Organisatie | Renkum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening gemeente Renkum 2012 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Monumentenwet 1988, art. 12, 15 en 38
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-06-2012 | 01-05-2012 | 10-04-2013 | nieuwe regeling | 25-04-2012 Hoog en Laag, 6 juni 2012 | Onbekend |
Deze verordening verstaat onder:
onroerende zaak die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen;
beschermd gemeentelijk dorpsgezicht:
groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege haar schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang of de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, waarin zich tenminste één of meer beschermde gemeentelijke monumenten bevinden;
pand dat in een bestemmingsplan voor een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht als zodanig is aangemerkt en dat, naast de beschermde gemeentelijke (en of rijks-)monument(en) in het als zodanig aangewezen gebied, als referentie dient voor het waardevol geachte / bedoelde beeld van de bebouwing in het dorpsgezicht;
de door de raad bij besluit van 18-12-2002 vastgestelde commissie overeenkomstig bijlage 9 ‘Reglement van orde van de welstandscommissie’
de systematiek van puntentelling zoals die in 2003 bij raadsbesluit is vastgesteld en door het college bij de selectie en beoordeling van kandidaat-objecten bij de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument dient te worden toegepast.
Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten
Artikel 2. Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Artikel 5. Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Artikel 6. Registratie in het gemeentelijke monumentenregister
Dat register bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument en/of beschermd martiaal object en/of het beschermde gemeentelijke dorpsgezicht en foto's van het monument met detailopnamen van de in de beschrijving opgesomde delen.
Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken
Artikel 9. Instandhoudingbepaling
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 10. De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden kan schriftelijk of digitaal via Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Een schriftelijke aanvraag wordt in viervoud ingediend.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen
Artikel 15. Instandhoudingbepaling
Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;
er wordt voldaan aan de nadere eisen die het college stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 18. Tegemoetkoming in schade
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:
Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 9 en artikel 15 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.