Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Bilt

Besluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Bilt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand
CiteertitelBesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 8

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-02-201201-01-201201-01-2015nieuwe regeling

08-02-2012

Biltbuis 28-03-2012

RSD01-02-2012

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand

 

 

 

BESLUIT TIJDELIJKE REGELS AANSCHERPING WET WERK EN BIJSTAND

 

officiële titel

Besluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand

citeertitel

Besluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug

wettelijke grondslag

artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8 Wet werk en bijstand

datum aanmaak

 

Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSD)”;

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 1 februari 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

gelet op het advies van het MT van de RSD;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, van de Wet werk en bijstand;

overwegende, dat intrekking van de Wet investeren in jongeren en wijziging van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 het noodzakelijk maakt om de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2007 en Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2011 die hun grondslag vinden in laatstgenoemde wet aan te passen en voorts dat het gewenst wordt geacht het bestaande RSD-beleid als vastgelegd in deze verordeningen zoveel mogelijk in stand te laten, in afwachting van toekomstige wetgeving die de gemeentelijke sociale zekerheid betreft;

BESLUIT:

vast te stellen het Besluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand.

Artikel I. Wijziging Re-integratieverordening WWB

De Re-integratieverordening WWB wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Voor het hoofdstuk met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd dat luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In dat hoofdstuk worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

  • B.

    Artikel 24b wordt ingevoegd met als opschrift: Afwijkende bepalingen voor jongeren.

Artikel 24b luidt als volgt:

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • 1.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • 2.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Artikel II. Wijziging Maatregelenverordening WWB

De Maatregelenverordening WWB wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Voor het hoofdstuk met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd dat luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In dat hoofdstuk worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

  • B.

    Artikel 14a wordt ingevoegd met als opschrift: Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak

Artikel 14a luidt als volgt:

Onder gedragingen als bedoeld in artikel 11, lid c, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het

onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a WWB.

C.Artikel 14b wordt ingevoegd met als opschrift: Niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen gedurende de verplichte zoektermijn.

Artikel 14b luidt als volgt:

    • 1.

      Onder gedragingen als bedoeld in artikel 11, lid c, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 WWB, voorzover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 WWB;

    • 2.

      Onder gedragingen als bedoeld in artikel 11, lid d, wordt vanaf 1 janauri 2012 mede verstaan: het in het geheel niet nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, WWB, voorzover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 WWB, waarbij de jongere aangeeft dat hij wel de intentie heeft om aan de verplichtingen te voldoen.

    • D.

      Artikel 14c wordt ingevoegd met als opschrift: Tegenprestatie naar vermogen

Artikel 14c luidt als volgt:

  • 1.

    Onder gedragingen als bedoeld in artikel 11, lid b, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c WWB;

  • 2.

    Lid 1 treedt pas in werking nadat een positief besluit door het Dagelijks Bestuur is genomen over de invoering van een tegenprestatie naar vermogen.

  • E.

    Artikel 14d wordt ingevoegd met als opschrift: Verplichtingen en ontheffing van de arbeidsplicht voor alleenstaande ouders zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB.

Onder gedragingen als bedoeld in artiklel 11, lid c, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplcihtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB niet te willen nakomen, wat heeft geled tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB.

Artikel III. Inwerkingtreding en geldingsduur

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2012.

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug” in zijn openbare vergadering van 8 februari 2012

De directeur, De voorzitter,

ALGEMENE TOELICHTING

Achtergrond

Op 1 januari 2012 is de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ (kortweg: Wet Aanscherping WWB) in werking getreden. Uitgangspunten van deze wetswijziging zijn:

  • ·

    Grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid burger in de voorziening in het bestaan;

  • ·

    Versterking van het activerende karakter en de vangnetfunctie van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • ·

    Aanscherping van de verplichtingen voor bijstandsgerechtigden;

  • ·

    Beperking van de doelgroep voor het gemeentelijk minimabeleid.

Deze uitgangspunten leiden ertoe dat het wettelijk bijstandsregime substantieel van inhoud verandert. Zo gaat voor jongeren een wettelijke zoektijd van vier weken gelden en hebben zij, anders dan onder het regime van de Wet investeren in jongeren (WIJ), geen recht meer op een werkleeraanbod, maar op begeleiding bij de vormgeving van hun eigen verantwoordelijkheid op weg naar economische zelfstandigheid.

Een belangrijke wijziging in de regelgeving betreft voorts het afschaffen van de bijstand voor inwonende meerderjarige kinderen en ouders en de creatie van een toets op het huishoudinkomen. Voorts worden enkele nieuwe verplichtingen in de WWB opgenomen en wordt de doelgroep voor het minimabeleid beperkt tot de groep minima met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Daarnaast is een verordeningsplicht gecreëerd voor de maatschappelijke participatie van kinderen.

Consequenties voor het RSD beleid

Mede vanwege intrekking van de WIJ per 1 januari 2012 hebben de genoemde ontwikkelingen aanzienlijke consequenties voor het RSD beleid. Deze consequenties kunnen als volgt worden gecategoriseerd:

  • ·

    De WIJ-verordeningen vervallen per 1 januari 2012. Doordat de WIJ is ingetrokken, vervallen de daarop gebaseerde verordeningen eveneens per 1 januari 2012. Jongeren vallen door de wetswijziging voortaan onder het WWB-regime (overgangssituaties daargelaten). Dit roept de vraag op of de huidige WWB-verordeningen adequaat voorzien in het regeltechnisch kader voor jongeren, of dat in die verordeningen nog aanpassingen nodig zijn. Dit is een vraag van regeltechnische maar ook van beleidsinhoudelijke aard;

  • ·

    Door herdefiniëring van de leefvormen die als afzonderlijk bijstandssubject voor bijstand in aanmerking komen alsmede de totstandkoming van de huishoudtoets wordt de kring van rechthebbenden kleiner, hebben meerderjarige kinderen en ouders nog slechts gezamenlijk recht op bijstand en treffen misdragingen van deze belanghebbenden het gezamenlijk inkomen. Dit heeft gevolgen voor het gemeentelijk toeslagenbeleid, het maatregelenbeleid en het minimabeleid en roept de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn;

  • ·

    De nieuwe verplichtingen voor bijstandsgerechtigden hebben gevolgen voor het maatregelenbeleid en het re-integratiebeleid en roepen evenzeer de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn.

Waarom een besluit met tijdelijke regels?

De wetswijziging leidt, zoals gezegd, tot de noodzaak om het gemeentelijk beleid op tal van terreinen te heroverwegen. Gelet op de zeer korte invoeringstermijn is het echter uitermate lastig om reeds voor 1 januari 2012 dit indringende heroverwegingsproces adequaat te hebben afgerond én vormgegeven. Daarbij komt dat de aanscherping van de WWB per 1 januari 2012 niet op zichzelf staat maar een stap is in een proces dat in 2012 vermoedelijk tot nog een aantal wijzigingen in de WWB zal leiden die nopen tot wijziging van het RSD beleid. Gedacht moet ondermeer worden aan het wetsvoorstel ‘Toevoeging van de eis tot beheersing van de Nederlandse taal aan de Wet werk en bijstand’ (w.o. 32 328’), de plannen van het kabinet betreffende “Aanpak fraude” (Handhavingsprogramma 2011-2014) en uiteraard de Wet werken naar vermogen.

Mede gelet op de uitvoeringstechnische complicaties die kunnen optreden als op beleidsmatig vlak keuzes worden gemaakt die tot aanpassingen in de uitvoeringspraktijk leiden, is een keus om de overgang naar de nieuwe WWB per 2012 zoveel mogelijk ‘beleids- en uitvoeringsarm’ te laten plaatsvinden een logische. Met ‘beleidsarm’ wordt bedoeld dat het huidige RSD beleid zoveel mogelijk in stand wordt gelaten dan wel dat slechts het minimaal noodzakelijke aan nieuw of gewijzigd beleid wordt vastgesteld. Een en ander in afwachting van een diepgaander integrale heroverweging in 2012. Onder ‘uitvoeringsarm‘ wordt verstaan dat daar waar noodzakelijke aanpassingen in het beleid plaatsvinden, dit op de minst belastende wijze voor wat betreft de uitvoering plaatsvindt. Bij deze uitgangspunten past dat thans niet alle WWB-verordeningen separaat worden gewijzigd en in een bestuurlijk wijzigingstraject worden geplaatst, maar dat slechts daar waar dat strikt noodzakelijk is aanpassingen aan de verordeningen plaatsvinden die middels één besluit worden geëffectueerd. Met het thans voorliggende besluit wordt dat beoogd.

Wat is de status van het tijdelijk besluit?

Het besluit heeft formeel gezien het karakter van een wijzigingsverordening, dwz. zij brengt met haar vaststelling door het Algemeen Bestuur een wijziging in de inhoud en betekenis van een aantal verordeningen teweeg. Met de term ‘besluit’ wordt in dit besluit overigens niet gedoeld op het begrip ‘besluit’, bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit besluit bevat algemeen verbindende voorschriften.

Het besluit is tijdelijk van aard, dwz. gericht op het faciliteren van de met de genoemde wetswijziging minimaal noodzakelijke aanpassingen in de gemeentelijke verordeningen. De intentie is erop gericht om in 2012 het gemeentelijk bijstandsbeleid integraal te heroverwegen. De verwachting is dat dit in 2012 zal leiden tot een inhoudelijke aanpassing van de betreffende verordeningen. In dit besluit wordt geen gebruik gemaakt van een zgn. ‘horizonbepaling’, die de duur van de verordening vaststelt op een concrete periode (bijv. tot 1 januari 2013). De ontwikkelingen binnen de sociale zekerheid zijn nog te ongewis om met zekerheid te kunnen vaststellen dat een integrale heroverweging van het lokale sociale zekerheidsbeleid voor een bepaalde datum is afgerond.

Geen tijdelijk besluit voor aanpassing Verordening Toeslagenverordening en Verordening Langdurigheidstoeslag.

Gekozen is om de Verordening Toeslagenverordening en Verordening Langdurigheidstoeslag volledig aan te passen aan de gewijzigde situatie per 1 januari 2012, dus niet via dit tijdelijk besluit te regelen. De aanscherping WWB per 1 januari 2012 heeft tot gevolg dat de WWB op een andere wijze moet worden uitgevoerd en vragen als”Hoe gaan we om met het huidhoudinkomen, wat is een gezin” moeten beantwoord worden. Het niet volledig aanpassen van de Toeslagenverordening en Verordening Langdurigheidstoeslag aan de gewijzigde situatie per 1 januari 2012 kan tot gevolg hebben dat dit binnen de uitvoering leidt tot vragen en onduidelijkheden over de uitvoering van de WWB.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I. De Re-integratieverordening WWB

Onderdeel A

Onderdeel A is reeds toegelicht in het algemene deel.

Onderdeel B

In 2009 heeft het Algemeen Bestuur van de RSD de verordening Werkleeraanbod WIJ vastgesteld. Daarmee is voldaan aan de wettelijke opdracht om, middels een verordening, regels te stellen over de inhoud van het werkleeraanbod. Door het intrekken van de WIJ zal daarmee van rechtswege tevens de verordening Werkleeraanbod WIJ komen te vervallen. De verordening Werkleeraanbod WIJ heeft een andere inhoud dan de Re-integratieverordening WWB. Enerzijds is dit veroorzaakt door het afdwingbare recht op ondersteuning middels een werkleeraanbod, anderzijds door de beperking van het aantal ‘incentives’ dat gemeenten konden verstrekken aan jongeren die gingen werken. Daarnaast is in veel verordeningen Werkleeraanbod WIJ het beleid m.b.t. de arbeidsinschakeling van jongeren opgenomen, of verwezen naar een beleidsnota waarin dit was opgenomen.

Bij een beleidsarme overgang moet minimaal worden geregeld dat voor wat betreft jongeren niet tot het re-integratie-instrumentarium behoren de volgende ‘incentives’: inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk en plaatsing in participatieplaatsen. Dat is met lid 2 van dit artikel beoogd. Verwezen is naar artikel 31, vijfde lid WWB. In dat artikel wordt aangegeven welke middelen niet vrijgelaten worden bij de verlening van algemene bijstand aan jongeren.

Artikel II. De Maatregelenverordening WWB

Onderdelen A

De onderdelen A en B zijn reeds toegelicht in het algemene deel.

Onderdeel B, C, D en E

De wetswijziging creëert enkele nieuwe wettelijke verplichtingen:

  • ·

    de verplichting gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;

  • ·

    de verplichting om naar vermogen opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten (tegenprestatie naar vermogen);

  • ·

    de verplichting voor jongeren om een aanvraag niet eerder in te dienen dan vier weken na melding;

  • ·

    de verplichting om gedurende deze ‘wachttijd’ te zoeken naar mogelijkheden voor werk of scholing.

Om gedragingen die een schending vormen van deze verplichtingen te kunnen sanctioneren, is het noodzakelijk om deze in de Maatregelenverordening WWB te benoemen. Voor het zoeken van scholing geldt dit nog niet, die verplichting treedt pas 1 juli 2012 in werking. Voor de duidelijkheid is in onderdeel B opgenomen dat het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak wordt aangemerkt als een gedraging die de arbeids-inschakeling belemmert.

De plicht tot arbeidsinschakeling geldt vanaf datum melding (zie artikel 9 lid 1 WWB). Specifiek voor personen jonger dan 27 jaar geldt dat zii worden beoordeeld op hun inspanningen in de eerste vier weken na de melding (artikel 43 lid 4 en 5 WWB). Is geen enkele inspanning verricht en als uit de houding en gedragingen ondubbelzinnig blijkt dat hij de verplichtingen als bedoeld in artiekl 9, eerste lid of artikel 55 niet wil nakomen, dan bestaat op grond van artikel 13 lid 2 onderdeel d WWB geen recht op bijstand.

Bljkt uit de houding van de jongeren dat ondanks dat er geen enkele inspanning is verricht, maar wel de wil is om dit alsnog te doen, dan is een maatregel van 100% gedurende een maand van toepassing.

Zijn er wel inspanningen verricht, maar naar het oordeel van de RSD onvoldoende, dan wordt een maatregel van 20% opgelegd.

Artikel III. Inwerkingtreding en geldingsduur

De inwerkingtreding valt uiteraard samen met de inwerkingtreding van de wijzigingswet. Mocht de vaststelling en inwerkingtreding van dit Besluit niettemin later plaatsvinden, dan kan in terugwerkende kracht worden voorzien, hoewel dat geen grondslag kan verschaffen aan het nemen van belastende besluiten met betrekking tot feiten en omstandigheden die plaatsvinden tot de datum waarop de regeling in werking treedt.

Een overgangsregeling is niet nodig. In de wijzigingswet is als hoofdregel opgenomen dat sprake is van onmiddellijke werking, dwz. dat per 1 januari 2012 de gewijzigde WWB direct van toepassing is op reeds bestaande rechtsposities en verhoudingen. Op onderdelen is daarvan afgeweken middels specifiek overgangsrecht. Voor dit besluit geldt evenzeer onmiddellijke werking.