Organisatie | Grave |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast |
Citeertitel | Beleidsregels bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | VB |
Geen
Gemeentewet, artt. 172a en 172b
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-11-2011 | Nieuwe regeling | 22-11-2011 Graafsche Courant, 29 november 2011 | VB |
Op 1 september 2010 is de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (Wet mbveo) in werking getreden. Op grond van deze wet zijn in de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet nieuwe bevoegdheden opgenomen. Aanleiding voor de uitbreiding van de Gemeentewet is de toenemende mate van herhaaldelijke vormen van ordeverstorend gedrag, waarbij de huidige bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten onvoldoende toereikend zijn gebleken om de overlastgevende situatie of het geweld te beëindigen. De gevolgen van de overlast zijn voor de omgeving ingrijpend. Mensen voelen zich bedreigd of onveilig, wat bepalend is voor hun veiligheidsbeleving. Maatschappelijk is het onaanvaardbaar dat niet vroegtijdig en direct kan worden opgetreden tegen dit soort ordeverstorend gedrag.
Met de toevoeging van artikel 172a Gemeentewet kan de burgemeester (preventief) ingrijpen bijordeverstorend gedrag in bepaalde wijken of gebieden waar de openbare orde onder druk staat, of ingrijpen ten behoeve van het ordelijk verloop van evenementen, waaronder voetbalwedstrijden. Artikel 172b Gemeentewet geeft de burgemeester de mogelijkheid in te grijpen bij stelselmatige overlast van kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar door middel van het opleggen van maatregelen aan de ouders of voogd.
Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk
individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de
openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:
Het verbod of de plicht geldt voor een bepaalde periode, die niet langer is dan drie maanden. Deze periode kan maximaal driemaal verlengd worden met een periode, die telkens niet langer is dan drie maanden.
Op grond van artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt en die herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:
Het verbod of de plicht geldt voor een periode van ten hoogste drie maanden. Deze periode kan niet
Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties, waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder aangeboden (vrijwillige) hulpverlening, ook richting de ouder, onvoldoende soelaas biedt. De opgelegde beperkingen, alsmede de dreiging van strafrechtelijk optreden bij het bewust negeren van het bevel, kan disciplinerend werken, ook bij het aannemen van hulp en ondersteuning bij de opvoeding van het overlastgevende kind. Wel moet steeds bedacht worden dat het doel van een bevel op grond van artikel 172b Gemeentewet moet zijn de orde te herstellen.
De burgemeester van de gemeente waar de ordeverstoringen plaatsvinden is bevoegd het bevel op te leggen, niet de burgemeester van de gemeente waar het kind of zijn ouders woonachtig zijn. Overtreding van de verboden is strafbaar gesteld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie (OM) in beginsel vervolgd overeenkomstig de richtlijnen van het OM.
Samenhang overige openbare orde bevoegdheden
De bevoegdheden uit artikel 172a en 172b Gemeentewet zijn aanvullend op de reeds bestaande
bevoegdheden op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Gemeentewet.
De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven het gebiedsverbod in artikel 63B van de APV en overige bepalingen in de Gemeentewet de meest geëigende instrumenten.
De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde.
Bij de juiste toepassingen van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen hebben plaatsgehad zeer relevant. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel. De volgende toepassingsgebieden worden onderscheiden:
Gelet op de reikwijdte van de bevoegdheden, zoals groepsgerelateerde en individuele overlast, zijn de maatregelen goed toepasbaar bij de bestrijding van onder andere straatdealers, drugsverslaafden,
alcoholisten en veel-plegers, welke in bepaalde gebieden in de gemeente een onaanvaardbare druk leggen op de openbare orde en veiligheid. Indien sprake is van overlast veroorzaakt door jeugd(groepen) wordt een andere afweging gemaakt. Hiervoor is door de politie een signaleringsmethodiek ontwikkeld (methode Beke). Op grond hiervan worden drie groepen onderscheiden groepen: hinderlijk, overlastgevend en crimineel. Individuele groepsleden die tot een geïnventariseerde groep behoren komen in beginsel voor een groepsverbod in aanmerking.
Drugsrunners of straatdealers hebben door hun (dealers)activiteiten een aanzuigende werking op allerlei vormen van criminaliteit in de openbare ruimte. Vaak gaat het om een bepaald gebied, waarbij door de aanzuigende werking in dat gebied een onaanvaardbaar openbaar orde probleem ontstaat. Deze personen zijn veelvuldig op de openbare weg aanwezig om, ofwel te handelen, ofwel klanten door te geleiden naar een drugshandelaar. Het alleen aanwezig zijn op de openbare weg, levert in veel gevallen geen strafbaar feit op, maar veroorzaakt veel overlast en roept bij buurtbewoners of aldaar aanwezigen, gevoelens van onveiligheid op. Het veiligheidsgevoel wordt vergroot, als deze personen uit het straatbeeld verdwijnen.
Bij de groep veelplegers gaat het om het feit dat zij veelvuldig actief zijn al dan niet in eenzelfde gebied en (gedrags)interventies niet hebben geleid tot het stopzetten van hun overlastgevende gedragingen.
In deze beleidsregel wordt van een evenement en van een wedstrijd betaald voetbal gesproken overeenkomstig de definities in de APV. Dezebeleidsregels zijn daarnaast van toepassing op betogingen en vergaderingen ingevolge de Wet openbare manifestaties en samenkomsten en demonstraties die gelet op hun aard een aantrekkende werking hebben op overlastgevende personen.
3.Voetbalgerelateerde overlast
Verreweg de meeste voetbalsupporters veroorzaken geen problemen op het gebied van de openbare orde en veiligheid en dragen bij aan een goed imago van hun club. Maar het supporterslegioen kent ook een schaduwzijde, gepersonifieerd door de harde kern en meelopers. Het aanstichten van voetbalvandalisme en/ -criminaliteit gebeurt merendeels door (groepen) relschoppers die regelmatig de openbare orde ernstig verstoren in of rondom de voetbalstadions of bij voetbalgerelateerde evenementen, zoals een huldiging. Tot het begin van de jaren negentig vonden de meeste incidenten plaats in en rondom de voetbalstadions. Mede door de toegenomen veiligheidsmaatregelen in en rondom de stadions heeft het voetbalvandalisme en -criminaliteit zich niet alleen geleidelijk verplaatst naar de omgeving buiten het stadion, maar ook naar tijdstippen buiten de wedstrijddagen. De rellen op het strand van Hoek van Holland tijdens het evenement Sunset Grooves zijn hier het bekende landelijke voorbeeld van. Het fenomeen “voetbalvandalisme” is dan ook moeilijker voorspel- en grijpbaar geworden. Bij de groep voetbalsupporters gaat het derhalve om die personen die veelal in een groep in en rond een voetbalstadion en/of bij evenementen de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren. Het gaat om die gevallen waarbij aannemelijk is, gelet op de reeds ervaren overlast, dat het ordeverstorende gedrag aanhoudt.
Jongeren verdienen een tweede kans. Strafrechtelijk zijn jeugdigen minderjarig in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Van jongeren in het kader van de begeleiding is in ieder geval sprake indien de persoon of de personen de leeftijd van 24 jaar nog niet hebben bereikt. Wat betreft de aanpak van jeugd of jeugdgroepen is het noodzakelijk dat het inzetten van een maatregel een onderdeel moet vormen van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. Bevoegdheden specifiek bij jeugdoverlast zullen pas worden aangewend indien deze geïntegreerde persoongerichte aanpak van minder vergaande middelen is ingezet én hulpverlening is aangeboden. Pas als jongeren deze kansen niet hebben aangegrepen om hun gedrag te verbeteren is een harde aanpak wat nog rest.
Een groepsverbod is niet goed toepasbaar bij massale evenementen als een kermis of een popconcert. Een groepsverbod is dan moeilijk te controleren. Een gebiedsverbod, eventueel gecombineerd met een meldingsplicht, is beter toepasbaar bij massale, kortdurende evenementen.
De meldingsplicht kan zich uitstrekken tot een andere gemeente. Deze intergemeentelijke meldingsplicht wordt opgelegd door de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de openbare orde verstoord dreigt te worden. Het melden gebeurt dan in een andere gemeente. Voor het opleggen van deze intergemeentelijke meldingsplicht is de toestemming vereist van de burgemeester van de gemeente waar de ordeverstoorder zich moet melden. Dit hoeft niet per se de woonplaats van de betrokkene te zijn.
Begeleidingsplicht minderjarige tot 12 jaar
Toepassing van de bevoegdheden bij overlast in de gemeente Grave
De bevoegdheden van de Wmbveo houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu. Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Een werkinstructie maakt deel uit van deze borging (zie bijlage 1).
De maatregel moet een legitiem doel dienen, waarbij tevens wordt voldaan aan de proportionaliteit en
subsidiariteit. In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij van de aanvullende
bevoegdheden gebruik zal maken. Dit laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien dit door de bijzondere omstandigheden gelet op de openbare orde noodzakelijk is.
1. Ordeverstorende gedragingen bij evenementen
Indien een persoon binnen 13 maanden herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont tijdens evenementen kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden, waarbinnen het verboden is om zich op een nader te bepalen plaats te begeven. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied
waarvoor het verbod wordt opgelegd. Zo kan het verbod, gelet op de evenementenkalender, voor meerdere gebieden tegelijkertijd in de stad gelden.
Een overtreding van een opgelegd bevel is een strafbaar feit op grond van artikel 184 Wetboek van
Strafrecht. Het bevel is een openbare orde maatregel (geen punitieve sanctie) en de overtreding ervan, zonder overlastgevend gedrag, kan daarom niet bestraft worden met een verlenging van het bevel.
3. Verlengingsmogelijkheden bij groepsgerelateerde en individuele overlast
Een gebiedsverbod, groepsverbod of meldingsplicht worden voor de duur van drie maanden opgelegd. De maatregelen kunnen worden verlengd of ten nadele van betrokkene worden uitgebreid indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt, dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Deze ernstige (hernieuwde) vrees kan ook worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waar het verbod voor geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen tegelijkertijd voor meerdere gebieden in de stad gelden.
Indien de maatregel wordt verlengd terwijl de termijn van een eerder opgelegde maatregel nog niet is verstreken gaat de nieuwe maatregel pas in na afloop van de termijn van de eerder opgelegde maatregel. De maatregel wordt verlengd conform het handhavingsprotocol (zie bijlage 2).
Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.
4. Ordeverstorend gedrag door jeugd
Indien een jongere tot 24 jaar binnen een afzienbare tijd herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord zal een groepsverbod, dan wel een gebiedsverbod worden opgelegd, mits de minder vergaande middelen én de hulpverlening als integrale persoongebonden aanpak zijn aangeboden.
5. Ordeverstorend gedrag door 12 minners
De maatregel wordt alleen dan opgelegd indien minder vergaande middelen én de hulpverlening als
integrale persoongebonden aanpak zijn aangeboden.
Indien de minderjarige binnen zes maanden na het verstrijken van de maatregel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:
Indien de persoon inmiddels de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt kan bij een volgende overtreding binnen zes maanden na het aflopen van de maatregel direct een gebiedsverbod worden opgelegd voor de periode van drie maanden, dan wel de eerste stap uit het handhavingarrangement worden overgeslagen.
Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.
Relatie burgemeester en Officier van Justitie
Op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is de Officier van Justitie (OvJ) bevoegd een gedragsaanwijzing te geven indien tegen betrokkene ernstige bezwaren bestaan in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord en waarbij grote vrees bestaat voor herhaling. Dit betekent dat indien sprake is van ordeverstorend gedrag, zijnde een strafbaar feit en vervolging is ingesteld de OvJ als eerste bevoegd is een maatregel te treffen. Indien sprake is van ordeverstorend gedrag, niet zijnde een strafbaar feit, treedt de burgemeester op. Indien de OvJ besluit geen gedragsaanwijzing te geven (zoals een meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod) of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat alsnog een maatregel oplegt. Gedegen afstemming tussen beide is hiervoor noodzakelijk.
Het is van belang dat de opgelegde gebieds- en groepsverboden en meldingsplichten ook worden nageleefd en door de politie worden gehandhaafd. Met het oog op de handhaving dienen er goede afspraken te worden gemaakt met alle betrokkenen (burgemeester, politie en Openbaar Ministerie). Deze beleidsregels zijn daarom besproken in de lokale driehoek. Alle betrokkenen committeren zich aan de uitvoering van de afspraken en ieder voor zich draagt er zorg voor dat de gemaakte afspraken binnen de eigen organisatie geëffectueerd worden.
Het bevel van de burgemeester op grond van artikel 172b Gemeentewet kan ‘ten hoogste drie maanden’ duren. Verlening van de maatregel is niet mogelijk. Bij de toepassing in de praktijk zal, ook vanwege de genoemde vereisten van proportionaliteit, telkens van geval tot geval bezien moeten worden voor welke termijn het bevel dient te gelden. Mocht er na het bereiken van de leeftijd van twaalf jaar nog steeds aanleiding toe zijn, dan kan de burgemeester kiezen om aanvullend andere bestuursrechtelijke maatregelen te nemen, zoals die op basis van artikel 172a Gemeentewet.
De burgemeester moet het bevel intrekken als de omstandigheden zo zijn gewijzigd dat er niet langer een gevaar is voor de openbare orde (artikel 172b, vierde lid junctio artikel 172a, zevende lid, Gemeentewet). Kern van deze bepaling is dat de maatregel bedoeld is omdta er ernstige vrees is voor verdere verstoringen van de openbare orde. Enkele mogelijkheden waarbij aan te denken valt zijn:
Deze beleidsregels treden in werking op één dag na de bekendmaking.
Aldus vastgesteld door de burgemeester van Grave,
22 november 2011,
De burgemeester van Grave,
S.Haasjes – van den Berg
Procesbeschrijving bij het opleggen van een gebieds- of groepsverbod:
De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een gebieds- en/of groepsverbod en door zijn
verantwoordelijkheid voor het proces heeft hij daartoe de regie.
de politie constateert een verstoring van de openbare orde. De politie maakt een afweging of er sprake is van herhaaldelijke overlast binnen een afzienbare periode dan wel een termijn van 13 maanden, eventueel in overleg met de burgemeester, en aan de hand van de criteria genoemd in de beleidsregels.
de politie brengt de casus in ter bespreking in het veiligheidshuis. Daar wordt een afweging gemaakt of een bestuurlijke maatregel moet volgen. Tevens wordt nagegaan of de officier van justitie een gedragsaanwijzing in de vorm van een gebiedsverbod heeft opgelegd voor hetzelfde gebied (in verband samenloopregeling).
iedere betrokken discipline stelt een deeldossier samen. Het dossier wordt, indien sprake is van jeugdigen aangevuld met een deeldossier van bijvoorbeeld jeugdhulpverlening of de leerplichtambtenaar. Het veiligheidshuis levert een integraal dossier en advies aan bij de burgemeester en het Veiligheidsbureau De regie op het dossier ligt bij het Veiligheidsbureau
de burgemeester beslist op basis van de zienswijze en het dossier of én zo ja welke maatregel wordt opgelegd. Hij bepaalt tevens de duur en het gebied waarvoor de maatregel geldt. Bij een gebiedsverbod en/of een groepsverbod wordt het gebied waarvoor het verbod geldt aangegeven op een kaartje en bij het besluit gevoegd. Indien nodig wordt bij het gebiedsverbod een looproute bepaald. Een dergelijke route kan van belang zijn als persoonlijke omstandigheden van betrokkene daartoe aanleidingen geven, bijvoorbeeld in verband met zijn woonadres, werk of bezoek aan een arts.
Procesbeschrijving bij het opleggen van een meldingsplicht:
De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een meldingsplicht en door zijn verantwoordelijkheid voor het proces heeft hij daartoe de regie.
de politie stelt een deeldossier samen. Het veiligheidshuis levert een integraal dossier en advies aan bij het Veiligheidsbureau. Het dossier wordt, indien sprake is van jeugdigen aangevuld met een deeldossier van bijvoorbeeld jeugdhulpverlening of de leerplichtambtenaar. De regie op het dossier ligt bij het Veiligheidsbureau
De (hoofd)officier van justitie informeert de burgemeester over de justitiële vervolging.
Procesbeschrijving bij het opleggen van een intergemeentelijke meldingsplicht bij
De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een intergemeentelijke meldingsplicht en door zijn
verantwoordelijkheid voor het proces heeft hij daartoe de regie.
Indien de “ontvangende” burgemeester een intergemeentelijke meldingsplicht wenst op te leggen wordt bestuurlijk aan de burgemeester van de gemeente van de bezoekende voetbalvereniging ( “zendende” burgemeester) het verzoek gedaan om de meldingsplicht in die gemeente ten uitvoer te leggen. De burgemeester kan dit verzoek ook via de politiechef en de politielijn overbrengen.
Bij een positief besluit van de burgemeester van de “zendende” gemeente, geeft de politie de locatie en de betrokken politiefunctionaris door aan de burgemeester. De “zendende” burgemeester geeft vervolgens toestemming aan de “ontvangende” burgemeester. In het andere geval wijst de “zendende” burgemeester het verzoek van de “ontvangende” burgemeester af.
De burgemeester van de “ontvangende” gemeente legt vervolgens de meldingsplicht op. In het besluit worden tijdstip(pen), locatie, naam van de politiefunctionaris of andere functionaris c.q. instelling waar moet worden gemeld, op in zijn besluit. Hij stuurt een afschrift van het besluit aan de burgemeester van de “zendende” gemeente.
de burgemeester beheert het dossier voor het archief en voor eventuele bezwaar- of beroepsprocedures, voor de verlenging van de maatregel of andere bestuurlijke maatregelen.
Dossiervorming en verslaglegging
Ten behoeve van de oordeelsvorming over het opleggen van een maatregel levert het veiligheidshuis met behulp van de betrokken partners een integraal dossier aan bij het Veiligheidsbureau die de burgemeester adviseert. De inhoud van het dossier moet een door de burgemeester op te leggen maatregel kunnen legitimeren.
Voor het dossier zijn de volgende gegevens van belang:
De registraties van minimaal twee ordeverstorende gedragingen die zich binnen een redelijke periode hebben voorgedaan. De periode is situatiegebonden en zal korter zijn als het om voetbalgerelateerde incidenten gaat dan in andere situaties. Voor het verzamelen van de gegevens over de gedragingen kunnen de daartoe geëigende registratiesystemen worden gehanteerd;
De onderliggende processen-verbaal en registraties van alle bij de politie bekend zijnde gedragingen van de betrokkene over een redelijke periode. Dit heeft tot doel inzicht te krijgen in de gedragingen van de betrokkene en dient tevens als onderbouwing van het afgegeven bevel. Ook hier geldt dat de duur van de periode situatiegebonden is.
Omstandigheden waardoor een gebiedsverbod en/of meldingsplicht voor het betreffende gebied en/of evenement noodzakelijk is, zoals evenementenkalender, wedstrijdschema etc. Indien sprake is van het overtreden van een (civiel- of strafrechtelijk) gebieds-/stadionverbod, ook het besluit waarbij het betreffende gebieds-/stadionverbod is opgelegd.
Bijlage 3 Toelichting op de beleidsregel
De nieuwe bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden alleen ingezet op het moment dat de in bijlage 1 genoemde maatregelen geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde. De bevoegdheden van de wet MBVEO houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu, namelijk het recht om zich zonder inmenging van de overheid te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Dit betekent dat de maatregel een legitiem doel moet dienen, waarbij tevens wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. ( De maatregel die de minste last veroorzaakt en evenredig is aan de gestelde doelen.)
Bij de juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen hebben plaatsgehad zeer relevant. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel.
De nieuwe artikelen uit de Gemeentewet zijn alleen inzetbaar bij voorzienbare openbare orde verstoringen. Bij evenementen, voetbalwedstrijden en in wijken en buurten waar wordt verwacht dat zich daar ongeregeldheden tussen personen of groepen zullen voordoen, kunnen de burgemeester en de officier van justitie gebruikmaken van de nieuwe bevoegdheden. Het gaat hierbij om evenementen en voetbalwedstrijden die al lange tijd van te voren vast staan en enige voorbereiding vergen of om spanning in een bepaalde wijk of buurt waar verwacht wordt dat de spanning zal leiden tot ongeregeldheden. Tijdens de voorbereiding van een evenement of voetbalwedstrijd kan worden bekeken of er ernstige vrees bestaat dat bij een dergelijk evenement of voetbalwedstrijd de openbare orde zal worden verstoord.
In situaties waarin er onverwachts wanordelijkheden ontstaan of dreigen zijn de nieuwe bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie veel minder goed inzetbaar. Daarvoor kunnen de bestaande instrumenten zoals noodverordening en noodbevel worden ingezet. De nieuwe artikelen zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Het zijn bevoegdheden die enige voorbereidingstijd vergen. Daarom geldt voor deze nieuwe bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie dat hoe korter de voorbereidingstijd is, hoe minder toepasbaar de nieuwe bevoegdheden zijn of zelfs helemaal niet toepasbaar.
Een wettelijke definitie van het begrip verstoring van de openbare orde is niet te geven. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.
Het gaat om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte.
Ordeverstorende gedragingen zijn bijvoorbeeld strafbare gedragingen, waaronder overtredingen van de APV. De ordeverstoorder krijgt een proces-verbaal voor deze gedragingen. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbeschrijving vallen. Dit moet blijken uit een registratie van toezichthouders in de publieke ruimte.
Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:
Hierbij wordt opgemerkt dat voor jeugdoverlast (12-18) en de groep 12-minners in het bijzonder bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een zwaardere afweging dient te worden gemaakt bij de beoordeling of het kindgedrag als overlastgevend kan worden aangemerkt. Joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevende gedragingen aangemerkt. Daarnaast dienen jongeren (12 tot 18 jaar) zich ten minste twee maal schuldig te hebben gemaakt aan overlastgerelateerde (strafbare) feiten wil er sprake zijn van een overlastgevende jongere. De wet Mulder feiten worden alleen dan meegenomen indien deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied, denk hierbij aan het op de stoep rijden met een scooter.
In de Memorie van Toelichting wordt (na aanhaling Van Dale) onder herhaaldelijk meer dan eens verstaan. Dit betekent dat sprake kan zijn van herhaaldelijk als een persoon meer dan één keer de openbare orde heeft verstoord. Herhaaldelijk houdt ook verband met de periode waarin de gedragingen hebben plaatsgehad. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moeten de gedragingen binnen een afzienbare tijd plaatsvinden. Of sprake is van een afzienbare tijd is weer afhankelijk van de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden. In Grave wordt een afzienbare termijn gehanteerd van 13 maanden voor overlastgevers vanaf 12 jaar, terwijl bij overlast door 12 minners een afzienbare tijd van 6 maanden redelijk is. Er moet in ieder geval een patroon zitten in het ordeverstorend gedrag van een individu of groep.
De ernstige vrees kan worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.
Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol
Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijke een leidende rol te typeren. Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar actief , medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring. (Zie arrest Gerechtshof Amsterdam 30 juli 2009, Parketnummer: 21-004032-07)
Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep.
Het niet naleven van een burgemeestersbevel levert een nieuw strafbaar feit op. Overtreding van de verboden is strafbaar gesteld op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie in beginsel vervolgd overeenkomstig de richtlijnen van het OM. Op grond van artikel 184 Sr wordt een overtreding van het bevel bestraft met maximaal drie maanden gevangenisstraf of een geldboete in de tweede categorie ( 3.800,-).
Vereisten uit de Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 172a Gemeentewet heeft de burgemeester de bevoegdheid om bevelen op te leggen als een groepsverbod en een gebiedsverbod. Deze bevelen worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). In de hoofdstukken drie en vier van de Awb staan een aantal vereisten die hierdoor van toepassing worden. Dit brengt met zich mee dat de voorbereiding van een dergelijk bevel van de burgemeester aan enige tijd onderhevig is. Het is belangrijk dat hiermee rekening wordt gehouden in de praktijk.
Zorgvuldige voorbereiding, belangafweging en horen
Artikel 3:2 en artikel 3:4 van de Awb vereisen een zorgvuldige voorbereiding van besluiten en een belangenafweging door de burgemeester. Dit betekent dat de burgemeester zich, alvorens hij een bevel geeft, een beeld moet vormen van de ernst van de situatie, de vrees voor verdere verstoring van de openbare orde en andere feiten en omstandigheden. Om tot een zorgvuldig genomen besluit te komen maakt de burgemeester gebruik van een gedocumenteerd dossier. Tijdens de voorbereiding van het bevel moet de burgemeester belanghebbenden horen, aldus artikel 4:8, eerste lid Awb. Van dit horen kan ingevolge artikel 4:11 Awb, worden afgezien indien de vereiste spoed zich tegen verhoren verzet of indien ordeverstoringen door de betrokkene alleen kunnen worden voorkomen als de betrokkene niet van te voren in kennis wordt gesteld van de op te leggen maatregel.
De betrokkene aan wie mogelijk een maatregel wordt opgelegd wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk of mondeling kenbaar te maken binnen een week na ontvangst van het voornemen. Indien sprake is van een minderjarige worden ten minste de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzengesprek.
Het bevel moet een deugdelijke motivering bevatten waarom het bevel noodzakelijk is, aldus artikel 3:46 Awb. Daarnaast moet het bevel vermelden door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord. Indien de burgemeester een bevel aan de betrokken persoon oplegt omdat die persoon volgens de burgemeester een leidende rol heeft gehad in een groep welke de openbare orde heeft verstoord, dan dient de burgemeester die gedragingen in het bevel op te nemen. De inhoud van het bevel moet aldus voldoende concreet zijn.
Het bevel moet bekend worden gemaakt aan belanghebbenden. Dit kan ingevolge artikel
3:41 Awb zowel door schriftelijke toezending gebeuren als door uitreiking aan de persoon. De rechtstreekse uitreiking aan de belanghebbende vindt plaats door de politie of BOA. Alleen indien het bevel aan de belanghebbende bekend is gemaakt kan het bevel inwerkingtreden, aldus artikel 3:40 Awb. Bij de bekendmaking moet de motivering van het bevel worden vermeld aldus artikel 3:47 van de Awb.
Een op grond van artikel 172a Gemeentewet gegeven bevel wordt genomen door de burgemeester. De burgemeester kan deze bevoegdheid niet mandateren, aldus artikel 177, tweede lid van de Gemeentewet. Het besluit tot verlenging, wijziging of intrekking van het bevel of het besluit tot verlening van ontheffing kan ook niet worden gemandateerd.
Tegen het bevel van de burgemeester kunnen, conform de Awb, degene aan wie het bevel is opgelegd en eventuele andere belanghebbenden bezwaar en beroep aantekenen. Daarnaast kan een belanghebbende een verzoek om een voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter, artikel 8:81 Awb. Het beroep op de bestuursrechter heeft geen schorsende werking.
Samenloopregeling burgemeester officier van justitie en afstemming:
Er geldt een samenloopregeling in het geval de officier van justitie en de burgemeester een gebiedsverbod (en in geval van de burgemeester kan dit ook een groepsverbod zijn) willen opleggen aan een betrokkene voor hetzelfde gebied. Als de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing inhoudende een gebiedsverbod heeft gegeven voor een bepaald gebied, geeft de burgemeester geen gebieds- of groepsverbod voor hetzelfde gebied aan die persoon. Dus strafrecht gaat voor. Wel kan de burgemeester een gebiedsof groepsverbod opleggen voor een ander deel van de gemeente, b.v. indien de ordeverstoorder zijn overlastgevende activiteiten heeft verplaatst. Het voorgaande betekent dat, voorafgaand aan de inzet van deze bevoegdheden in een concrete casus, afstemming dient plaats te vinden tussen burgemeester en officier van justitie, in de lokale driehoek dan wel ad hoc. Voor een optimale uitvoering van de nieuwe bevoegdheden is het daarnaast van belang dat er aansluiting wordt gezocht bij de lokaal al ingezette vormen van persoons- en gebiedsgerichte aanpak Deze afstemming vindt plaats in de bestaande casusoverleggen van het Veiligheidshuis.
Handhavingarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast (personen ouder dan 23)
Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast (12 tot en met 23 jaar oud)
Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast (12 minners)