Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitstallingenbeleid Gemeente Sittard-Geleen |
Citeertitel | Uitstallingenbeleid Gemeente Sittard-Geleen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
incl. aanwijzingsbesluit Uitstallingenverbod ex art. 2.1.5.1 APV
art 2.1.5.1 Algemene Plaatselijke Verordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-09-2009 | 01-11-2012 | nieuwe regeling | 15-06-2009 Trompetter, 2 september 2009 | n.v.t. |
1 Uitgangspunten volgens de basisnota
In de Basisnota Integraal Reclamebeleid, door de raad vastgesteld op 11 oktober 2007, is bepaald dat de kwaliteit van de openbare ruimte mede wordt beïnvloed door inrichtingselementen als uitstallingen. Ze kunnen het straatbeeld verlevendigen, maar ook de kwaliteit van de bebouwde omgeving negatief beïnvloeden.
In winkelgebieden, en met name in de kernwinkelcentra (binnensteden), geeft de grote diversiteit aan uitstallingen een zeer rommelig en verloederd beeld. Ook leiden uitstallingen tot overlast en verhinderen de doorgang voor voetgangers.
In gebieden buiten de binnenstad (overige gebieden) kunnen uitstallingen op de trottoirs tot verkeersonveilige situaties leiden.
Om de kwaliteit van de bebouwde omgeving en de openbare ruimte te verbeteren, en onveiligheid en overlast te voorkomen, dienen uitstallingen te worden teruggedrongen.
Op deze wijze worden winkelgebieden tevens aantrekkelijker gemaakt voor het winkelend publiek. Ook zal de verblijfsduur en de hoeveelheid bestedingen van consumenten toenemen.
Met name in de kernwinkelcentra (binnensteden) zal hierdoor een verbetering optreden.
Op dit moment zijn een aantal uitstallingen in Sittard-Geleen vergund op basis van artikel 2.1.5.1 van de APV (zie bijlage 1). Het merendeel is niet vergund (illegaal).
De gemeente is in beginsel gerechtigd op basis van voortschrijdend inzicht en nieuwe ontwikkelingen haar beleid aan te passen. Dit is mogelijk indien een acceptabele overgangstermijn in acht wordt genomen.
De raad heeft een overgangstermijn vastgesteld voor de maximale duur van 3 jaar (Basisnota).
2 Doelstellingen uitstallingenbeleid
Met het uitstallingenbeleid wordt gestreefd naar:
Via een algemene regel in de APV (artikel 2.1.5.1.) uitstallingen toestaan, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Uitstallingen in de kernwinkelgebieden via een aanwijzingsbesluit van het college niet meer toe te staan (nulbeleid). Een gemeentebrede vrijstelling hanteren voor de categorie bloemen, planten, groente, fruit.
Een uitstalling is een los element dat voor of in de directe omgeving van een pand in de openbare ruimte wordt geplaatst dan wel aanwezig is om al dan niet de aandacht te vestigen op een winkel of onderneming die in het pand gevestigd is. Hieronder wordt verstaan: kleding-, schoenenrekken, (elektrische) speeltoestellen, viskarren, broodkarren, rekken voor het uitstallen van fruit, kaarten, bloemen, uitzoekbakken, reclameborden, hobbelbeesten (bijv. bij een speelgoedwinkel), sandwichborden, lopers etc.
Een uitstalling is niet gelijk aan een standplaats (artikel 5.2.3. APV).
Van een standplaats is sprake indien de verkoopactiviteit terplekke, buiten in de openbare ruimte, plaatsvindt.
Bij een uitstalling zijn de te verkopen waren weliswaar uitgestald, maar vindt de feitelijke verkoopactiviteit in het pand plaats. Een uitstalling is voor ondernemers vooral bedoeld om de aandacht op het pand/de winkel te vestigen en de consument te bewegen tot het doen van aankopen in het pand.
Deze beleidsregel is geformuleerd op grond van artikel 2.1.5.1 APV Sittard-Geleen (“voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg”), alsmede de adviezen van de Welstands– en Monumentencommissies, van 20 januari 2009 (zie bijlage 5). Conclusies uit de adviezen: de commissies achten voor het bereiken van de doelstellingen van het uitstalbeleid (paragraaf 3.2) een nulbeleid in alle gebieden de ‘optimale’ en in feite de enige weg. In ieder geval vinden zij een nulbeleid voor de kernwinkelgebieden van zowel Sittard als Geleen noodzakelijk en onontkoombaar. In de kernwinkelgebieden is een nulbeleid noodzakelijk omdat de gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde van de kernwinkelgebieden daarbij gebaat is.
De beleidsregel is mede tot stand gekomen in overleg met een klankbordgroep van ondernemers, alsmede een extra bijeenkomst met ondernemers op 21 september 2008.
Op basis van de doelstellingen en uitgangspunten van het uitstallingenbeleid, en de adviezen van de Welstands– en Monumentencommissies, van 20 januari 2009,
wordt onderscheidt gemaakt naar kernwinkelgebieden (centra) en overige gebieden (buitenwijken).
1) Kernwinkelgebieden (centra)
In het kernwinkelgebied geldt een nulbeleid voor uitstallingen. Het kernwinkelgebied is aangegeven en gemarkeerd op bijgevoegde tekening (zie bijlage 3). Dit kernwinkelgebied is door middel van een aanwijzingsbesluit van het college aangewezen als gebied waarin het niet is toegestaan uit te stallen.
In de kernwinkelgebieden zijn, gelet op de adviezen van de commissies, onderstaande waarden van evident belang:
Qua gebruikswaarde worden grenzen gesteld en is duidelijk, hetgeen publiek en privaat terrein is.
Qua belevingswaarde kan de gebruiker in de openbare ruimte meer waarnemen dan alleen de gebouwde omgeving, hii/zij kan zich een integraal beeld vormen van de architectonische en monumentale uitstraling van de panden, de contouren van de stedelijke wanden en het verloop van de rooilijnen. In een historische binnenstad als die van Sittard betekent dit dat monumentale kwaliteiten beter zichtbaar worden en dat het zo kenmerkende slingerende stratenpatroon integraal door de bezoeker kan worden ervaren.
Qua toekomstwaarde betekent dit dat de openbare ruimte flexibel en multifunctioneel bruikbaar wordt: naast de verstilde leegte s’ morgens vroeg is er het ongehinderde gebruik door de bezoekers van de winkelstraten en onbelemmerde ruimte voor manifestaties, optochten e.d.
Qua belevingswaarde voegt de bedrijfspresentatie zich naar de architectuur, reclame beperkt zich tot bedrijfspresentatie. Productpresentatie vindt in de etalage plaats en in de winkelruimte. Monumentale waarden worden weer waargenomen en de gebouwen krijgen maximale ruimte om bij te dragen aan de ambiance van het (historisch) stedenbouwkundig ensemble.
Qua gebruikswaarde omdat de architectuur en de bedrijfspresentatie elkaar kunnen aanvullen en geen van beide de overhand neemt en de bedrijfspresentatie ‘in’ het bedrijf plaats vindt en de etalageruimte weer het voorportaal wordt van de winkelruimte.
Ook vanuit optiek openbare orde en (verkeers)veiligheid, mede in relatie tot de aanwezige hoge bezoekersstroom, worden in het kernwinkelgebied geen uitstallingen toegestaan.
2) Overige gebieden (buitenwijken)
Hetgeen niet is gemarkeerd op bijgevoegde tekening (zie bijlage 3) als kernwinkelgebied, wordt gerangschikt onder het begrip “overige gebieden”.
In de overige gebieden dient volgens de commissies een beleid te gelden, dat onder strikte voorwaarden uitstallen mogelijk maakt. Richtlijnen die de commissies daarbij meegeven zijn om de maximale uitsteekmaat van de uitstalling tot 1 meter voor de voorgevel van de winkel, en de breedte van de uitstalruimte tot de breedte van het winkelfront te beperken. Daarnaast wordt gewezen op een vrije doorgang van de straat van minimaal 3,5 meter.
5.2 Gebiedsgewijze uitstalcriteria
Naar aanleiding van een zorgvuldige belangenafweging (extra bijeenkomst met de ondernemers op 21 september 2008), worden de ondernemers die uitstallen in de kernwinkelgebieden (aangewezen gebied) gedurende de maximale overgangsperiode van drie jaren, in de gelegenheid gesteld hun bedrijfsvoering, bij wijze van hoge uitzondering, af te stemmen op het verbod om uit te stallen.
Om te kunnen voldoen aan de doelstellingen van het uitstallingenbeleid worden gedurende deze overgangsperiode criteria aan de uitstallingen gesteld.
Nieuwe ondernemers met nieuwe uitstallingen dienen direct te voldoen aan het verbod binnen het aangewezen gebied.
5.3 Gemeentebrede vrijstelling en criteria
Er zijn uitstallingen die gelet op hun karakter op een andere wijze een bijdrage leveren aan de (beeld)kwaliteit in de openbare ruimte.
Bloemen en planten, uitgestald als waar en in plantenbakken, fleuren het straatbeeld op en kleden de openbare ruimte met haar gebouwen op een natuurlijke en neutrale wijze aan. Ook groente en fruit horen bij deze categorie producten. Voor deze producten wordt een uitzondering gemaakt. Hiervoor geldt een gemeentebrede vrijstelling onder voorwaarden.
6 Aanpassing artikel 2.1.5.1. APV
Om het nieuwe beleid te kunnen uitvoeren wordt artikel 2.1.5.1 APV als volgt geredigeerd:
Artikel 2.1.5.1 APV Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg (Nieuwe toevoeging vet en cursief gedrukt)
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
7 Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen
Bestaande uitstallingen (niet vergund): na publicering van het beleid (publicatiedatum (= inwerkingtreding) van dit beleid) geldt een overgangstermijn van:
Voor de kernwinkelgebieden: 3 jaar. Na afloop van deze termijn dient de uitstalling verwijderd te zijn.
Gedurende de drie jaar mag onder voorwaarden worden uitgestald (zie § 3.5.2).
Zolang de overtreder zich houdt aan deze voorwaarden, wordt de overtreding ongemoeid gelaten.
Nieuwe ondernemers met (nieuwe) uitstallingen dienen direct te voldoen aan het nulbeleid.
Deze criteria worden van kracht binnen 3 maanden na datum bekendmaking van dit beleid (overgangsperiode).
Zo niet zal handhavend worden opgetreden (zie handhavingprotocol).
Voor de overige gebieden: 3 maanden. Na 3 maanden is het alleen toegestaan uit te stallen indien wordt voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden (zie § 3.5.2).
Zo niet zal handhavend worden opgetreden (zie handhavingsprotocol).
Vrijstelling gemeentebreed: 3 maanden. Na 3 maanden is het alleen toegestaan om bloemen, planten(bakken), fruit, groente uit te stallen indien wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden (zie § 3.5.2).
Zo niet zal handhavend worden opgetreden (zie handhavingsprotocol).
Rechtsgeldige vergunningen op basis van oud beleid: na kenbaar maken van het beleid (publicatiedatum (= inwerkingtreding) geldt een overgangstermijn van 3 jaar. Na 3 jaar wordt de vergunning definitief ingetrokken (zie ook artikel 6.5 lid 1 APV). Vanaf dat moment gelden de algemene regels zoals gesteld in artikel 2.1.5.1 APV.
Zo niet zal handhavend worden opgetreden (zie protocol).
Indien in strijd met de rechtsgeldige vergunning wordt uitgestald, zal handhavend worden opgetreden (zie protocol).
Vergunningaanvragen worden niet in behandeling genomen. Aanvragers om een vergunning wordt medegedeeld (geen besluit in de zin van de Awb) dat er geen vergunningenstelsel is voor uitstallingen en dat algemene regels gelden ingevolge artikel 2.1.5.1. lid 1a, 1b, 1i, 1j APV.
In geval van overtredingen is het bestuur in de regel gehouden om tot handhaving over te gaan (beginselplicht tot handhaving).
De handhaafbaarheid van regels is een kritische succesfactor voor een succesvolle handhaving. Regels dienen daarom uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. Handhaving heeft een nalevingsdoel. Het doel van handhaving is erop gericht dat de regels met betrekking tot uitstallingen daadwerkelijk worden nageleefd. Consequent toezicht en controles maakt dit inzichtelijk.
Het uitstallingenbeleid kan alleen met adequate handhaving tot het gewenste resultaat leiden. Diverse controles zullen worden uitgevoerd.
8.1 Uitgangspunten voor handhaving uitstallingen
Bij onvoldoende naleving follow-up door het toepassen van een bestuursrechtelijke maatregel in de vorm van het opleggen van een dwangsom met als richtbedrag € 200 per overtreding met een maximum van € 600 door de afd. Handhaving. Dit is afgestemd op de ernst van de overtreding en heeft tot doel de overtreding ongedaan te maken. Indien een dwangsomtraject opnieuw wordt gestart kan een hoger bedrag worden opgelegd, dan wel bestuursdwang worden toegepast.
Het hanteren van korte termijnen, teneinde snelle resultaten te bewerkstelligen. In deze beleidsregel zijn de bestaande instrumenten en de te volgen procedures uiteen gezet, teneinde de handhaving op een effectieve wijze te kunnen aanpakken. Het stappenplan en het handhavingprotocol dienen als (interne) werkinstructie voor de betrokken partners, waarbij aangegeven wordt welke partner stappen neemt en welke stappen er genomen worden, als een samenstel van voor de overheid bindende regels die naar buiten toe rechtstreekse werking hebben (beleidsregels) en door belanghebbenden en de rechter getoetst kunnen worden.
8.2 Stappenplan en handhavingprotocol uitstallingen
Het strafrecht bevat een waardevolle aanvulling op het bestuursrechtelijk instrumentarium. De ervaring leert dat een gecombineerde aanpak een meerwaarde heeft. Toepassing van een primair strafrechtelijke aanpak biedt uitkomst bij de handhaving van overtredingen van geringere omvang (APV). Om een zo groot mogelijk effect te bewerkstelligen wordt gekozen voor primair een strafrechtelijke maatregel (lik-op-stuk), opgevolgd door een bestuursrechtelijke maatregel.
Bij niet naleving van de regelgeving zullen de volgende handhavingstappen worden ondernomen:
Deze stappen zijn uitgewerkt in het Handhavingprotocol (zie bijlage 2). Hierin worden de operationele taken beschreven voor de uitvoering van de handhavingstaak.
Het Uitstallingenbeleid zal 2 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd worden teneinde vast te stellen of door het beperkt uitstallen in voldoende mate voldaan wordt aan de doelstellingen van het beleid. Deze evaluatie zal worden voorgelegd aan de raad.
Eén jaar na inwerkingtreding zal door de wethouder stand van zaken worden gemeld in de Commissie RMDS.
BIJLAGE 2 Handhavingsprotocol Uitstallingen
Na afloop van de begunstigingstermijn vindt hercontrole op verwijdering plaats door toezichthouder/BOA/politie.
Indien geen verwijdering heeft plaatsgevonden, dan wel de situatie niet is aangepast conform de vergunningvoorschriften stelt de toezichthouder/BOA/politie de juridisch medewerker van de afdeling Handhaving in kennis en geeft de juridisch medewerker uitvoering aan het dwangsombesluit en adviseert gelijktijdig over nieuw te nemen bestuursrechtelijke maatregel (brief 3).
De begunstigingstermijn ter voorkoming van het opleggen van de dwangsom wordt vastgesteld op 24 uur na verzenddatum van het definitieve besluit. In het besluit wordt tevens de standaard bezwarenclausule opgenomen.
Het hoofd van de afdeling Handhaving is gemandateerd om te besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom namens Burgemeester en Wethouders (mandaatregeling).
BIJLAGE 3 Overzichten kernwinkelgebieden Sittard-Centrum en Geleen-Centrum
BIJLAGE 4 Aanwijzingsbesluit B&W (Uitstalverbod)
Burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen,
overwegende dat in het hierna aan te wijzen gebied uitstallingen op, aan of boven de weg verboden zijn;
gelet op het bepaalde in de artikel 2.1.5.1. van de Algemene plaatselijke verordening Sittard-Geleen;
gelet op het bepaalde in de Beleidsregel “Uitstallingenbeleid gemeente Sittard-Geleen”
AANWIJZINGSBESLUIT UITSTALLINGENVERBOD EX ARTIKEL 2.1.5.1. LID 1A VAN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING SITTARD-GELEEN (1)
In het navolgende gebied is het op basis van het in het artikel 2.1.5.1. lid 1a van de Algemene plaatselijke verordening Sittard-Geleen gestelde, verboden voorwerpen uit te stallen op, aan of boven de weg:
Het gebied (kernwinkelgebied Centrum Sittard en Centrum Geleen) bestaande uit de straten:
Zoals aangegeven op de kaarten in bijlage 3 van het “Uitstallingenbeleid gemeente Sittard-Geleen”.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie op de voorgeschreven wijze.