Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012
CiteertitelVerordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147, eerste lid, Gemeentewet en de artikelen 8, eerste lid, onderdeel g, en 30 van de Wet werk en bijstand;besluit:

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2019Onbekend

15-12-2011

Het gemeentenieuws

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012

 

 

Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Definities

  • 1

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      wet: de Wet werk en bijstand 2012 (WWB);

    • b

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard;

    • c

      aanvrager: de alleenstaande ouder of gezin welke een aanvraag indient in dit kader;

    • d

      maatschappelijke participatie: kosten verbonden aan het deelnemen aan educatieve en sociale activiteiten welke vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd en de ouderlijke bijdragen die daarmee samenhangen;

    • e

      schoolgaande kinderen: kinderen die op 1 januari van het kalenderjaar van aanvraag 4 tot 18 jaar oud zijn en een basis opleiding of opleiding voortgezet onderwijs volgen, ten laste komende kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die een beroepsopleiding volgen;

    • f

      Vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 Wet werk en bijstand; in afwijking hiervan wordt vermogen gebonden aan de overwaarde in de woning met bijbehorend erf niet als vermogen aangemerkt;

    • g

      Peildatum: de peildatum voor bepaling van de leeftijd van het kind en het inkomen is de aanvraagdatum.

  • 2

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Doelstelling participatie bijdrage voor schoolgaande kinderen

  • 1

    Een jaarlijkse financiële bijdrage of bijdrage in natura in de kosten van schoolactiviteiten door kinderen, voor ouders met een inkomen tot maximaal 110% (categoriale verstrekking) van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief toeslag) en geen aanwezig vermogen.

  • 2

    De kinderen moeten op de peildatum de leeftijd 4 tot 18 jaar hebben en basis/voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding volgen.

  • 3

    Het college legt de bijdrage vast in beleidsregels.

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1

    Onverminderd artikel 18, eerste lid, van de wet dient de alleenstaande ouder of het gezin te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a

      de regeling geldt voor de ouder(s) met inwonende kinderen van 4 tot 18 jaar die regulier onderwijs volgen;

    • b

      er is sprake van een ten laste komend kind als hiervoor kinderbijslag wordt ontvangen;

    • c

      het kind moet op het moment van aanvraag woonachtig zijn in de gemeente Lingewaard;

    • d

      het inkomen voor de categoriale verstrekking is niet hoger dan 110 procent van de toepasselijke norm, bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

    • e

      het vermogen is niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens, genoemd in artikel 34, derde lid, van de wet.

  • 2

    Het recht op Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) wordt niet als voorliggende voorziening gezien.

  • 3

    De kosten dienen daadwerkelijk te worden gemaakt; het college is bevoegd hierop te controleren.

Artikel 4 Hoogte van de bijdrage

De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, wordt per schooljaar vastgesteld. Het college stelt de hoogte van de bijdrage vast in beleidsregels en maakt hierin onderscheid voor

  • 1

    het schoolgaand kind dat het basisonderwijs bezoekt;

  • 2

    het schoolgaand kind dat het voortgezet onderwijs bezoekt;

  • 3

    het schoolkind dat een beroepsopleiding volgt.

Artikel 5 Aanvraag en peildatum

  • 1

    De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2 dient schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een door het college vast te stellen aanvraagformulier en onder bijvoeging van de noodzakelijk geachte bewijsstukken.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid kan het college categoriale bijstand toekennen zonder voorafgaande aanvraag, indien:

    • a

      bij eerdere aanvraag is vastgesteld dat belanghebbende recht op categoriale bijstand heeft, of

    • b

      belanghebbende niet in staat is zelf een aanvraag in te dienen, of

    • c

      een aanvraag naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is, omdat op grond van de reeds bekende gegevens redelijkerwijs geen twijfels bestaan over het recht op categoriale bijstand.

  • 3

    Als de peildatum voor beoordeling van het recht op categoriale bijstand, zoals genoemd in artikel 2, geldt de leeftijd van het kind én het inkomen op de datum van aanvraag.

  • 4

    Bij beoordeling van het recht zonder voorafgaande aanvraag wordt de peildatum vastgesteld op 1 september van het (komende) schooljaar.

Artikel 6 Overige bepalingen

  • 1

    Het college is bevoegd nadere regels vast te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

  • 2

    Het college neemt een beslissing voor gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

  • 3

    In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de aanvrager afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 7 Betaling

Na vaststelling van het recht op categoriale bijstand wordt het bedrag rechtstreeks uitbetaald aan de onderwijsinstelling die door het kind bezocht wordt.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op het tijdstip waarop de ‘Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ in werking treedt.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als:

Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen gemeente Lingewaard 2012.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering

van 15 december 2011.

 

De raad voornoemd,

 

de griffier, de voorzitter,

Th.G.L. Greep H.H. de Vries

 

 

 

Toelichting Verordening Maatschappelijk Participatie Schoolgaande Kinderen Gemeente Lingewaard 2012

Algemeen

1 Algemeen

Met de inwerkingtreding van de “Wijziging van de Wet werk en bijstand en de samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren” met de beoogde ingangsdatum 1januari 2012 is een nieuwe verplichting voor de gemeenteraad opgenomen over de maatschappelijke participatie van kinderen.

De verplichting is om in een verordening regels op te stellen m.b.t. het verlenen van categoriale bijzondere bijstand (artikel 35 lid 5 WWB) voor kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (artikel 8, eerste lid, onder g en tweede lid, onder d WWB).

In deze verordening regelen wij op welke wijze het begrip maatschappelijke participatie wordt ingevuld.

Deze categoriale bijzondere bijstand kan verstrekt worden aan personen met hen ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en ziet op kosten in verband met maatschappelijke participatie van het kind. Het categoriale karakter van de bijstand betekent dat niet nagegaan hoeft te worden of ten behoeve van dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. Het behoren tot de doelgroep waarvoor de categoriale bijstand is bestemd, geeft recht op een aanspraak op de categoriale bijstand. Gelijktijdig met het instellen van de verordening plicht in artikel 8 van de WWB is aan artikel 35 een negende lid toegevoegd, waarin personen met een inkomen boven 110 procent van de op die persoon van toepassing zijnde bijstandsnorm worden uitgesloten van het recht op de categoriale bijstand.

Op individuele basis kunnen aanvragen beoordeeld worden binnen het vigerende beleid (grens tot 120%)

De enige inhoudelijke eis die in de WWB wordt gesteld aan de verordening is dat invulling gegeven dient te worden aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’.

Het college stelt voor om de verordening te baseren op

  • -

    de bestaande beleidsregel categoriale bijzondere bijstand voor Indirecte schoolkosten.

  • -

    de beleidsregels natura verstrekking voor computers voor schoolgaande kinderen.

Aangezien de gemeenteraad de opdracht heeft gekregen om zelfstandig het begrip ‘maatschappelijke participatie’ vorm te geven, bestaat ook de vrijheid om aldus de verordening in lijn te brengen met de huidige beleidsregels.

De voordelen hiervan zijn tweedelig: enerzijds blijft de huidige regeling ongemoeid en wordt er geen afbreuk gedaan aan de effectieve en doelmatige werking daarvan. Anderzijds wordt een bestaande regeling rechtstreeks onder een wettelijke grondslag gebracht en wordt daarmee eveneens een verplichting nageleefd, zonder dat er nieuwe regelingen in het leven moeten worden geroepen.

Ook bestaat de mogelijkheid om via beleidsregels sneller te anticiperen op nieuwe mogelijkheden indien die zich voordoen.

Het begrip ‘maatschappelijke participatie’ wordt in deze verordening in artikel 1 onder d geduid. Daar zijn de kosten in verband met maatschappelijk participatie gedefinieerd als kosten verbonden aan het deelnemen aan activiteiten welke vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd en de ouderlijke bijdragen die daarmee samenhangen. Maatschappelijke participatie is dus binnen deze verordening vormgegeven als het deelnemen aan activiteiten die vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd.

2 Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Een aantal begrippen is omschreven, uit een oogpunt van helderheid en leesbaarheid van de regeling. Begrippen die niet zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de bovenliggende Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Categoriale bijstand schoolgaande kinderen

De WWB is onverminderd van toepassing en biedt het (grotere) regeltechnische kader. Ter wille van de duidelijkheid is bepaald dat paragraaf 2.2 onverminderd van toepassing is, dat wil zeggen dat de voorwaarden voor bijstandverlening die in de WWB zijn vastgelegd, ook gelden voor aanvragen categoriale bijstand.

Artikel 3 Voorwaarden

Artikel 3 definieert de voorwaarden waaraan de alleenstaande ouder of het gezin dient te voldoen en sluit aan op de inkomensgrens genoemd in het negende lid van artikel 35 WWB en de vermogensgrens in artikel 34.

Artikel 4 Hoogte

De bevoegdheid voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag wordt neergelegd bij het college.

Hiermee kan het college bedragen aanpassen binnen de beschikbare budgetten.

Bij het vaststellen van de hoogte van de categoriale bijstand is een onderscheid gemaakt tussen de bijstand voor maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die het basisonderwijs bezoeken en bijstand voor maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die het voortgezet onderwijs bezoeken, waaronder eveneens beroepsopleidingen begrepen worden.

Op deze wijze wordt recht gedaan aan het verschil in de hoogte van de kosten van maatschappelijke participatie verbonden aan de twee soorten onderwijs. Met de genoemde bedragen worden gerechtigde ouders in het algemeen in voldoende mate tegemoet gekomen in de kosten die onderwijsinstellingen hiervoor in rekening brengen.

Bij het vaststellen van deze verordening wordt aangesloten bij het bedragen welke in 2011 zijn gehanteerd voor de categoriale verstrekking Indirecte schoolkosten, te weten 50 euro voor het basisonderwijs en 125 euro voor kinderen die het voortgezet onderwijs volgen.

Artikel 5 Aanvraag en peildatum

Hoofdregel is dat categoriale bijstand schriftelijk wordt aangevraagd d.m.v. een aanvraagformulier (eerste lid). Als reeds eerder categoriale bijstand is toegekend, kan dit aanleiding zijn om voor een nieuw tijdvak ‘ambtshalve’ bijstand te verlenen. Dit laat uiteraard onverlet dat steekproefsgewijs of integraal achteraf controle plaats kan vinden op de juistheid van de ‘ambtshalve’ verstrekkingen.

Het peildatum stellen wij vast op 1 september van het komend schooljaar; bij de uitvoering van de categoriale verstrekking bijzondere bijstand is dit qua tijdstip een goede keuze vanuit budgetoogpunt voor de klant (ouderbijdrage nieuwe schooljaar) én loopt synchroon met het schooljaar.

Artikel 6 Overige bepalingen

Volgens lid 3 kan het college kan in individuele gevallen afwijken tot de inkomensgrens van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 7 Betaling

In de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden, de zogeheten aanscherping van de WWB, heeft de regering de wens uitgesproken de categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen zoveel als mogelijk in natura te verstrekken en niet als geldbedrag. Daarmee zou deze bijstand rechtstreeks ten goede komen aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep. Door ervoor te kiezen de categoriale bijstand uit te betalen aan de onderwijsinstelling wordt aan deze wens van de regering tegemoet gekomen. De betalingen zijn bestemd voor de kosten die onderwijsinstellingen rekenen voor educatieve en sociale activiteiten die buiten het reguliere lesprogramma vallen. Door direct aan de onderwijsinstellingen te betalen, wordt deelname van minderjarige kinderen van de doelgroep aan deze activiteiten ook rechtstreeks bevorderd.

Ook de vormgeving van de beleidsregel van een computer voor kinderen die deelnemen aan het voortgezet onderwijs (in natura verstrekking) komt tegemoet aan de wens van Kabinet.

Deze verordening plicht heeft de regering opgenomen naar aanleiding van een motie in de Tweede kamer. De kans bestaat dat het een tijdelijke verordening betreft voor 2 jaar, waarna een evaluatie volgt.