Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009 |
Citeertitel | Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Welzijn |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-11-2009 | 01-10-2009 | 01-01-2012 | Onbekend | 08-10-2009 Koerier, 04-11-2009 | -1.844.5/GL |
De raad van de gemeente Landerd;
Gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 18 augustus 2009
gelet op artikel 147, eerste lid, en 212 Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht
gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand;
gelet op artikel 12, eerste lid, onderdeel c, Wet investeren in jongeren;
overwegende dat met betrekking tot bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, in het kader van het financieel beheer regels gesteld dienen te worden, welke in een verordening worden neergelegd;
overwegende dat met betrekking het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WIJ bij verordening regels moeten worden gesteld;
Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009
In deze verordening wordt onder Wet werk en bijstand (WWB) mede verstaan de Wet investeren in jongeren (WIJ)
Artikel 3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:
Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.
Artikel 5 Ten onrechte verleende bijstand
Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voorzover deze bijstand:
Artikel 6 Terugvordering van gezinsleden
Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen als bedoeld in artikel 31 WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Artikel 7 Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit
Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:
Artikel 8 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
In afwijking van artikel 5 en 6 kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:
Artikel 9 Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Van kwijtschelding als bedoeld in artikel 8 wordt afgezien indien:
Artikel 10 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
Artikel 11 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
Artikel 12 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting
In afwijking van artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
Artikel 13 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting
De in artikel 12 genoemde termijn is drie jaar indien:
Artikel 14 Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting
Kwijtschelding als bedoeld in artikel 12 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.
Artikel 15 Invorderingsbesluit
In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:
Artikel 17 Verrekening en beslaglegging
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoer gelegd door middel van:
a.verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek,
of bij het ontbreken van deze mogelijkheid
b.een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in artikel 17 dan wordt de vordering verhoogd met de door de deurwaarder gemaakte kosten.
Artikel 19 Nadere invulling van beleid
Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en invordering van ten onrechte verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe jaarlijks na de inwerkingtreding van de verordening aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Landerd
van 8 oktober 2009
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
J.A.G. Huijs W.C. Doorn-Van der Houwen
Bij amendement is artikel 8a in de Wet werk en bijstand opgenomen waarbij de gemeenteraad regels dient te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. In de toelichting bij dit amendement is verwezen naar artikel 212 Gemeentewet. Strekking van laatstgenoemde artikel is dat de verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
In de Handhavingsverordening worden regels gesteld over de wijze waarop misbruik en oneigenlijk gebruik van het werkleeraanbod en de inkomensvoorziening worden tegengegaan. Voor deze verordening geldt dat een combinatie met de al eerder vastgestelde Handhavingsverordening WWB goed mogelijk is. Uitgangspunt hierbij is dat het handhavingsbeleid voor jongeren en bijstandsgerechtigden niet of nauwelijks uiteenloopt. Het handhavingsinstrumentarium in het kader van de WWB is evenzeer toepasbaar in de WIJ. Bovendien weegt het principiële bezwaar dat in een verordening niet meerdere wetten worden uitgewerkt in deze minder zwaar, nu aan de handhavingsverordening voor de bijstandsgerechtigde en de jongere geen individuele rechten zijn te ontlenen. Mede omdat een handhavingsverordening doorgaans beperkt van omvang is, het biedt immers veelal een beperkt beleidskader wordt aanbevolen om de bestaande handhavingsverordening om te bouwen tot een combiverordening.
Samengevat pleiten diverse argumenten voor het ombouwen van de bestaande verordening (Misbruik en oneigenlijk gebruik wet werk en bijstand 2004):
In artikel 12, eerste lid, onderdeel c, WIJ is vastgelegd dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WIJ. De reikwijdte van de verordeningsplicht lijkt beperkter te zijn dan die onder de WWB. In artikel 8a WWB is immers bepaald dat de gemeenteraad regels dient te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Artikel 12, eerste lid, onderdeel c,WIJ bevat niet de cursief gedrukte bewoordingen. Uit de beperkte wetshistorie kan worden afgeleid dat bedoeld is de gemeenteraad op te dragen om regels te stellen over het te voeren beleid op het gebied van fraudebestrijding. Vermoedelijk is de zinsnede ‘voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand’ geschrapt, omdat deze bewoordingen vaak (ten onrechte) zijn opgevat als opdracht om het terugvorderingsbeleid in een verordening vast te leggen, hetgeen evenwel een taak van het college is, getuige de beschikbare jurisprudentie (zie o.a. CRvB 30 januari 2007, LJN: AZ8022). Beoogd is hetzelfde te regelen als in artikel 8a WWB, nl. het vastleggen van regels over fraudebestrijding.
De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de WWB en WIJ
In de verordening wordt het begrip ‘belanghebbende’ gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht omschreven als ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.
In de Wet Werk en Bijstand (WWB), welke per 1 januari 2004 in werking is getreden, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van de gemeente. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk.
Met onderhavige Handhavingsverordening wordt een “wettelijke” basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid van onze te kunnen continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze verordening. Ter voorkoming van elke onduidelijkheid over de toepasselijkheid van oude of nieuwe terugvorderingsartikelen in voorkomende gevallen is in dit artikel bepaald dat de beleidsregels betrekking hebben op zowel terugvordering van bijstand ingevolge de Abw als de WWB.
Ter voorkoming van misverstanden wordt nog eens benadrukt dat deze verordening ook van toepassing is op de WIJ
Hoofdstuk 2 Herziening en intrekking
Artikel 3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maken burgemeester en wethouders in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.
De bepalingen onder a. en b. zijn identiek aan de bepalingen van artikel 69 lid 3 Abw en 54 lid 3 WWB, doch zijn met een dwingend karakter geformuleerd.
indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting van de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend dan wordt in alle gevallen het bijstandsrecht naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie. Het kan hierbij gaan om het schenden van de inlichtingenplicht naar zowel de gemeente als naar het Werkbedrijf.
In gevallen waarin er kennelijk in het verleden een niet correct toekenningsbesluit is genomen, maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, dan kan in voorkomende gevallen toch herziening of intrekking van het toekenningsbesluit aan de orde zijn.
Dit zal zich vooral voordoen in gevallen waarin door burgemeester en wethouders onjuiste besluitvorming heeft plaatsgehad. Deze vorm van intrekking/herziening staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Op grond van dit beginsel kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend moet zijn of belanghebbende enige blaam treft bij het niet melden van de onjuiste situatie. De belanghebbende zal derhalve “op zijn klompen” hebben kunnen aanvoelen dat er iets mis was met de toekenning. Als dit niet het geval is dan gaan burgemeester en wethouders niet over tot herziening/intrekking met terugwerkende kracht. Het uitkeringsrecht zal in dat geval uiterlijk met ingang van de datum waarop de onjuistheid is geconstateerd worden gewijzigd, mits de belanghebbende hiervan tijdig op de hoogte wordt gebracht.
Een andere overweging is of burgemeester en wethouders als gevolg van een grove fout een foutief besluit hebben genomen. Grove nalatigheid van het bestuursorgaan kan niet voor rekening komen van de belanghebbende, tenzij het bij de belanghebbende volkomen duidelijk kan zijn dat het hier een fout betreft.
Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat de bijstand uitsluitend wordt teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de verordening is vastgelegd.
Artikel 5 Ten onrechte verleende bijstand
De hier omschreven situaties waarin bijstand wordt teruggevorderd zijn identiek aan de bepalingen van artikel 58 WWB. Om echter geen misverstand te laten bestaan over wanneer bijstand moet worden teruggevorderd zijn deze beleidsregels, in tegenstelling tot de formulering van artikel 58 WWB, dwingend geformuleerd.
Wij wijzen verwijzen hierbij naar de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude nr: 2373 d.d. 23 december 2008)
bijstand is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend wanneer achteraf komt vast te staan dat over de betreffende periode geen, of tot een lager bedrag, recht op bijstand bestond. Voorafgaande aan deze terugvordering dient op grond van artikel 54 lid 3 WWB (of artikel 69 lid 3 Abw) en beleidsregel nummer 2 van de Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen.
aan de bijstand die in de vorm van een geldlening is verleend dient in alle gevallen een terugbetalingsverplichting te worden verbonden. Deze verplichting wordt in het toekenningsbesluit vastgelegd. Eerst wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen wordt ten aanzien van het nog resterende bedrag van de lening een terugvorderingsbesluit genomen. Hiermee ontstaat er ten aanzien van het resterende deel van de lening een executoriale titel.
Borgstelling is een vorm van bijstandsverlening. Dit betekent dat in het toekenningsbesluit vastgelegd moet zijn dat de gemeente bijstand heeft verleend in de vorm van een borgstelling. Deze bijstand komt echter pas tot uitbetaling (aan de geldverstrekker) indien de belanghebbende in gebreke blijft met het terugbetalen van de door de geldverstrekker verleende geldlening. Op het moment van uitbetaling van de bijstand ontstaat tevens een vordering die op grond van artikel 58 lid 1 sub c WWB en de gemeentelijke beleidsregels kan worden teruggevorderd. In dat geval is, evenals bij de terugvordering van een geldlening, een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk.
Een voorschot wordt op grond van artikel 52 WWB van rechtswege (automatisch op grond van de wet) verstrekt als een renteloze geldlening. Dit impliceert dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Artikel 52 lid 3 WWB regelt dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend met de toegekende uitkering over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms behoort verrekening van dit voorschot niet of niet volledig tot de mogelijkheden. Dat kan zijn omdat er geen toekenning van een uitkering tot stand komt, of dat de toegekende uitkering niet toereikend is om het totale bedrag van het voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande bedrag van het voorschot wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond van artikel 58 lid 1 sub d WWB. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet dan is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk ten aanzien van het bedrag dat niet (volledig) kan worden verrekend met de toegekende bijstand.
er kunnen naast de hierboven genoemde omstandigheden andere redenen zijn waarin de bijstand bij nader inzien onverschuldigd is betaald. Het gaat hierbij met name om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekking van het toekenningsbesluit, bijvoorbeeld wanneer bijstand is verleend in afwachting van het beschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen), of wanneer achteraf een vergoeding wordt ontvangen voor kosten waarvoor in een eerder stadium ook reeds (bijzondere) bijstand is ontvangen. Ook de onverschuldigd betaalde bijstand als gevolg van een administratieve vergissing dient op grond deze beleidsregel te worden teruggevorderd. Als restrictie geldt dat alleen kan worden teruggevorderd indien de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte bijstand ontving. Voor de hier bedoelde vorm van terugvordering geldt een wettelijke vervaltermijn van 2 jaar.
Artikel 6 Terugvordering van gezinsleden
Op grond van artikel 59 lid 2 WWB kan bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als gezinsbijstand is verleend, maar wel als gezinsbijstand verleend had moeten worden, tevens worden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden. Eenvoudiger gesteld: bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, kan tevens van de verzwegen partner worden teruggevorderd.
Alle gezinsleden waarvan in bovengenoemde situaties kan worden teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elk gezinslid kan worden teruggevorderd. In gevallen waarin één (of meer) gezinsleden niet in staat zijn om (het volledige) bedrag terug te betalen kunnen andere gezinsleden voor het gehele (restant)bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van de gemeente.
Artikel 7 Afzien van het terugvorderingsbesluit
In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in hoofdstuk 4 van deze Verordening .
In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Hiertoe is artikel 78 b Abw letterlijk overgenomen in deze beleidsregel. De WWB kent een dergelijke bepaling niet meer. Burgemeester en wethouders zijn vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag.
Verder kunnen er in de individuele situatie dringenderedenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Tevens zal in dat geval aannemelijk moeten zijn dat de belanghebbende niet kon weten dat hij ten onrechte bijstand ontving.
In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens en dringende reden (zie artikel 3). In dat geval is ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.
Artikel 8 tot en met 11. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden.In deze artikelen is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid te continueren. Een dergelijke bepaling komt namelijk in de nieuwe WWB niet meer voor.
Artikel 12 tot en met 14 Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting
Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid
(1 augustus 1998) is geformuleerd kan op deze wijze worden gecontinueerd. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels ongewijzigd overgenomen aangezien in de WWB een dergelijke bepaling niet meer voorkomt. Het nader uitwerken van dit kwijtscheldingsbeleid in een notitie of handboek is noodzakelijk omdat in deze beleidsregel, evenals in de oude Abw-bepaling, sprake is van een “kan-bepaling”. Daar waar in beleidsregels opnieuw gemeentelijke beleidsvrijheid wordt gecreëerd, dient deze vrijheid nog nader te worden ingevuld.
Overigens wordt met de onder artikel 12 sub d. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 50% van het restant kan worden geïncasseerd.
Hoofdstuk 5 nvordering van teruggevorderde bijstand
Artikel 15 Invorderingsbesluit
In deze regel is conform artikel 60 van de WWB geregeld welke aspecten in ieder geval onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit.
Artikel 16 Verplichtingen met betrekking tot de invordering
In deze verordening wordt meerdere keren gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaalde dat elk aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderingsbesluit éénzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting.
Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Dit gebeurt tenminste éénmaal per jaar of zoveel vaker als wijzigingen in het inkomen hiertoe aanleiding geven. Dit onderzoek blijft achterwege indien de betalingsverplichting nog vijf jaar duurt maar de belanghebbende zijn opgelegde betalingsverplichting correct nakomt.
Artikel 17 Verrekening en beslaglegging
Verrekening met de bijstand is gebaseerd op artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek.
Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:
er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;
Tenuitvoerlegging door middel van beslag geschiedt conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeftde mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.
Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder artikel 17 genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt.
Artikel 19 Nadere invulling van beleid
In sommige artikelen is gekozen voor het (opnieuw) creëren van beleidsruimte. In principe zijn de beleidsregels dwingendrechtelijk geformuleerd. Zij dienen immers ter invulling van wettelijk gecreëerde beleidsruimte. Daar waar beleidsregels, bijvoorbeeld ten aanzien van kwijtschelding, lokaal zeer sterk van elkaar verschillen, is gekozen voor een kan-bepaling in de beleidsregels. Dit heeft wel als consequentie dat deze beleidsruimte nog zal moeten worden ingevuld in een notitie of handboek.