Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 2009 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
aanwijzingsbesluiten
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2009 | 01-01-2010 | nieuwe model-APV (o.a. hernummering + europese dienstenrichtlijn) | 09-02-2009 | 09.0011989 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Het is verboden zich met een winkelwagentje, zoals dat in een winkel wordt gebruikt en als zodanig herkenbaar is, op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van die winkel of, indien de winkel gelegen is in een winkelcomplex, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcomplex. Als onmiddellijke omgeving van een winkel of winkelcomplex wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan die winkel of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
AFDELING 8. TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
een inrichting waarin een horecabedrijf of een slijtersbedrijf, als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet, wordt uitgeoefend, alsmede de daarbij behorende open aanhorigheden en voor publiek toegankelijke plaatsen waarvoor een ontheffing, als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en horecawet, geldt;
alle voor het publiek toegankelijke lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel, als bedoeld in de Winkeltijdenwet worden gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eetwaren en/of alcoholvrije drank te verkrijgen en/of te gebruiken;
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar al dan niet tegen betaling dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Bij de aanvraag dient een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de (mede-)beheerder(s) afgegeven verklaring omtrent het gedrag overgelegd te worden. Als een horeca-inrichting door een NV of BV wordt geëxploiteerd, zal bij de directie Bestuurszaken van het ministerie daarover navraag worden gedaan. Indien er sprake is van een NV of BV in oprichting (i.o.), kan er een door de minister af te geven verklaring van geen bezwaar worden verlangd.
Artikel 2.28b Intrekkingsgronden
De burgemeester kan de vergunning intrekken:
indien aannemelijk is dat de houder/beheerder van de inrichting betrokken is of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:48 Gebruik van glas en blik tijdens evenementen
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, tijdens een door het college aangewezen periode, al dan niet aangebroken flessen, glazen, blikjes en dergelijke bij zich te hebben.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:51a Onbeheerd laten staan van voertuigen e.d.
Het is verboden op of aan de weg of op een van de weg af toegankelijke niet afgesloten plaats:
een fietswrak of zwerffiets te plaatsen of te hebben.
Onder fietswrak wordt verstaan: een fiets - al dan niet op slot - die rijtechnisch in een zodanig verwaarloosde toestand verkeert dat deze geenszins kan worden gebruikt voor het doel waarvoor deze is geproduceerd en die gedurende een nader door het college van burgemeester en wethouders te bepalen termijn op eenzelfde locatie is achtergelaten zonder dat de rechthebbende van de fiets daarvan gebruik heeft gemaakt;
Onder zwerffiets wordt verstaan: een fiets - al dan niet op slot - die gedurende een nader door het college van burgemeester en wethouders te bepalen termijn op eenzelfde locatie is achtergelaten, zonder dat daarvan door de rechthebbende gebruik is gemaakt.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:27 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
a. op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12 BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voorzover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2. van een verandering van de onder a, sub 1º, bedoelde adressen;
3. als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
AFDELING 15 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:76a Verblijfsontzegging
De burgemeester kan degene van wie mag worden verwacht dat hij, hetzij alleen, hetzij in groepsverband de openbare orde verstoort dan wel dreigt te verstoren door het plegen van strafbare feiten, door baldadig of hinderlijk gedrag of anderszins personen lastig valt of schade toebrengt, uit het oogpunt van het handhaven van de openbare orde het bevel geven zich te verwijderen en zich verwijderd te houden van of uit een door de burgemeester bij bevel gegeven plaats of gebied, gedurende de tijd, bij het bevel genoemd.
Het in het eerste lid bedoelde bevel geldt niet voor zover de persoon tot wie het bevel is gericht:
a. op de plaats of in het gebied blijkens opgave in het persoonsregister van dedgemeente woonachtig is;
b. aannemelijk maakt dat hij op de plaats of in het gebied werkzaam is;
c. zich in een middel van openbaar vervoer bevindt;
d. anderzins aannemelijk maakt dat hij een zwaarwegend belang heeft zich op die plaats of in het gebied op te houden.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Het is de rechthebbende op en de beheerder of houder van een perceel, gelegen aan een door het college aangewezen weg, verboden daarin een sekswinkel of seksboetiek dan wel enig ander voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waar seksartikelen aan particulieren plegen te worden verkocht, in gebruik te nemen of te hebben. Onder perceel wordt mede verstaan een gedeelte daarvan.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal vier incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal vier incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
a. Indien de inzameling geschiedt in de door het Centraal bureau fondsverwerving vastgestelde periode, geldt het inzamelverbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel niet voor diegene die onder verantwoordelijkheid van de door het Centraal bureau fondswerving aangewezen instelling in die periode inzamelt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van enige (verbod)bepaling en de krachtens deze verordeningen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Gebods of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in een verordening als bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, zijn niet van toepassing:
ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Bijlage 3 bij Raadsvoorstel APV2009 (9 februari 2009)
Van deze versie naar vorige versie
Toelichting Algemene Plaatselijke Verordening Wageningen 2009.
De toelichting op de APV Wageningen 2009 bestaat uit twee onderdelen:
De toelichting op de model-APV van de VNG: Hierbij dient rekening teworden gehouden met het feit dat de gemeente Wageningen niet alle onderdelen van de model-APV hanteert. De toelichting op de model-APV is integraalopgenomen om ook de eventuele toekomstige wijzigingen in het model makkelijk te kunnen verwerken
1. De motivering afwijkingen op de model-APV (Gewijzigd naar aanleiding van raadsbesluit APV Wageningen 2009 raad van 9 februari 2009).
In onderstaand overzicht wordt met betrekking tot de artikelen van de APV Wageningen 2009, die afwijken van de model-APV, aangegeven waarom wordt afgeweken.
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen en het gratis aanbieden van producten:
Door ondernemers in het centrum van de gemeente Wageningen wordt zo nu en dan overlast ondervonden van het gratis aanbieden van producten. Derhalve is afwijkend van de model-APV “en het gratis aanbieden van producten” aan dit artikel toegevoegd. Via een aanwijzingsbesluit zal het college de openbare plaatsen aanwijzen waar dit artikel ook van kracht wordt voor het gratis aanbieden van producten. Er is inmiddels al een beperking voor het aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg:
Hier is er voor gekozen om een deel van de gemeente vergunningplichtig te maken en in het andere deel te werken met een meldingsplicht. In de model-APV wordt uitgegaan van een meldingsplicht voor de hele gemeente en een lex silencio positivo, maar de lokale wens is om meer regulerend op te kunnen treden.
Uitwegen worden in principe toegestaan en pas verboden, als redelijkerwijs geen oplossing kan worden gevonden, die recht doet aan de verkeers- parkeer en groenbelangen.
“Deze bepaling tracht het "zwerfkarrenprobleem" te verkleinen. Een belangrijke aanpak van het probleem is reeds gevonden in het feit dat de grote supermarkten in Wageningen inmiddels beschikken over een statiegeldregeling op het gebruik van de winkelwagentjes. De consument kan een wagentje pas gebruiken als hij 50 eurocent heeft gedeponeerd in het muntmechanisme van het wagentje. Die krijgt hij pas terug bij terugbezorging van het wagentje. Blijft over een verbodsbepaling voor het zich bevinden met een winkelwagentje buiten de onmiddellijke omgeving van de winkel of het winkelcomplex”.
Artikel 2:24 Begripsomschrijvingen
Aan dit artikel is een lid g. toegevoegd “sociaal-culturele activiteiten, die plaatsvinden in gebouwen welke volgens het geldende bestemmingsplan zijn bestemd voor maatschappelijke doeleinden”.
Deze toevoeging heeft te maken met de rechterlijke uitspraak over activiteiten van de bibliotheek Wageningen. De rechter verlangt voor bepaalde activiteiten een evenementenvergunning. Met deze toevoeging wordt beoogd de reikwijdte van het begrip evenement te beperken.
Er is gekozen voor een bepaling inzake kleinschalige evenementen. Dit betekent dat voor kleinschalige evenementen de vergunningplicht wordt omgezet naar een meldingsplicht.
Gekozen is om een kleinschalig evenement als volgt te definieren:
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien: het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;
De afdeling VG zal gaan monitoren of dit daadwerkelijk een lastenbesparing oplevert. Voorgesteld wordt om na twee jaar te evalueren in hoeverre het mogelijk of wenselijk is om de definitie nader aan te passen.
Wageningen kent uiteraard vooral veel grootschalige evenementen, met name op 4 en 5 mei. De APV is aangepast, opdat het vergunningverleningsproces zuiver en voorspoedig kan verlopen. Sinds enkele jaren is het mogelijk om voor grote evenementen een enkele vergunning af te geven; hetgeen hier ter plekke niet altijd wordt toegepast. Het nieuwe artikel 2.25 lid 2 is opgenomen om het mogelijk te maken dat deelnemers aan een evenement, bijvoorbeeld standhouders, gehouden kunnen worden aan de voorschriften in de vergunning die door de organisator is aangevraagd. Dit zorgt voor een aanzienlijke afname van het aantal af te geven vergunningen.
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Algemeen: Op basis van dit toenmalig model-VNG artikel is in 2000 in Wageningen het door de raad en de burgemeester vastgestelde horecaexploitatiestelsel ingevoerd. Het voornoemd stelsel voldoet nog goed. Een aanpassing conform het huidige APV model-artikel zou tevens een vergaande aanpassing van het horeca-exploitatiestelsel vergen. Dit laat de mogelijkheid van juridisch technische aanpassing onverlet.
Artikel 2:27 lid 1 Begripsomschrijvingen
In afwijking van de model-APV heeft de gemeente Wageningen bij lid 1.a. “of een slijtersbedrijf” toegevoegd.
Onder lid 1.c. zijn afhaalcentra genoemd. Ten opzichte van de eerdere versie van de APV is er een onderscheid gemaakt tussen enerzijds afhaalcentra waar eten afgehaald wordt en de diverse ingrediënten ter plekke worden voorbereid en anderzijds afhaalcentra waar het eten slechts opgewarmd wordt. Dit om de ongewenste situatie te voorkomen dat bijvoorbeeld een automatiek als horecabedrijf beschouwd moet worden.
Tevens is in lid.1.b. uitgebreider dan in de model-APV beschreven wat in de directe omgeving van het horecabedrijf als onderdeel van het horecabedrijf beschouwd moet worden.
Motivering op de afwijking van de model-APV:
“De hier opgenomen begripsomschrijvingen gelden, in tegenstelling tot die in artikel 1.1., slechts voor deze paragraaf.
De omschrijving omvat alle horeca-inrichtingen en wel inclusief de inrichtingen waarvoor een ontheffing, als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en horecawet, is verleend (feesttenten en dergelijke).
Uit de begripsomschrijving blijkt dat de (hoofd)beheerder, dan wel de medebeheerder(s) ook in de inrichting aanwezig moet zijn om leiding te kunnen geven aan de exploitatie. De beheerder is degene die aangesproken kan worden op de naleving van de vergunningsvoorwaarden.
Het behoeft geen betoog dat, naast de houder van het horecabedrijf, een aantal categorieën van personen moet worden uitgezonderd van het begrip bezoekers: om te beginnen diens gezinsleden en elders wonende bloed en aanverwanten, maar ook de personen die in de inrichting nachtverblijf houden en als zodanig zijn vermeld in het daartoe bestemde register (zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.38) en de personen die wegens dringende redenen in de inrichting aanwezig moeten zijn (zoals in de inrichting werkzame personeelsleden, of personen die de tapinstallatie onderhouden of herstellen).”
Artikel 2:28 Vergunningsplicht
Lid 1: begrip exploitatievergunning
De benaming Overlastverordening Horeca en overlastvergunning leidden vaak tot verwarring, in die zin dat omwonenden van een inrichting in de veronderstelling verkeerden dat de verordening voorzag in de bestrijding/voorkoming van alle mogelijke vormen van overlast. De milieuwetgeving, in het bijzonder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, heeft namelijk betrekking op datgene wat plaatsvindt binnen de grenzen van het horecabedrijf en de directe omgeving. Slechts de overlast die de openbare orde betreft, is tegen te gaan met behulp van een gemeentelijke verordening. Om die reden is gekozen voor de benaming exploitatievergunning. Gezien het feit dat hier in principe sprake is van horeca-inrichtingen welke voor het publiek toegankelijk zijn, is op basis van artikel 174, Gemeentewet uitgegaan van de burgemeester als bevoegd gezag. Indien er sprake is van een niet voor het publiek toegankelijke inrichting is het college van burgemeester en wethouders het bevoegd orgaan.
Deze bepaling maakt het mogelijk bepaalde inrichtingen vrij te stellen van de vergunningsplicht. Op dit moment houdt dit in dat horeca-inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.27, lid 1, sub a (de Drank- en horecawet vergunninghouders) en feesttenten van een vergunningsplicht vrijgesteld worden. Op deze inrichtingen kan ook anderszins toezicht worden uitgeoefend en is een exploitatievergunning wellicht een (te) zwaar middel.
Door het opheffen van de vergunningsplicht, kunnen in de gemeente gebieden en/of categorieën van horeca-inrichtingen worden aangewezen waar zonder vergunning een horecabedrijf kan worden geëxploiteerd. Bij wijze van 'ondergrens' geeft sub c als rechtstreekse norm dat de exploitatie van het horecabedrijf echter ook dan de woon- en leefsituatie in de omgeving of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig mag beïnvloeden. Zo geldt in dit kader dat het in horeca-inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.27 lid 1, sub a, het verboden is om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in de inrichting aanwezig te hebben. Indien nodig kan met het oog op naleving van deze norm bestuursdwang worden aangezegd of een dwangsom worden opgelegd.
Om schijnbeheer te voorkomen, wordt vereist dat er minimaal twee personen aan de voorwaarden voldoen en op de vergunning opgevoerd worden.
Het exploiteren van een horeca-inrichting bergt een zeker risico in zich voor de openbare orde. Slechts bij een verantwoorde exploitatie blijven deze risico's binnen aanvaardbare grenzen. Het voorgaande heeft dus gevolgen voor de te stellen eisen aan persoonlijkheid, integriteit en gedrag van de beheerder. De Wet op de justitiële documentatie en op verklaringen omtrent het gedrag (WJD) vormt de juridische basis maar wat betreft de normen, wordt aansluiting gezocht bij het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en horecawet.”
Artikel 2:28a – Weigeringsgronden
Lid 2: “Verstoring van de openbare orde dan wel aantasting van het woon- en leefklimaat door geluid- of trillingoverlast, dienen te worden voorkomen.
Hiertoe dienen in principe de normen zoals gesteld in de van toepassing zijnde milieuregelgeving als uitgangspunt genomen te worden.
De horeca-inrichtingen welke niet onder de werking van de Drank- en horecawet (en de op grond daarvan gestelde inrichtingseisen) vallen en ook geen afhaalcentrum zijn, dienen te voldoen aan de hier opgenomen inrichtingseisen. Ook al is hier sprake van alcoholvrije horeca-inrichtingen dient hier vermeld te worden dat de motivatie om inrichtingseisen te stellen in principe een andere is dan bij de Drank- en Horecawet (motivatie daar sociale hygiëne).
De 'relatieve openheid' vanaf de openbare weg zal door middel van toepassing van de eisen van met name inzake de daglichttoetreding verbeteren, hetgeen het toezicht ten goede zal komen. De motivatie om voor de alcoholvrije horeca-inrichtingen inrichtingseisen te stellen, bestaat naast de kwalitatieve verbeteringen uit het feit dat een wildgroei van dergelijke alcoholvrije horeca-inrichtingen beter tegen te houden is (openbare orde motief).
De inrichtingseisen gelden niet voor afhaalcentra. Deze op zich evidente uitzondering wordt nu uitdrukkelijk in de APV zelf en niet alleen in de toelichting opgenomen. Indien er in een inrichting naast de mogelijkheid van het afhalen er tevens overwegend eetwaar en alcoholvrije drank ter plekke wordt gebruikt wordt de inrichting als een regulier horecabedrijf en niet als een afhaalcentrum beschouwd.
Artikel 2:28b – Intrekkingsgronden
“Buiten de algemene intrekkingsgronden van artikel 1.6 gelden nog een aantal specifieke intrekkingsgronden. Verstoring van de openbare orde dan wel aantasting van het woon- en leefklimaat door geluid of trillingoverlast, dienen eveneens te worden voorkomen.
Artikel 2:34a. Glaswerk buiten horecabedrijven.
“Dit artikel is om te voorkomen dat glaswerk (glazen, flessen etc.) in met name het centrum van Wageningen (horecaconcentratie) op straat belandt. De politie heeft aangegeven dat zij, tijdens de reguliere stapavonden en bij evenementen, in toenemende mate geconfronteerd wordt met dit probleem zonder dat zij daar momenteel effectief tegen op kan treden.
De belangrijkste motieven om dit artikel op te nemen in de APV Wageningen liggen primair op het terrein van de openbare orde en veiligheid en het beperken van overlast. Dit artikel staat in relatie met artikel 2.48. (hinderlijk drankgebruik) en de in 2002 vastgestelde beleidsregel om bij tappunten door de horeca alleen het gebruik van spoelbare bekers van duurzame kunststof toe te staan.”
Afdeling 11: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen.
Met de toevoeging van lid 2 wil de gemeente op kunnen treden tegen geprepareerde jassen en tassen en het gebruik van zogenaamde “jammers”, stoorzenders waarmee detectiepoortjes buiten werking gesteld kunnen worden. Hiermee kunnen winkeliers geholpen worden bij hun aanpak van winkeldiefstal. Met deze toevoeging kunnen winkeliers ingrijpen, voordat de dief de winkel uitloopt met de gestolen waar. De winkelier kan vervolgens de winkeldief aan de politie overdragen, die een boete geeft op grond van de APV.
Artikel 2:48 Gebruik van glas en blik tijdens evenementen
Op 4 april 2008 heeft de gemeenteraad een besluit genomen over opnemen van artikel 2.4.8. in de APV, nu vernummerd naar artikel 2:48. Afwijkend van de model-APV heeft de raad besloten dit artikel niet alleen te laten gelden voor met drank gevulde flessen, glazen en blikjes. Hierdoor kan er preventief opgetreden worden tegen de veiligheidsrisico’s verbonden aan alle soorten glas en blik. Conform de raadsbehandeing zal het desbetreffende artikel alleen toegepast worden tijdens het jaarlijkse Bevrijdingsfestival op 5 mei. Dit artikel staat in relatie met de in 2002 vastgestelde beleidsregel om in de openbare ruimte bij tappunten door de horeca alleen het gebruik van spoelbare bekers van duurzame kunststof toe te staan.”
Afwijkend van de model-APV is hier een Artikel 2:51a Onbeheerd laten staan van voertuigen e.d. opgenomen.
“In dit artikel is het onbeheerd laten staan van voertuigen e.d. geregeld. In verband met de problematiek rondom zwerffietsen/fietswrakken in en om het centrum van Wageningen is in lid d een bepaling dienaangaande opgenomen. Ingevolge deze bepaling kunnen langdurig achtergelaten fietswrakken of zwerffietsen, in verband met het feit dat deze een gevoel van onveiligheid, overlast en een ontsiering van het straatbeeld kunnen opleveren, worden verwijderd. Dit niet dan nadat aan de actie tot verwijdering van de fietsen middels publicatie in voldoende mate bekendheid is gegeven. De termijn, na afloop waarvan een fietswrak/zwerffiets kan worden verwijderd, is door het college van burgemeester en wethouders nader vastgesteld op drie weken. Bij de vooraankondiging van de inzamelactie wordt deze termijn duidelijk vermeld. De betreffende fietswrakken/zwerffietsen worden voorzien van een sticker. De eigenaar kan de fiets gedurende de termijn van drie weken nog meenemen. Bij het inzamelen worden de fietsen geregistreerd en gefotografeerd. De fietswrakken/zwerffietsen worden vervolgens voor een termijn van drie maanden opgeslagen. Als binnen deze termijn de eigenaar de fiets niet komt ophalen, wordt deze door een fietswerkplaats opgehaald.”
Afwijkend van de model-APV is bij Artikel 2:57 Loslopende honden een lid 3 en een lid 4 toegevoegd.
“De gemeente wil met lid 3 de mogelijkheid creëren om buiten de bebouwde kom gebieden aan te wijzen waar honden alleen aangelijnd mogen verblijven of lopen.
Lid 4 spreekt voor zich (de zogenaamde losloopplaatsen).”
:Ten opzichte van de model-APV is hier de gebiedsaanwijzing niet opgenomen.
Uit het oogpunt van transparantie is besloten het artikel zo te formuleren dat de hele gemeente aangewezen is.
Afwijkend van de model-APV is er een Artikel 2:76A Verblijfsontzegging opgenomen.
“Met dit artikel wil de gemeente ruimere mogelijkheden creëren om op te kunnen treden tegen individuen of groepen die de openbare orde (dreigen te) verstoren en deze vervolgens het bevel te geven plaats of gebied, gedurende een aangegeven tijd, te verlaten.”
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 2: Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
In aansluiting op een mogelijkheid aangegeven in de model-APV is er bij Artikel 3:4. Seksinrichtingen, lid 2 een sub d t/m h toegevoegd.
“Door meer gegevens aan de aanvrager te vragen kan er een beter beeld van de aanvraag gevormd worden. Deze gegevens kunnen tevens gehanteerd worden als behandelingsvereiste; indien de aanvrager deze gegevens niet binnen een gestelde termijn aanlevert wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (art. 4:5 Awb).”
Artikel 3:9 Straat- en raamprostitutie is beperkt gebleven tot lid 1 en 2, aangezien de gemeente Wageningen straat- en raamprostitutie verbiedt.
De model-APV biedt de mogelijkheid meerdere leden toe te voegen waarmee straat- en raamprostitutie kan worden gereguleerd. Aangezien de gemeente Wageningen een algeheel verbod heeft op straat- en raamprostitutie is toevoeging van deze leden niet nodig.
wijkt af van de model-APV, omdat gekozen is voor een ruimere toepassing. Opgenomen is de mogelijkheid om ook in andere voor het publiek toegankelijke besloten ruimte de verkoop van seksartikelen aan particulieren te verbieden. Tevens is geregeld dat de burgemeester bevoegd is om ontheffing te verlenen met inachtneming van leef- en woonomgevingsaspecten.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Dit artikel is niet ingevuld. De vakafdeling van de gemeente geeft aan dat middels de reguliere geluidregelgeving dit voldoende geregeld is, aangezien het hierbij om inrichtingen gaat.
Afdeling 3: Het bewaren van houtopstanden: is opgenomen in de Bomenverordening.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afwijkend van de model-APV is bij Artikel 5:13 Inzameling van geld en goederen tussen lid 2 en 4 een extra lid 3a. en b. toegevoegd.
Bij 3a. wordt geregeld dat degenen, die onder verantwoordelijkheid van de door het Centraal bureau fondsenwerving aangewezen instelling, in de door het centraal bureau vastgesteld periode inzamelt geen vergunning hoeven aan te vragen. Bij 3b. is geregeld dat deze organisaties zich dienen te melden indien zij in de betreffende periode gaan inzamelen.
Bij Artikel 5:15Ventverbod is afwijkend van de model-APV wel een vergunningplicht opgenomen. In 2003 is standplaats- en ventbeleid opgesteld. In dit beleid zijn nadere regels gesteld voor het verlenen van een ventvergunning. De belangrijkste hiervan zijn verboden op venten in de Hoogstraat, Bergstraat, Stationsstraat en de Bevrijdingsstraat op grond van de bescherming van de openbare orde en verkeersveiligheid. Dit is toegestaan binnen de kaders van de Europese Dienstenrichtlijn. Daarnaast staat in de beleidsregels een maximumstelsel opgenomen. In de toelichting van de modelverordening staat nadrukkelijk opgenomen dat een dergelijk stelsel alleen mogelijk is op grond van de bescherming van de openbare orde en als die grond nadrukkelijk wordt gemotiveerd. In de huidige beleidsregels is dat niet het geval. In de afgelopen jaren zijn er slechts zeer incidenteel ventvergunningen aangevraagd en verleend.
Met de inwerkingtreding van de APV moeten daarom de beleidsregels worden aangepast. Dit kan eenvoudig door het wegnemen van de beleidsregels inzake het maximumstelsel. Het verbod op venten in bovengenoemde straten kan daarmee gehandhaafd blijven.
Afdeling 8: Verbod vuur te stoken
In Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken is lid 2 gewijzigd t.o.v. de model-APV in die zin dat ‘voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert’ wordt achter lid 2, c weggehaald en onder 2 a,b en c geplaatst.
Door deze wijziging kan ook tegen overlast en hinder van sfeerverlichting, terrashaarden en vuurkorven, zoals genoemd onder lid 2, a en b opgetreden kan worden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Bij Artikel 6:1 Strafbepaling is gekozen voor de geldboetecategorie die nu ook in de huidige APV wordt gehanteerd, te weten de categorie waarin hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en de mogelijkheid tot openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak mogelijk is. De strafrechter is overigens de instantie die de strafmaat bepaalt.
De gemeente kan ook een onderscheid in twee geldboetecategoriën met toepassing van een categorie waarbij een geldboete van de eerste categorie wordt gehanteerd. Daarbij zal per artikel moeten worden aangegeven welke geldboetecategorie wordt gehanteerd.
Bij het maken van deze verordening is er voor gekozen om het huidige beleid te handhaven.
Bij Artikel 6:5 Overgangsbepaling is een alternatieve overgangsbepaling genomen, zoals deze in een eerdere versie van de model-verordening van de VNG was opgenomen en die ook was toegepast in de APV 2007. In verband met een vermindering van de administratieve lastendruk en kostenbesparing (vermindering leges) voor de aanvragers is er voor gekozen om geen geldigheidsduur te koppelen aan de bestaande vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. De bestaande vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen verleend op basis van de huidige APV blijven van kracht tot de bij de verlening vastgestelde termijn is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Toelichting Algemene Plaatselijke Verordening 2009
Algemene toelichting model-APV versie 12-06-2008 (deze is digitaal naar de raadsleden worden toegezonden).