Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en politieke markt van de gemeente Deventer |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en politieke markt van de gemeente Deventer |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 1.1 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2006 | 01-04-2014 | Onbekend | 04-10-2006 Gemeenteblad, 2006-10-12 | Onbekend |
In dit reglement wordt verstaan onder:
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de raadsvoorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.
Spoedeisende gevallen daargelaten, kunnen raadsleden en de raadsvoorzitter wijzigingsvoorstellen op de agenda van de raadsvergadering en politieke markt schriftelijk via de griffie indienen bij het presidium, uiterlijk vrijdagochtend 10.00 uur voorafgaand aan de betreffende raadsavond. Het presidium beslist uiterlijk de daaropvolgende maandagochtend 10.00 uur over ingediend verzoek. Van wijzigingen op de agenda wordt zo spoedig mogelijk openbare kennisgeving gedaan.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het stadhuis ter inzage gelegd en gepubliceerd op de website. De raadsvoorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 12 van dit reglement. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en de opvolgers en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
De besluitenlijst van de raadsvergadering en de politieke markt wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de griffier. De besluitenlijst wordt zo snel mogelijk na de laatstgehouden vergadering ter beschikking gesteld aan raadsleden, opvolgers en het college. Daarnaast wordt van de besluitenlijst openbare kennisgeving gedaan op de website.
De leden van de raad, de raadsvoorzitter, het college en de griffier hebben het recht binnen drie dagen na publicatie van de besluitenlijst en het schriftelijk verslag een voorstel tot wijziging ervan bij de griffier in te dienen, indien de besluitenlijst en/of het schriftelijk verslag naar hun oordeel onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is.
Indien er binnen drie dagen na publicatie van de besluitenlijst en het schriftelijk verslag voorstellen tot wijziging zijn ingediend, beslist het presidium over de voorgestelde wijziging(en). Daarna stelt het presidium, met inachtneming van de beslissing over de voorgestelde wijziging(en), de besluitenlijst en het schriftelijk verslag definitief vast. De besluitenlijst en het schriftelijk verslag worden direct daarna ter beschikking gesteld aan raadsleden, opvolgers en college en op de website gepubli-ceerd.
Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden door de griffier op een lijst geplaatst met een voorstel tot wijze van afdoening. Deze lijst wordt één keer in de twee weken met de beschikbare digitale bestanden, aan de leden van de raad digitaal toegezonden. Per fractie wordt één schriftelijke set beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt de lijst met bijbehorende stukken ter inzage gelegd en op de website geplaatst.
Binnen twee weken na toezending van de lijst van ingekomen stukken kan een raadslid via de griffier aan het presidium gemotiveerd een andere wijze van afdoening van een stuk voorstellen. Het presidium beslist over dit voorstel en maakt, indien besloten wordt tot een andere wijze van afdoening, dit kenbaar aan de raadsleden.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de raadsvoorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Alvorens de geagendeerde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de raadsvoorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Indien een spreker, zich bedient van beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de raadsvoorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de raadsvoorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de raadsvoorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. Degene die de schorsing heeft gevraagd, heeft als eerste het woord.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de raadsvoorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Spoedeisende gevallen daargelaten, dienen wijzigingsvoorstellen op het bespreekvoorstel voor een sessie in de politieke markt schriftelijk via de griffie te worden ingediend bij het presidium, uiterlijk vrijdagochtend 10.00 uur voorafgaand aan de betreffende raadsavond. Het presidium beslist uiterlijk de daaropvolgende maandagochtend 10.00 uur over ingediend verzoek. Een eventuele wijziging wordt uiterlijk 48 uur tevoren op website gepubliceerd. Indien er geen wijzigingsverzoeken zijn ingediend, wordt het bespreekvoorstel geacht definitief te zijn vastgesteld.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen in de raadsvergadering amende-menten indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie in de raadsvergadering wordt, behoudens in naar het oordeel van de raadsvoorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de raadsvergadering schriftelijk bij de raadsvoorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De raadsvoorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, het college en de burgemeester. Na opening van de eerstvolgende raadsver-gadering wordt het verzoek in stemming gebracht. Bij toestemming van de raad wordt de interpellatie onmiddellijk na de stemming gehouden.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen drie weken, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Tijdens de raadsavond is er na de opening van de raadsvergadering om 21.15 uur een vragen-kwartier, tenzij er bij de raadsvoorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenkwartier op een ander tijdstip wordt gehouden. De raadsvoorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenkwartier eindigt.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenkwartier vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de vergadering bij de raadsvoorzitter. De raadsvoorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragen-kwartier aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Indien een raadslid bespreking wenst van dit verslag kan de raadsvoorzitter verwijzen naar het presidium ten behoeve van agendering in de politieke markt.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 47, zijn van overeenkomstige toepassing.
Op een besloten raadsvergadering of sessie in de politieke markt zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering of sessie.
Voor de afloop van de besloten raadsvergadering of sessie beslissen de raad respectievelijk sessie-deelnemers overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad en de sessiedeelnemers kunnen besluiten de geheimhouding op te heffen.
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Degenen die tijdens de raadsvergadering of tijdens sessies op de politieke markt geluid- dan wel beeld-registraties willen maken doen hiervan mededeling aan de raadsvoorzitter respectievelijk sessie-voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
In de vergaderruimtes van raadsvergadering en politieke markt, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering respectievelijk sessie het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de raads- of sessievoorzitter, niet toegestaan.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement
Toelichting op het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en politieke markt van de gemeente Deventer.
Het reglement is, uitgezonderd de orde van de politieke markt, net als het huidige reglement van orde voor een zeer belangrijk deel gebaseerd op een model van de VNG. Een overzicht van wijzigingen t.o.v. het huidige reglement ligt ter inzage op de griffie. De verordening moest aangepast worden als gevolg van de nieuwe werkwijze van de gemeenteraad in Deventer, per september 2005. Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid is de toelichting minder uitgebreid dan de model-verordening van de VNG. Een exemplaar van het VNG-model ligt ter inzage op de griffie.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
-sub j: Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.
-De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. Voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur nam een wethouder de taken van de burgemeester als voorzitter van de raad waar.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
-ad lid 3, sessievoorzitters: Hier is sprake van een historisch gegroeide situatie. Door de nieuwe werkwijze van de raad per september 2005, met de invoering van de politieke markt als belangrijkste wijziging, was er behoefte aan voldoende sessievoorzitters. Het aantal tot dan toe fungerende commissievoorzitters was te klein om tijdens de politieke markt alle sessies van een voorzitter te voorzien. Aan alle fracties is vervolgens gevraagd sessievoorzitters te leveren. Aan de hand van een opgesteld profiel, hebben zich potentiële sessievoorzitters gemeld, welke alszodanig zijn benoemd. Een aantal van 8 à 9 sessievoorzitters is nodig om enigszins flexibel een agenda met bijbehorende sessievoorzitters voor de politieke markt te kunnen vaststellen. Als het aantal sessievoorzitters, na verkiezingen of door andere oorzaak van beëindiging van het sessievoorzitterschap, te klein wordt, kan het presidium de raadsfracties opnieuw om sessievoorzitters verzoeken.
De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etcetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt.
In dit artikel is de instelling, samenstelling en taak van het Presidium geregeld.
ad lid 3: voorbeelden van bedoelde taken zijn het initiëren van een aanpassing van het reglement van orde, het instrueren van de griffier en aanbevelingen doen aan de raad ten aanzien van de werkwijze van de raad. Zie hiervoor ook het raadsbesluit d.d. 27 januari 2003 inzake de overdracht van bevoegdheden van de raad aan het presidium in het kader van het werkgeverschap van de raad.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad vervalt door inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002.
Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder, maar niet op welk moment deze getoetst worden. Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten, maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractie-assistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen en verslaglegging
Artikel 7 Vergaderfrequentie, tijdstip en duur van de vergaderingen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de raadsvoorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
-ad lid 2: zo mogelijk worden de sessies in de politieke markt thematisch geclusterd, zodat dossier-woordvoerders aan alle sessies binnen een bepaald veld deel kunnen nemen.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de verga-dering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.
Voorstellen aan de raad kunnen afkomstig zijn van college en burgemeester, van individuele raadsleden (zie artikel 42 Initiatiefvoorstellen) of van het presidium, waar het bijvoorbeeld gaat om zaken die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad.
Met het in het derde lid genoemde verzoek tot het agenderen van een onderwerp, worden ook onderwerpen bedoeld waaraan niet direct een voorstel tot besluitvorming in de raad gekoppeld zit. Hiermee kunnen ook anderen dan collegeleden, individuele raadsleden en het presidium onderwerpen aandragen voor de raadsavond, in casu de politieke markt.
Voor burgers betekent dit een extra mogelijkheid naast het het burgerinitiatief (Verordening Burgerinitiatief 2003) om een onderwerp onder de aandacht van de raad te brengen.
Voor individuele raadsleden betekent het derde lid de mogelijkheid tot een actievere rol bij de opstelling van de agenda.
Ook biedt het derde lid ruimte aan het college om de raad tijdens de politieke markt of, indien dit qua planning niet mogelijk is, na de raadsvergadering meer informeel over onderwerpen bij te praten.
Ten behoeve van de continuïteit wordt bij grotere onderwerpen, die over een langere periode zullen terugkeren op de agenda van raad en politieke markt, zo veel mogelijk met vaste sessievoorzitters gewerkt. De sessievoorzitter fungeert dan als dossierhouder van betreffend onderwerp. Mede in het kader van het ‘grip krijgen op de eigen agenda van de raad’, worden bij dergelijke onderwerpen zo veel mogelijk in de startfase procesafspraken gemaakt tussen raad, portefeuillehouder en ambtelijke organisatie. Deze afspraken kunnen onder meer betreffen het tijdpad, de rol van de raad op de verschillende momenten, de vorm van aan de raad aan te bieden stukken en interactie met betrok-kenen.
Artikel 10 De leden van het college en de secretaris
ad lid 1: Artikel 10 is ten dele een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat het college door de raad wordt uitgenodigd om op de raadsavond aanwezig te zijn. Uitgangspunt is dat het college voor iedere raadsavond wordt uitgenodigd. Het kan echter wenselijk zijn, dat een collegelid niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.
ad lid 2: De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.
Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Artikel 12 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeente-wet.
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuurs-recht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.
Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting op een besluitenlijst openbaar te maken (art. 23, vijfde lid Gemeentewet). Met de nieuwe werkwijze van de raad per september 2005 is gekozen voor het maken van een besluitenlijst in combinatie met het beschikbaar stellen van een digitale geluidsopname. Na evaluatie van de nieuwe werkwijze bleek er toch behoefte te bestaan aan toevoeging van een schriftelijk verslag.
Schriftelijke mededelingen van het college aan de raad evenals antwoorden van het college op schriftelijke vragen (art. 45 RvO) worden ook als ingekomen stukken beschouwd.
Het in het tweede lid genoemde recht tot het indienen van een voorstel tot andere wijze van afdoening van een stuk, is bewust uitsluitend bij raadsleden (en dus niet bij opvolgers) gelegd, omdat de bedoelde stukken ook aan de raad gericht zijn. Hiermee wordt eveneens aansluiting gezocht bij de rechten van raadsleden, genoemd in hoofdstuk 4 van dit reglement.
Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 17 Opening vergadering; quorum
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.
Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bijvoorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald. Zie ook artikel 26, vierde lid.
Artikel 19 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 21 Handhaving orde en schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 21 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 55 van dit reglement.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderings-mogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 19).
Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verscho-ningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bijvoorbeeld de voorzitter van de deelgemeente-raad aan de beraadslaging over deelgemeente-aangelegenheden).
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen in de raadsvergadering
Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 27 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 39 en 40 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 28 Stemming over personen
Artikel 31 van de Gemeentewet geeft aan, dat de stemming over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling geheim is. Door met gesloten en ongetekende stembriefjes te werken is geheimhouding gewaarborgd. Gemeenten kunnen echter ook middels een elektronisch stemsysteem stemmen, mits geheimhouding gewaarborgd is.
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.
In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.
Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Artikel 29 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 30 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Paragraaf 4 Orde van de Politieke Markt
Artikel 31 Beeldvormend en oordeelsvormend karakter
Tijdens de sessies kunnen verschillende werkvormen worden gehanteerd, afhankelijk van het doel van een sessie. Zo kan er in het kader van beeldvorming, al dan niet als voorbereiding op een besluit, bijvoorbeeld een presentatie worden gegeven, een expert-meeting worden gehouden, een rondetafelgesprek worden gevoerd of een werkvorm ten behoeve van het stellen en beantwoorden van meer technische vragen worden gekozen.
In het kader van oordeelsvorming kan het gaan om een debat, waarbij argumenten worden uitgewisseld en gewogen. Het tijdens een sessie inventariseren van keuzevraagstukken ten behoeve van het richten van een debat, kan hieraan vooraf gaan.
De hierboven genoemde werkvormen zijn voorbeelden en dus niet limitatief.
Artikel 32 Vaststellen bespreekvoorstel
Het bespreekvoorstel is een door het presidium vast te stellen format, waarin aandacht is voor in lid 1 genoemde doel, wijze en beoogd resultaat van behandeling.
In geval van een besloten sessie zijn de artikelen genoemd in hoofdstuk 7 van dit reglement van toepassing.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 35 Sessiedeelnemers en opvolgers
In Deventer is bewust gekozen voor de mogelijkheid dat niet-raadsleden als opvolgers kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van de raad.
Fracties moeten in staat gesteld worden hun werkzaamheden te verrichten. Er zijn situaties denkbaar, waarin door bijzondere omstandigheden er geen mensen van de kandidatenlijst meer als opvolger beschikbaar zijn en dit ertoe leidt dat een fractie onvoldoende in staat is haar werkzaamheden te verrichten. Hiervoor is in het derde lid een uitwijkmogelijkheid geregeld, mits de overige fracties er unaniem mee instemmen.
Bij deelname door in het zesde lid genoemde derden kan het bijvoorbeeld gaan om een werkgroep, een wijkteam, een individuele burger en leden van een bestuurscommissie.
Artikel 36 Uitkomst van een sessie
In dit artikel komt de bijzondere rol van de sessievoorzitter tot uitdrukking. De sessievoorzitter is verantwoordelijk voor een duidelijke conclusie van de sessie.
Uitgangspunt ten aanzien van het spreekrecht is dat er zo ruim mogelijk de gelegenheid moet worden gegeven om toehoorders het woord te laten voeren. Er zijn echter drie onderwerpen waarvoor het spreekrecht in ieder geval niet geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraads-laging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 19).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 27. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraads-laging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 42 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 41 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 42).
Artikel 42 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Het vierde lid is toegevoegd omdat de gedualiseerde Gemeentewet de mogelijkheid geeft een wethouder na een motie van wantrouwen te ontslaan (artikel 49 Gemeentewet). In de oude Gemeentewet was een afkoelingstermijn van 30 dagen opgenomen. Zonder de bepaling in het vierde lid is deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door de procedureregels van het reglement van orde.
Artikel 35 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen.
Het presidium bepaalt wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.
Artikel 45 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenkwartier voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is.
Het karakter van het vragenkwartier verschilt van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. In het vragenkwartier kunnen leden van de raad het college om inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, waarbij het om de actualiteit dient te gaan. Feitelijke vragen worden geacht vooraf (via de griffie) aan de ambtelijke organisatie te zijn gesteld.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikelen 48 en 49 Procedure begroting en procedure jaarrekening
Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn alge-meenheid voor een langere periode worden bepaald.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 50 Verslag en verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeente-secretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappe-lijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).
In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, over-eenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 45.
Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.
Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voor-ziet het vierde lid.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoor-schriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde en vijfde lid, van de Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhou-dingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 54 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 55 Toehoorders en pers
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 56 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 57 Verbod gebruik mobiele telefoons
Dit artikel behoeft geen toelichting.