Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Provinciewet,

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-06-201117-02-2017nieuwe regeling

10-06-2011

Provinciaal blad, 2011, 21

2011003121

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten

 

 

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a.    voorzitter: de voorzitter van provinciale staten of diens vervanger;

b.    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c.    subamendement: voorstel tot wijziging van een aan de orde/in behandeling zijnd amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

d.    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

e.    interpellatie: het vragen van inlichtingen over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

f.     voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

g.    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

h.    Statencommissies: commissies als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet.

Artikel 2, De voorzitter

De voorzitter is belast met:

a.    het leiden van de vergadering;

b.    het handhaven van de orde;

c.    het doen naleven van het Reglement van orde;

d.    hetgeen de Provinciewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3, De griffier

1.    De griffier is in elke vergadering van provinciale staten aanwezig.

2.    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door provinciale staten daartoe aangewezen medewerker van de griffie.

3.    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4

[Vervallen.]

Artikel 5, Het Presidium

1.    Provinciale staten hebben een Presidium.

2.    Het Presidium bestaat uit de voorzitter, de vice-voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het Presidium aanwezig. De voorzitter van provinciale staten is de voorzitter van het Presidium.

3.    Op de aanwijzing door provinciale staten van de tweede waarnemend voorzitter is artikel 75, eerste lid, laatste volzin, van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

4.    Het Presidium kan andere leden van provinciale staten uitnodigen voor het Presidium.

Artikel 5a, Reglement van orde Presidium

1.    Taken

       Het Presidium heeft, onverminderd de taken uit hoofde van de overige artikelen in dit of andere reglementen en verordeningen, de volgende taken.

a.    Vaststellen van de voorlopige agenda's van de vergaderingen van de Statencommissies en van provinciale staten.

b.    Voorstellen doen over de wijze van afdoening van bij de staten of Statencommissies ingekomen stukken.

c.    Jaarlijks, kort na het zomerreces, vaststellen van het vergaderschema voor provinciale staten en de Statencommissies voor het komende jaar.

d.    Toezien op de nakoming van toezeggingen aan de staten en aan de Statencommissies.

e.    Vervullen van een stimulerende rol in verbetering van het functioneren van de staten in een duaal stelsel.

f.     Adviseren van de staten in procedurekwesties en met betrekking tot een ordelijk verloop van de vergaderingen.

g.    Verantwoordelijk zijn voor de aansturing van de griffier.

h.    Geven van jaarlijkse goedkeuring aan het bedrijfsplan en het jaarverslag van de Statengriffie.

2.    Vergaderingen

a.    Het Presidium vergadert iedere maandag voorafgaand aan de uiterste datum van vaststelling van de voorlopige agenda's van de Statencommissies.

b.    De statengriffier bereidt de vergaderingen van het Presidium voor en stelt de agenda op.

c.    De vergaderingen van het Presidium zijn niet openbaar.

       Indien het Presidium het nodig acht, kunnen derden uitgenodigd worden om aan de vergadering deel te nemen.

d.    Indien de voorzitter van het Presidium of een van de leden dit nodig oordeelt, vindt een extra vergadering plaats.

       Deze extra vergadering dient minimaal 48 uur tevoren aan alle leden van het Presidium bekendgemaakt te worden.

3.    Vaststellen voorlopige agenda's

a.    Het Presidium kan pas besluiten tot agendering van een onderwerp op de voorlopige agenda's van Statencommissies, indien het desbetreffende document in zijn bezit is. Voor stukken die zich na vaststelling van de voorlopige agenda's aandienen, zal de indiener het belang van agendering gemotiveerd dienen aan te geven. Dit ter beoordeling van het Presidium.

b.    Voor het vaststellen van de voorlopige agenda van een vergadering van provinciale staten komt het Presidium niet apart bijeen. Dit geschiedt in een elektronische ronde.

4.    Quorum

a.    De leden van het Presidium kunnen zich laten vervangen door de vice-voorzitter van de fractie.

b.    Bij afwezigheid van de voorzitter van het Presidium wordt diens taak overgenomen door het lid van het Presidium, dat tevens vice-voorzitter van provinciale staten is.

c.    Het Presidium vergadert uitsluitend indien ten minste 3 leden (de voorzitter van het Presidium niet meegerekend) aanwezig zijn.

d.    Indien het quorum niet toereikend is, bepaalt de voorzitter van het Presidium of (bij diens afwezigheid) de vice-voorzitter een nieuw vergadertijdstip in dezelfde week.

5.    Besluitvorming

a.    Het Presidium neemt beslissingen zoveel mogelijk met instemming van alle leden.

b.    Indien een stemming noodzakelijk is, besluit het Presidium met meerderheid van stemmen.

c.    Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter van het Presidium de doorslag.

d.    Het Presidium kan besluiten om met betrekking tot een onderwerp het gevoelen van de fractievoorzitters in te winnen, alvorens een besluit te nemen.

e.    De adviezen en besluiten van het Presidium zijn openbaar, tenzij de vertrouwelijkheid van het onderwerp zich daartegen verzet. Dit ter beoordeling van het Presidium.

6.    Verslag

a.    Het verslag van een vergadering van het Presidium bevat een zakelijke samenvatting van het besprokene.

b.    Het verslag is openbaar en wordt ter kennisneming aan provinciale staten gezonden.

7.    Ondertekening

       Alle van het Presidium uitgaande stukken worden door de voorzitter van het Presidium getekend.

8.    Verantwoording

       Het Presidium is voor zijn handelingen en zijn beleid verantwoording schuldig aan provinciale staten en geeft hen alle verlangde inlichtingen ter zake.

HOOFDSTUK 2, TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES

Artikel 6, Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

1.    Bij elke benoeming van nieuwe leden van provinciale staten stellen de staten een commissie in bestaande uit 3 leden van de staten. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden van de staten en de processen-verbaal van de stembureaus.

2.    Indien de commissie bij haar onderzoek niet blijkt van bezwaren tegen toelating van enig lid, deelt zij zulks bij monde van de door de voorzitter aan te wijzen rapporteur van de commissie aan de vergadering mede, waarna de vergadering terstond over de toelating beslist.

3.    Indien bij de commissie wel bezwaren zijn gerezen tegen toelating van enig lid, brengt zij schriftelijk verslag uit aan de staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt. De vergadering beslist vervolgens aanstonds over de door de commissie in haar verslag vermelde bezwaren, tenzij zij een nader onderzoek wenselijk acht, in welk geval de beslissing kan worden uitgesteld tot een nader te bepalen dag.

4.    Na een statenverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van provinciale staten op om in de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Provinciewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5.    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van provinciale staten op voor de vergadering van provinciale staten waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7, Fracties

1.    De leden van de staten, die door het Centraal Stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als 1 fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts 1 lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2.    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van provinciale staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in provinciale staten wil voeren.

3.    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

4.    a.     Indien:

1.    1 of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

2.    2 of meer fracties als 1 fractie gaan optreden;

3.    1 of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

b.  Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van provinciale staten na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK 3, VERGADERINGEN

Paragraaf 1, Vergaderschema; voorbereidingen

 

 

Artikel 8, Vergaderschema

Het Presidium stelt voor de aanvang van ieder kalenderjaar in overleg met de voorzitters van de fracties een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen van provinciale staten en brengt dit tijdig ter kennis van de leden.

Artikel 9, Oproep

1.    De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van provinciale staten een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering, tenzij er sprake is van een ingelaste vergadering van het Presidium, waarin besluiten ter zake worden genomen.

2.    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van provinciale staten verzonden.

3.    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, aan de leden van provinciale staten gezonden.

Artikel 10, Agenda

1.    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

2.    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvulling op de voorlopige agenda vaststellen.

3.    Bij aanvang van de vergadering stellen provinciale staten de agenda vast. Op voorstel van een lid van provinciale staten of de voorzitter kunnen provinciale staten bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

       Een voorstel van een lid voor toevoeging van een onderwerp aan de agenda wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering, onder aanduiding van het onderwerp en motivatie voor agendering, bij de voorzitter gemeld, met uitzondering van moties zoals genoemd in artikel 36, vierde lid.

4.    Wanneer provinciale staten een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid achten, kunnen zij het onderwerp verwijzen naar een Statencommissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

5.    Op voorstel van een lid van provinciale staten of van de voorzitter kunnen provinciale staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11, De gedeputeerde

1.    De gedeputeerden kunnen aanwezig zijn bij de vergadering. Zij kunnen op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen deelnemen.

2.    Indien een gedeputeerde in de vergadering mededelingen wil doen over een onderwerp vreemd aan de orde van de vergadering, dient hij daartoe zo mogelijk 24 uur voor aanvang van de vergadering een verzoek in bij de voorzitter. De staten beslissen ter zake bij de vaststelling van de agenda.

Artikel 12, Ter inzage leggen van stukken

1.    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of de voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor eenieder in het provinciehuis ter inzage gelegd. Tevens worden deze stukken geplaatst in het elektronische Document Vind Systeem (DVS) van provinciale staten. Indien na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan elektronisch mededeling gedaan aan de leden van provinciale staten, onder verwijzing naar de vindplaats ervan binnen DVS.

2.    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het provinciehuis gebracht.

3.    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van provinciale staten inzage.

Artikel 13, Openbare kennisgeving

1.    De vergadering wordt door aankondiging in 1 of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en door plaatsing op de Internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

2.    De openbare kennisgeving vermeldt:

a.    de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

b.    de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2, Orde der vergadering

 

 

Artikel 14, Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van provinciale staten onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15, Zitplaatsen

1.    De voorzitter, de leden van provinciale staten en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het Presidium, bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van provinciale staten aangewezen.

2.    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het Presidium.

3.    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de gedeputeerden en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

1.    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

2.    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Provinciewet.

Artikel 17

[Vervallen.]

Artikel 18, Videoverslag en besluitenlijst

1.    Het videoverslag van elke openbare vergadering is binnen 3 werkdagen te raadplegen via internet.

2.    De ontwerpbesluitenlijst van de vergadering wordt zo spoedig mogelijk aan de leden van provinciale staten toegezonden en aan anderen die het woord hebben gevoerd tijdens de vergadering.

3.    De besluitenlijst als bedoeld in het vorige lid wordt aan het begin van de volgende vergadering vastgesteld.

4.    De leden, de voorzitter, de gedeputeerden en de griffier hebben het recht een voorstel tot wijziging aan provinciale staten te doen, indien de besluitenlijst, inclusief toezeggingen, onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen is toegezegd of besloten. Zij kunnen binnen 8 dagen na ontvangst van de besluitenlijst bij de griffier een voorstel tot wijziging doen.

5.    De besluitenlijst moet inhouden:

a.    de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die (gedeeltelijk) afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

b.    een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

c.    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de leden van de fracties die voor- of tegenstemden, onder aantekening van de leden van de fracties die zich overeenkomstig de Provinciewet van stemming hebben onthouden. Indien een fractie verdeeld stemde, wordt dit eveneens aangetekend, met vermelding van de leden van de fractie die hebben tegen gestemd.

d.    bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door provinciale staten is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;

e.    een lijst van de in de vergadering gedane toezeggingen.

6.    De tekst van de ter vergadering ingediende moties, amendementen en subamendementen wordt als bijlage bij de ontwerpbesluitenlijst gevoegd.

7.    De ontwerpbesluitenlijst en de bijbehorende wijzigingsvoorstellen, als bedoeld in het vierde lid, vormen een geheel.

8.    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

9.    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19, Status stukken

1.    Het Presidium voorziet de voorgedragen zaken van een voorlopige A- of B-status.

-     Over de met A aangeduide aan de vergadering van provinciale staten voorgedragen zaken kan desgevraagd beraadslaging plaatsvinden in de vergadering van een Statencommissie als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet en in provinciale staten (hamerstuk);

-     Over de met B aangeduide aan de vergadering van provinciale staten voorgedragen zaken vindt beraadslaging plaats in de vergadering van een Statencommissie en in de vergadering van provinciale staten (bespreekstuk).

2.    Het Presidium wijzigt de voorlopige status van een stuk indien:

-     het stuk een voorlopige A-status heeft en 1 of meer leden naar aanleiding van de behandeling in een Statencommissie aangeven dat zij de wijziging van de status van het stuk gewenst achten;

-     het stuk een voorlopige B-status heeft en de Statencommissie unaniem van mening is dat de status van het stuk kan worden gewijzigd.

Artikel 20, Ingekomen stukken

1.    Bij provinciale staten ingekomen stukken, waaronder mededelingen van het college aan provinciale staten, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van provinciale staten digitaal toegezonden en bij de agenda gevoegd. De betrokken documenten worden op het internet gepubliceerd.

2.    Het Presidium kan beslissen bij provinciale staten ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming zijn gezonden en waarvan de leden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken die onbegrijpelijk en/of beledigend zijn.

3.    Na de vaststelling van de besluitenlijst stellen provinciale staten op voorstel van het Presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 21, Spreekregels

1.    De leden van provinciale staten en overige aanwezigen spreken vanaf de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

2.    De leden van de provinciale staten die een interruptie willen plegen, benutten hiervoor de interruptiemicrofoons, tenzij de voorzitter hiervan ontheffing verleent in verband met de korte duur.

3.    De voorzitter kan de leden van provinciale staten en de overige aanwezigen toestemming verlenen vanaf een andere plaats te spreken.

Artikel 22, Volgorde sprekers

1.    Een lid van provinciale staten voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

2.    De voorzitter verleent de leden het woord in willekeurige volgorde, tenzij de vergadering anders besluit. Als de leden het woord willen voeren over de op de agenda vermelde onderwerpen dienen zij zich voor de opening van de vergadering als spreker op de daartoe bestemde sprekerslijst te laten inschrijven. De mogelijkheid hiertoe bestaat vanaf een kwartier voor de aanvang van de vergadering.

3.    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van provinciale staten het woord vraagt over de orde van de vergadering of voor vermelding van een persoonlijk feit.

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

1.    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste 2 termijnen, tenzij provinciale staten anders beslissen.

2.    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3.    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4.    Het derde lid is niet van toepassing op:

a.    de rapporteur van een commissie;

b.    het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

5.    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 24, Spreektijd

Het presidium en een lid van provinciale staten kunnen een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 25, Handhaving orde; schorsing

1.    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

a.    de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b.    een lid van provinciale staten of een lid van het college hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2.    Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3.    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord- de vergadering sluiten.

Artikel 26, Beraadslaging

1.    Provinciale staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van provinciale staten beslissen over 1 of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2.    Op verzoek van een lid van provinciale staten of op voorstel van de voorzitter kunnen provinciale staten besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

1.    Provinciale staten kunnen bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van provinciale staten, de gedeputeerde, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

2.    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of 1 van de leden van provinciale staten genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28, Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat provinciale staten tot stemming overgaan, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 29, Beslissing

1.    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij provinciale staten anders beslissen.

2.    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

3.    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3, Procedures bij stemmingen

 

 

Artikel 30, Algemene bepalingen over stemming

1.    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

2.    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

3.    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling, onder toevoeging van de wijze van stemmen (bij handopsteking of hoofdelijk).

4.    De voorzitter (of de griffier) roept ten behoeve van de gevraagde hoofdelijke stemming de leden van provinciale staten bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid van wie de naam door de voorzitter bij loting wordt aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

5.    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

6.    De leden brengen hun stem uit door het woord "voor" of "tegen" uit te spreken, zonder enige toevoeging.

7.    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

8.    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31, Stemming over amendementen en moties

1.    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2.    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3.    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4.    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

5.    Moties worden in stemming gebracht, tenzij deze door de indiener(s) ter vergadering worden teruggetrokken. In dat geval is er door de staten geen besluit genomen.

Artikel 32, Stemming over personen

1.    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 4 leden tot stembureau.

2.    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Provinciewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3.    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Provinciale staten kunnen op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op 1 briefje.

4.    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5.    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

a.    een blanco ingevuld stembriefje;

b.    een ondertekend stembriefje;

c.    een stembriefje waarop meer dan 1 naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

d.    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

e.    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

6.    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen provinciale staten, op voorstel van de voorzitter.

7.    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33, Herstemming over personen

1.    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2.    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen 2 personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan 2 personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke 2 personen de derde stemming zal plaatshebben.

3.    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34, Beslissing door het lot

1.    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2.    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3.    Vervolgens neemt de voorzitter 1 van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4, RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 35, Amendementen

1.    Ieder lid van provinciale staten kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in 1 of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van provinciale staten, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

2.    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3.    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en na voorlezing door de voorsteller aan de voorzitter worden overhandigd, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

4.    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door provinciale staten heeft plaatsgevonden.

Artikel 36, Moties

1.    Ieder lid van provinciale staten kan ter vergadering een motie indienen.

2.    Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk worden ingediend en na voorlezing door de voorsteller, aan de voorzitter worden overhandigd.

3.    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4.    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 37, Voorstellen van orde

1.    De voorzitter en ieder lid van provinciale staten kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2.    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3.    Over een voorstel van orde beslissen provinciale staten terstond.

Artikel 38, Initiatiefvoorstel

1.    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

2.    De voorzitter legt het initiatiefvoorstel voor aan het Presidium dat vervolgens beslist over de agendering in de eerstvolgende vergadering van een Statencommissie, dan wel in de eerstvolgende vergadering van de staten, tenzij de oproep van de desbetreffende vergadering reeds verzonden is. In dat laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende (commissie)vergadering geplaatst.

3.    In bijzondere gevallen kan het Presidium, indien hem de behandeling urgent voorkomt, afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

4.    De behandeling van het initiatiefvoorstel in een Statencommissie vindt plaats in een door het Presidium voor te stellen volgorde van de agenda. Bij de vaststelling van de agenda beslist de commissie ter zake.

5.    De Statencommissie kan adviseren het voorstel verder niet in behandeling te nemen, tenzij het voorstel een verordening betreft.

6.    De behandeling van het initiatiefvoorstel in de staten vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij provinciale staten oordelen dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld.

7.    Provinciale staten kunnen voorwaarden stellen aan de indiening en de behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 39, Collegevoorstel

1.    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan provinciale staten, dat vermeld staat op de agenda van de vergadering van provinciale staten, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van provinciale staten.

2.    Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepalen provinciale staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40, Interpellatie

1.    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

2.    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van provinciale staten en de gedeputeerden. Hierna wordt het verzoek op de internetpagina van provinciale staten gepubliceerd. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Provinciale staten bepalen op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

3.    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord. De overige leden van provinciale staten, de Commissaris van de Koningin en de gedeputeerden niet meer dan eenmaal, tenzij provinciale staten hun hiertoe verlof geven.

Artikel 41, Schriftelijke vragen

1.    De schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

2.    De vragen worden bij de voorzitter van provinciale staten ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van provinciale staten en het college worden gebracht. Hierna worden de vragen op de internetpagina van provinciale staten gepubliceerd.

3.    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van provinciale staten. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

4.    De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van provinciale staten medegedeeld.

5.    De vragen en de antwoorden worden gelijktijdig met de stukken, als bedoeld in artikel 20, aan de leden van provinciale staten toegezonden.

6.    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende statenvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering van provinciale staten, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de Commissaris van de Koningin of door het college gegeven antwoord, tenzij provinciale staten anders beslissen.

Artikel 42, Vragenhalfuur

1.    Aan het begin van de vergadering van provinciale staten is er een vragenhalfuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het Presidium bepalen dat het vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuur eindigt.

2.    Het lid van provinciale staten dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het Presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de statenvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

3.    De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen ter kennis van gedeputeerde staten en de leden van provinciale staten en maakt het onderwerp van de vragen openbaar.

4.    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

5.    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de gedeputeerden, voor de Commissaris van de Koningin en voor de overige leden van provinciale staten.

6.    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om 1 of meer vragen aan het college of de Commissaris van de Koningin te stellen en een toelichting daarop te geven.

7.    Na de beantwoording door het college of de Commissaris van de Koningin krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

8.    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van provinciale staten het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

9.    Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 43, Inlichtingen

1.    Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 167, derde lid, en 179, derde lid, van de Provinciewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de Commissaris van de Koningin.

2.    Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan provinciale staten.

3.    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daaropvolgende vergadering gegeven.

4.    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 44

[Vervallen.]

HOOFDSTUK 5, BEGROTING EN REKENING

Artikel 45, Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die provinciale staten vaststellen.

Artikel 46, Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die provinciale staten vaststellen.

HOOFDSTUK 6, LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 47, Verslag; verantwoording

1.    Een lid van provinciale staten, een gedeputeerde, de Commissaris van de Koning die door provinciale staten zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door provinciale staten gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende Statencommissie.

2.    Ieder lid van provinciale staten kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 41, zijn van overeenkomstige toepassing.

3.    Wanneer een lid van provinciale staten een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluiten provinciale staten over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

4.    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin provinciale staten 1 van zijn leden hebben benoemd.

HOOFDSTUK 7, BESLOTEN VERGADERING

Artikel 48, Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 49, Verslag

1.    Van een besloten vergadering wordt geen videoverslag gemaakt, maar een schriftelijk, woordelijk verslag.

2.    Het verslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden van provinciale staten en gedeputeerde staten ter inzage bij de griffier.

3.    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering nemen provinciale staten een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

4.    Indien provinciale staten besluiten het verslag openbaar te maken, wordt dit verslag op het internet gepubliceerd.

Artikel 50, Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslissen provinciale staten, overeenkomstig artikel 25 van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Provinciale staten kunnen besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 51, Opheffing geheimhouding

Indien provinciale staten op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede en derde lid, van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 8, TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 52, Toehoorders en pers

1.    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2.    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 53, Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de statenvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 54, Verbod ordeverstorend gebruik mobiele telefoons en overige elektronische communicatiemiddelen

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen die inbreuk maken op de orde van de vergadering niet toegestaan.

HOOFDSTUK 9, SLOTBEPALINGEN

Artikel 55, Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslissen provinciale staten op voorstel van de voorzitter.

Artikel 56, Inwerkingtreding

1.    Dit reglement treedt in werking op de dag nadat het is bekendgemaakt.

2.    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten, vastgesteld bij besluit van provinciale staten van 19 maart 2003 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van provinciale staten van 17 december 2008, nummer 2008-356, Provinciaal blad nummer 54 van 2008.