Organisatie | Grave |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen |
Citeertitel | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Wabo |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-02-2012 | Nieuwe regeling | 07-02-2012 Graafsche Courant, 21 februari 2012 | Wabo |
Gelet op het bepaalde in artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:81 tot en met 4:84 Awb, artikel 1.2 van de Invoeringswet Wabo, artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) hebben wij beleidsregels vastgesteld voor het intrekken van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Artikel 2 Intrekkingsregeling bij uitblijven aanvang bouw
Volgens artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning een begin is gemaakt met het bouwen.
Alleen als er urgente en zwaarwegende planologische belangen zijn wordt van deze bevoegdheid na 26 weken actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente en zwaarwegende planologische belangen voor dan wordt na 52 weken na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.
Er zijn ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ als voor het gebied waarbinnen het vergunde object is gelegen een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van het nemen van een voorbereidingsbesluit op grond van artikel 3.7 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) of van een ontwerpbestemmingsplan dat op grond van artikel 3.8 van de Wro ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.
Artikel 3 Intrekkingsregeling bij stilliggen bouwwerkzaamheden
Als het werk 26 weken heeft stilgelegen wordt aan de vergunninghouder het voornemen van het intrekken van de vergunning bekendgemaakt volgens artikel 6 van deze beleidsregels. c. Als een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen weer gestart moet worden met het bouwen. Deze termijn wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 52 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning.
Artikel 4 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkzaamheden
In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund zoals bedoeld in artikel 2, onder e en artikel 3, onder c van deze beleidsregels.
De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Bijvoorbeeld een sterfgeval of ziekte in de familie, die aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt alleen gegund als de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.
Artikel 5 Intrekken na toekenning ruimere termijn
Als binnen de in artikel 2, onder f en artikel 3, onder c van deze beleidsregels gestelde ruimere termijn geen begin is gemaakt met het bouwen wordt de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zonder voorafgaande aankondiging ingetrokken.
Artikel 6 Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning
Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure:
Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure:
Artikel 7 Uitsluiting overige intrekkingsgronden
Deze beleidsregels sluiten beslissingen over de overige in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht opgenomen intrekkingsgronden niet uit.
Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.