitmaakt van de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit over de in het Besluit bepaalde periode.
Indien de in het eerste lid genoemde gegevens niet of onvoldoende binnen de in het eerste lid genoemde termijn vanwege de eigenaar worden overgelegd doen Burgemeester en Wethouders daarvan schriftelijk mededeling aan de eigenaar onder vermelding van de nog te leveren gegevens en de termijn waarbinnen zij geleverd dienen te zijn.
Burgemeester en Wethouders besluiten omtrent een vaststelling als bedoeld in artikel 60 binnen zes maanden nadat de in artikel 61, eerste lid, bedoelde gegevens zijn verstrekt.
Op een daartoe strekkend verzoek stellen Burgemeester en Wethouders de geldelijke steun eenmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning, de standplaats of de woonwagen heeft betrokken of in een van de zes daaropvolgende kalenderjaren een van de personen van wie het inkomen medebepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in gedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een inkomen heeft genoten.
Paragraaf 3: Ingrijpende voorzieningen
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen indien:
Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 75 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een standplaats, indien de standplaats niet is gelegen op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet dat bij ministeriële regeling, in een woonwagenplan als bedoeld in artikel 4a van die wet, in een streekplan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of bij een ander besluit van Provinciale Staten is aangewezen om te worden opgeheven of verkleind.
Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:
Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de in artikel 33 bedoelde verklaring vergezeld van een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan.
Burgemeester en Wethouders beëindigen de uitbetaling van de geldelijke steun en stellen deze opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van de woning of de standplaats waaraan met geldelijke steun ingrijpende voorzieningen zijn getroffen overgaat en de nieuwe eigenaar de woning of de standplaats niet verhuurt.
Paragraaf 4: Huurwoningen van beleggers
Artikel 52, onder a., b. en d., is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ingeval de woning tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag.
Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op de voorwaarden van artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarden dat:
Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de verklaring bedoeld in artikel 33 vergezeld van:
De in het derde lid bedoelde verklaring dient jaarlijks door de belegger, onderscheidenlijk de toegelaten instelling, ingediend te worden gedurende vier opeenvolgende jaren, voor de eerste maal uiterlijk een jaar nadat het eerste jaarbedrag is uitbetaald en vervolgens telkens een jaar later, bij Burgemeester en Wethouders met gebruikmaking van een daartoe door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld formulier.
Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de woning zal verhuren.
Indien een woning bewoond zal worden door de eigenaar, gaat een aanvraag om geldelijke steun, in aanvulling op de gegevens van artikel 21, vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.
Artikel 52 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien de woning een huurwoning is die tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag.
Paragraaf 6: Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden een toeslag verlenen aan de initiatiefnemer ten behoeve van de bouw van woningen en het treffen van ingrijpende voorzieningen.
Een aanvraag om een toeslag vindt plaats op hetzelfde formulier als waarmee geldelijke steun wordt aangevraagd ingevolge de paragrafen 1 tot en met 5.
Burgemeester en Wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen respectievelijk vaststellen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 5.
Burgemeester en Wethouders houden bij het verlenen en vaststellen van een toeslag en de bepaling van de hoogte daarvan rekening met de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan.
Paragraaf 7: Huurverlagingstoeslagen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget voor toeslagen ten behoeve van huurverlaging aan een toegelaten instelling die een sociale huurwoning beheert die is gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats, of waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen een toeslag verlenen ten behoeve van het verlagen van de huurprijs.
Een aanvraag om verlening van een toeslag gaat in aanvulling op artikel 21 vergezeld van een verklaring van de verhuurder dat hij een sociale huurwoning of huurstandplaats beheert die is gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats, of waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen.
Burgemeester en Wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen respectievelijk vaststellen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1 of 3.
HOOFDSTUK 4: Overgangs- en slotbepalingen
Op aanvragen die voor de inwerkingtreding of een wijziging van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de verordening op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.
Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.
De algemene bepalingen van hoofdstuk 1, alsmede de standaardbepalingen van hoofdstuk 2, gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 3. Indien de bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 niet nadrukkelijk zijn uitgezonderd, zijn zij naast de in hoofdstuk 3 genoemde voorwaarden van toepassing.
De budgetten in de verordening bevatten derhalve ook het restant van de in vorige jaren van het Rijk verkregen bedragen. Dit restant kan zowel positief als negatief zijn. Vrijvallende middelen zijn meevallers voor de kas, indien jaarlijkse bijdragen voortijdig worden verminderd of beëindigd alsmede rentebaten.
In de verordening wordt een algemene omschrijving gegeven van het begrip kosten van het verkrijgen in eigendom. De term "kosten van het verkrijgen in eigendom" is gebruikt ter vervanging van het vaak gebruikte begrip "stichtingskosten" en sluit ook de kosten van het treffen van voorzieningen in, ter uitvoering van de voorwaarden uit het Besluit, dat de verordening bepalingen bevat over de vaststelling van de kosten van het bouwen van woningen en van het treffen van voorzieningen aan woningen die voor geldelijke steun in aanmerking komen. In paragraaf 2, 4 en 5 van hoofdstuk 3 zijn de kosten van het verkrijgen in eigendom apart omschreven; deze gelden de sociale koopwoningen alsmede huurwoningen van beleggers en premiewoningen. Daarbij is ook in de situatie voorzien dat een woning geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd. Indien daarvan bij sociale huurwoningen sprake is, zullen de kosten daarvan gerekend worden tot de onder punt 24 genoemde overige door Burgemeester en Wethouders vast te stellen kosten.
Wanneer een huurder een woning (gedeeltelijk) zelf bouwt of laat bouwen dan kan de verhuurder wel voor de volledige geldelijke steun in aanmerking komen. De kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen bestaan uit de som van:
Een woning, waarmee reeds met de bouw begonnen is, maar die nog niet is voltooid, kan als te bouwen woning worden beschouwd bij toepassing van de mogelijkheid van artikel 14. Essentie van de bepaling is dat het gaat om nieuwgebouwde woningen. Deze omzetting zal naar verwachting slechts bij uitzondering plaatsvinden.
Indien het verlenen van geldelijke steun betrekking heeft op een aantal administratief in een plan voor het treffen van voorzieningen samengevoegde woningen en aan die woningen voorzieningen worden getroffen die in bouwtechnisch opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn, gelden als kosten van het verkrijgen in eigendom de gemiddelde kosten van de voorzieningen per in dat plan opgenomen woning.
Wat in de hoofdstukken 2 en 3 aan voorwaarden wordt gesteld is derhalve in aanvulling op de algemene bepalingen, tenzij hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken; in dat geval worden de algemene bepalingen vervangen door de bijzondere.
In artikel 8 is een onderscheid gemaakt in het stellen van prioriteiten en het stellen van aanvullende voorwaarden.
Door middel van het stellen van prioriteiten en voorwaarden kan nader inhoud worden gegeven aan de voorwaarden van artikel 12 van het Besluit, op grond waarvan de gemeente zich moet overtuigen van de noodzaak, de soberheid en de doelmatigheid van het bouwen van woningen of het treffen van voorzieningen aan woningen. Tevens wordt aan gegadigden inzicht gegeven hoe de gemeente aan deze voorwaarden toetst. Op grond van gestelde prioriteiten (eerste lid) kunnen bouwplannen bij voorrang boven andere plannen worden gehonoreerd (zie ook artikel 26). Als een bouwplan niet aan gestelde nadere voorwaarden (tweede en derde lid) voldoet, wordt een aanvraag om geldelijke steun afgewezen (zie artikel 28, onder c).
De nadere voorwaarden dienen functioneel te zijn ten opzichte van de beleidsdoelstellingen van het subsidie-instrument, derhalve gegrond zijn op de zorg voor het tot stand komen van goede en betaalbare woningen voor diegenen die zelf niet of onvoldoende in staat zijn deze te verkrijgen. Deze functionaliteit kan worden aangegeven in het volkshuisvestingsplan.
Gemeentelijke beleidsuitgangspunten, zoals huurklasse, aantal, woninggrootte, locatie en bestemming van de te bouwen woningen lenen zich voor zowel het stellen van prioriteiten als het stellen van nadere voorwaarden. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden, dat een opdrachtgever in staat moet zijn te komen tot een kostendekkende exploitatie, rekening houdend met de te ontvangen huur en subsidiegelden.
De beleidsuitgangspunten, die ten aanzien van overige kwaliteitsaspecten gehanteerd kunnen worden, kunnen zich lenen voor het stellen van prioriteiten. Het gaat daarbij niet om kwaliteitseisen op het terrein van bouw- en woontechniek in enge zin, zoals bijvoorbeeld materiaalkeuze, maar om die aspecten van architectuur, sociale veiligheid, milieu en aanpasbaar bouwen, waarvan gesteld kan worden, dat het slagen van het gemeentelijk beleid op deze aspecten mede afhankelijk is van de mate waarin de opdrachtgevers hiermee rekening houden.
Voor de totstandkoming van prioriteiten en nadere voorwaarden is een zorgvuldige procedure als uitgangspunt genomen, namelijk het bij apart raadsbesluit vaststellen ervan na raadpleging van de belanghebbende organisaties.
Het ligt voor de hand dit te doen in een volkshuisvestingsplan, waarbij tevens de relatie met het gemeentelijke beleid op andere terreinen kan worden aangegeven, zoals het gemeentelijk milieubeleid. Realisering van het gemeentelijke beleid heeft de meeste kans van slagen, indien dit in goed overleg met de betrokken partijen tot stand komt.
Het afsluiten van overeenkomsten waarin, uitgaande van de respectievelijke taken- en bevoegdhedenverdeling tussen gemeente en de overige betrokken partijen, afspraken worden gemaakt over de genoemde beleidsuitgangspunten heeft dan ook verreweg de voorkeur. Tot het stellen van nadere voorwaarden en prioriteiten op basis van deze verordening zal dan ook in de regel pas worden overgegaan als het niet mogelijk is gebleken om overeenkomsten als bedoeld in artikel 19 te sluiten.
Het afsluiten van overeenkomsten waarin uitgaande van de respectievelijke taken- en bevoegdhedenverdeling tussen gemeente en de overige betrokken partijen afspraken worden gemaakt over de genoemde beleidsuitgangspunten heeft dan ook verreweg de voorkeur.
Op grond van artikel 9 worden over de prioriteiten en nadere voorwaarden vooraf belanghebbende organisaties geraadpleegd en wordt vastgelegd dat Burgemeester en Wethouders bij het doen van hun voorstel aan de raad ingaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte argumenten.
Zo nodig zal volstaan worden met het bekend maken van een uittreksel van een besluit en de mededeling waar het besluit kan worden ingezien.
Het vaststellen van deelbudgetten is een belangrijk sturingsinstrument bij het verlenen van geldelijke steun. Zie ook de toelichting bij artikel 8. Het Besluit maakt het mogelijk een gedeelte van het budget te sparen. Dit kan door de deelbudgetten gezamenlijk lager vast te stellen dan het budget waartoe zij behoren.
Op basis van de prioriteiten kan bijvoorbeeld bij het treffen van ingrijpende voorzieningen onderscheid gemaakt worden tussen particuliere en sociale huurwoningen. Ook kan een deel van het budget uitsluitend worden besteed ten behoeve van woningen in bepaalde met name genoemde wijken. In principe kan zelfs een deelbudget worden vastgesteld per bouwplan, al ligt dat niet voor de hand. Ook de toeslagen kunnen eventueel worden gesplitst in deelbudgetten en worden ingezet ten behoeve van bepaalde categorieën woningen, woningen in bepaalde wijken en gegadigden.
Op grond van een verdeelbesluit krijgen de initiatiefnemers vooraf inzicht in hun mogelijkheden om ten behoeve van een bouwplan op een bepaalde locatie voor geldelijke steun vanuit een deelbudget in aanmerking te komen, indien zij in concreto een aanvraag indienen.
Initiatiefnemers krijgen op deze wijze een redelijke mate van zekerheid dat zij hun planontwikkelingskosten niet tevergeefs maken.
Een verdeelbesluit is slechts globaal van inhoud en geeft nog geen aanspraak op geldelijke steun voor een concreet bouwplan. Het verdeelbesluit kan voor de onderscheiden deelbudgetten een meer of mindere gedetailleerde inhoud hebben. De vaststelling van deelbudgetten (artikel 11) en het nemen van een verdeelbesluit zullen vaak samenvallen.
Omdat velerlei factoren de gemeentelijke plannen kunnen verstoren kan de gemeenteraad besluiten niet het gehele budget bij voorbaat ter beschikking te stellen.
Een gedeelte van het budget wordt dan gespaard. De raad kan Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid geven om dit restant onder bepaalde omstandigheden alsnog te benutten. Bij tegenvallende renteontwikkeling betekent een vast budget bijvoorbeeld direct aanzienlijk minder woningen. Voor projecten in een vergevorderd stadium kan dit zeer nadelig zijn.
Een ander voorbeeld vormen de toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, die ingezet worden aanvullend op andere geldelijke steun. Een knellend kopkostenbudget zou projecten kunnen ophouden terwijl het desbetreffende budget zelf geen probleem vormt.
In het kader van het Besluit kunnen gemeenten mogelijk over meer middelen beschikken dan over deze budgetten. Gedacht wordt aan rente op kasgelden en vrijvallende middelen als gevolg van ingetrokken beschikkingen.
Burgemeester en Wethouders kunnen alsnog beschikken over een deel van het budget dat gespaard is, voor zover de raad hiertoe vooraf toestemming heeft gegeven, indien een deelbudget ontoereikend is om aan alle aanvragen geldelijke steun te voldoen.
Bedoeld is de omzetting van sociale huurwoningen in sociale koopwoningen of omgekeerd en de omzetting van huurwoningen van beleggers in premiewoningen of omgekeerd.
Het vaststellen van de deelbudgetten dan wel het nemen van een verdeelbesluit kan de minister een besluit tot toekenning van een budget geheel of gedeeltelijk intrekken. Op grond van dit artikel kan de wijziging van een budget gevolgen hebben voor de omvang van de deelbudgetten.
Aangezien de verordening pas geldt wanneer zij is vastgesteld, is in dit artikel slechts sprake van het raadplegen van belanghebbenden, wanneer de verordening wordt gewijzigd. Het Besluit stelt echter het horen van belanghebbenden verplicht ook bij de vaststelling van de verordening.
Artikel 16: derde lid en artikel 17 derde lid:
Over de raadpleging wordt schriftelijk verslag gedaan aan de raad. Het spreekt vanzelf dat in een desbetreffend raadsvoorstel wordt ingegaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte standpunten en argumenten.
Dit artikel heeft betrekking op convenanten ter uitvoering van de verordening. Deze convenanten kunnen worden gesloten door Burgemeester en Wethouders. Betreft het convenanten met een verstrekkender karakter, dan zal in de regel de raad deze zelf sluiten.
Het systeem van deze verordening gaat uit van vier onderscheiden momenten:
De aanvraag wordt gedaan door de initiatiefnemer, ten behoeve van wiens project ook de geldelijke steun wordt verleend. Op dat moment is nog niet altijd bekend wie de begunstigde zal zijn. De begunstigde doet de gereedmelding.
De gereedmelding is tegelijkertijd het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun. De vaststelling en uitbetaling hebben dan ook rechtstreeks betrekking op de begunstigde, zijnde degene die de geldelijke steun ontvangt.
Op grond van het Besluit moet de gemeente het bouwplan toetsen op soberheid en doelmatigheid en op de noodzaak van het bouwen dan wel het treffen van de voorzieningen. De gevraagde gegevens zijn nodig voor deze beoordeling en om het bouwplan te kunnen toetsen aan door de gemeente gestelde prioriteiten.
Om te kunnen beoordelen in hoeverre het beschikbare deelbudget wordt benut of dreigt te worden overschreden is het nodig tijdig een overzicht te hebben van het totaal aantal gedane aanvragen.
Aanvragen worden in principe op volgorde van binnenkomst behandeld met inachtneming van de termijnen van artikel 25. Aanvragen die al in het verdeelbesluit zijn opgenomen behoeven alleen aan de subsidievoorwaarden te worden getoetst. Bij het vaststellen van het verdeelbesluit heeft de raad uiteraard rekening gehouden met de prioriteiten, gesteld op grond van artikel 8.
Aanvragen die na 1 oktober worden ingediend behoeven niet te worden afgewezen; zij kunnen worden aangehouden tot het volgende jaar. De aanhouding geeft geen recht op het verlenen van geldelijke steun in het volgende jaar. Beoordeling van de aanvraag geschiedt op basis van de in het jaar van verlening van geldelijke steun geldende criteria.
Het is denkbaar dat alle partijen het eens zijn over de noodzaak van een ingediend plan maar dat op grond van lid 3 en bij een ontoereikend budget een plan dat al eenmaal is aangehouden, zou moeten worden afgewezen. Aangezien dit onnodig verstarrend kan werken, kan in een dergelijke situatie het plan tot een nader aan te geven jaar aangehouden worden.
In het algemeen zal er vooroverleg plaatsvinden waardoor de termijn van twee maanden niet altijd nodig zal zijn. Soms zal de termijn echter te kort kunnen zijn, bijvoorbeeld om alle gegevens te kunnen controleren. Het tweede lid biedt daarom de mogelijkheid tot verlenging van de termijn.
Artikel 26 geeft de mogelijkheid tot aanhouding, indien een bouwplan niet in het verdeelbesluit is opgenomen. Dit voorkomt dat aanvragen die in het begin van het jaar worden gedaan gehonoreerd zouden moeten worden, omdat zij aan de voorwaarden voldoen, terwijl andere plannen voorrang verdienen op grond van het gemeentelijk beleid.
Naast overschrijding van een deelbudget is een grond voor aanhouding van een aanvraag om verlening van geldelijke steun de bepaling dat een bouwplan in het verdeelbesluit moet zijn opgenomen om te voorkomen dat er niet-voorziene aanvragen zouden moeten worden gehonoreerd waardoor andere plannen niet in aanmerking kunnen komen. Als het desbetreffende deelbudget hiervoor wel ruimte laat, kunnen plannen die niet in het verdeelbesluit waren opgenomen alsnog worden gehonoreerd. Overigens kan de toereikendheid van een deelbudget al een probleem op zich vormen. Bij sociale koopwoningen en eventueel bij toeslagen wordt pas na het budgetjaar bekend welk beslag op het budget is gelegd. De toereikendheid van het budget kan dan slechts onder vooronderstellingen worden vastgesteld. Ook kan het voorkomen dat er minder woningen, dan aanvankelijk voorgenomen, kunnen worden gebouwd doordat er als gevolg van een stijging van de rente hogere subsidies dan geraamd moeten worden verleend.
Op deze manier zijn Burgemeester en Wethouders vrij te bevorderen dat bouwplannen die in het verdeelbesluit zijn opgenomen alsnog in het desbetreffende jaar worden ingediend dan wel bouwplannen die niet in het verdeelbesluit zijn opgenomen in plaats van de eerstgenoemde plannen, wanneer deze geen doorgang vinden, voor subsidie in aanmerking te brengen.
In beginsel mag niet worden begonnen met de bouw voor de aanvraag is behandeld. De verordening biedt de ruimte om vooruitlopend op het besluit tot verlening van geldelijke steun toestemming te verkrijgen al met de bouw te beginnen zonder het recht op subsidie te verliezen. Het is echter niet de bedoeling dat woningen die reeds gebouwd of ingrijpend verbeterd zijn alsnog voor geldelijke steun in aanmerking komen. Wanneer Burgemeester en Wethouders besluiten in te stemmen met het begin van de bouw, wordt het bouwplan wel getoetst aan de vereisten op grond van deze verordening. Alleen de afwijzingsgrond dat niet met de bouw mag worden gestart voordat geldelijke steun wordt verleend, vervalt dan.
Indien een plan in het verdeelbesluit is opgenomen, is de noodzaak voldoende aangetoond en is aan de voorwaarde genoemd in artikel 28 onder a. voldaan. Voor een plan dat niet in het verdeelbesluit is opgenomen, zal de noodzaak langs een andere weg, bijvoorbeeld door een woningmarktonderzoek moeten worden aangetoond.
Dit artikel dient onder meer ertoe om vroegtijdig te kunnen bepalen welke projecten (nog) geen doorgang vinden. Dat kan aanleiding zijn het budget anders te benutten. Op grond van artikel 40 kan eventueel ontheffing van deze bepaling worden gegeven. Voor de verlenging van de termijn moeten goede gronden aanwezig zijn. Voorbeelden daarvan zijn onvoorziene technische of financiële complicaties.
Gereedmeldingstermijnen zijn gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat er onnodig lang een verplichting tot uitbetaling van subsidie blijft bestaan. Ook is een gereedmelding nodig om te kunnen toetsen of aan de voorwaarden voor het verlenen van de geldelijke steun is voldaan.
Het gaat hierbij niet om de verslaglegging die de gemeente over de besteding van de budgetten aan het Rijk moet leveren maar om informatie over de afzonderlijke bouwplannen. Het Rijk zal deze informatie steekproefsgewijs opvragen. Het Rijk heeft deze informatie nodig voor de bepaling van de hoogte van de normbedragen, toeslagen en dergelijke. Ook heeft het Rijk de informatie nodig voor de evaluatie van het beleid.
De gereedmelding van de woning vindt plaats door de begunstigde en niet door de initiatiefnemer. In veel gevallen zullen initiatiefnemer en begunstigde dezelfde zijn, zoals bij sociale huurwoningen.
Dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. Bij sociale koopwoningen is dit het meest duidelijk het geval: daar is de koper de begunstigde en (veelal) een aannemer de initiatiefnemer. Wanneer dat het geval is, heeft de initiatiefnemer geen belang bij de gereedmelding en zou de begunstigde de dupe kunnen worden. Om deze reden is ervoor gekozen de gereedmelding door de begunstigde te laten plaatsvinden. Wanneer er een toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden wordt toegekend, wordt deze aan de initiatiefnemer verleend. Deze moet dan eveneens een gereedmelding indienen.
Het gerealiseerde bouwplan moet overeenstemmen met het door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde bouwplan, inclusief nader aangebrachte en goedgekeurde wijzigingen.
Indien later alsnog zou blijken dat de woning(en) niet goedgekeurde afwijkingen bevat(ten), kan het subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd.
Dat geldt ook voor de kosten van verkrijgen in eigendom op basis waarvan een kosten-kwaliteitstoets wordt uitgevoerd en eventueel voor de toeslag voor plaatselijke verschillende omstandigheden en de huurverlagingstoeslag. Omdat de gemeente controle moet kunnen uitoefenen moeten de rekeningen en betalingsbewijzen beschikbaar worden gehouden.
De hoogte van de geldelijke steun ligt, met uitzondering van de toeslagen, op grond van het Besluit vast. Voor de sociale bouwsector wordt deze vastgesteld aan de hand van een bij ministeriële regeling vastgestelde tabel.
Voor de vaststelling van de hoogte van het subsidie voor sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoningen en ingrijpende voorzieningen is de datum van verlenen van geldelijke steun bepalend, omdat de op die datum geldende rijksrekenrente uitgangspunt is. Bij sociale koop wordt in principe uitgegaan van de datum waarop de gemeente als budgethoudend orgaan de koop of de koop- en aannemingsovereenkomst heeft ontvangen.
De jaarlijkse bijdrage voor sociale huur en ingrijpende voorzieningen is vervolgens tenminste 10% van de hoofdsom. Voor een sociale koopwoning is de jaarlijkse bijdrage altijd 10% van de hoofdsom, mits deze hoger is dan een krachtens ministeriële regeling vastgesteld minimum bedrag.
Voor premiewoningen en beleggerswoningen ligt de hoogte van het subsidie tijdens het jaar van aanvraag reeds vast. De bijdrage voor beleggerswoningen wordt in vijf jaarbedragen uitbetaald.
2.en 3. Het onderscheid tussen het tweede en het derde lid betreft verwijtbaarheid. Indien er geen sprake is van verwijtbaarheid wordt het subsidie vastgesteld op grond van de juiste gegevens dan wel beperkt tot het bedrag dat al is betaald. Indien er wel sprake is van verwijtbaarheid kunnen Burgemeester en Wethouders het subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen met vergoeding van de wettelijke rente.
Dit artikel geeft aan dat het besluit moet zijn gemotiveerd en vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Dit artikel strekt ertoe voor de gestelde termijnen een algemene ontheffingsgrond te geven voor Burgemeester en Wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen.
Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of om het verlengen van (tussentijdse) gereedmeldingstermijnen.
Paragraaf 1: Sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens
Volgens het tweede lid kunnen Burgemeester en Wethouders tegelijk met het verlenen van geldelijke steun voor een huurwoonwagen aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen. Het woonwagenbeleid gaat ervan uit dat sanitaire voorzieningen in de woonwagen zijn ondergebracht. Nieuwe standplaatsen zullen daarom doorgaans zonder sanitaire voorzieningen worden gebouwd. Omdat veel bestaande woonwagens geen sanitair bevatten, kan de situatie ontstaan dat noch op de standplaats, noch in de wagen sanitair aanwezig is. Om het deconcentratiebeleid niet te belemmeren, maakt het Besluit het mogelijk geldelijke steun voor een huurstandplaats te verhogen indien daarop of aan de daarop te plaatsen woonwagen tevens sanitaire voorzieningen worden aangebracht. De hoofdsom wordt daartoe met
f 2.000,00 verhoogd. Dit blijkt niet duidelijk uit het Besluit zelf. Uit de Regeling normering woninggebonden subsidies is af te leiden dat de hoofdsom in geval van de bouw van een huurstandplaats, een koopstandplaats of van het treffen van ingrijpende voorzieningen worden aangelegd. Op grond van het Besluit wordt de verlening van geldelijke steun volgens artikel 53 van deze verordening beperkt tot standplaatsen waarop op 1 januari 1993 bestaande woonwagens worden geplaatst die niet over sanitair beschikken.
Volgens Besluit wordt geldelijke steun verleend onder de voorwaarde dat de huurprijs niet hoger is dan in het Besluit is bepaald en dat de huur een kostendekkende exploitatie mogelijk maakt. In de praktijk blijkt vaak dat de huur pas na de bouw definitief kan worden vastgesteld.
Daarom wordt bij de subsidieverlening als voorwaarde gesteld dat de definitieve huurprijs (de aan de minister voorgestelde huurprijs) niet hoger mag zijn dan in het Besluit is bepaald. Bij de gereedmelding toetst de gemeente of aan de voorwaarden is voldaan. Het Besluit stelt als voorwaarde voor verlening van geldelijke steun dat de voorgestelde aanvangshuurprijs van een sociale huurwoning bij aanvraag in 1993 niet hoger mag zijn dan f 728,00 (exclusief een huurverlagingstoeslag op grond van paragraaf 7). Dit maximum heeft betrekking op een individuele woning en dus niet op een complexgemiddelde. De maximumhuurprijs is niet van toepassing op woningen met meer dan vier kamers. De maximumaanvangshuurprijs van een huurstandplaats bedraagt in 1993 f 291,00 en van een huurwoonwagen f 437,00. Bepalend voor de toetsing van de huurprijs is het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.
Het Besluit bepaalt dat na 1992 woningen slechts ten laste van het budget jaarlijkse bijdragen mogen worden gesubsidieerd, indien de koopsom van de bouwrijpe grond niet hoger is dan f 25.500,00.
Indien de verlening van geldelijke steun een aantal administratief in een complex samengevoegde woningen betreft dan hebben de genoemde bedragen betrekking op de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond.
Met het oog op de betaling van de geldelijke steun is het van belang te weten wanneer de woningen, de standplaatsen of woonwagens (gemiddeld) zijn voltooid (zie artikel 49).
Met de gevraagde accountantsverklaring kan het overleggen van bewijsstukken als rekeningen en dergelijke achterwege blijven.
en 3. In de regel zal worden aangesloten bij het betalingsritme van het Rijk naar de gemeente en zal de jaarlijkse bijdrage dus 10% zijn van de hoofdsom. Er kunnen zich echter situaties voordoen dat een hoger percentage genomen wordt. Op grond van het bepaalde in bijlage V van het Besluit dat het aantal jaarbedragen niet meer mag zijn dan 30 kan zich zo'n situatie voordoen maar ook andere situaties zijn denkbaar.
Paragraaf 2. Sociale koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens
De kosten van verkrijging van eigendom worden gedefinieerd als de som van de koopsom van de grond en de koop- of koop/aanneemsom van de woning of standplaats. Tot deze kosten worden ook de overdrachts-kosten gerekend.
Als er voor één van beide geen of relatief weinig kosten worden gemaakt omdat de woning of standplaats op grond wordt gebouwd die reeds geruime tijd in bezit is, of omdat de woning of standplaats voor een belangrijk deel door de eigenaar zelf wordt gebouwd, worden de kosten van verkrijging in eigendom door Burgemeester en Wethouders bepaald. Zij zullen daarbij uitgaan van de waarde in het maatschappelijk verkeer of van vergelijkbare grondprijzen van vergelijkbare woningen in de regio.
Datzelfde geldt voor het geval waarin de grond geen eigendom wordt, maar in erfpacht wordt uitgegeven. In dat geval zal worden uitgegaan van het bedrag waarvoor de erfpacht kan worden afgekocht of, als dat niet mogelijk is, van de uitgifteprijs van gronden voor soortgelijke woningen, gelegen in de gemeente,
of, indien dergelijke gronden in de gemeente niet aanwezig zijn, in een naburige gemeente.
Een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun wordt ingediend door de initiatiefnemer voor de door hem te bouwen woningen. Deze moet daarvoor dezelfde gegevens verstrekken als voor andere subsidiecategorieën worden gevraagd. In aanvulling op deze gegevens wordt echter ook een verklaring gevraagd dat de verkoop van extra voorzieningen, leveringen of diensten (meerwerk) niet verplicht zal worden gekoppeld aan de koopovereenkomst.
Overigens is planafwijking op grond van artikel 30 niet mogelijk zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders. Dat geldt ook ten aanzien van meerwerk. Burgemeester en Wethouders kunnen vooraf toestemming geven voor meerwerk onder voorwaarde dat de genoemde verklaring is verstrekt.
Meerwerk is dus in principe vrij, tenzij hiermee de kosten-kwaliteitsverhouding wordt doorkruist.
Geldelijke steun voor sociale koopwoningen wordt, op grond van het Besluit, alleen verstrekt aan de eerste eigenaar van de woning, of degene die binnen een jaar na de eigendomsoverdracht aan de eerste eigenaar, eigenaar van de woning is geworden. In het eerste lid, sub d, wordt bepaald dat de geldelijke steun aan de eigenaar ook wordt verleend als na een (echt)scheiding diens partner de woning bewoont.
De geldelijke steun komt in dat geval slechts te vervallen, indien eigendomsoverdracht (aan de partner) plaatsvindt.
In geval van overlijden van de eigenaar gaat de geldelijke steun over op diens erfgenamen die de woning, standplaats of woonwagen blijven bewonen.
In het vierde lid is bepaald dat erfgenamen die de koopwoonwagen blijven bewonen, tot de doelgroep moeten behoren.
In aanvulling op de algemene eisen en voorwaarden gelden voor de sociale-koopsector enkele merendeels uit het Besluit voortvloeiende voorwaarden. Onder andere is bepaald dat de risicoverrekening moet worden afgekocht, zodat onvoorziene bouwkostenstijgingen niet ten laste van de koper kunnen worden gebracht.
De gereedmelding van een sociale koopwoning, koopstandplaats of koopwoonwagen vindt plaats door de begunstigde, dat wil zeggen de eigenaar van de woning. Naar aanleiding van die gereedmelding wordt de subsidie die de begunstigde zal ontvangen vastgesteld. Met de gereedmelding moeten daarom ook de benodigde gegevens worden bepaald.
Die gegevens moeten betrekking hebben op het jaar voorafgaande aan het jaar waarin voor de desbetreffende woning geldelijke steun is verleend. Er moet een door de inspecteur der directe belastingen afgegeven formulier worden overgelegd. Voor dit formulier wordt in de regel het IB-60-formulier gebruikt. Hierop staat het over dat jaar aangeslagen bedrag aan belastbaar inkomen vermeld. Indien uit dit formulier echter blijkt dat men over dat jaar nog aangeslagen moet worden, omdat een ingediende aangifte nog niet is behandeld, dan dient voorlopig uitgegaan te worden van het vermelde aangegeven belastbaar inkomen. In dat geval wordt de vaststelling van de hoogte van het subsidie aangehouden tot het moment dat alsnog een kopie van het definitieve aanslagbiljet wordt overgelegd. Indien er geen afgifte is ingediend, met andere woorden men valt uitsluitend onder de Wet op de loonbelasting, dan staat op de IB-60 het bruto jaarloon vermeld. Bij de bepaling van het zuiver inkomen als bedoeld in artikel 9 van de hiervoor genoemde wet dient dan hiervan uit te worden gegaan.
Aan de hand van het IB-60-formulier wordt tevens beoordeeld of men vermogensbelasting verschuldigd is.
De vaststelling van de geldelijke steun en het aantal jaarbedragen waarin deze wordt uitbetaald, gebeurt conform het Besluit. Dat geldt ook voor de voorwaarden waaronder de geldelijke steun als eenmalige bijdrage wordt uitbetaald. Dat betekent dat het subsidie wordt vastgesteld aan de hand van een krachtens het Besluit vastgestelde subsidietabel waarin het subsidie afhankelijk wordt gesteld van inkomen en rente. Voor de vaststelling wordt uitgegaan van de tabel zoals die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend (beschikkingsjaar).
De inkomens aan de hand waarvan het subsidie wordt berekend hebben betrekking op het jaar daar aan voorafgaand. Ze worden gedefinieerd conform het Besluit (bijlage VI). De rente wordt bepaald op het moment dat de door de bouwer en koper ondertekende koop (en -aannemings) overeenkomst bij de gemeente als budgethouder is ontvangen.
De betaling vindt in het algemeen jaarlijks plaats. De betaling van het eerste (en elk volgend) jaarbedrag vindt plaats binnen twee maanden nadat de begunstigde een zogenaamde bewoningsverklaring heeft ingezonden.
Burgemeester en Wethouders beoordelen regelmatig of de geldelijke steun nog terecht wordt verstrekt. De betaling van geldelijke steun wordt stopgezet, indien zij constateren dat dit niet het geval is.
Om dat te kunnen bepalen moet de begunstigde jaarlijks op een door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld formulier verklaren dat hij de woning, standplaats of woonwagen als eigenaar bewoont (bewoningsverklaring).
Burgemeester en Wethouders staken de betaling van geldelijke steun zodra zij vaststellen dat degene die het subsidie ontvangt, of diens erfgenamen, of diens gewezen partner niet meer in de woning woont, of zodra de subsidieontvanger niet langer eigenaar is van de woning.
Op grond van het Besluit stellen Burgemeester en Wethouders de geldelijke steun ook opnieuw vast als blijkt dat zich een inkomenswijziging heeft voorgedaan.
De geldelijke steun wordt dan opnieuw vastgesteld aan de hand van de nieuwe som van de inkomens, maar op basis van de subsidietabel volgens het Besluit die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend. Een herziene vaststelling vindt volgens het Besluit echter alleen plaats, indien deze leidt tot een verlaging van de geldelijke steun.
Als blijkt dat de som van de inkomens het volgens het Besluit geldende maximum heeft overschreden, wordt de betaling van geldelijke steun conform het Besluit beëindigd. Datzelfde is het geval indien bij de hernieuwde vaststelling van de geldelijke steun blijkt dat het opnieuw vastgestelde bedrag aan geldelijke steun kleiner dan of gelijk is aan de tot dat moment ontvangen geldelijke steun.
Om te kunnen constateren of een wijziging als vorenbedoeld zich heeft voorgedaan, toetsen Burgemeester en Wethouders iedere vijf jaar de som van de relevante inkomens. De eerste keer dat zij dat doen is nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald en vervolgens steeds vijf jaar nadien. Om dat de kunnen beoordelen moeten Burgemeester en Wethouders beschikken over de benodigde inkomensgegevens. Deze moeten door de eigenaar voor een bepaald tijdstip worden verstrekt. Doet hij dat niet, of niet tijdig dan wordt de betaling van de geldelijke steun stopgezet en de geldelijke steun verlaagd tot het tot dat moment uitbetaalde bedrag.
Burgemeester en Wethouders kunnen gedurende de eerste vijf jaar waarin geldelijke steun wordt verstrekt deze ook opnieuw vaststellen op verzoek van de begunstigde.
Zij doen dat uitsluitend als één van de inkomens waarop de vaststelling van de geldelijke steun oorspronkelijk was gebaseerd, is komen te vervallen. In dat geval kan de geldelijke steun op een hoger bedrag worden vastgesteld.
De hiervoor beschreven reguliere inkomenstoets vindt dan vervolgens steeds vijf jaar na deze hernieuwde vaststelling plaats.
Paragraaf 3: Ingrijpende voorzieningen
In dit artikel wordt bepaald ten behoeve van welke woningen geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen wordt verstrekt.
De in het eerste lid onder b. bedoelde verklaring is een rechtstreeks gevolg van het Besluit dat bepaalt dat alleen geldelijke steun mag worden verstrekt als de initiatiefnemer verwacht dat op termijn een kostendekkende exploitatie mogelijk is. Volgens het Besluit is een dergelijke verklaring slechts voor sociale huurwoningen vereist.
In deze artikelen worden aanvullende eisen en voorwaarden gesteld voor het verlenen van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen. De meeste van deze eisen en voorwaarden vloeien voort uit het Besluit, andere vormen daarop een aanvulling.
De maximum huurprijs ligt volgens het Besluit voor woningen waarvoor in 1992 geldelijke steun wordt verleend op f 728,00. Voor standplaatsen ligt dat bedrag op f 291,00. Volgens het Besluit kan de minister dit bedrag jaarlijks verhogen met de trendmatige huurverhoging. De huurprijs mag daarnaast de maximaal redelijke huurprijs niet te boven gaan ingevolge het Besluit huurprijzen woonruimte (zie ook artikel 61 van het Besluit).
Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen zal overleg moeten worden gevoerd met de bewoners van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen of hen vertegenwoordigende organisaties. Ten aanzien van sociale verhuurders is dat ook vastgelegd in het Besluit Beheer Sociale Huursector. Hier geldt de eis voor zowel sociale als particuliere verhuurders.
Indien op enigerlei wijze blijkt dat geen of onvoldoende overleg met de bewoners heeft plaatsgevonden, of dit overleg van onvoldoende kwaliteit blijkt te zijn geweest, zulks ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders, wordt de aanvraag afgewezen.
De minimale kosten van het treffen van voorzieningen aan woningen waarvoor in 1993 geldelijke steun wordt verleend bedragen f 53.000,00. Voor een standplaats moeten de kosten in 1993 meer bedragen dan f 18.000,00.
Voor de gestelde voorwaarden met betrekking tot warmte-isolatie wordt verwezen naar het Besluit. Daarin wordt bepaald dat de warmteweerstand groter moet zijn dan 1,3 kW. Tevens is bepaald dat hiervan ontheffing kan worden verleend in een aantal omschreven gevallen:
In het eerste lid wordt, conform het Besluit, bepaald dat subsidie kan worden verstrekt aan degene die de voorzieningen bekostigt. Hiermee wordt het in theorie mogelijk gemaakt om subsidie voor het treffen van voorzieningen aan de huurder van een woning te verstrekken.
Paragraaf 4: Huurwoningen van beleggers
Hoewel huurwoningen in veel gevallen als totaalpakket op de markt worden aangeboden, kunnen zich situaties voordoen, waarbij de eigenaar-verhuurder de deelproducten (grond, ontwerp, financiering, uitvoering) afzonderlijk in eigendom verkrijgt.
Omdat hier geen sprake is van één overeenkomst van koop en aanneming, wordt op basis van de afzonderlijke overeenkomsten het bedrag vastgesteld dat voor de toepassing van deze regeling kan worden aangehouden als de kosten van het verkrijgen in eigendom van de woning. Zie ook de toelichting bij artikel 52.
Uit de onder c. bedoelde accountantsverklaring dient te blijken dat de lesten van het verkrijgen in eigendom van een huurwoning van een belegger niet meer bedragen dan het in het Besluit bedoelde maximum. Een model van een dergelijke accountantsverklaring zal aan de desbetreffende eigenaar worden verstrekt.
3.en 4. Voordat het tweede tot en met het vijfde jaarbedrag wordt uitbetaald dient de eigenaar jaarlijks een verhuurverklaring in te dienen. Indien uit deze verklaring blijkt dat een of meerdere of alle woningen aan het huurwoningenbestand worden onttrekken, zal de nog uit de betalen subsidie op grond van artikel 37, eerste lid, evenredig worden verminderd c.q. geheel komen te vervallen.
Premiewoningen kunnen zowel in de huur- als in de koopsector worden gebouwd. In het geval er in de koopsector wordt gebouwd, dient, overeenkomstig het bepaalde in artikel 53, een aantal aanvullende gegevens geleverd te worden. Zie de toelichting op artikel 53.
De nadere voorwaarden komen overeen met de nadere voorwaarden bij sociale koopwoningen. Zie de toelichting op artikel 52. Voor wat betreft huurwoningen, zie de toelichting bij artikel 81, tweede lid.
Dit artikel komt overeen met het bepaalde in artikel 54, tweede lid. Zie de toelichting aldaar.
Evenals de koper van een sociale koopwoning dient de koper van een premiewoning bij de gereedmelding een aantal aanvullende documenten te overleggen.
Paragraaf 6: Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden
Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden komen in het Besluit in de plaats van wat in de oude regelingen kopkostenbijdragen werden genoemd. Een toeslag is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent het verlenen en vaststellen van geldelijke steun van toepassing.
In tegenstelling tot andere vormen van geldelijke steun is bij het verlenen van een toeslag de initiatiefnemer altijd de begunstigde. De initiatiefnemer zal dus ook het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de toeslag moeten doen.
Indien de initiatiefnemer niet tevens de begunstigde is voor de geldelijke steun in aanvulling waarop de toeslag wordt verleend, zal hij derhalve afzonderlijk een gereedmelding als bedoeld in artikel 32 moeten verzorgen.
De procedure voor het aanvragen van een toeslag kan voor de onderscheiden categorieën gelijklopen met de aanvraag voor verlening van geldelijke steun. Er wordt van uit gegaan dat verlening van een toeslag geschiedt in aanvulling op andere geldelijke steun; dit betekent dat voor de bouw van vrije sectorwoningen geen toeslagen worden verleend.
Bij deze artikelen is ervan uitgegaan dat een toeslag wordt verleend in aanvulling op geldelijke steun. Toeslagen worden niet verleend, indien niet is voldaan aan de vereisten voor de verlening van geldelijke steun in aanvulling waarop toeslagen worden verstrekt.
De verordening is zo geformuleerd dat de toeslag in een "onderhandelingssituatie" tussen initiatiefnemer en gemeente tot stand komt. Deze onderhandelingssituatie moet uiteraard wel nader gestalte krijgen, maar de wijze waarop dat moet gebeuren is in de verordening niet vastgelegd. Te veel vastleggen in de verordening zou het beleid ten aanzien van de inzet van de toeslagen te veel van de gewenste flexibiliteit ontnemen.
De volgende elementen kunnen bij de vaststelling van toeslagen een rol spelen: de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan die de stichtingskosten beïnvloeden, zoals bodemgesteldheid, bereikbaarheid, de mate van geluidsbelasting, de aanvangsvraaghuur c.q. de koopprijs van de woningen.
Paragraaf 7: Toeslagen ten behoeve van huurverlaging
Een toeslag ten behoeve van huurverlaging is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent de verlening en vaststelling van geldelijke steun van toepassing.
In deze verordening is gekozen voor een systeem waarbij de verlening van geldelijke steun gekoppeld is aan door de gemeenteraad te stellen prioriteiten en nadere voorwaarden. In verband met de rechtszekerheid moet de gemeenteraad duidelijkheid verschaffen omtrent het gemeentelijke beleid inzake de aanwending van toeslagen ten behoeve van huurverlaging. Voordeel hierbij is de hoge mate van flexibiliteit in het gemeentelijke beleid inzake de verlening van toeslagen ten behoeve van huurverlaging.
In dit systeem zal de gemeenteraad elk jaar bij de vaststelling van het verdeelbesluit (zie artikel 11), dienen aan te geven op welke wijze de gemeente in het komende jaar het bedrag dat beschikbaar is voor de verlening van toeslagen ten behoeve van huurverlaging wenst in te zetten.
De door de gemeenteraad gestelde prioriteiten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op een categorie (nieuwbouw, woningverbetering) of gebied (stadsvernieuwingsgebieden, niet-stadsvernieuwingsgebieden). De prioriteitenstelling kan tevens tot uiting komen door het mogelijk te maken de hoogte van de toeslag te differentiëren.
De huurverlagingstoeslag is een extra subsidie die doorberekend dient te worden in de huur tijdens de duur van de exploitatie van de woning. Hoe de toeslag ingepast wordt in de gehele exploitatieduur van de woning valt buiten het kader van deze verordening.
In dit kader dient opgemerkt te worden dat het Besluit duidelijk aangeeft dat de maximumhuur bij aanvraag f 728,00 bedraagt, verminderd met de door de gemeente toegekende huurverlagingstoeslagen.
Zoals bij het onderdeel toeslagen op grond van plaatselijk verschillende omstandigheden is opgemerkt, kan ook met betrekking tot de verlening van toeslagen ten behoeve van huurverlaging geconstateerd worden dat het beleid ten aanzien van de inzet van huurverlagingstoeslagen gekenmerkt zal worden door flexibiliteit en gevarieerde inzet. Teveel vastleggen in de verordening maakt inbreuk op de flexibiliteit.
Een toeslag ten behoeve van huurverlaging kan slechts verleend worden aan toegelaten instellingen of ingezet worden ten behoeve van woningen die van gemeentewege gebouwd of verbeterd worden. Een bijdrage uit dit budget kan door de verhuurder aangewend worden voor de verlaging van de huur van een woning die is gebouwd zowel in stadsvernieuwings- als in uitbreidingsgebieden. Ook woningen die ingrijpend verbeterd worden, komen in aanmerking voor een toeslag.
De aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging maakt integraal deel uit hetzij van de aanvraag voor geldelijke steun voor het bouwen van een sociale huurwoning, hetzij van de aanvraag voor geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een sociale huurwoning.
Omdat een aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging slechts gehonoreerd kan worden indien de, in de toelichting op artikel 89 genoemde, aanvragen om geldelijke steun gehonoreerd worden, wordt in dit artikel de koppeling gelegd naar het besluit tot verlening van de geldelijke steun.
Voor het vaststellen van de hoogte van de geldelijke steun zijn Burgemeester en Wethouders gehouden aan de, ingevolge artikel 8, door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden met betrekking tot de inzet van toeslagen ten behoeve van huurverlaging.
Uit de wijze van uitbetaling blijkt, dat de toeslag ten behoeve van huurverlaging gelijktijdig wordt uitbetaald met de geldelijke steun ingevolge paragraaf 1 of paragraaf 3.
1.De bepalingen van de regeling op grond waarvan geldelijke steun is verleend, blijven van toepassing zoals deze luidden op het moment van Ge verlening van de geldelijke steun. Dit kan ook van belang zijn na een ingesteld beroep.
Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast. Uiteraard blijven Burgemeester en Wethouders bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van het Besluit, als regeling van hogere aard.
De raad der gemeente Haarlemmermeer;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 december 1993, Dienst Ruimte, Wonen en Economie, sector volkshuisvesting;
gelet op het Besluit Woninggebonden Subsidies en de artikelen 150 en 168 van de Gemeentewet;
gehoord de instellingen/organisaties als bedoeld in artikel 16 van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993;
vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993, vastgesteld op 24 juni 1993.
De laatste zin van de aanhef wordt als volgt gewijzigd:
"Gelet op het Besluit Woninggebonden Subsidies en de artikelen 150 en 168 van de Gemeentewet;".
Voor artikel 20 wordt gelezen:
"Een aanvraag voor het verlenen van geldelijke steun wordt ingediend bij Burgemeester en Wethouders.".
De woorden "strekkend en gemotiveerd verzoek" in artikel 21, derde lid, worden gewijzigd in "strekkende en gemotiveerde aanvraag".
Artikel 25 wordt als volgt gelezen:
"Burgemeester en Wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kunnen hun beslissing met 4 weken verdagen.".
In artikel 26, tweede lid, worden de woorden "twee maanden" vervangen door "8 weken".
In artikel 30, sub b, worden de woorden "negen maanden" vervangen door "36 weken".
Voor het woord "verzoek" in artikel 32, tweede lid, wordt gelezen "aanvraag".
In artikel 35, eerste lid, wordt voor het woord "verzoek" gelezen "aanvraag". In artikel 35, eerste en tweede lid, worden de woorden "twee maanden" vervangen door "8 weken".
Het derde lid van artikel 35 vervalt.
In het eerste lid van artikel 36 wordt voor de woorden "het verzoek" gelezen "de aanvraag".
In het tweede lid van artikel 36 wordt voor de zinsnede "Burgemeester en Wethouders doen de begunstigde hiervan mededeling" gelezen "Burgemeester en Wethouders maken zulks aan de begunstigde bekend".
Voor de woorden "strekkend en gemotiveerd verzoek" en "dergelijk verzoek" in artikel 40, eerste lid, wordt respectievelijk gelezen "strekkende en gemotiveerde aanvraag" en "dergelijke aanvraag".
Het woord "verzoek" in artikel 40, tweede lid, wordt gewijzigd in "aanvraag".
Voor “artikel 671a” in het eerste lid, onder a. van artikel 54 wordt gelezen “artikel 3:89”.
De woorden "het verzoek" in de aanhef van artikel 61 worden vervangen door "de aanvraag".
In artikel 63, eerste en tweede lid, worden de woorden "twee maanden" vervangen door "8 weken".
De woorden "twee maanden" in artikel 68, eerste lid, worden vervangen door "8 weken".
Het woord "schriftelijk" in artikel 68, tweede lid, vervalt.
In artikel 69 worden de woorden "zes maanden" vervangen door "24 weken".
De woorden "strekkend verzoek" en "dit verzoek" in artikel 70 worden vervangen door respectievelijk "strekkende aanvraag" en "deze aanvraag".
Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van bekendmaking ervan.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 23 december 1993.
drs. D. Kooistra drs. A.J. van Dulst
De secretaris van Haarlemmermeer,
de raad van de gemeente Haarlemmermeer;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 april 1995 nummer 086;
de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993 als volgt te wijzigen:
Bij uitbetaling van de geldelijke steun als jaarlijkse bijdrage stellen Burgemeester en Wethouders op een daartoe strekkend verzoek de geldelijke steun éénmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning, de standplaats of de woonwagen heeft betrokken of in een van de zes daaropvolgende jaren een van de personen van wie het inkomen medebepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in bedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een in' komen heeft genoten;
Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 april 1995.
drs. D. Kooistra J. van Houwelingen