Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Landsverordening integriteitbevordering ministers |
Citeertitel | Landsverordening integriteitbevordering ministers |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Memorie van toelichting Landsverordening Integriteitsbevordering Ministers Translation of the National Ordinance Promotion of the Integrity of Ministers Translation of the Explanatory Memorandum of the National Ordinance Promotion of the Integrity of Ministers |
Deze Landsverordening is in ontwerp vastgesteld door de Eilandsraad voorafgaand aan 10 oktober 2010, en na 10-10-10 als GT afgekondigd ingevolge Additioneel Artikel II van de Staatsregeling
Artikel 101 van de Staatregeling
Landsbesluit model schriftelijke verklaring ministers (A.B. 2011, no. 14)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | wijziging artikelen 10 en 17 | 17-04-2015 AB 2015, no.9 | Onbekend | ||
10-10-2010 | 29-05-2015 | art. 4 | 20-12-2010 AB 2010, GT no. 22 | Onbekend | |
10-10-2010 | Nieuwe regeling | 20-12-2010 AB 2010, GT. no. 22 |
Hoofdstuk 2. Schriftelijke verklaringen en kennisgevingen
§ 1 Verplichting tot indiening van schriftelijke verklaringen en kennisgevingen
In het vierde en vijfde lid wordt onder vermogensbestanddelen verstaan onroerende zaken, roerende zaken, op geld waardeerbare rechten alsmede vorderingen en schulden. Onder roerende zaken, genoemd in de vorige volzin, wordt verstaan alle zaken die niet onder de categorieën onroerende zaken, op geld waardeerbare rechten, vorderingen en schulden vallen.
Het eerste lid is niet van toepassing op een herbenoemde minister die aan het einde van zijn voorgaande ambtsperiode overeenkomstig artikel 5 een schriftelijke verklaring heeft ingediend mits geen wijzigingen daarin moeten worden aangebracht. In het geval dat geen wijzigingen in de schriftelijke verklaring moeten worden aangebracht, verzoekt de minister-president de griffier een afschrift van de eerder ingediende verklaring aan hem toe te zenden.
De minister is gehouden indien naar het oordeel van de minister-president ongewenste vereniging van belangen, nevenfuncties of nevenwerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zich voordoet de benodigde voorzieningen in zijn vermogensbeheer te treffen of de desbetreffende nevenfunctie of nevenwerkzaamheid neer te leggen. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de echtgenoot of partner van de minister.
Ingeval een ongewenste vereniging van belangen, nevenfuncties of nevenwerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zich voordoet en de minister ten aanzien van het desbetreffende zakelijke belang niet de benodigde voorzieningen in zijn vermogensbeheer treft of de desbetreffende nevenfunctie of nevenwerkzaamheid niet neerlegt, informeert de minister-president onverwijld de Staten terzake.
Wanneer de minister tevens minister-president is, wordt voor de toepassing te zijner aanzien van dit artikel telkens de Raad van Advies gelezen in plaats van de minister-president. In afwijking van de vorige volzin treedt in het geval, bedoeld in het vijfde lid, de vice-voorzitter van de Raad van Advies in de plaats van de minister-president op.
De minister legt tijdens zijn ambtsperiode zijn voornemen of dat van zijn echtgenoot of partner tot het verwerven van zakelijke belangen en het aanvaarden van nevenfuncties en nevenwerkzaamheden schriftelijk voor aan de minister-president. Artikel 3, eerste, tweede en zesde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
De minister dient binnen dertig dagen nadat hij of zijn echtgenoot of partner nieuwe zakelijke belangen heeft verworven of nevenfuncties en nevenwerkzaamheden heeft aanvaard bij de minister-president een nieuwe schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 2, vierde lid, in. Artikel 2, eerste lid tot en met het achtste lid en het tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
De minister mag geen zakelijke belangen verwerven of een nevenwerkzaamheid of nevenfunctie aanvaarden die naar het oordeel van de minister-president ongewenst zijn. Indien de minister in strijd met het bepaalde in de vorige volzin handelt, informeert de minister-president onverwijld de Staten terzake.
De minister stelt de minister-president onverwijld in kennis ingeval een van de volgende feiten of omstandigheden zich na de aanvaarding van zijn betrekking als minister hebben voorgedaan en waarmede geen rekening is gehouden in zijn laatstelijk aan de minister-president ingediende schriftelijke verklaring:
De minister dient binnen dertig dagen nadat een van de feiten of omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, zich hebben voorgedaan een nieuwe schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 2, vierde lid, in bij de minister-president. Artikel 2, eerste lid tot en met het achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
§ 2 Kennisneming, bewaren en vernietiging schriftelijke verklaringen en kennisgevingen
De schriftelijke verklaringen, bedoeld in de artikelen 2, vierde lid, 3, vierde lid, 4, tweede lid, 5, tweede lid, alsmede de kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, en 5, eerste lid, alsmede de overige documenten, bedoeld in de artikelen 3, eerste en tweede lid, 4, eerste lid, worden terstond na ontvangst respectievelijk afdoening daarvan door de minister-president onderscheidenlijk de Raad van Advies ingediend bij de griffier.
De griffier bewaart een schriftelijke verklaring en de daarmee samenhangende kennisgevingen, alsmede de overige documenten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, voor de duur van vijf jaar, gerekend vanaf de datum van beëindiging van de benoemingsperiode als minister of gevolmachtigde minister. In afwijking van de vorige volzin worden bedoelde documenten langer dan de in de vorige volzin bedoelde bewaartermijn bewaard indien op de datum waarop de bewaartermijn verloopt de persoon waarop de documenten betrekking hebben nog het ambt van minister of gevolmachtigde minister bekleedt. In laatstbedoeld geval worden de betrokken documenten vijf jaar, gerekend vanaf de dag waarop zijn benoemingsperiode is verstreken, bewaard.
De rechter-commissaris kan, op vordering van de officier van justitie, de griffier schriftelijk verzoeken om het verlenen van inzage in of het verstrekken van een kopie van documenten, bedoeld in artikel 8, eerste lid, ten behoeve van de opsporing en vervolging van een of meer van de volgende in het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven, waarvan het vermoeden bestaat dat de minister, gevolmachtigde minister, of de gewezen minister deze heeft gepleegd:
De rechter-commissaris kan, op vordering van de officier van justitie, de griffier schriftelijk verzoeken om het verlenen van inzage in of het verstrekken van een kopie van documenten, bedoeld in artikel 8, eerste lid, ten behoeve van de opsporing van een feit dat strafbaar is gesteld in artikel 15 of in de artikelen 2:184, 2:185 en 2:186 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan het vermoeden bestaat dat de echtgenote of partner van de minister, gevolmachtigde minister of gewezen minister deze heeft gepleegd.
De gewezen minister of gevolmachtigde minister en zijn echtgenote of partner kunnen drie weken vóór de datum waarop de bewaartermijn, bedoeld in artikel 9, eerste lid, eindigt, een schriftelijk verzoek aan de griffier doen om inzage te krijgen in de verzoeken, bedoeld in het eerste lid respectievelijk het tweede lid. De griffier beslist, gehoord de rechter-commissaris, over het in de vorige volzin bedoelde verzoek binnen twee weken na ontvangst daarvan.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de gevolmachtigde minister voor wat betreft het uitbrengen van een raadgevende stem in de Raad van Ministers ten aanzien van onderwerpen welke tot zijn bemoeienis behoren. De gevolmachtigde minister onthoudt zich tevens van het uitbrengen van advies aan de minister-president, indien een geval als bedoeld in het eerste lid zich voordoet.
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepaling
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
De gevolmachtigde minister die handelt in strijd met artikel 12, derde lid, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
De echtgenote of partner van de minister of gevolmachtigde minister die op grond van artikel 2, derde lid, gehouden is inlichtingen te verstrekken en daarbij opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid inlichtingen in strijd met de waarheid geeft of iets verzwijgt wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
De gewezen minister of gevolmachtigde minister die niet binnen de gestelde termijn voldoet aan de ingevolge artikel 6 gestelde verplichting wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Memorie van toelichting Landsverordening Integriteitsbevordering Ministers
Translation of the National Ordinance Promotion of the Integrity of Ministers
Translation of the Explanatory Memorandum of the National Ordinance Promotion of the Integrity of Ministers