Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering en verhaal (GB08) |
Citeertitel | Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering en verhaal (GB08) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Geen |
Geen
Handhavingsverordening WWB,WIJ, IOAW, en IOAZ Gouda 2010
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-08-2013 | nieuwe regeling | 28-09-2010 De Goudse Post, 28 december 2010 | Onbekend |
Met ingang van 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden en is het terugvorderen van bijstand en het verhalen van bijstand van een verplichting tot een bevoegdheid geworden. Per 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden en ook deze wet kent een terugvorderings- en verhaalsbevoegdheid. Tenslotte zijn per 1 januari 2010 de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) gewijzigd en is ook in die wetten de terugvorderingsverplichting omgezet in een bevoegdheid.
In de Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ Gouda 2010 geeft de raad het college de opdracht beleidsregels vast te leggen met betrekking tot de bevoegdheid tot terugvordering en verhaal op grond van genoemde wetten.
Dit document omvat dan ook de Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Terugvordering en Verhaal van de gemeente Gouda.
2. Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:
Een besluit tot toekenning van een uitkering of inkomensvoorziening wordt herzien of ingetrokken indien:
het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet SUWI, artikel 17 lid 1 WWB, artikel 44 WIJ, of artikel 17 lid 1 van de IOAW en IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of inkomensvoorziening;
Een besluit tot toekenning van een werkleeraanbod wordt herzien of ingetrokken als bedoeld in artikel 21 WIJ indien:
Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.
Het college vordert de uitkering en inkomensvoorziening terug voorzover deze:
indien de uitkering of de inkomensvoorziening naar de norm voor gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende zijn inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, wordt de uitkering of de inkomensvoorziening mede teruggevorderd van de persoon met wiens middelen bij de verlening van de uitkering of de inkomensvoorziening rekening had moeten worden gehouden (artikel 59, lid 2 WWB, artikel 55 lid 1 WIJ en artikel 26 lid 2 IOAW en IOAZ);
Het college ziet af van terugvordering indien:
In afwijking van beleidsregel 1 en 3 kan het college besluiten tot gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde uitkering of inkomensvoorziening indien:
Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel 6 wordt afgezien indien:
Het besluit tot gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering als bedoeld in beleidsregel 6 treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
9.Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering als bedoeld in beleidsregel 6 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
In afwijking van beleidsregel 3, voorzover het vorderingen betreft die niet ontstaan zijn als gevolg van niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting, kan het college besluiten van (verdere) terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
In afwijking van beleidsregel 3 kan het college besluiten van (verdere) terugvordering af te zien, indien:
Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel 10 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.
In de terugvorderingsbeschikking wordt tevens een invorderingsbesluit genomen met betrekking tot:
indien belanghebbende een uitkering of inkomensvoorziening van de gemeente ontvangt maakt het college gebruik van de mogelijkheid om de vordering te verrekenen met de maandelijks te verlenen uitkering of inkomensvoorziening.
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:
een executoriaal beslag door middel van een gemeentelijk dwangbevel overeenkomstig artikel 60 lid 2 WWB, artikel 56 lid 2 WIJ, of artikel 28 lid 1 IOAW en IOAZ en 4:116 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of;
Bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de invorderingskosten als bedoeld in artikel 58, vierde lid, WWB, artikel 54, vierde lid, WIJ en artikel 25, vierde lid, IOAW en IOAZ, in geval moet worden overgegaan tot beslaglegging.
Voorzover de gemeente zelf beslag legt, worden de kosten gesteld op 10% van de openstaande schuld, met dien verstande dat de kosten minimaal 25,-- en maximaal 500,-- bedragen.
Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering of de inkomensvoorziening verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, worden teruggevorderd, voorzover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering treden in werking met ingang van 1 januari 2011.Per 1 januari 2011 komen de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering Wet Werk en Bijstand te vervallen.
Aldus op 28 september 2010 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda.
In de WWB, de WIJ, de IOAW en de IOAZ is het terugvorderen van teveel verleende uitkering of inkomensvoorziening een bevoegdheid van het college. Met onderhavige Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Terugvordering wordt aan deze bevoegdheid een invulling gegeven: het collegemaakt gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften.
Gelet op de financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de WWB, WIJ, IOAW en IOAZ acht het college het van groot belang dat de uitkeringen en inkomensvoorzieningen alleen terechtkomen bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien komen de ontvangsten uit de terugvorderingen toe aan de gemeente, en kunnen deze ontvangsten bijvoorbeeld besteed worden aan re-integratietrajecten.
Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van fraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende uitkering of inkomensvoorziening niet terug te vorderen.
2.Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Evenals terugvordering is het met terugwerkende kracht wijzigen van het recht op uitkering of een inkomensvoorziening door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een bevoegdheid van het college. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maakt het college in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.
De bepalingen onder a en b zijn vrijwel identiek aan artikelen waarin de bevoegdheid tot herziening is geregeld in de diverse wetten, zij het dat ze in deze beleidsregels dwingend zijn geformuleerd.
In deze bepaling is vastgelegd in welke gevallen de gemeente gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot terugvordering. De hier omschreven situaties zijn identiek aan de terugvorderingsbepalingen in de diverse wetten, zij het dat ze in de beleidsregels dwingend zijn geformuleerd.
Genoemde terugvorderingsgronden behoeven geen nadere toelichting, met uitzondering van de gevallen genoemd onder e. Dat betreft het geval dat als gevolg van een administratieve vergissing teveel is uitbetaald. Er is dan geen reden om het toekenningsbesluit te herzien, aangezien aan dit besluit niets mankeert. Terugvordering is in dit geval alleen mogelijk als de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening ontving. Voor de hier bedoelde vorm van terugvordering op grond van de WWB en WIJ geldt een wettelijke vervaltermijn van twee jaar. Voor de IOAW en IOAZ geldt deze vervaltermijn niet.
4.Terugvordering van gezinsleden
De WWB, IOAW en IOAZ bepalen dat indien teveel uitkering is verstrekt aan gehuwden, de teveel verstrekte bijstand van beide partners kan worden teruggevorderd en dat beide partners hoofdelijk aansprakelijk zijn.
In de WIJ heeft de wetgever dit niet expliciet geregeld. Jurisprudentie zal moeten uitwijzen of dit gevolgen heeft voor de terugvordering op gezinsleden.
In de WWB, IOAW, IOAZ en ook de WIJ is bepaald dat teveel verstrekte bijstand kan worden teruggevorderd van de ‘verzwegen partner’ en dat beide partners hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld. Dit betekent dat de gemeente het gehele bedrag van de vordering bij een van beide partners kan innen.
5.Afzien van het terugvorderingsbesluit
In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 7 en verder.
In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende uitkering of inkomensvoorziening dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Hiertoe is artikel 78 b van de Algemene bijstandswet (Abw) letterlijk overgenomen in deze beleidsregel. Het college is vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag. Bepaald is om teveel ontvangen uitkering of inkomensvoorziening tot een bedrag van € 20,-- niet terug te vorderen. Hiervoor gelden wel enige voorwaarden:
Verder kunnen er in de individuele situatie dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Indien terugvordering te ernstige gevolgen voor belanghebbende of de gezinssituatie zou kunnen hebben, wordt toepassing van dringende redenen overwogen. Zowel financiële als niet-financiële omstandigheden kunnen meegewogen worden.
Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van belanghebbende beoordeeld dient te worden.
In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens een dringende reden (zie beleidsregel 2). In dat geval is er ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.
6 tot en met 9. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Wanneer een vordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd, kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen.
10 tot en met 12. Kwijtschelding na te hebben voldaan, of zonder te voldoen aan betalingsverplichting
De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels nagenoeg ongewijzigd overgenomen. Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van vijf jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid (1 augustus 1998) is geformuleerd kan op deze wijze ten opzichte van niet-verwijtbare vorderingen worden gecontinueerd.
Overigens wordt met de onder beleidsregel 10 sub c. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt in situaties waarin van tevoren vrijwel vast staat dat met de reguliere wijze van invordering minder kan worden geïncasseerd dan 50% van het restant van de vordering.
Als er een terugvorderingsbesluit is genomen en de openstaande schuld bedraagt minder dan € 120,-- en betrokkene heeft na twee aanmaningen de schuld nog niet voldaan en er is ook geen werkgever of uitkeringsinstantie te traceren, kan besloten worden tot het afzien van (verdere) invordering van de schuld.
Voor hogere bedragen wordt een termijn van vijf jaar gehanteerd en geldt tevens dat ook in de toekomst geen betalingen te verwachten zijn.
Beleidsregel 12 vloeit voort uit artikel 78b Abw en artikel 78c Abw. Deze beleidsregel dient om de eigen debiteurenadministratie te ontlasten. Bijvoorbeeld omdat een debiteur is geëmigreerd met onbekende bestemming. Deze beleidsregel is ook van toepassing op vorderingen die het gevolg zijn van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.
Dringende reden kunnen ook een reden zijn om van verdere invordering af te zien.
Dit artikel bepaalt dat de inning bij voorkeur geschiedt door middel van verrekening. De algemene verrekeningsbevoegdheid is geregeld in artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast is in de artikelen 60 lid 3 WWB, 56 lid 3 WIJ, en 28 lid 2 IOAW en IOAZ bepaald dat een vordering op grond van een van deze wetten verrekend mag worden met een recht op uitkering of inkomensvoorziening op grond van deze wetten.
Bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet. Verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten).
De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag. Daarnaast staat ook de ‘gewone’ weg van executoriaal beslag open, daar waar verrekening of vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is. Deze omstandigheid kan zich voordoen wanneer er geen inkomstenbron beschikbaar is, of wanneer beslag wordt gelegd op een onroerend goed.
Tenuitvoerlegging door middel van beslag geschiedt conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering. De procedure is als volgt: de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het dwangbevel en het terugvorderingsbesluit naar de werkgever of uitkeringsinstantie (de derde-beslagene) van de debiteur. Hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven. De derde-beslagene moet de kennisgeving binnen acht dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente. Door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente. De gemeente moet binnen zeven dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de president van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.
Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, moeten voor de onder beleidsregel 14 genoemde vormen van dwanginvordering kosten worden gemaakt. Deze kosten kunnen bestaan uit bijv. arbeidsloon of deurwaarderskosten. Voorzover de gemeente zelf beslag legt, zou het in rekening brengen van kosten ad 10% van de vordering in geen verhouding meer staan tot de feitelijk verrichte extra werkzaamheden. Om die reden worden in dat geval de kosten gemaximeerd op 500,--.
Het bruteren van de vordering, over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, is als bevoegdheid geformuleerd in de artikelen 58 lid 4 WWB, 54 lid 3 WIJ en 25 lid 4 IOAW en IOAZ. Door deze bepalingen met een dwingend karakter in de beleidsregels op te nemen brengt de gemeente tot uiting dat in alle gevallen waarin de vordering niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.
4.Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal WWB en WIJ
1.Gebruikmaking wettelijke bevoegdheid
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 61 WWB en artikel 57 WIJ om de kosten van bijstand en inkomensvoorziening te verhalen.
2.Verhaal van bijstand en inkomensvoorziening
Het college verhaalt kosten van bijstand en de inkomensvoorziening:
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;
op degene aan wie de persoon die bijstand of een inkomensvoorziening ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voorzover bij het besluit tot toekenning van de bijstand of de inkomensvoorziening met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak tot toekenning van bijstand of een inkomensvoorziening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;
Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel e, ten tweede, worden kosten van bijstand of inkomensvoorziening die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.
3.Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit
Het college ziet geheel of gedeeltelijk af verhaal van bijstand of een inkomensvoorziening indien:
In afwijking van beleidsregel 1 kan het college, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van de kosten van bijstand of inkomensvoorziening voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in beleidsregel 4 tot stand is gekomen.
6.Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
Het college kan van verdere inning van de verhaalsvordering afzien indien het een vordering over een afgesloten periode betreft, indien de betalingsplichtige:
Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet dan wel slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 159 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, staat niet in de weg aan verhaal op een der partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.
Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in beleidsregel 1 onder a, b en c of beleidsregel 8 en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag wordt jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met het ingevolge artikel 402a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen percentage.
De toepassing van het eerste lid blijft achterwege indien de wijziging van rechtswege bij rechterlijke uitspraak is uitgesloten.
12.Wijziging door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage
De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:
Een besluit tot verhaal op grond van beleidsregel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.
Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.
Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte. Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien het te verhalen bedrag een bedrag van € 250,-- niet te boven gaat.
15.Heronderzoek naar draagkracht
Ten minste één keer per 36 maanden verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.
Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 45,-- per maand.
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling van de in rechte vastgestelde bijdrage, dan wordt het besluit tenuitvoergelegd door middel van:
Bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de invorderingskosten, wanneer moet worden overgegaan tot beslaglegging.
De kosten worden gesteld op 10% van de openstaande schuld, met dien verstande dat de kosten minimaal 25,-- en maximaal 500,-- bedragen.
18.Inwerkingtreding en werkingsduur
Deze beleidsregels treden in werking vanaf 1 januari 2011.
Aldus op ….. 2010 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda.
5.Toelichting beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal WWB en WIJ
Het betreft hier beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de WWB en de WIJ genoemde mogelijkheid kosten van bijstand en inkomensvoorziening te verhalen.
1 en 2. Gebruikmaking wettelijke bevoegdheid
Onder a en b worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kind(eren).
3.Afzien van een verhaalsbesluit
Uit efficiencyoverwegingen wordt indien het verhaalsbedrag minder zou bedragen dan 45,-- per maand, afgezien van verhaal.
Van dringende redenen om af te zien van (verder) verhaal is sprake als het verhaal te ernstige gevolgen heeft voor belanghebbende. Zowel financiële als niet-financiële omstandigheden kunnen meegewogen worden. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van belanghebbende beoordeeld dient te worden.
4 tot en met 6Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Verwezen wordt naar de toelichting bij de artikelen 6 tot en met 9 van de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Terugvordering
7.Kwijtschelding van een verhaalsvordering over een afgesloten periode
Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 10 van de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Terugvordering
9.Beoordeling onderhoudsplicht
Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten Trema-normen. Dit zijn de normen die door de rechtbank worden gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie die voorzien in zowel een zogenaamde netto- als een brutoberekening.
Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 15 van de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Terugvordering.