Overheidsorganisatie | Gemeente De Bilt |
---|---|
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening De Bilt 2012 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening De Bilt 2012 |
Vastgesteld door | |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Subsidieverordening welzijn De Bilt 2003, de Subsidieverordening stimulering sociaal en cultureel leven De Bilt 2006 en de Subsidieverordening bijzondere educatieve activiteiten voor scholen De Bilt 2006.
1.geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2012 | 01-07-2017 | nieuwe regeling | 22-12-2011 Biltbuis21-03-2012 | rv08-03-2011 |
Algemene subsidieverordening De Bilt
De raad van de gemeente De Bilt,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van << datum>>,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Algemene subsidieverordening De Bilt 2012
In deze verordening wordt verstaan onder:
Awb: de Algemene wet bestuursrecht;
subsidie: als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 Awb;
eenmalige subsidie: subsidie voor bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal drie jaar subsidie wil verstrekken;
jaarlijkse subsidie: subsidie die voor een of meerdere kalenderjaren met een maximum van vier jaar aan een subsidieontvanger wordt verstrekt.
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt;
raad: raad van de gemeente De Bilt.
1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten die passen binnen de beleidsterreinen van de programmabegroting. Dit geldt niet voor activiteiten waarvoor een specifieke verordening is vastgesteld.
2. Het college kan nadere regels stellen waarin de subsidiemogelijkheden, te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein worden omschreven.
1. Het college beslist op subsidieaanvragen met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - als de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden beschikbaar worden gesteld.
2. Het college kan voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden.
1. Binnen de door de raad voor subsidiëring beschikbaar gestelde budgetten, kan het college per beleidsterrein of onderdeel daarvan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.
2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze de beschikbare subsidie wordt verdeeld. De bekendmaking gebeurt vóór het tijdvak waarop zij betrekking op heeft.
3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.
4.Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, zal worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.
1. Een subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.
2. Het college kan in nadere regels en in bijzondere gevallen bepalen dat subsidie kan worden verleend aan aanvragers zonder volledige rechtsbevoegdheid of natuurlijke personen.
1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college via een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;
de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;
een begroting van inkomsten en uitgaven van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. De begroting bevat, indien van toepassing, een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
een jaarrekening met balans van het voorgaande jaar met de stand van de algemene reserve.
3. Als een aanvrager voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, voegt hij, naast de stukken vermeld in lid 2, een afschrift van de oprichtingsakte, de geldende statuten en reglementen en het jaarverslag van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.
4. Het college kan ook andere dan, of slechts enkele van, de in lid 2 en lid 3 genoemde gegevens verlangen, als die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.
1. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt gedaan uiterlijk 8 weken voordat met de activiteit(en) een begin wordt gemaakt.
2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan vóór 1 april in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor door het college aan te wijzen subsidies.
1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag of, als het college hiertoe regels heeft opgesteld, binnen 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.
2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie vóór 1 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
1. Het college weigert een aanvraag voor een subsidie naast het in artikel 4:25 lid 2 Awb genoemde geval als redenen bestaan om aan te nemen dat:
de gelden niet of onvoldoende zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;
de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak als doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;
de activiteit niet binnen de gemeente plaatsvindt of niet aanwijsbaar ten goede komt aan de ingezetenen van de gemeente;
door de andere overheden toegezegde middelen niet daadwerkelijk ter beschikking worden gesteld.
2. Het college kan een aanvraag voor subsidie naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk weigeren als redenen bestaan om aan te nemen dat:
aan de aanvrager voor dezelfde activiteiten al door een of meer bestuursorganen of anderen voldoende subsidie is verstrekt;
de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen voor de gesubsidieerde activiteiten heeft gekregen of kan krijgen;
de activiteiten voor een eenmalige subsidie behoren tot de reguliere activiteiten van de aanvrager;
de activiteit niet past binnen het beleid van de gemeente;
de aanvrager, of een aan hem verbonden organisatie, ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden beschikt, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken;
de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken.
1. Het college kan met toepassing van artikel 4:46 lid 2, artikel 4:48, artikel 4:49, artikel 4:50 of artikel 4:51 Awb de subsidie verlagen, intrekken, wijzigen of weigeren.
2. Naast het bepaalde in artikel 4:48 Awb kan het college, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of wijzigen als:
de subsidieontvanger geen gebruik maakt van de subsidie binnen zes maanden na verlening, tenzij in de verleningsbeschikking andere afspraken zijn gemaakt; of
de subsidieontvanger daartoe een schriftelijk verzoek indient.
3. Het voornemen tot gehele of gedeeltelijke weigering van subsidie aan een subsidieontvanger waaraan voor drie of meer achtereenvolgende jaren voor in hoofdzaak dezelfde activiteiten subsidie is verleend, wordt minimaal zes maanden voorafgaand aan de periode waarop deze betrekking heeft door het college aangekondigd.
Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.
1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.
2. Het college en de subsidieontvanger kunnen ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst sluiten.
1. Als een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 17 lid 1, sub a, wordt gegeven, vindt de betaling van de subsidie in een of meerdere termijnen plaats.
2. Als een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 17 lid 1, sub b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.
3. Als besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het de verleningsbeschikking, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.
Voor subsidies van € 20.000,- of meer die verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot tussentijdse rapportage. Deze rapportage moet goed inzicht geven in de voortgang van de verrichte activiteiten en afgesproken prestaties over de betrokken periode, alsmede over de reële verwachtingen voor de resterende periode.
1. De subsidieontvanger behoeft naast de handelingen vermeld in artikel 4:71 Awb de toestemming van het college voor:
het aanstellen en inschalen van beroepskrachten als deze rechtstreeks worden bekostigd vanuit de subsidie;
het doen van schenkingen.
2. Het college beslist binnen 4 weken over het verzoek zoals bedoeld in het vorige lid. De beslissing kan eenmaal voor maximaal 4 weken worden verdaagd.
3. Als het college niet binnen de in lid 2 gestelde termijnen beslist, wordt de toestemming verleend.
1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.
2. De subsidieontvanger doet onmiddellijk melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, gedeeltelijk of niet zullen worden verricht of dat gedeeltelijk of niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
3. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:
besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend of over ontbinding van de rechtspersoon;
relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;
wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.
1. Subsidies tot € 5.000,- worden door het college:
direct vastgesteld of;
ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten moeten zijn verricht.
2. Bij ambtshalve vaststelling als bedoeld in lid 1, sub b, kan het college de aanvrager verplichten om op door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
1. Als de subsidieverlening € 5.000,- of meer maar minder dan € 20.000,- bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten moeten zijn
verricht;
bij een jaarlijks verleende subsidie vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend.
2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag of een jaarverslag, waaruit blijkt in welke mate de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en in welke mate de doelstellingen zijn behaald.
3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.
1. Als de subsidieverlening € 20.000,- of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten moeten zijn verricht.
bij een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar;
2. De aanvraag tot vaststelling bevat:
een inhoudelijk verslag of een jaarverslag, waaruit blijkt in welke mate de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en in welke mate de in de beschikking opgenomen doelstellingen zijn behaald;
een financieel verslag of jaarrekening (met balans) met een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden inkomsten en uitgaven;
als de subsidieontvanger volledige rechtsbevoegdheid heeft, een in opdracht van het bestuur van de subsidieontvanger opgestelde verklaring van de verrichte controle van de administratie door een onafhankelijk van het bestuur opererende commissie bestaande uit tenminste twee leden;
een goedkeurende accountantsverklaring bij een aanvraag van € 50.000,- of meer.
3. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.
1. Het college stelt de eenmalige subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.
2. Het college stelt de jaarlijkse subsidie vast uiterlijk 31 december in het jaar na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.
3. Als uit de aard van de subsidie, of de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in lid 1 genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.
4. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling hoeft in te dienen.
5. Als de aanvraag tot vaststelling niet (of niet volledig) voor in artikel 18 lid 1 of 19 lid 1 genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college 8 weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.
Voor de subsidies waarvoor een uitvoeringsovereenkomst is afgesloten stelt het college nadere regels voor de verantwoording vast.
1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.
2. Het college kan de subsidie, met toepassing van artikel 4:93 Awb verrekenen met opeisbare vorderingen die de gemeente op de aanvrager heeft.
1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, moeten deze tarieven door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.
2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.
1. Het college kan een subsidieontvanger de mogelijkheid geven om een eigen vermogen te vormen en voorzieningen te treffen voor bestemmingen die passen binnen de doelen van de subsidieverlening.
2. Het college kan het toegestane eigen vermogen en de voorzieningen bepalen aan de hand van een door de subsidieontvanger in te dienen plan.
3. De subsidieontvanger van een jaarlijkse subsidie of een eenmalige subsidie voor meerdere jaren, mag aan het einde van een subsidiejaar beschikken over een algemene reserve van maximaal 10% van de goedgekeurde jaarlijkse lasten. In bijzondere gevallen kan het college hiervan afwijken.
4. Als het eigen vermogen, de reserves en/of voorzieningen van de subsidieontvanger meer bedraagt dan redelijkerwijs voor het uitvoeren van gesubsidieerde activiteiten noodzakelijk is, kan het college de subsidie lager verlenen of vaststellen.
5. Het is zonder goedkeuring door het college niet toegestaan vermogensbestanddelen over te brengen naar steunstichtingen.
6. De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan de gemeente:
als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;
als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;
als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken;
als de subsidie wordt beëindigd;
als de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden.
7. Het college bepaalt de hoogte van de in lid 6 bedoelde vergoeding. Ingeval van ontbinding van de rechtspersoon die de subsidie ontvangt, vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente.
1. Het college kan personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening of van de verplichtingen in de Awb.
2. De subsidieontvanger is verplicht alle medewerking te verlenen aan de toezichthouder.
3. De subsidieontvanger verleent, op verzoek, aan het college of aan door of namens het college aangewezen personen altijd inzage in de administratie, en verstrekt de informatie welke voor de beoordeling van de besteding van het subsidie van belang kunnen zijn.
4. De subsidieontvanger bewaart alle bewijsstukken die van belang zijn voorde subsidieverstrekking ten minste gedurende vijf jaar na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking voor controledoeleinden.
1. Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 9 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
2. In alle gevallen waarin deze verordening en de aan deze verordening verbonden nadere regels niet of niet voldoende voorzien, beslist het college.
De Subsidieverordening welzijn De Bilt 2003, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente De Bilt in zijn vergadering van 9 oktober 2002, de Subsidieverordening stimulering sociaal en cultureel leven De Bilt 2006 (SSCL) en de Subsidieverordening bijzondere educatieve activiteiten voor scholen De Bilt 2006 (BEA), worden bij inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.
1. De bepalingen van deze verordening gelden voor subsidieaanvragen die worden ingediend voor 2013 en latere subsidiejaren.
2. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van toepassing zoals opgenomen in de Subsidieverordening welzijn De Bilt 2003, de Subsidieverordening stimulering sociaal en cultureel leven De Bilt 2006 en de Subsidieverordening bijzondere educatieve activiteiten voor scholen De Bilt 2006.
3. Aanvragen om subsidie die na de in werkingtreding worden ingediend en betrekking hebben op 2012 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Subsidieverordening welzijn De Bilt 2003.
Deze verordening treedt in werking op 1 april 2012.
Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening De Bilt 2012.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 december 2011.