Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012 |
Citeertitel | Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 147, eerste lid, Gemeentewet en de artikelen 8, eerste lid, onderdeel g, en 30 van de Wet werk en bijstand;besluit:
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2019 | Onbekend | 15-12-2011 Het gemeentenieuws | Onbekend |
Artikel 4 Hoogte van de bijdrage
De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, wordt per schooljaar vastgesteld. Het college stelt de hoogte van de bijdrage vast in beleidsregels en maakt hierin onderscheid voor
Na vaststelling van het recht op categoriale bijstand wordt het bedrag rechtstreeks uitbetaald aan de onderwijsinstelling die door het kind bezocht wordt.
Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op het tijdstip waarop de ‘Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ in werking treedt.
Dit besluit wordt aangehaald als:
Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012.
Met de inwerkingtreding van de “Wijziging van de Wet werk en bijstand en de samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren” met de beoogde ingangsdatum 1januari 2012 is een nieuwe verplichting voor de gemeenteraad opgenomen over de maatschappelijke participatie van kinderen.
De verplichting is om in een verordening regels op te stellen m.b.t. het verlenen van categoriale bijzondere bijstand (artikel 35 lid 5 WWB) voor kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (artikel 8, eerste lid, onder g en tweede lid, onder d WWB).
In deze verordening regelen wij op welke wijze het begrip maatschappelijke participatie wordt ingevuld.
Deze categoriale bijzondere bijstand kan verstrekt worden aan personen met hen ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en ziet op kosten in verband met maatschappelijke participatie van het kind. Het categoriale karakter van de bijstand betekent dat niet nagegaan hoeft te worden of ten behoeve van dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. Het behoren tot de doelgroep waarvoor de categoriale bijstand is bestemd, geeft recht op een aanspraak op de categoriale bijstand. Gelijktijdig met het instellen van de verordening plicht in artikel 8 van de WWB is aan artikel 35 een negende lid toegevoegd, waarin personen met een inkomen boven 110 procent van de op die persoon van toepassing zijnde bijstandsnorm worden uitgesloten van het recht op de categoriale bijstand.
Op individuele basis kunnen aanvragen beoordeeld worden binnen het vigerende beleid (grens tot 120%)
De enige inhoudelijke eis die in de WWB wordt gesteld aan de verordening is dat invulling gegeven dient te worden aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’.
Het college stelt voor om de verordening te baseren op
Aangezien de gemeenteraad de opdracht heeft gekregen om zelfstandig het begrip ‘maatschappelijke participatie’ vorm te geven, bestaat ook de vrijheid om aldus de verordening in lijn te brengen met de huidige beleidsregels.
De voordelen hiervan zijn tweedelig: enerzijds blijft de huidige regeling ongemoeid en wordt er geen afbreuk gedaan aan de effectieve en doelmatige werking daarvan. Anderzijds wordt een bestaande regeling rechtstreeks onder een wettelijke grondslag gebracht en wordt daarmee eveneens een verplichting nageleefd, zonder dat er nieuwe regelingen in het leven moeten worden geroepen.
Ook bestaat de mogelijkheid om via beleidsregels sneller te anticiperen op nieuwe mogelijkheden indien die zich voordoen.
Het begrip ‘maatschappelijke participatie’ wordt in deze verordening in artikel 1 onder d geduid. Daar zijn de kosten in verband met maatschappelijk participatie gedefinieerd als kosten verbonden aan het deelnemen aan activiteiten welke vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd en de ouderlijke bijdragen die daarmee samenhangen. Maatschappelijke participatie is dus binnen deze verordening vormgegeven als het deelnemen aan activiteiten die vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd.
Een aantal begrippen is omschreven, uit een oogpunt van helderheid en leesbaarheid van de regeling. Begrippen die niet zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de bovenliggende Wet werk en bijstand.
Artikel 2 Categoriale bijstand schoolgaande kinderen
De WWB is onverminderd van toepassing en biedt het (grotere) regeltechnische kader. Ter wille van de duidelijkheid is bepaald dat paragraaf 2.2 onverminderd van toepassing is, dat wil zeggen dat de voorwaarden voor bijstandverlening die in de WWB zijn vastgelegd, ook gelden voor aanvragen categoriale bijstand.
Artikel 3 definieert de voorwaarden waaraan de alleenstaande ouder of het gezin dient te voldoen en sluit aan op de inkomensgrens genoemd in het negende lid van artikel 35 WWB en de vermogensgrens in artikel 34.
De bevoegdheid voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag wordt neergelegd bij het college.
Hiermee kan het college bedragen aanpassen binnen de beschikbare budgetten.
Bij het vaststellen van de hoogte van de categoriale bijstand is een onderscheid gemaakt tussen de bijstand voor maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die het basisonderwijs bezoeken en bijstand voor maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die het voortgezet onderwijs bezoeken, waaronder eveneens beroepsopleidingen begrepen worden.
Op deze wijze wordt recht gedaan aan het verschil in de hoogte van de kosten van maatschappelijke participatie verbonden aan de twee soorten onderwijs. Met de genoemde bedragen worden gerechtigde ouders in het algemeen in voldoende mate tegemoet gekomen in de kosten die onderwijsinstellingen hiervoor in rekening brengen.
Bij het vaststellen van deze verordening wordt aangesloten bij het bedragen welke in 2011 zijn gehanteerd voor de categoriale verstrekking Indirecte schoolkosten, te weten 50 euro voor het basisonderwijs en 125 euro voor kinderen die het voortgezet onderwijs volgen.
Artikel 5 Aanvraag en peildatum
Hoofdregel is dat categoriale bijstand schriftelijk wordt aangevraagd d.m.v. een aanvraagformulier (eerste lid). Als reeds eerder categoriale bijstand is toegekend, kan dit aanleiding zijn om voor een nieuw tijdvak ‘ambtshalve’ bijstand te verlenen. Dit laat uiteraard onverlet dat steekproefsgewijs of integraal achteraf controle plaats kan vinden op de juistheid van de ‘ambtshalve’ verstrekkingen.
Het peildatum stellen wij vast op 1 september van het komend schooljaar; bij de uitvoering van de categoriale verstrekking bijzondere bijstand is dit qua tijdstip een goede keuze vanuit budgetoogpunt voor de klant (ouderbijdrage nieuwe schooljaar) én loopt synchroon met het schooljaar.
Volgens lid 3 kan het college kan in individuele gevallen afwijken tot de inkomensgrens van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
In de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden, de zogeheten aanscherping van de WWB, heeft de regering de wens uitgesproken de categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen zoveel als mogelijk in natura te verstrekken en niet als geldbedrag. Daarmee zou deze bijstand rechtstreeks ten goede komen aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep. Door ervoor te kiezen de categoriale bijstand uit te betalen aan de onderwijsinstelling wordt aan deze wens van de regering tegemoet gekomen. De betalingen zijn bestemd voor de kosten die onderwijsinstellingen rekenen voor educatieve en sociale activiteiten die buiten het reguliere lesprogramma vallen. Door direct aan de onderwijsinstellingen te betalen, wordt deelname van minderjarige kinderen van de doelgroep aan deze activiteiten ook rechtstreeks bevorderd.
Ook de vormgeving van de beleidsregel van een computer voor kinderen die deelnemen aan het voortgezet onderwijs (in natura verstrekking) komt tegemoet aan de wens van Kabinet.
Deze verordening plicht heeft de regering opgenomen naar aanleiding van een motie in de Tweede kamer. De kans bestaat dat het een tijdelijke verordening betreft voor 2 jaar, waarna een evaluatie volgt.