Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alphen aan den Rijn

Verordening bevordering maatschappelijke participatie kinderen 2012 gemeente Alphen aan den Rijn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlphen aan den Rijn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bevordering maatschappelijke participatie kinderen 2012 gemeente Alphen aan den Rijn
CiteertitelVerordening participatie kinderen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201201-01-201201-01-2015Onbekend

01-03-2012

Week in Beeld in Witte Weekblad, d.d. 14 maart 2012

2011/45152

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING BEVRODERING MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE KINDEREN 2012

vastgesteld door de gemeenteraad op 1 maart 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn;

    • b.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • c.

      1º alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de wet;

      2º gezin: een gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c, van de wet;

      3º kind: een kind als bedoeld in artikel 35, lid 5 van de wet.

Artikel 2 Doel en strekking

Degenen die tot de doelgroep behoren alsmede aan de voorwaarden voldoen, hebben om vergroting van deelneming aan de samenleving van ten laste komende kinderen te bevorderen, recht op een bijdrage in de kosten hiervan.

Artikel 3 Maatschappelijke participatie

Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan:

  • a.

    lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ontspanningsvereniging;

  • b.

    deelneming aan muziek, toneel- en/of dansonderwijs;

  • c.

    bezoek aan zwembad, bibliotheek, theater, concert, museum, bioscoop en/of pretpark;

  • d.

    deelneming aan schoolreisjes, excursies en andere door school georganiseerde activiteiten;

  • e.

    activiteiten op het gebied van het maatschappelijk welzijn.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden

Artikel 4 Doelgroep

De alleenstaande ouder of het gezin met een of meer kinderen, die/dat is aangewezen op een inkomen dat op datum aanvraag per maand niet uitkomt boven 110 % van de geldende bijstandsnorm, alsmede niet beschikt over in aanmerking te nemen vermogen.

Artikel 5 Sociale en culturele activiteiten

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand ten behoeve van deelname aan sociale en culturele activiteiten.

  • 2.

    Onder sociale en culturele activiteiten wordt verstaan: de deelname aan sociale en maatschappelijke activiteiten van een individu, al dan niet in verenigingsverband.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt € 120 per kind per jaar.

  • 4.

    Dit artikel is ook van toepassing op niet-schoolgaande kinderen tot 5 jaar.

Artikel 6 Zwemlessen

  • 1.

    Het college verleent bijzonder bijstand ten behoeve van bevordering van deelname aan zwemlessen vanaf groep 3.

  • 2.

    De bijzondere bijstand bestaat uit het door de gemeente betalen van de eigen bijdrage aan Sportspectrum. Als de school geen schoolzwemmen aanbiedt verstrekt het college een leskaart van een zwembad in de regio.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt voor maximaal een jaar verstrekt.

Artikel 7 Schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand ten behoeve van indirecte schoolkosten in het voortgezet onderwijs.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt € 160 per kind voor de brugklas en € 80 per kind in de overige jaren.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt voor maximaal één maal per jaar verstrekt.

Artikel 8 PC-Regeling

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand ten behoeve van het bevorderen van de onderwijsprestaties van schoolgaande kinderen door het beschikbaar stellen van een computer.

  • 2.

    De alleenstaande ouder of het gezin kan eens in de vier jaar hiervoor een aanvraag bij de gemeente indienen, indien één van de kinderen in groep 7 of 8 van de basisschool zit of op het voortgezet onderwijs.

  • 3.

    Indien er in het huishouden al een goed werkende computer aanwezig is, wordt geen computer verstrekt.

  • 4.

    De gemeente regelt de aanschaf van de computer en stelt deze aan de aanvrager beschikbaar.

Artikel 9 Indexering

De in de verordening genoemde bedrage worden eens in de twee jaar geïndexeerd met het consumenten prijsindexcijfer van het CBS.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 10 Hardheidsclausule

Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening participatie kinderen 2012”.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2012 en werkt terug tot 1 januari 2012.

 

Algemene toelichting

In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt aan personen met een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm.

De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden. Daarom is in de wet de mogelijkheid opgenomen, dat wanneer verstrekking in natura ondoelmatig is, het college mag afwijken van deze verplichting.

Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.

Een categoriale voorziening impliceert niet dat ambtshalve de bijdrage wordt verstrekt. Er moet nog steeds een aanvraag ingediend worden, maar de beoordeling hiervan is veel eenvoudiger. Er behoeft alleen getoetst te worden of de persoon behoord tot de categorie die in de wet is omschreven, dus zonder na te gaan of de kosten waarvoor die bijstand wordt verleend in het geval van aanvrager daadwerkelijk noodzakelijk en gemaakt zijn.

De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1.

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Artikel 2.

Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord. Deze vorm van bijstand wordt verstrekt aan personen met een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 3.

Gekozen is voor die activiteiten waarbij actief aan de samenleving wordt deelgenomen.

Artikel 4.

Benadrukt wordt, dat het hierbij gaat om personen met een hen ten laste komend kind, waarbij het inkomen niet uitkomt boven de 110% van de geldende bijstandsnorm. Het inkomen wordt berekend in de maand van de aanvraag. Voorts dient onderwijs te worden gevolgd.

Artikel 5.

Dit artikel regelt de vergoeding ten behoeve van deelname aan sociale en culturele activiteiten. De regeling is overgenomen uit de nota ‘Aanpassing uitvoeringsregels minimabeleid 2010 – Iets extra’s, zo geregeld’ (2010/6406).

Artikel 6.

Dit artikel regelt de vergoeding ten behoeve van deelname aan schoolzwemmen. De regeling is overgenomen uit de nota ‘Aanpassing uitvoeringsregels minimabeleid 2010 – Iets extra’s, zo geregeld’ (2010/6406). De vergoeding kan bestaan uit het betalen van de eigen bijdrage voor het schoolzwemmen aan Sportspectrum of het verstrekken van een leskaart voor maximaal één jaar schoolzwemmen.

Artikel 7.

Dit artikel regelt de vergoeding ten behoeve van schoolgaande kinderen van 12 tot 18 jaar. Het gaat hierbij om een tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten van kinderen in het voortgezet onderwijs. De regeling is overgenomen uit de nota ‘Aanpassing uitvoeringsregels minimabeleid 2010 – Iets extra’s, zo geregeld’ (2010/6406).

Artikel 8.

Dit artikel regelt de vergoeding ten behoeve van het bevorderen van de onderwijsprestaties van schoolgaande kinderen. Bij deelname aan het onderwijs is het bezit van een computer van groot belang. Vanwege de extra kosten voor aanschaf is hiervoor een speciale regeling voor minima in het leven geroepen. De regeling is overgenomen uit de nota ‘Aanpassing uitvoeringsregels minimabeleid 2010 – Iets extra’s, zo geregeld’ (2010/6406).

Artikel 9.

Eens in de twee jaar worden de bedragen in de verordening geïndexeerd. In de nota ‘Aanpassing uitvoeringsregels minimabeleid 2010 – Iets extra’s, zo geregeld’ is vastgelegd dat er wordt geïndexeerd met het consumenten prijsindexcijfer van het CBS. De eerstvolgende indexering vindt plaats op 1 januari 2012. Hierbij is bepaald dat de bedragen naar boven worden afgerond op € 5. Een uitzondering op de indexering vormt de bijdrage voor het schoolzwemmen. Deze is aan een schooljaar gekoppeld.

Artikel 10.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.