Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hof van Twente

Beleidslijn aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHof van Twente
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente
CiteertitelBibob beleidslijn
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Bibob

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Ja

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-01-200501-10-2013Nieuwe regeling

11-01-2005

Hofnieuws, 19-1-2005

Beleidslijn Wet Bibob

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente

 

 

I Inleiding

Het bestaan van “good guys” en “bad guys” vraagt een alerte overheid. Met deze zin begint een artikel [1] waarin gepleit wordt voor een slim en alert overheidsoptreden, teneinde fouten of zelfs malversaties van organisaties te voorkomen. De schrijver A. Timmermans, docent beleidswetenschap aan de Universiteit Twente, stelt dat niet verdachtmakingen a priori, maar ervaringen met bijvoorbeeld de mate van regelnaleving sturend moeten zijn. Aanbevolen wordt om meer onderscheid te maken naar soorten bedrijven, en daarbinnen bedrijfsprofielen op te stellen naar de mate van regelnaleving op verschillende gebieden zoals milieu, veiligheid, arbo-voorzieningen en de belasting. Met die bedrijfsprofielen in de hand volgt samenwerking bij toezicht en handhaving. Deze visie kan als kader gelden voor verbetering van de handhaving in zijn algemeenheid.

[1] Column in TC Tubantia d.d. 21-02-2004. Auteur is A.Timmermans, docent Universiteit Twente.

 

Inmiddels is met betrekking tot risicoanalyse van een aantal branches reeds ervaring opgedaan. Meer in het bijzonder is door criminologen onderzoek verricht naar (georganiseerde) criminaliteit. Te noemen valt de nota: “De georganiseerde criminaliteit in Nederland. Dreigingsbeeld en plan van aanpak”, van september 1992 en het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Commissie Opsporingsmethoden van januari 1996. Hierin wordt gewezen op het gevaar van misbruik van bestuurlijke besluitvormingsprocessen met als doel de continuering en afscherming van criminele activiteiten. Branches zoals horeca, transport, e.d. worden bestempeld als gevoelig voor invloeden van criminele groeperingen. Zo worden dekmantelbedrijven opgezet en illegale transporten uitgevoerd met behulp van vergunningen, worden publieke financiële middelen (subsidies) gebruikt voor criminele activiteiten en wordt deelgenomen aan aanbestedingen met het oog op het witwassen van illegale vermogens. Dit kan leiden tot oneerlijke concurrentie in de bedrijfstak en het opbouwen van machtsposities met witgewassen geld. De zogenaamde onder -en bovenwereld kunnen met elkaar verweven raken. Tevens komen openbare belangen zoals het milieu, de verkeersveiligheid en de volksgezondheid in het geding. Niet op de laatste plaats wordt schade aangericht aan de integriteit van de overheid.

 

Deze notie heeft geleid tot de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet BIBOB), die op initiatief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie tot stand is gekomen. Met de invoering van vorenvermelde wet in juni 2003 heeft het bestuur een instrument in handen gekregen om ongewild faciliteren van criminele activiteiten te voorkomen. Het rapport “Ongewoon Gewoon” van de vereniging Nederlandse gemeenten (VNG), dat reeds in 2002 verscheen, wijst op bovenstaande problematiek en geeft een duidelijk signaal af dat de overheid haar verantwoordelijkheid dient te nemen teneinde deze ontwikkelingen tegen te gaan. De VNG adviseert ook dit instrument te hanteren in zoveel mogelijk gemeenten.

 

Kijkend naar Twente ligt de keuze voor de hand om de ervaringen die landelijk zijn opgedaan te delen met de kleine en grote Twentse gemeenten, teneinde verschuiving van de problematiek binnen de regio te voorkomen. De noodzaak hiervoor wordt duidelijk gemaakt door een aantal Twentse voorbeelden in de horecawereld. Zo werd in 2001 n.a.v. een schietpartij in Hengelo, in café Alta Mira partijen wapens aangetroffen, en vond eveneens in 2001 in Hengelo in café My Way een gijzeling plaats onder bedreiging van vuurwapens en messen. Bij burgers ontstond destijds veel onrust. Ook waren er vermoedens van illegale prostitutie en handel in verdovende middelen.[2]

[2] Rinsampessy, De gemeente versus zware criminaliteit, 2004.

 

In de hierna geschetste beleidslijn wordt de inhoud en de reikwijdte van het BIBOB instrument uiteengezet. Opgemerkt wordt dat deze beleidslijn gebaseerd is op de beleidslijn BIBOB welke al geïmplementeerd is in de gemeente Almelo. Deze gemeente is van meet af aan nauw betrokken geweest bij de landelijke ontwikkelingen, die hebben geleid tot de regelgeving van de Wet BIBOB. Voorts wordt uiteengezet welk beleid in de Twentse gemeentenzal worden gehanteerd ten aanzien van de inzet van dit instrument, met het daarbij passende handhavingsscenario. De beleidslijn is opgesteld in overleg met de betrokken bestuursorganen, politie en openbaar ministerie en zal worden vastgesteld in het regionale driehoeksoverleg van 14 juni 2004. De beleidslijn dient in elke gemeente afzonderlijk te worden vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders. Tevens kunnen gemeenten gezamenlijk of individueel een samenwerkingscontract, ondertekend door de burgemeesters, afsluiten met het Landelijk Bureau BIBOB. Nogmaals wordt benadrukt dat voor een succesvolle aanpak van (georganiseerde) criminaliteit op grond van de Wet BIBOB een goede samenwerking en afstemming tussen de Twentse gemeenten essentieel is.

II Systematiek van het BIBOB-instrumentarium

Het BIBOB-instrumentarium is preventief van karakter. Beoogd wordt te voorkomen dat door het verlenen van vergunningen of subsidies of aanbesteding van overheidsopdrachten, de overheid onbedoeld criminele activiteiten faciliteert. Het is dus noodzakelijk dat het bestuur de beschikking krijgt over zodanige informatie dat het kan beoordelen of sprake is van ernstig gevaar dat voormelde situatie zich voordoet. Teneinde dit te realiseren is een landelijk Bureau BIBOB opgericht, dat bestuursorganen desgevraagd adviseert over de mate van gevaar dat met behulp van overheidsmiddelen criminele activiteiten worden gefaciliteerd (BIBOB-advies). Het Bureau kan de gegevens die het voor zijn onderzoek nodig heeft, putten uit openbare en limitatief opgesomde gesloten bronnen. De wet voorziet in de rechtsgrond om een aanvraag van een subsidie of vergunning te weigeren op grond van de aanwezigheid van ernstig gevaar. Ook kunnen subsidies en vergunningen op die grond worden ingetrokken. Voor de aanbestedingen zijn de uitsluitingsgronden neergelegd in de Europese aanbestedings-richtlijnen. Met behulp van het BIBOB-instrumentarium kunnen deze uitsluitingsgronden effectief worden toegepast.

III Toepassingsgebied wet BIBOB

De onderzoeksgroep Fijnaut heeft op verzoek van de Parlementaire Enquêtecommissie onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren. Bij de bepaling van de gevallen waarin het BIBOB-instrumentarium zou moeten worden ingezet, is aansluiting gezocht bij dit onderzoek. Omdat het een nieuw instrumentarium betreft dat zichzelf nog moet bewijzen is gekozen voor een beperkt toepassingsgebied. Daarbij hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld. Enerzijds moet het gaan om economische sectoren die kwetsbaar zijn voor ernstige of georganiseerde vormen van criminaliteit. Anderzijds moet sprake zijn van gevallen waarbij grote belangen op het spel staan. Dit betekent dat niet alle vergunningen, subsidies en aanbestedingen onder de werking van het BIBOB-instrumentarium vallen.

 

De branches die bij vergunningaanvragen onder de werkingssfeer van het BIBOB-instrumentarium vallen, zijn limitatief in de wet opgesomd. Het betreft de volgende branches: transport (personen- en goederenvervoer over de weg), milieu (o.a. afvalverwerkingsbranche), bouw, horeca (droge en natte), sexinrichtingen en bordeelvergunningen, coffeeshops, opiumverloven en verkoop onroerend goed door woningcorporaties.

 

De vraag welke subsidies onder het BIBOB-instrumentarium worden gebracht, is overgelaten aan de regelgever die verantwoordelijk is voor de totstandkoming van de desbetreffende subsidieregeling. Indien evenwel de subsidieregeling niet bij wet of bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is geregeld, is de goedkeuring van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie vereist. Dit teneinde te waarborgen dat het BIBOB-instrumentarium niet wordt ingezet ten aanzien van subsidies waarvan het belang die inzet niet rechtvaardigt, alsook om te waarborgen dat die niet in strijd zal zijn met het recht.

 

Bij de aanbestedingen wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen, de reikwijdte van het BIBOB-instrumentarium wordt bij AMvB bepaald. Deze AMvB zal niet een opsomming van de soorten aanbestedingen inhouden, maar de sectoren aanwijzen waarbinnen de overheids- opdracht wordt gegund. Bij het Besluit BIBOB, dat gelijktijdig met de Wet BIBOB van kracht is geworden, zijn vooralsnog de sectoren milieu, bouw en ICT aangewezen als toepassingsgebieden voor overheidsopdrachten.

 

Wanneer het BIBOB-instrumentarium effectief blijkt te functioneren en in andere sectoren of inrichtingen dan waarop dat instrument van toepassing is, sprake blijkt te zijn van facilitering van criminaliteit, kan een uitbreiding van het aantal sectoren of van het aantal inrichtingen plaatsvinden door middel van een AMvB.

IV Uitgangspunten van de wet: vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit

In het wetsvoorstel wordt d.m.v. een aantal procedurele en inhoudelijke waarborgen, die onder andere hun basis vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet bescherming persoongegevens (Wbp), getracht de juiste balans te vinden tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het openbaar belang. In het licht van deze proportionaliteitsgedachte is er voor gekozen om niet ten aanzien van alle bestuursbesluiten de mogelijkheid open te stellen dat om een BIBOB-advies kan worden verzocht. Een andere inperking betreft de relatie die aanwezig moet zijn tussen de aard van de strafbare feiten die uit het BIBOB-onderzoek blijken en het te nemen bestuursbesluit. Alleen strafbare feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de activiteiten die kunnen worden ontplooid bij het gebruiken van de subsidie of vergunning, dan wel bij de uitvoering van de overheidsopdracht, zullen worden verwerkt en in de motivering van het BIBOB-advies worden vermeld.

 

Het BIBOB-instrumentarium is een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid dient op grond van de subsidiariteit in beginsel dan ook uitsluitend gebruik te worden gemaakt, indien een beschikking niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Uitzondering hierop kan worden gemaakt indien het bestuursorgaan beschikt over indicaties dat de beschikking tevens moet worden gewijzigd of ingetrokken op grond van omstandigheden als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB.

V Wie is bevoegd tot het aanvragen van een BIBOB-advies?

Degene die de vergunning verstrekt (bevoegd gezag) dient het BIBOB-advies aan te vragen. Overigens is in artikel 7, lid 3 van de Wet BIBOB als bevoegd gezag het gemeentebestuur genoemd. Dit is specifiek bedoeld voor aanvragen van gemeentelijke vergunningen op grond van een gemeentelijke verordening, dus de zogenaamde exploitatievergunningen.

VI Eigen huiswerk bestuursorganen

Gezien de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit zal het bestuursorgaan eerst gebruik moeten maken van het reeds ter beschikking zijnde onderzoeksmogelijkheden zoals onderzoek in open bronnen bijvoorbeeld het register van de kamer van koophandel, het gemeentelijk kadaster, de gemeentelijke sociale diensten, (branchegerelateerde) wet-en regelgeving, weigeringsgronden etc. Dit zal door elke gemeente nader uitgewerkt moeten worden.

 

Tot het eigen huiswerk kan ook worden gerekend het aanpassen van de huidige aanvraagformulieren die gehanteerd worden voor het aanvragen van een beschikking of in het kader van een aanbesteding. Hierin moeten vragen zijn opgenomen die de voor het onderzoek van het Bureau BIBOB vereiste gegevens opleveren. In ieder geval zullen de volgende vragen zijn opgenomen (artikel 30 Wet BIBOB):

  • -

    Naam, adres, woonplaats en geboortedatum van de aanvrager of gegadigde of in het geval van een rechtspersoon de plaats van vestiging;

  • -

    Naam, adres, woonplaats en geboortedatum van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

  • -

    Nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • -

    Rechtsvorm van de aanvrager of gegadigde;

  • -

    Handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

  • -

    Natuurlijke personen of rechtspersonen die, voorzover van toepassing:

    • a)

      direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

    • b)

      direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

    • c)

      direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

    • d)

      onderaannemer van betrokkene zijn;

  • -

    De wijze van financiering van de onderneming.

 

Levert de beantwoording van deze vragen of andere omstandigheden het vermoeden op dat sprake kan zijn van mogelijke criminele activiteiten of facilitering daaraan, dan kan aan de hand van vragen c.q onderzoek op onderstaande aandachtspunten een scherper beeld worden verkregen.

  • -

    Een onduidelijke bedrijfsstructuur;

  • -

    Een onduidelijke financiering;

  • -

    Een verdachte financiering;

  • -

    Een ongebruikelijke financieringsstructuur;

  • -

    Een ongebruikelijke financier;

  • -

    Een a-typische aanvraag voor aanvrager;

  • -

    Het ontbreken van een bedrijfsplan;

  • -

    Onduidelijk dan wel onvolledig ingevulde formulieren;

  • -

    Een aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied;

  • -

    Een aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche;

  • -

    Het ontbreken van een recent uittreksel uit de kamer van koophandel;

  • -

    Banden met het criminele circuit, eventueel op basis van politie-informatie.

N.B. De bovenstaande lijst is slechts indicatief. Een volledige vragenlijst dient per branche en per gemeente te worden ingevuld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een grove, algemene vragenlijst voor iedereen, en een fijnere, uitgebreide vragenlijst voor de twijfelgevallen.

 

Dezelfde gegevens kunnen worden ingevuld in het geval advies wordt gevraagd met betrekking tot een intrekking van een subsidie of vergunning dan wel het ontbinden van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht.

Bijlage: Een voorbeeld van de uitgebreide vragenlijst is als bijlage bij dit document gevoegd.

VII In welke gevallen wordt een BIBOB-advies aangevraagd?

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een BIBOB advies kan worden aangevraagd indien het bestuursorgaan het vermoeden heeft dat er sprake is van gevaar dat met behulp van een overheidsmiddel criminele activiteiten worden gefaciliteerd, maar het eigen instrumentarium tekort schiet om dit aan te tonen, dan wel een weigeringsgrond ontbreekt. Door onderzoek van het bureau BIBOB kunnen eventuele gesloten bronnen geraadpleegd worden.

VIII De (aanvraag)procedure BIBOB-advies

De procedure voor een BIBOB-advies beslaat een aantal onderdelen, van de aanvraag tot aan het advies. Ze worden hieronder besproken.

 

  • a.

    Mededelen aanvrager/gegadigde

    Het bestuursorgaan kan na het verrichten van het eigen huiswerk besluiten een BIBOB-advies aan te vragen, ingeval onderbuikgevoelens (twijfels over de integriteit van de aanvrager) blijven bestaan. Deze aanvraag vindt zijn grondslag in deze beleidslijn en wordt middels een verzoekformulier kenbaar gemaakt aan het Bureau. De aanvrager/gegadigde krijgt een brief waarin mededeling wordt gedaan van de aanvraag door het bestuur van een BIBOB-advies. Het bestuur kan desgewenst begeleiding verzoeken bij de helpdesk van het Bureau BIBOB.

     

  • b.

    Het BIBOB-onderzoek

    Het Bureau zal ten behoeve van het onderzoek in de eerste plaats kunnen beschikken over de gegevens die door de betrokkene zelf zijn aangeleverd op het aanvraagformulier. Later in het onderzoek kan het Bureau indien onduidelijkheid of vragen rijzen bovendien aanvullende informatie vragen. Het Bureau BIBOB kan verder gegevens vergaren uit alle daartoe geëigende open en gesloten bronnen. Onder open bronnen worden de bronnen verstaan die vrij toegankelijk zijn voor iedere burger of instelling. Het gaat hierbij om zowel openbare registers als private registraties. Gesloten bronnen zijn de gegevensbestanden waaruit uitsluitend op grond van een in de wet geregelde bevoegdheid gegevens kunnen worden verkregen. Deze gesloten bronnen kunnen zowel persoonsregistraties zijn die onder het regime van de Wbp vallen, als registraties zijn die onder speciale regimes vallen, zoals de Wet politieregisters en de Wet justitiële documentatie.

     

    In de wet BIBOB is een limitatieve opsomming gegeven van informatieleveranciers, die verplicht zijn aan het Bureau persoonsgegevens te verstrekken uit gesloten bronnen. Het gaat hierbij onder meer om de justitiële documentatiedienst, de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten, bijzondere opsporingsdiensten en de belastingdienst. Het onderzoek van het Bureau beperkt zich niet tot personen die deel uit maken van het bedrijf of de onderneming van betrokkene. Het gaat ook om personen of rechtspersonen die de bedrijfsactiviteiten van betrokkene financieren of in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staan.

     

    Alle uit het onderzoek gegenereerde gegevens zullen vervolgens worden gecombineerd en de relevante gegevens zullen worden gebruikt ter motivering van het BIBOB-advies.De volgende aspecten verdienen nog de aandacht: het Bureau mag uitsluitend gegevens verzamelen die uit andere registraties worden verkregen of die via de officier van justitie zijn verkregen uit het buitenland. Het Bureau mag niet uit eigener beweging een onderzoek starten, het heeft geen opsporingstaak.

     

  • c.

    Het BIBOB-advies

    Het BIBOB-advies wordt inhoudelijk zodanig gemotiveerd dat het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst zelfstandig kan bepalen of het advies aanleiding geeft tot het nemen van een afwijzend besluit dan wel of het beslist tot intrekking. Ter ondersteuning van de beoordeling van de relevantie van het advies zal de mate van gevaar dat crimineel misbruik van een subsidie, vergunning of de uitvoering van een overheidsopdracht zal worden gemaakt worden aangegeven. Een positief advies zal worden afgegeven indien uit het onderzoek op geen enkele wijze is gebleken van vorenvermeld gevaar. Een negatief advies wordt afgegeven, indien sprake is van ernstig gevaar of de betrokkene weigert het aanvraagformulier in te vullen dan wel de aanvullende vragen te beantwoorden. Voor de overige gevallen zullen modaliteiten worden aangebracht, op grond waarvan het bestuursorgaan kan besluiten aanvullende of ontbindende voorwaarden aan een vergunning te verbinden.

     

    Het bestuursorgaan dat, of de aanbestedende dienst die een advies ontvangt, kan dat advies gedurende 2 jaren gebruiken in verband met een andere beslissing ten aanzien van dezelfde aanvrager.

 

IX Betrokkenheid van het openbaar ministerie

Het openbaar ministerie wordt op verschillende manieren betrokken bij het BIBOB-instrumentarium. Het openbaar ministerie dient ervoor zorg te dragen dat het strafvorderlijk belang niet wordt geschaad door de gegevens die in de BIBOB-adviezen worden opgenomen. Deze toets vindt op twee momenten plaats, in de eerste plaats is het openbaar ministerie bij wet aangewezen als informatieleverancier van persoonsgegevens aan het Bureau. Echter indien het openbaar ministerie van mening is dat daardoor vorenstaand belang wordt geschaad, kan zij besluiten die informatie niet te verstrekken. Bovendien gaan alle adviezen voordat deze naar het bestuursorgaan worden gezonden eerst naar de officier van justitie. Deze toetst het BIBOB-advies. Indien een zwaarwegend strafvorderlijk belang zou worden geschaad door het gebruik van bepaalde gegevens, kan de vorenbedoelde officier bepalen dat die gegevens niet mogen worden gebruikt. Zie artikel 11 i.v.m. artikel 27 lid 2 onder c van de Wet BIBOB.

 

Daarnaast heeft het openbaar ministerie een ondersteunende rol inzake het beleid van bestuursorganen en aanbestedende diensten om een BIBOB-advies te vragen, dit is neergelegd in artikel 26 van de wet. Daarin is expliciet de bevoegdheid van de officier van justitie neergelegd om een bestuursorgaan of aanbestedende dienst te wijzen op de wenselijkheid een BIBOB-advies te vragen. De officier kan hiertoe overgaan indien hij beschikt over gegevens dat een betrokkene in de zin van de wet, is betrokken bij strafbare feiten (tipfunctie).

 

Tenslotte dient bureau BIBOB, indien zij gegevens wenst van buitenlandse autoriteiten, dit via de officier van justitie op te vragen (artikel 13 lid 2 Wet BIBOB).

X Betrokken bestuur blijft verantwoordelijk

Het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst blijft bij de toepassing van het BIBOB-instrumentarium zelf de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de voorkoming van bestuurlijke facilitering van criminele activiteiten. Het betrokken openbaar bestuur besluit in de eerste plaats zelfstandig of een BIBOB-advies wordt aangevraagd. Ten tweede blijft het betrokken bestuur, indien het er in het concrete geval voor heeft gekozen het BIBOB-instrumentarium toe te passen, zelf verantwoordelijk voor de beslissing die met inachtneming van het BIBOB-advies wordt genomen. Met inwerkingtreding van de Wet BIBOB kunnen gemeenten direct een beroep doen op de weigeringsgronden van artikel 3 van deze wet. Wijziging van eventuele verordeningen is hiervoor niet direct noodzakelijk.

XI Bezwaar en beroep bij beschikkingen

Indien het bestuursorgaan besluit tot (gedeeltelijke) overname van het BIBOB-advies, wordt dit gedeelte van het advies dat wordt gebruikt voor de motivering onderdeel van de beschikking. Op deze beschikking is de Awb van toepassing. Dit betekent dat voordat een bestuursorgaan het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, het de aanvrager in de gelegenheid stelt diens zienswijze naar voren te brengen (artikel 4 lid 7 Awb). De volgende stap die openstaat is het indienen van een bezwaarschrift (artikel 7 lid 1. Awb).

 

Voordat bij de administratieve rechter geprocedeerd wordt, dient het aan te vechten besluit eerst voorwerp van bestuurlijke hertoetsing geweest te zijn. Dat wil zeggen een bestuurlijke herbeoordeling op rechtmatigheid en zorgvuldigheid en bestuurlijke / beleidsmatige aanvaardbaarheid of gewenstheid. Het bezwaarschrift wordt door hetzelfde orgaan getoetst. De volgende stap is het beroep bij de bestuursrechter en vervolgens staat nog hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State open.

XII Geheimhoudingsplicht

Vanwege de aard van de gegevens en de diversiteit aan bronnen waaruit deze door het Bureau BIBOB kunnen worden geput, dient met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen waaromtrent het Bureau gegevens heeft verzameld, een zeer stringent regime te worden gehanteerd ten aanzien van de verstrekking van die persoonsgegevens. De wet BIBOB kent dan ook een gesloten verstrekkingenregime.

 

Dit houdt in dat de persoonsgegevens die het Bureau BIBOB heeft geregistreerd, niet worden verstrekt buiten de gevallen om die in de wet BIBOB expliciet zijn geregeld. Voor deze expliciete gevallen geldt de geheimhoudingsplicht niet. De geheimhoudingsplicht geldt voorts voor eenieder die op basis van de wet BIBOB de beschikking krijgt over persoonsgegevens. Als zodanig geldt de geheimhoudingsplicht dus zowel voor de medewerkers van het Bureau BIBOB, het bestuur dat om een advies heeft verzocht en zijn ambtenaren, als voor de instanties die in aanmerking komen voor verstrekking van persoonsgegevens door het Bureau BIBOB buiten de adviesvraag om, zoals het openbaar ministerie en het College bescherming persoonsgegevens, en voor de betrokkene die in de motivering van de hem betreffende beslissing in voorkomend geval persoonsgegevens inzake derden kan aantreffen.

 

Schending van deze verplichting tot geheimhouding kan ingevolge artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht leiden tot strafrechtelijke vervolging.

XIII Openbaarheid van BIBOB-advies

Het BIBOB-advies als document valt in beginsel onder het verstrekkingregime van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Echter op grond van artikel 10 van deze Wet zal in de praktijk het openbaar maken van het advies achterwege worden gelaten. Het advies is dus alleen ter inzage voor betrokkene en het bestuursorgaan en voor zakelijke relaties voor zover het gegevens betreft die hen aangaan. Daar staat tegenover dat op het moment dat het bestuursorgaan besluit de motivering van het advies op te nemen in haar besluit, deze motivering onderdeel wordt van de beschikking en aldus in zijn geheel onder de Wet Openbaarheid van Bestuur valt.

XIV Termijnen

Het verzoek om een BIBOB-advies, leidt tot opschorting van de wettelijke termijn voor het afgeven van een beschikking door het bestuursorgaan, voor de duur dat het Bureau BIBOB nodig heeft om het advies uit te brengen. Het Bureau rondt het advies aan het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst af binnen de daarvoor bij wet vastgestelde termijn van 4 weken. Indien evenwel bijvoorbeeld gegevens uit het buitenland dienen te worden gevraagd of er sprake is van een uitgebreid onderzoek naar ingewikkelde (fiscale) afschermingconstructies, kan de termijn worden verlengd met vier weken.

XV Kosten van het advies, verrekening, financiële afdelingen

Het Bureau brengt een bijdrage in de kosten van het advies in rekening bij het bestuursorgaan dat of de aanbestedende dienst die het advies heeft gevraagd. De bijdrage in de kosten wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van:

  • a.

    de werkelijk gemaakte kosten die het Bureau voor de behandeling van de aanvraag heeft moeten maken. Het tarief voor een BIBOB-advies is voor 2004 vastgesteld op 500 euro per advies in het kader van aanvragen voor vergunningen en subsidies, en 500 euro per te onderzoeken eenheid (met een maximum van 5000 euro) per advies in het kader van aanbestedingen.

  • b.

    het aantal aanvragen dat in het afgelopen kalenderjaar is ingediend;

  • c.

    c.a. het verwachte totale aantal aanvragen dat in het lopende kalenderjaar zal worden ingediend;

  • d.

    het verwachte aantal aanvragen dat in het eerstvolgende kalenderjaar zal worden ingediend.

XVI Aansprakelijkheid

Indien blijkt dat een vergunning of subsidie ten onrechte ten gevolge van de toepassing van het BIBOB-instrumentarium is geweigerd of ingetrokken, is het bestuursorgaan aansprakelijk voor de schade die de betrokkene daardoor heeft geleden. Het is daarbij niet van belang of de aansprakelijkheid voortvloeit uit een onjuiste afweging door het bestuursorgaan dan wel uit een verkeerd advies van het Bureau BIBOB. In het geval van een verkeerd advies van Bureau BIBOB kan het bestuursorgaan mogelijkerwijs regres uitoefenen op het Bureau BIBOB.

XVII Overgangsrecht

De bepalingen van de in hoofdstuk 5 van de wet genoemde wetten, zoals zij luiden na de inwerkingtreding van deze wet, zijn niet van toepassing op de aanvraag van een beschikking die voor die datum is ingediend, onderscheidenlijk de aanbestedingsprocedure of onderhandeling waarmee voor die datum een aanvang is gemaakt.Voor de intrekkingprocedure is niets geregeld, dat betekent dat ten aanzien van het intrekken van een beschikking, of die nu is gegeven voor inwerkingtreding van de wet of daarna, de wet BIBOB van toepassing is.

XVIII Aanbevelingen

Aan de leden van het Twents Regionaal College wordt gevraagd in te stemmen met:

  • a.

    deze regionale beleidslijn;

  • b.

    de aanbeveling naar de Twentse gemeenten uit te doen gaan deze beleidslijn in eigen gemeente vast te stellen en vervolgens toe te passen;

  • c.

    een aantal informatiebijeenkomsten door de huidige ambtelijke werkgroep te laten organiseren voor bestuurders en ambtenaren;

  • d.

    de implementatie van de aandachtsvelden voorlopig te beperken tot de branches horeca, coffeeshops en prostitutie.

 

Enschede, 5 mei 2004