Organisatie | Beemster |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Beemster 2007 |
Citeertitel | Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Beemster 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Beemster 2007 |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 28-09-2006 Onbekend | Burgemeester en wethouders 5 september 2006, nr. 54 |
De raad van de gemeente Beemster;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 september 2006, registratienummer 54;
gelet op artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en gelet op artikel 149 van de gemeentewet;
gelet op de wenselijkheid dat de verordening inwerking kan treden ingaande 1 januari 2007 en daartoe derhalve vóór 1 oktober 2006 door de gemeenteraad dient te worden vastgesteld;
overwegende dat het noodzakelijk is om beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d., onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning te compenseren;
vast te stellen de navolgende Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Beemster 2007
?In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, hetgeen betekent dat een persoon, voor zover mogelijk, in staat moet zijn om:
•zijn woning normaal te gebruiken;
•zich in en om de woning te verplaatsen;
•zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen;
•andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Eigen bijdrage of eigen aandeel: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming(een eigen aandeel) betaald moet worden waarop de regels van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, danwel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening Voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Indien een individuele voorziening mede inhoudt een algemeen gebruikelijke voorziening, wordt voor het gedeelte dat als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt, een eigen inbreng geheven, alvorens de voorziening wordt verstrekt. Dit wordt het besparingsbedrag genoemd. Indien deze voorziening in bruikleen is verstrekt en deze bij beëindiging blijkt te zijn verstrekt voor een kortere periode dan de gemiddelde afschrijvingsperiode van een dergelijke voorziening, kan het eigen aandeel naar tijdsgelang terugbetaald worden.
Hoofdstuk 2 Vorm van de te verstrekken voorzieningen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura verstrekt, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster neergelegde criteria.
Artikel 4 Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.
Artikel 5 Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster in de beschikking opgenomen.
Artikel 6 Persoonsgebonden budget
Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.
In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten of kinderen behoren, die in staat zijn (een deel van) het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 13 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning of losse woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 16 Primaat van de verhuizing
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de wet. kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen in AWBZ-instellingen of andere zorginstellingen, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt in elk geval geweigerd indien:
De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 20 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen
Artikel 21 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 22 Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1, onder d. kan voor de in artikel 21 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek
Artikel 23 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 21, onder b., c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:
Artikel 24 Autoaanpassing in plaats van collectief vervoer
Wanneer een collectief vervoersysteem geïndiceerd is kan, indien de persoon met beperkingen de voorkeur geeft aan het blijven rijden in de eigen auto, onder voorwaarden ook een gemaximeerde vergoeding voor autoaanpassing worden verstrekt. In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning worden de voorwaarden en de hoogte van de vergoeding nader omschreven.
Artikel 25 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 26 Omvang in gebied en in kilometers
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen
Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning, te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 28 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik
Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet, kan voor een in artikel 27 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet, kan voor een in artikel 27 onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Artikel 29 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 28 onder 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 30 Gebruik aanvraagformulier
Een aanvraagformulier moet worden ingediend door middel van het door het college ter beschikking gestelde formulier.
Het aanvraagformulier moet worden ingediend bij het daarvoor bestemde loket gemeente. Bij dit loket kunnen zowel aanvragen Wmo worden ingediend als aanvragen voor zorg in het kader van de AWBZ.
Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek en advies
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.
Het college heeft het CIZ aangewezen als enige adviesinstantie in het kader van de beoordeling van het recht op Wmo-aanvragen. Het college kan advies vragen aan het CIZ indien:het handelt om complexe aanvragen die niet kunnen worden afgehandeld in het loket van de gemeente;de gevraagde voorziening om medische redenen zal worden afgewezen;het college dat gewenst vindt.
De aanvrager kan een second opinion inbrengen, wanneer deze het niet eens is met het door het college genomen (negatieve) besluit. De second opinion moet worden ingewonnen bij een onafhankelijke indicerende instelling, anders dan CIZ, die indicaties stelt volgens de ICF-classificatie. De kosten zijn voor rekening van de aanvrager, tenzij de second opinion leidt tot een wijziging van het door het college genomen besluit. In dat geval komen de kosten voor rekening van de gemeente.
Artikel 33 Samenhangende afstemming
Het college stelt het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend af op de situatie van de aanvrager.
Artikel 34 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht terstond aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 35 Intrekken van een voorziening
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel of de dienst waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 38 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening, het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster en het verstrekkingenboek niet voorziet, beslist het college. In gevallen waar op 1 januari 2008 de AWBZ-indicatie nog niet is verlopen en nog geen herindicatie in het kader van de Wmo heeft plaatsgehad, blijft de AWBZ-indicatie geldig.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De verordening zal na het eerste jaar worden geëvalueerd en vervolgens eenmaal per 4 jaar worden geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe na het eerste jaar na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens telkens na 4 jaar, aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.