Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Beleidsregels toepassing Wet BIBOB bij aanbestedingen en milieuvergunningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregels toepassing Wet BIBOB bij aanbestedingen en milieuvergunningen
CiteertitelBeleidsregels toepassing Wet BIBOB bij aanbestedingen en omgevingsvergunningen
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-03-201123-03-2013art. x, y-z

01-03-2011

Provinciaal blad 2011, 9

5.14/2005006304

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels toepassing Wet BIBOB bij aanbestedingen en milieuvergunningen

 

 

 

Inhoud

Beleidsregels inzake toetsing van de integriteit bij aanbestedingen

 als bedoeld in artikel 5 van de Wet BIBOB (Beleidsregels toepassing Wet BIBOB bij aanbestedingen)

Begrippenlijst

-     Aanbesteden van werken in de sector Bouw: de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van bouwkundige, elektro- en werktuigbouwkundige en

water- en wegenbouwkundige werken.

-     Aanbesteden van diensten en leveringen in de sector Informatie- en communicatietechnologie (ICT): aanbestedingen en opdrachtverlening informatietechnologie: infrastructuur, adviezen en diensten, programmatuur.

-     Aanbesteden van diensten en leveringen in de sectoren Milieu en/of Bouw: aanbestedingen en opdrachten op het gebied van advisering, technische en geïntegreerde technische diensten en levering materiaal.

-     Europese richtlijnen: de Richtlijn 93/37/EEG, waarin opgenomen Richtlijn 97/52/EG (de Europese Richtlijn voor overheidsopdrachten: Werken); de Richtlijn 92/50/EEG (diensten), waarin opgenomen Richtlijn 97/52/EG; de Richtlijn 93/36/EEG (leveringen), waarin opgenomen Richtlijn 97/52/EG.

-     Aanbestedingsreglement werken 2004 (ARW 2004).

Artikel 1

1.   Bij aanbesteding van een overheidsopdracht bij werken die openbaar worden aanbesteed, bij werken met een daarvan afwijkende aanbestedingsvorm boven de € 500.000,--, bij diensten en leveringen boven het Europees drempelbedrag (€ 200.000,--/€ 236.945,--) en bij diensten en leveringen onder de drempelwaarde met betrekking tot veiligheidsvoorzieningen beoordelen gedeputeerde staten of sprake is van een van de omstandigheden als omschreven in de Wet BIBOB. Op diensten en leveringen onder de drempelwaarde met betrekking tot veiligheidsvoorzieningen zijn de uitsluitingsgronden als bedoeld in de Europese richtlijnen (92/50EEG, waarin opgenomen 97/52EG en 93/36, waarin opgenomen 97/52) van overeenkomstige toepassing.

2.   Gedeputeerde staten passen de Wet BIBOB toe bij de in het voorgaande lid genoemde aan-bestedingen in de sectoren Bouw, ICT en Milieu.

3.   Een beoordeling als bedoeld in het eerste lid kan mede strekken ter toetsing van de uitsluitingsgronden als bedoeld in de Europese richtlijnen, opgenomen in de begrippenlijst en het ARW 2004.

4.   Het bepaalde in dit artikel geldt eveneens indien sprake is van onderaanneming.

Artikel 2

1.   Ter uitvoering van artikel 1 verzoeken gedeputeerde staten op de inschrijvingsformulieren en in het bestek om inlichtingen.

2.   De vragen die op de inschrijvingsformulieren en in het bestek worden gesteld, zijn opgenomen in bijlage 1.

3.   De vragen dienen te worden beantwoord en gegevens dienen op verzoek van de aanbesteder voor de gunning te worden overgelegd.

4.   Gedeputeerde staten kunnen bij twijfel om ondersteunende documenten verzoeken.

5.   Indien aan het verzoek om inlichtingen niet volledig wordt voldaan kan dit een grond zijn voor uitsluiting van de aanbesteding.

Artikel 3

Indien gedeputeerde staten op basis van het onderzoek als bedoeld in artikel 2 een aanwijzing hebben dat de gegadigde aan wie zij voornemens zijn de overheidsopdracht te gunnen of een uitnodiging tot inschrijving te sturen, of zijn onderaannemer, zich bevindt in een omstandigheid als bedoeld in artikel 1, doch gedeputeerde staten hieromtrent over onvoldoende informatie beschikken, vragen zij het Bureau BIBOB om een advies als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet BIBOB.

Artikel 4

Gedeputeerde staten kunnen ter onderbouwing van hun beslissing tot het niet-gunnen van een overheidsopdracht   voor zover noodzakelijk- gebruikmaken van de in het BIBOB-advies opgenomen informatie.

Artikel 5

Gedeputeerde staten delen in het bestek of anderszins in de aanbestedingsinformatie (uitnodiging tot inschrijving) mee dat op de aanbesteding de Wet BIBOB van toepassing is.

Artikel 6

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking van het besluit in het Provinciaal blad.

Artikel 7

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels toepassing Wet BIBOB bij aanbestedingen.

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS TOEPASSING WET BIBOB BIJ AANBESTEDINGEN

 

 

Artikel 1

Voor een aanbesteding krachtens de thans vigerende Europese aanbestedingsrichtlijnen geldt een dwingende regeling voor selectie- en gunningcriteria. Selectiecriteria zien op de kwaliteit van de leverancier, aannemer en dienstverlener als zodanig. De selectiecriteria kennen bepaalde uitsluitingsgronden, alsmede geschiktheidcriteria die onder meer kunnen zien op de beoordeling van de finan-ciële en economische draagkracht en technische bekwaamheid. Blijkens de jurisprudentie van het Hof van Justitie vormen deze selectiecriteria een gesloten stelsel. Voor aanbestedingen is het dan ook niet mogelijk via de Wet BIBOB extra uitsluitingsgronden of geschiktheidcriteria te creëren. Aanbestedende diensten blijven in dat opzicht gebonden aan de

Europese aanbestedingsrichtlijnen.

Bij aanbestedingen richt het eigen onderzoek en/of het BIBOB-advies zich op de beoordeling van de uitsluitingsgronden en het geschiktheidcriterium* van de financiële en economische draagkracht als opgenomen in de Europese aanbestedingsrichtlijnen. In de Wet BIBOB is er in voorzien dat de selectiecriteria ook kunnen worden toegepast ten aanzien van aanbestedingen die krachtens het nationale aanbestedingsrecht (dienen te) worden aanbesteed en ten aanzien van opdrachten die onderhands kunnen worden verstrekt.

*    Drempelwaarden (bedrag afhankelijk van het soort dienst) zoals die gelden van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005.

Werken

Voor aanbestedingen op het gebied van werken is de Richtlijn 93/37/EEG, waarin opgenomen Richtlijn 97/52/EG (de Europese Richtlijn voor overheidsopdrachten: Werken) van toepassing op aanbestedingen boven een bedrag van € 5.923.624,--*. Hier geldt een gesloten stelsel van uitsluitingsgronden (artikel 24).

Beneden de Europese drempelwaarde is het ARW 2004 voor projecten van de provincie Drenthe van toepassing. In het ARW 2004 zijn de standaardprocedures en voorwaarden opgenomen voor de aanbesteding van Europese (voor werken met een raming van meer dan € 5.923.62,--) en nationale (voor werken met een raming van minder dan € 5.923.624,--) aanbestedingen van overheidsopdrachten inzake de uitvoering van werken. De keuze van het type aanbestedingsprocedure uit het ARW 2004 is afhankelijk van het aanbestedingsbeleid van de opdrachtgever.

*    Drempelwaarde zoals die geldt van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005.

In het ARW 2004 zijn zowel voor de Europese als de nationale openbare procedure de uitsluitingsgronden opgenomen. Deze geven aan wanneer eenieder van deelneming aan een aanbesteding kan worden uitgesloten. De uitsluitingsgronden zijn voor werken in het ARW 2004 ook opgenomen bij de overige procedures (de niet-openbare, onderhandeling met voorafgaande bekendmaking en onderhandeling zonder voorafgaande bekendmaking).

Tevens zijn in het ARW 2004 artikelen over de financiële en economische draagkracht en de technische bekwaamheid opgenomen. Wanneer een inschrijver niet aan het gestelde voldoet, kan de aanbesteder de inschrijver uitsluiten. Zo is ook opgenomen dat de inschrijver een verklaring dient te overleggen waarin is aangegeven dat de inschrijving niet tot stand is gekomen onder invloed van een overeenkomst, besluit of gedraging in strijd met het Nederlands of Europees mededingingsrecht.

Diensten en leveringen

Voor aanbestedingen op het gebied van diensten is de Richtlijn 92/50/EEG, waarin opgenomen Richtlijn 97/52/EG, en voor leveringen is de Richtlijn 93/36/EEG, waarin opgenomen Richtlijn 97/52/EG, van toepassing op aanbestedingen boven een bedrag van € 200.000,--/€ 236.945,--* en kent een gesloten stelsel van uitsluitingsgronden (voor diensten artikel 29 en voor leveringen artikel 20). Beneden het genoemde drempelbedrag is het provinciale aanbestedingsbeleid voor diensten en leveringen van toepassing. In het aanbestedingsbeleid worden echter geen uitsluitingsgronden genoemd. Derhalve is voor diensten en leveringen hier bepaald dat inzake veiligheidsvoorzieningen de uitsluitingsgronden van de desbetreffende Europese Richtlijnen van overeenkomstige toepassing zijn.

*    Drempelwaarden (bedrag afhankelijk van het soort dienst) zoals die gelden van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005.

Het inschakelen van het Bureau BIBOB kan invloed hebben op de gestanddoeningstermijn. De wet bepaalt dat het Bureau BIBOB binnen 4 weken adviseert, met een mogelijke verlenging van 4 weken. Derhalve wordt contractueel vastgelegd (in het bestek of aanvullende aanbestedingsinformatie) dat bij toepassing van de Wet BIBOB de gestanddoeningstermijn met 4 respectievelijk 8 weken kan worden verlengd.

-     Vierde lid

In het bestek wordt onderstaande tekst opgenomen.

"Indien de aannemer bepaalde onderdelen van het werk in onderaanneming laat uitvoeren dient op verzoek van de directie UAV (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken) door de aannemer aan de directie UAV een door deze onderaannemer ingevulde en ondertekende verklaring verstrekt te worden inzake:

-     zijn inschrijving in het handelsregister;

-     zijn inschrijving bij een bedrijfsvereniging;

-     zijn vestigingsvergunning of ontheffing, indien voorgeschreven voor de desbetreffende bedrijfstak;

-     zijn omzetbelastingnummer en loonbelastingnummer; alsmede verklaringen omtrent het betalingsgedrag van de onderaannemer, afgegeven door de Inspecteur van de belastingen respectievelijk door de bedrijfsvereniging.

In plaats van verklaringen omtrent het betalingsgedrag kan een bewijs van vrijwaring, afgegeven door de onderlinge waarborgfondsen zoals die zijn opgericht door een aantal aannemersorganisaties, worden verstrekt.

Indien nodig kan op grond van vorenstaande gegevens een advies gevraagd worden bij het Bureau BIBOB. Afhankelijk van dit advies kan de onderaannemer geaccepteerd of geweigerd worden."

Artikel 2

Teneinde te kunnen toetsen of een van de genoemde uitsluitingsgronden zich voordoet worden bij werken die openbaar worden aanbesteed en bij werken met een afwijkende aanbestedingsvorm boven de € 500.000,-- en bij diensten en leveringen boven een bedrag van € 200.000,--/€ 236.945,--, op de inschrijvingsformulieren en in het bestek inlichtingen gevraagd. Bij twijfel wordt, om ondersteunende documenten verzocht. De vragen die op de inschrijvingsformulieren en in het bestek worden gesteld zijn opgenomen in bijlage 1. De vragen dienen door de inschrijvers te worden ingevuld en de gevraagde gegevens dienen op verzoek van de aanbesteder voor de gunning te worden overgelegd bij inschrijving.

Indien de vragen niet volledig worden beantwoord of de gevraagde gegevens niet worden overgelegd, kan dit een grond zijn voor uitsluiting van de aanbesteding.

Artikel 4

Op het moment dat met inachtneming van het hier gestelde beleid een BIBOB-advies is gevraagd kan gedeputeerde staten voor zover noodzakelijk ter onderbouwing van de afwijzing van het niet-gunnen in het besluit de gehanteerde informatie (zowel de informatie uit het eigen onderzoek en/of de informatie die door het Bureau BIBOB is verstrekt) opnemen. Informatieuitwisseling over betrokkenen is daarmee wel onderworpen aan de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 5

Voorwaarde voor het toepassen van de uitsluitinggronden en het criterium financiële en economische draagkracht is, dat in het bestek of anderszins in de aanbestedingsinformatie meegedeeld wordt dat op het werk de Wet BIBOB van toepassing is. Om deze reden wordt in elk bestek of aanbestedingsinformatie bij werken, diensten en leveringen die Europees worden aanbesteed en bij werken met een afwijkende aanbestedingsvorm boven de € 500.000,-- de onderstaande standaardtekst opgenomen. Deze tekst is eveneens van toepassing op diensten en leveringen onder het drempelbedrag met

betrekking op bijvoorbeeld veiligheidsvoorzieningen.

1.   De provincie Drenthe wenst bij de aanbestedingsprocedure gebruik te kunnen maken van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet BIBOB)

2.   Om een integriteitsbeoordeling te kunnen doen worden op de inschrijvingsformulieren en in het bestek inlichtingen gevraagd. Deze dient de inschrijver in te vullen en op verzoek van de aanbesteder dienen de gevraagde gegevens voor de gunning te worden overgelegd. Bij het niet invullen van de inschrijvingsformulieren en/of het aanleveren van de gevraagde gegevens kan de inschrijver uitgesloten worden van gunning.

3.   De provincie Drenthe kan aan het Bureau BIBOB inzake deze overheidsopdracht(en) (die ziet op een bij Besluit BIBOB aangewezen sector, zijnde ICT,

Milieu en/of Bouw) om advies vragen:

I.    voordat een beslissing wordt genomen inzake de gunning van een dergelijke overheids-opdracht;

II.  in het geval de aanbestedende dienst bij overeenkomst heeft bedongen dat de overeenkomst ontbonden wordt, indien - kort gezegd - een BIBOB-advies daartoe aanleiding geeft; en

III. ten aanzien van een "onderaannemer", uitsluitend met het oog op diens acceptatie als zodanig, dat "onderaannemer(s)" niet zonder toestemming van die aanbestedende dienst wordt (worden) gecontracteerd en in het kader van die voorwaarde zich het recht heeft voorbehouden aan Bureau BIBOB advies te vragen.

      Het advies dat Bureau BIBOB op basis van de uitkomst van zijn onderzoek zal uitbrengen geeft de aanbesteder ondersteuning bij zijn eigen inhoudelijke afweging om de opdracht wel of niet aan een betrokkene te gunnen dan wel een overeenkomst te ontbinden, dan wel of niet toestemming te verlenen dat een bepaalde "onderaannemer" kan worden ingeschakeld.

4.   Indien toepassing van de Wet BIBOB de provincie Drenthe aanleiding geeft advies in te winnen bij het Bureau BIBOB, kan de gestandsdoeningstermijn worden verlengd met een periode van maximaal 8 weken.

5.   De provincie Drenthe behoudt zich het recht voor ontbinding van de overeenkomst te vorderen indien haar na gunning feiten of omstandigheden, die in relatie staan tot de onderneming of persoon van de wederpartij, bekend worden die, waren deze bekend geweest voor het tijdstip van opdrachtverlening, aanleiding hadden gegeven de opdracht niet te gunnen.

TOELICHTING BIJ HET VRAGENFORMULIER WET BIBOB BIJ AANBESTEDINGEN

 

 

Wat betekent BIBOB en wat is het doel van deze wet?

BIBOB staat voor Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. De Wet BIBOB verruimt de mogelijkheden van bestuursorganen om zich te beschermen tegen het risico van het faciliteren van criminele activiteiten. Dit is nodig omdat criminelen c.q. criminele organisaties in sommige gevallen gebruikmaken van bestuurlijke beslissingen voor de continuering en/of afscherming van criminele activiteiten.

Teneinde deze doelstelling te realiseren, zal het Bureau BIBOB desgevraagd gedeputeerde staten adviseren omtrent de aanwezigheid van feiten en omstandigheden die aanleiding zouden kunnen vormen een overheidsopdracht in een bepaalde sector:

-     niet te gunnen;

-     een ter zake gesloten overeenkomst te ontbinden;

-     geen toestemming te verlenen dat een bepaalde onderaannemer ter zake wordt ingeschakeld.

Het Bureau BIBOB zal daarbij kunnen adviseren omtrent de mate van gevaar dat de uitvoering van een bepaalde overheidsopdracht ten behoeve van "criminele" activiteiten zal worden misbruikt.

Wie kan een BIBOB-advies vragen?

De term "aanbestedende dienst" is ontleend aan de thans vigerende Europese aanbestedingsrichtlijnen, maar heeft in de Wet BIBOB een beperkte reikwijdte. Slechts de instellingen die voldoen aan het in de Wet BIBOB gedefinieerde begrip "aanbestedende dienst" kunnen een BIBOB-advies bij "aanbesteding" aanvragen. In de Wet BIBOB worden ook provincies aangemerkt als aanbestedende diensten.

Voor welke opdrachten kan BIBOB-advies worden gevraagd?

Een BIBOB-advies kan worden gevraagd voor overheidsopdrachten als in de Wet BIBOB gedefinieerd.

In de Wet BIBOB wordt onder een overheidsopdracht verstaan een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een aanbestedende dienst, en die betrekking heeft op:

-     de uitvoering dan wel het ontwerp, alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet;

-     de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan; of

-     de uitvoering van diensten in de meest ruime zin.

Onder overheidsopdracht valt blijkens de Wet BIBOB eveneens het geheel van afspraken dat is vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een aanbestedende dienst en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen.

Binnen welke sectoren kan BIBOB-advies worden gevraagd ?

Krachtens het bij de Wet BIBOB thans vigerende Besluit BIBOB kan binnen de Sectoren Milieu, Informatie- en communicatietechnologie (ICT) of Bouw het Bureau BIBOB een advies worden gevraagd.

Naar wie kan door Bureau BIBOB een onderzoek worden ingesteld?

Om zijn adviestaak verantwoord te kunnen vervullen, dient het Bureau BIBOB een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het bedrijf of de onderneming van een betrokkene. Gedeputeerde staten zullen daartoe aan de betrokkene vragen dienen te stellen.

Wie is aan te merken als "betrokkene"?

Onder "betrokkene" in de zin van de Wet BIBOB wordt niet alleen degene verstaan die:

-     zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen; of

-     zich heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure; dan wel

-     in onderhandeling is getreden met een aanbestedende dienst elk tevens zijnde "gegadigde" als bedoeld in de Wet BIBOB); maar ook

-     degene aan wie een overheidsopdracht is gegund; of

-     een derde aan wie een deel van een overheidsopdracht in "onderaanneming" is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund.

Een door het Bureau BIBOB in te stellen onderzoek zal zich niet alleen uitstrekken tot het bedrijf of de onderneming van de betrokkene, maar ook tot de structuur en de financiering van de onderneming, de zeggenschap daarover, alsmede de verhouding tot andere ondernemingen en personen die bij de besluitvorming binnen de onderneming zijn betrokken.

De procedure

Nadat het vragenformulier is ingevuld bekijken gedeputeerde staten of de informatie voldoende is om zelf te kunnen beoordelen of een gegadigde moet worden uitgesloten. Wanneer uit onderzoek van gedeputeerde staten blijkt dat onduidelijkheden blijven bestaan over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kunnen gedeputeerde staten een beroep doen op het landelijke Bureau BIBOB.

Indien gedeputeerde staten een advies wensen in te winnen bij het Bureau BIBOB, wordt u hiervan op de hoogte gesteld. Bureau BIBOB zal verder onderzoek verrichten door middel van het systematisch bevragen van informatiebronnen (de Kamer van Koophandel, het Kadaster, politiële en justitiële bronnen en de Belastingdienst, etc.), waarna het bureau een gemotiveerd advies zal uitbrengen aan gedeputeerde staten.

De termijnen

Op het moment dat door gedeputeerde staten een advies wordt gevraagd aan Bureau BIBOB zal de termijn waarbinnen gedeputeerde staten moeten beslissen over de aanbesteding worden opgeschort. Bureau BIBOB moet binnen vier weken een

advies uitbrengen. Het onderzoek van Bureau BIBOB kan echter eenmalig met vier weken worden verlengd.

Onvolledige of onjuist ingevulde vragenformulieren

Indien blijkt dat het vragenformulier niet naar waarheid is ingevuld of onjuiste gegevens bevat, kan dit een grond zijn voor uitsluiting van de aanbesteding.

BIJLAGE 1, VRAGENFORMULIER WET BIBOB AANBESTEDINGEN

1.   De onderneming dient desgevraagd binnen een week na het daartoe ontvangen verzoek een uittreksel uit het handelsregister Kamer van Koophandel en Fabrieken of een vergelijkbare verklaring uit het land van herkomst te overleggen die niet meer dan zes maanden oud is.

2.   Vragen gericht op de beoordeling van de uitsluitingsgronden

Vragen gericht op de beoordeling van de uitsluitingsgronden

 

vraag

antwoord

 

 

2.1.

Verkeert de onderneming in staat van faillissement, vereffening, surséance van betaling of akkoord, of heeft de onderneming haar werkzaamheden gestaakt of verkeert zij in een ander soortgelijke toestand ingevolge een gelijkaardige procedure van nationale wettelijke regeling?

O  Nee.

O  Ja; vermeld desbetreffende toestand.

De onderneming dient desgevraagd binnen 1 week na het daartoe ontvangen verzoek een verklaring van de griffier van de rechtbank of een vergelijkbare verklaring uit het land van herkomst die niet meer dan 6 maanden oud is te overleggen. De onderneming staat er voor in dat deze verklaring op het moment dat deze wordt overgelegd, overeenstemt met de werkelijke situatie waarin de onderneming zich op dat moment bevindt.

 

2.2.

Is het faillissement van de onderneming aangevraagd of is tegen de onderneming procedure van vereffening of surséance van betaling of akkoord dan wel een andere soortgelijke procedure die in de nationaal wettelijke regeling is voorzien aanhangig gemaakt?

O  Nee.

O  Ja; vermeld desbetreffende toestand.

De onderneming dient desgevraagd binnen 1 week na het daartoe ontvangen verzoek een verklaring van de griffier van de rechtbank of een vergelijkbare verklaring uit het land van herkomst die niet meer dan 6 maanden oud is te overleggen. De onderneming staat er voor in dat deze verklaring op het moment dat deze wordt overgelegd, overeenstemt met de werkelijke situatie waarin de onderneming zich op dat moment bevindt.

 

2.3.

Is de onderneming in de 4 jaar voorafgaand aan deze aanbestedingsprocedure bij een onherroepelijke rechterlijke beslissing, veroordeeld geweest voor een delict dat de beroepsmoraliteit van de onderneming in het gedrang brengt?

O  Nee.

O  Ja; vermeld de aard van het delict en de opgelegde straf/maatregel.

De onderneming dient desgevraagd binnen 1 week na het daartoe ontvangen verzoek een verklaring omtrent het gedrag van de onderneming (Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag(COVOG)-verklaring) of de beschikking waarin afgifte van die verklaring wordt geweigerd dan wel een vergelijkbare verklaring of beschikking uit het land van herkomst die niet meer dan 6 maanden oud is te overleggen. De onderneming staat er voor in dat deze verklaring op het moment dat deze wordt overgelegd, overeenstemt met de werkelijke situatie waarin de onderneming zich op dat moment bevindt.

 

2.4.

Heeft de onderneming in de 4 jaar voorafgaand aan deze aanbestedingsprocedure in de uitoefening van haar beroep een ernstige fout begaan?

O  Nee.

O  Ja; vermeld de aard van de fout en de eventueel opgelegde straf/maatregel.

De onderneming dient desgevraagd binnen 1 week na het daartoe ontvangen verzoek een verklaring omtrent het gedrag van de onderneming (COVOG-verklaring) of de beschikking waarin afgifte van die verklaring wordt geweigerd dan wel een vergelijkbare verklaring of beschikking uit het land van herkomst die niet meer dan 6 maanden oud is te overleggen. De onderneming staat er voor in dat deze verklaring op het moment dat deze wordt overgelegd, overeenstemt met de werkelijke situatie waarin de onderneming zich op dat moment bevindt.

 

2.5.

Heeft de onderneming aan haar verplichtingen voldaan ten aanzien van de betaling van de sociale verzekeringsbijdragen overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar zij gevestigd is of van het land van de aanbestedende dienst?

O  Nee; vermeld eventuele lopende betalingsregelingen.

O  Ja; leg 1 of meer verklaringen over van het feit dat de onderneming aan haar verplichtingen ter zake heeft voldaan. Deze mag niet ouder zijn dan 3 maanden.

De onderneming dient desgevraagd binnen 1 week na het daartoe ontvangen verzoek een verklaring van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of een vergelijkbare verklaring uit het land van herkomst die niet meer dan 3 maanden oud is te overleggen. De onderneming staat er voor in dat deze verklaring op het moment dat deze wordt overgelegd, overeenstemt met de werkelijke situatie waarin de onderneming zich op dat moment bevindt.

2.6.

Heeft de onderneming aan haar verplichtingen voldaan ten aanzien van de betaling van haar belastingen overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land van de aanbestedende dienst?

O  Nee; vermeld eventuele lopende betalingsregelingen.

O  Ja; leg 1 of meer verklaringen over van het feit dat de onderneming aan haar verplichtingen ter zake heeft voldaan.

De onderneming dient desgevraagd binnen een week na het daartoe ontvangen verzoek een verklaring van de inspecteur van de belastingen of een vergelijkbare verklaring uit het land van herkomst die niet meer dan 6 maanden oud is te overleggen. De onderneming staat er voor in dat deze verklaring op het moment dat deze wordt overgelegd, overeenstemt met de werkelijke situatie waarin de onderneming zich op dat moment bevindt.

2.7.

Heeft de onderneming zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen die overeenkomstig de criteria voor de kwalitatieve selectie of de uitsluitingscriteria kunnen worden verlangd (of heeft de onderneming deze inlichtingen niet verstrekt)?

O  Nee.

O  Ja; vermeld de aard hiervan en de eventueel opgelegde straf/maatregel.

 

3.   Vragen gericht op een beoordeling van de financiële en economische draagkracht van de onderneming.

De onderneming wordt verzocht de gevraagde gegevens te vermelden per einde van het laatst afgelopen boekjaar. Indien zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan na afloop van het boekjaar dient de onderneming deze tevens te vermelden.

De volgende gegevens dienen te worden verstrekt:

a.   passende bankverklaringen overeenkomstig de door de aanbestedende dienst aangegeven eisen (en een bewijs van een verzekering tegen beroepsrisico) ;

b.   balansen of uittreksels van balansen van de laatste 3 boekjaren van de onderneming overeenkomstig de door de aanbestedende dienst aangegeven eisen;

c.   een verklaring betreffende de omzet overeenkomstig de door de aanbestedende dienst aangegeven eisen.

*    Toevoeging kan uitsluitend worden ontleend aan de Richtlijn Diensten.

4.   Verklaring bestuurder omtrent rechtmatigheid inschrijving

Ondergetekende verklaart dat de onderhavige inschrijving niet totstandgekomen is onder invloed van een overeenkomst, besluit of gedraging in strijd met het Nederlandse of Europese mededingingsrecht.

Aldus naar waarheid opgemaakt op,

datum¿¿¿¿¿¿                te¿¿¿¿¿¿¿¿¿.

door (naam en voorletters)¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿

als bestuurder van (naam bedrijf)¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿

die (naam bedrijf)¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿

ter zake van deze inschrijving rechtsgeldig vertegenwoordigt.

¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿¿(handtekening)

Beleidsregels inzake toetsing van de integriteit bij omgevingsvergunningen

als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB en de artikelen 2.1, 2.20 en 2.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) (Beleidsregels toepassing Wet BIBOB op omgevingsvergunningen)

Artikel 1

1.   Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e en/of i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor een inrichting als genoemd in categorie 28 van onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, beoordelen gedeputeerde staten of ernstig gevaar bestaat, zoals omschreven in de Wet BIBOB, dat de vergunning mede zal worden gebruikt om:

a.   uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare, voordelen te benutten, of

b.   strafbare feiten te plegen.

2.   In aanvulling op het eerste lid voeren gedeputeerde staten deze beoordeling eveneens uit bij andere categorieën bedrijven dan bedoeld in onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht indien de officier van justitie gedeputeerde staten heeft geïnformeerd op grond van artikel 26 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

3.   Het in het eerste en tweede lid bepaalde is ook van toepassing, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

4.   Een beoordeling, zoals bedoeld in het eerste lid, kan aanleiding zijn een vergunning te weigeren.

5.   In afwijking van het bepaalde in het eerste lid vindt een beoordeling als bedoeld in dat lid niet plaats in die gevallen dat:

a.   de aanvrager van een vergunning een overheidsdienst is, of

b.   binnen 3 jaar na het indienen van een aanvraag waarvoor een beoordeling als bedoeld in het eerste lid heeft plaatsgevonden voor dezelfde inrichting een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend.

Artikel 2

Voor de beoordeling, bedoeld in artikel 1, hebben gedeputeerde staten een vragenformulier vastgesteld, dat is opgenomen in de bij deze beleidsregels behorende en daarvan deel uitmakende bijlage.

Het door gedeputeerde staten vastgestelde vragenformulier dient te worden ingevuld en gelijktijdig met de aanvraag van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e en/of i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te worden gezonden aan gedeputeerde staten. Bij het inzenden van het vragenformulier worden daarin aangegeven documenten overgelegd.

Artikel 3

1.   Op verzoek van het bestuursorgaan legt de aanvrager van een vergunning een verklaring over omtrent het gedrag, zoals bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan 6 maanden.

2.   Indien de aanvrager niet in staat is een verklaring omtrent het gedrag te overleggen, wordt in de plaats van een dergelijke verklaring de door het COVOG te 's-Gravenhage gegeven beschikking overgelegd, waarbij deze verklaring is geweigerd.

Artikel 4

Indien de ingevulde vragenlijst daartoe aanleiding geeft, kunnen gedeputeerde staten aan de aanvrager nadere inlichtingen vragen of hem verzoeken bewijsstukken ter staving van beantwoorde vragen te overleggen.

Artikel 5

Gedeputeerde staten kunnen advies vragen aan het Bureau BIBOB, bedoeld in artikel 9 van de Wet BIBOB, over de mate van gevaar of over de ernst van de feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 1 van deze beleidsregels.

Artikel 6

1.   De artikelen 1, 2, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing bij een voornemen tot intrekking van een verleende vergunning, zoals bedoeld in artikel 2.20 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.   De artikelen 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing in het geval een verleende vergunning zal gaan gelden voor een ander dan de vergunninghouder, zoals bedoeld in artikel 2.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 7

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking van het besluit in het Provinciaal blad.

Artikel 8

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels toepassing Wet BIBOB op omgevingsvergunningen.

 

 

NOTA VAN TOELICHTING

SAMENVATTING

Het college van gedeputeerde staten van Drenthe heeft besloten het BIBOB-beleid van toepassing te laten zijn op omgevingsvergunningen met een milieudeel voor zover het gaat om afvalstoffeninrichtingen. In bepaalde gevallen kan het beleid breder worden toegepast. De wet en deze beleidsregels zijn ook van toepassing bij overgang van een inrichting naar een andere drijver van de inrichting. Tevens willen gedeputeerde staten gebruikmaken van de wettelijke mogelijkheden die de Wet BIBOB het college geeft bij het intrekken van een vigerende vergunning als handhavingsinstrument.

Voor de beoordeling van de integriteit kunnen gedeputeerde staten een advies inwinnen van het Bureau BIBOB. Voor het gebruik van hun bevoegdheden hebben gedeputeerde staten besloten tot deze beleidsregels.

1, INLEIDING

De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de Commissie van Traa, het onderzoek Schijn bedriegt en overige onderzoeken door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en de politie, alsmede uit enkele grote strafzaken (affaire tank cleaning Rotterdam), blijkt dat het werkveld milieu wel degelijk gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels, een combinatie van overtreding van milieuregels en commune delicten, tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen. Het is dus noodzakelijk dat de provincie desgewenst het BIBOB-instrument kan inzetten binnen het werkveld milieu. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet BIBOB verdient het de voorkeur dat de toepassing gebeurt op basis van een beleidslijn, waarin het bestuursorgaan aangeeft op welke wijze de Wet BIBOB door het bestuursorgaan toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een BIBOB-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een BIBOB-onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

2, BELEIDSLIJN TOEPASSING BIBOB IN PROCES VAN OMGEVINGSVERGUNNINGVERLENING MET MILIEUDEEL

Algemeen

De Wet BIBOB heeft in principe betrekking op alle vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De wet is niet van toepassing op bedrijven die onder algemene regels vallen en in gedoogsituaties. Op grond van de Wet BIBOB kan een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden geweigerd of worden ingetrokken (BIBOB als handhavingsinstrument) indien het vermoeden bestaat van een ernstig feit zoals bedoeld in de wet.

Artikel 1

Per jaar worden bij de provincie Drenthe zo'n 40 tot 50 vergunningen aangevraagd waarvoor het BIBOB-instrumentarium kan worden aangewend. Met de BIBOB-toets waarover hierna wordt gesproken, wordt bedoeld het aan de hand van de gehele vragenlijst bepalen of er een advies van het Bureau BIBOB moet worden gevraagd.

Omdat in de praktijk is gebleken dat de grootste risico's in de afvalsector spelen is ervoor gekozen het beleid in beginsel op deze sectoren van toepassing te verklaren. Als er echter aanleiding voor is kan een BIBOB-toets ook bij andere bedrijven aan de orde zijn.

In beginsel dient voor elke aanvraag voor een omgevingsvergunning met een milieudeel die betrekking heeft op een afvalstoffeninrichting een vragenformulier ingevuld te worden. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of het Bureau BIBOB dient te worden ingeschakeld. In het vijfde lid is wel als uitzondering opgenomen dat dit niet nodig is wanneer onmiskenbaar duidelijk is dat er geen BIBOB-toets nodig is, omdat dit geen andere (nieuwe) informatie op zal leveren dan die al bij het bestuur bekend is. Dit is aan de orde wanneer met zekerheid bekend is hoe de bedrijfsstructuur en financiering van een bedrijf in elkaar steekt en wie de drijver van de inrichting zelf zal zijn. In geval van een aanvraag om vergunning door een overheidsdienst is hiervan sprake, evenals in het geval dat door een aanvrager regelmatig een veranderingsvergunning wordt aangevraagd. In dergelijke gevallen wordt geen vragenformulier meegezonden en vindt derhalve geen BIBOB-toets plaats.

Artikel 2

Het standaardaanvraagformulier voor de omgevingsvergunning wordt aangevuld met een BIBOB-vragenformulier waarin een aantal vragen wordt opgenomen. Conform de Wet BIBOB zullen deze vragen en de antwoorden daarop niet ter inzage worden gelegd gedurende de termijn van tervisielegging; een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Wet openbaarheid van bestuur.

Het gaat hier om vragen over de onderneming zelf, zoals handelsnaam en eerdere handelsnamen waaronder de onderneming heeft geopereerd, vragen over de personen die leidinggeven in de onderneming en andere personen met zeggenschap over de onderneming en als laatste vragen over de wijze waarop de activiteiten van de onderneming worden gefinancierd. Door deze nieuwe werkwijze zal de aanvrager bij zijn vergunningaanvraag een aantal extra gegevens dienen te overleggen om een eerste beoordeling in de zin van de Wet BIBOB mogelijk te maken. Het niet-voldoen aan die inleverplicht kan leiden tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot vergunning.

Artikel 3

Met de aanvrager van de vergunning wordt bedoeld de beoogde vergunninghouder. Dit is in ieder geval de (rechts)persoon die verantwoordelijk is voor het naleven van de beperkingen verbonden aan en de voorschriften gevoegd bij een milieuvergunning.

Artikel 4

Indien uit de analyse van de antwoorden op het vragenformulier blijkt dat er meer informatie nodig is om de integriteit van de aanvrager goed te kunnen beoordelen, wordt om extra gegevens gevraagd om de integriteit van de drijver en de onderneming goed te kunnen vaststellen.

Artikel 5

Aan de hand van onderstaande lijst van indicatoren nemen gedeputeerde staten vervolgens het besluit al dan niet het Bureau BIBOB om een onderzoek te vragen.

Deze indicatoren zijn:

1.   de BIBOB-officier van justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan het Bureau BIBOB te vragen;

2.   er blijven bij de provincie vragen bestaan over:

-     de bedrijfsstructuur of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

-     de financiering van het bedrijf;

-     de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand/de inrichting waarin de onderneming is gevestigd;

-     (andere) omstandigheden die de provincie doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

-     (andere) omstandigheden die de provincie doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Aan de hand van de beoordeling van de antwoorden en de extra gegevens zal worden bepaald of het Bureau BIBOB in 's-Gravenhage gevraagd zal worden om een onderzoek te doen.

De beslissing van gedeputeerde staten om bij het Bureau BIBOB een advies te vragen is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De aanvrager zal door de provincie schriftelijk worden bericht dat de provincie voornemens is een BIBOB-advies aan te vragen. Op basis van informatie uit eigen onderzoek en/of op basis van een advies van Bureau BIBOB kan het bestuursorgaan vervolgens besluiten een vergunning te weigeren of in te trekken omdat er een gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten gepleegd zullen worden of dat uit strafbare feiten verkregen geld benut zal worden.

Artikel 6

1.   Naast een instrument in het kader van vergunningverlening is de Wet BIBOB ook een instrument dat in het kader van de handhaving ingezet kan worden. De Wet BIBOB biedt namelijk naast een weigeringsgrond ook een grondslag om bestaande vergunningen in te trekken. In de praktijk komt het er dan op neer dat een drijver van een inrichting die over een geldende vergunning beschikt verzocht wordt een volledig BIBOB-vragenformulier in te vullen op basis waarvan dan een zware toets plaatsvindt. Dit kan uiteindelijk resulteren in een adviesaanvraag bij het Bureau BIBOB en een intrekkingsprocedure van de vergunning. Een dergelijke procedure zal opgestart worden na een advies van handhaving of de (BIBOB-)officier van justitie. Daarnaast zal voordat een dergelijke toets wordt gedaan, altijd overleg gepleegd worden met het Openbaar Ministerie van het arrondissement waarin de inrichting gelegen is om zeker te stellen dat door de BIBOB-procedure geen strafrechtelijke onderzoeken doorkruist worden.

2.   Er is sprake van een overgangstermijn indien een ander dan de vergunninghouder de inrichting gaat drijven. De vergunninghouder dient een maand voordat een nieuwe drijver de inrichting overneemt, gedeputeerde staten te informeren omtrent de nieuwe drijver (artikel 2.25, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Die termijn is gedeputeerde staten gegund om te beoordelen of het bedrijf (of de persoon) van de nieuwe drijver aanleiding is de vergunning in te trekken overeenkomstig de Wet BIBOB. Op het niet melden van de wijziging van de drijver is straf gesteld in de Wet op de economische delicten (artikel 1a, onder 2o, juncto artikel 2, eerste lid).

 

 

BIJLAGE 1

 

 

Vragenformulier Model Rechtspersonen (RP)

Dit formulier betreft*

¿     Een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e en of i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

¿     Het melden van de overdracht van een omgevingsvergunning aan een ander (artikel 2.25, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

*      U wordt verzocht aan te kruisen wat van toepassing is dan wel de gevraagde informatie in te vullen.

Vragen omtrent de onderneming op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB

1a.   Onderneming ten behoeve waarvan de vergunning wordt aangevraagd (hierna: aanvrager)

Is de aanvrager een:

¿     BV

¿     NV

¿     stichting

¿     coöperatieve vereniging

¿     rechtspersoon naar buitenlands recht

Zo ja, welk land?

.................................................................

Met welke rechtsvorm?

.................................................................

Anders, namelijk

.................................................................

1b.  Fiscaal nummer

.................................................................

Indien BV of NV, onder welk nummer is de verklaring van geen bezwaar verleend?**

.................................................................

**     Dit gegeven vindt u in de oprichtingsakte of de akte van wijziging van de statuten.

2.    Statutaire naam van de aanvrager

.................................................................

Statutaire vestigingsplaats van de aanvrager***

.................................................................

Feitelijk vestigingsadres

.................................................................

Straat

.................................................................

Huisnummer

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel

(Handelsregister)

.................................................................

a.    De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager gebruikmaakt

...........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

b.    De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager de laatste 5 jaar gebruik heeft gemaakt

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

***   Statutaire vestigingsplaats is de plaats die vermeld staat om de akte van oprichting.

3a.   Leidinggevenden

Wie is thans belast met de leiding over de dagelijkse gang van zaken binnen de onderneming of is commissaris, procuratiehouder, gevolmachtigde dan wel beheerder?

Leidinggevenden

Naam en voornaam

.................................................................

Woonplaats

.................................................................

Geboortedatum en -plaats

.................................................................

Tijdvak waarin leiding werd gegeven

.................................................................

Functie waarin leiding werd gegeven

.................................................................

Indien afwijkend, wie is (zijn) dat in de afgelopen 3 jaar geweest?

Leidinggevenden

Naam en voornaam

.................................................................

Woonplaats

.................................................................

Geboortedatum en -plaats

.................................................................

Tijdvak waarin leiding werd gegeven

.................................................................

Functie waarin leiding werd gegeven

.................................................................

3b.  Zeggenschap

Wie hebben in de onderneming momenteel een belang dat groter is dan 5% en wie hebben in de afgelopen 3 jaar een belang van meer dan 5% gehad?

(Vermeld de gegevens op een afzonderlijke bijlage; vermeld daarbij voor de natuurlijke personen de namen en geboortedata en voor rechtspersonen de statutaire naam en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel. U wordt verzocht op de lijst te vermelden dat deze dient als bijlage bij vraag 3b. van dit vragenformulier.)

3c.   Vermogensverschaffers

Welke natuurlijke personen of rechtspersonen verschaffen momenteel vermogen of hebben in de afgelopen 3 jaar vermogen verschaft aan de aanvrager?

Vermogensverschaffers

Naam

.............................................................................................

Adres

.............................................................................................

Woonplaats/-plaats van vestiging

.............................................................................................

4.    Wijze van financiering van de vergunningplichtige activiteit

Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd?

¿     Met eigen vermogen

¿     Met vreemd vermogen via een bankinstelling

¿     Anders (zie hieronder)

Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financier vermelden.

Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen)

.................................................................

Voornamen

.................................................................

Woonadres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

of

Naam onderneming

.................................................................

Correspondentieadres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

N.B. De aanvrager wordt verzocht de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken hiervan bij dit formulier te voegen. U wordt verzocht op de bewijsstukken te vermelden dat deze dienen als bijlage bij vraag 4 van dit vragenformulier.

5.    Andere vergunningen

5a.   Heeft de aanvrager in de laatste 5 jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier bij een overheidsinstantie een of meer vergunningen aangevraagd op grond van:

-      Wet milieubeheer

-      Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

-      Waterwet

-      Ontgrondingenwet

-      Woningwet

¿     Ja             ¿          Nee

Voor welk doel is de bovenbedoelde vergunning aangevraagd en bij welk bestuursorgaan?

Soort vergunning:

.................................................................

Doel

.................................................................

Datum beschikking

.................................................................

U wordt verzocht een kopie van de beschikking waarbij de vergunning werd verleend dan wel geweigerd bij te voegen en daarop te vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 5a.

5b.  Heeft de aanvrager met betrekking tot een (of meerdere) van de vergunning(en) onder vraag 5a. in de laatste 5 jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met een of meer van de volgende situaties?

-      Intrekking van de vergunning

-      Verstrekking onder voorwaarden

-      Aanvraag, die nog in behandeling is

-      Oplegging van een bestuurlijke boete

-      Toepassing van bestuursdwang?oplegging dwangsom?

Welk(e) bestuursorga(a)n(en) heeft(hebben) deze beschikking(en) gegeven?

................................................................................           Datum .....................................

........................................................................................      Datum .....................................

........................................................................................      Datum .....................................

U wordt verzocht een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/boete(s) bij te voegen en daarop te vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 5b.

6.    Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld

Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen)

.................................................................

Voornamen

.................................................................

Woonadres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

Functie en/of relatie tot de aanvrager

.................................................................

Legitimatienummer en soort legitimatiedocument*:

*      De identiteit van een natuurlijk persoon wordt vastgesteld met behulp van één van de volgende documenten.

-      een geldig reisdocument in de zin van de Paspoortwet (paspoort of identiteitskaart);

-      een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;

-      een document waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet beschikken ten bewijze van zijn identiteit en zijn verblijfsrechtelijke positie.

De ondergetekende(n) verklaart/verklaren in zijn/haar/hun hoedanigheid van bestuurder(s) van de aanvrager dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, dan wel dat degene die dit formulier namens de aanvrager heeft ingevuld, dit op instructie van de bestuurders en namens de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende(n) weet/weten volledig verantwoordelijk te zijn voor de inhoud van de gegeven antwoorden.

Datum:....................................................... Plaats:....................................................

Handtekening(en) en namen van de bestuurder(s) van de aanvrager

.................................................................

.................................................................

Bijlagen bij vraag

3b.  ¿ Ja ¿ Nee ¿ Aantal:

4.    ¿ Ja ¿ Nee            ¿ Aantal:

5a.   ¿ Ja ¿ Nee            ¿ Aantal:

5.b. ¿ Ja ¿ Nee            ¿ Aantal:

Voorts dient u bij te voegen:

-      een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel

-      een exemplaar van de jaarrekening over de laatste 3 boekjaren

-      voor een nieuwe vestiging: een ondernemingsplan

-      een verklaring omtrent het gedrag (indien van toepassing)

BIJLAGE 2

 

 

Vragenformulier model natuurlijke personen (NP)

Dit formulier betreft*:

¿     een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e en of i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

¿     het melden van de overdracht van een milieuvergunning aan een ander (artikel 2.25, tweede lid, van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

*      U wordt verzocht aan te kruisen wat van toepassing is dan wel de gevraagde informatie in te vullen.

1.    Gegevens aanvrager (aanvrager is de natuurlijk persoon ten behoeve van wie de vergunning wordt aangevraagd)

Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen)

.................................................................

Voornamen

.................................................................

Woonadres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

Geboortedatum

.................................................................

Geboorteplaats

.................................................................

Geboorteland

.................................................................

Sofinummer

.................................................................

Legitimatienummer en soort legitimatiedocument*:

.................................................................

*      De identiteit van een natuurlijk persoon wordt vastgesteld met behulp van een van de volgende documenten:

-      een geldig reisdocument in de zin van de Paspoortwet (paspoort of identiteitskaart);

-      een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;

-      een document waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet beschikken ten bewijze van zijn identiteit en zijn verblijfsrechtelijke positie.

2.    Gegevens van de onderneming die de vergunningplichtige activiteiten gaat uitvoeren

Naam onderneming

.................................................................

Adres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Vestigingsplaats

.................................................................

Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister)

.................................................................

Rechtsvorm van de onderneming

.................................................................

a.    De handelsnaam of handelsnamen waarvan de onderneming thans gebruikmaakt

.................................................................

b.    De handelsnaam of handelsnamen waarvan de onderneming de laatste 5 jaar gebruik heeft gemaakt:

.................................................................

3.    Leidinggevenden

Wie is thans belast met de leiding over de dagelijkse gang van zaken binnen de onderneming of is commissaris, procuratiehouder, gevolmachtigde dan wel beheerder?

Leidinggevenden

Naam en voornaam

.................................................................

Woonplaats

.................................................................

Geboortedatum en -plaats

.................................................................

Tijdvak waarin leiding werd gegeven

.................................................................

Functie waarin leiding werd gegeven

.................................................................

Indien afwijkend, wie is (zijn) dat in de afgelopen 3 jaar geweest?

.................................................................

Leidinggevenden

Naam en voornaam

.................................................................

Woonplaats

.................................................................

Geboortedatum en -plaats

.................................................................

Tijdvak waarin leiding werd gegeven

.................................................................

Functie waarin leiding werd gegeven

.................................................................

4.    Wijze van financiering

Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd?

¿     Met eigen vermogen; (geef hierbij over de laatste 24 maanden (in een bijlage) aan wat de hoogte van uw inkomen was en van wie u dat ontving)

¿     Met vreemd vermogen via een bankinstelling

¿     Anders (zie hieronder)

Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financier vermelden.

Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen)

:.................................................................

Voornamen

.................................................................

Woonadres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

of

Naam onderneming

.................................................................

Correspondentieadres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

N.B. De aanvrager wordt verzocht de financiering anders dan met eigen vermogen aan te tonen aan de hand van bewijsstukken en deze in afschrift bij dit formulier te voegen. U wordt verzocht op de bewijsstukken te vermelden dat deze dienen als bijlage bij vraag 4 van dit vragenformulier.

5.    Andere vergunningen

5a.   Heeft de aanvrager in de laatste 5 jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier bij een overheidsinstantie een of meer vergunningen aangevraagd op grond van:

-      Wet milieubeheer

-      Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

-      Waterwet

-      Ontgrondingenwet

-      Woningwet

¿     Ja    ¿        Nee

Andere vergunningen

Soort vergunning:

.................................................................

Doel:

.................................................................

Datum beschikking

.................................................................

U wordt verzocht een kopie van de beschikking waarbij de vergunning werd verleend dan wel geweigerd bij te voegen en daarop te vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 5a.

5b.  Heeft de aanvrager met betrekking tot een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals vermeld bij vraag 5a in de laatste 5 jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met de volgende situaties?

-      Intrekking van de vergunning

-      Verstrekking onder voorwaarden

-      Aanvraag, die nog in behandeling is

-      Oplegging van een bestuurlijke boete

-      Toepassing van bestuursdwang/oplegging dwangsom?

Welk(e) bestuursorga(a)n(en) heeft(hebben) de onder 5a bedoelde beschikking gegeven?

...........................................................................    Datum ......................

....................................................................................          Datum ......................

....................................................................................          Datum ..........................

U wordt verzocht een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/boete(s) bij te voegen en daarop te vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 5b.

6.    Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld

Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen)

.................................................................

Voornamen

.................................................................

Woonadres

.................................................................

Postcode

.................................................................

Plaats

.................................................................

Functie en/of relatie tot de aanvrager

.................................................................

Legitimatienummer en soort legitimatiedocument*

.................................................................

*      De identiteit van een natuurlijk persoon wordt vastgesteld met behulp van een van de volgende documenten:

-      een geldig reisdocument in de zin van de Paspoortwet (paspoort of identiteitskaart);

-      een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;

-      een document waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet beschikken ten bewijze van zijn identiteit en zijn verblijfsrechtelijke positie.

VERKLARING

De ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, dan wel dat degene die dit formulier namens hem/haar heeft ingevuld, dit op instructie van de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende/aanvrager weet dat hij/zij volledig verantwoordelijk is voor de inhoud van de gegeven antwoorden.

Datum ............................................. Plaats ........................................

Handtekening en naam aanvrager

....................................................................

Bijlagen bij vraag

4.    ¿ Ja ¿ Nee            ¿ Aantal:

5a.   ¿ Ja ¿ Nee            ¿ Aantal:

5b.  ¿ Ja ¿ Nee            ¿ Aantal:

Voorts dient u bij te voegen:

-      Een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel

-      Een exemplaar van de jaarrekening over de laatste 3 boekjaren

-      Voor een nieuwe vestiging: een ondernemingsplan

-      Een verklaring omtrent het gedrag (indien van toepassing)