Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo (2012) |
Citeertitel | Wmo-besluit Venlo 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 06-03-2012 E3-journaal/ de Trompetter d.d. 14-03-2012 | Gemeenteblad jaargang 2012, nummer 4 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Wet maatschappelijke ondersteuning;
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012;
Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo 2012;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;
het inkomen zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
het loon zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964;
het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;
voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een kernassortiment. Dit is het brede assortiment dat is aanbesteed door de gemeente Venlo;
i. alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen, eigen aandeel
Artikel 2.1 De eigen bijdrage, het eigen aandeel in de kosten
De gemeente Venlo vraagt voor alle individuele voorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de wet is toegestaan, een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten tot het maximum dat op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, nr. 450 / Staatscourant 2010,nr. 18021) is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit hoofdstuk hiervan wordt afgeweken.
Artikel 2.2 Omvang van de eigen bijdrage, het eigen aandeel
De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar moet betalen bedraagt €18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan €22.905 het bedrag van €18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €22.905;
De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder moet betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan €16.007 het bedrag van €18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €16.007;
De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar moeten betalen bedraagt €25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €28.306 het bedrag van €25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €28.306;
De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen bedraagt €25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €22.319 het bedrag van €25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €22.319.
Artikel 2.3. Bedrag per periode van vier weken
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een woonvoorziening die eigendom is van de gemeente, dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die de aanvrager huurt, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een eenmalige financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.
Een eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi). Let wel: de Wmo-gerechtigde die met de regiotaxi reist, is voor het gebruik wel een betaling per zone verschuldigd overeenkomstig het reizigerstarief van het openbaar vervoer.
Hoofdstuk 3 Verstrekkingvormen en typen van individuele voorzieningen
Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget (PGB)
Verstrekking als PGB vindt niet plaats indien:
4. Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen
5. Algemene verplichtingen PGB
Bij de verlening van het PGB gelden voor belanghebbende de volgende verplichtingen:
de belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking aan het college.
6. Verantwoording PGBDe verantwoording van het PGB door belanghebbende vindt direct plaats na aanschaf van de voorziening of voltooiing van de werkzaamheden waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt of, bij hulp bij het huishouden, op aanvraag (steekproefsgewijs) na iedere 3-maandelijkse budgetperiode.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
Dit hoofdstuk gaat over de onder a. tot en met d. genoemde resultaten
Artikel 4.3 Persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden
Het bruto uurtarief voor het PGB voor hulp bij het huishouden bedraagt:
Indien het college ingevolge artikel 30 van de Verordening besluit tot indexering van de PGB-tarieven voor hulp bij het huishouden, vindt indexering plaats op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg (CBS).
3. Het bruto PGB wordt berekend naar het geïndiceerde aantal minuten gedurende de periode waarin de voorziening noodzakelijk is.
Bij de verlening van het PGB worden de budgethouder de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:
de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst (bij een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 5, eerste lid Wet op de loonbelasting 1964 wordt een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten) met de persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke voorziening betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:
een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, alsmede de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.
na afloop van het kalenderjaar wordt desgevraagd door de budgethouder een daartoe bestemd formulier aan het college ter beschikking gesteld, waarop hij naam, adres en burgerservicenummer van de huishoudelijke hulp(en) respectievelijk naam, adres en BTW-nummer en/of inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel van de hulpverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag. Deze verplichting is niet van toepassing indien de budgethouder verplicht is tot loonheffing.
6. Tussentijdse verantwoording
De tussentijdse verantwoording over de besteding van het verstrekte PGB gebeurt als volgt:
Als opgevoerde kosten niet worden geaccepteerd, ontvangt de budgethouder binnen 8 weken na verantwoording schriftelijk bericht. Als de volgende betaling al heeft plaats gevonden vindt verrekening plaats. Bij gedeeltelijk dan wel volledig en verwijtbaar foute besteding kan de betaling onmiddellijk worden gestopt. Indien tussentijds structurele onderuitputting wordt vastgesteld, neemt de gemeente contact op met de budgethouder over eventuele aanpassing van de betaling.
7. Bijzondere intrekkinggronden
Onverminderd de intrekkinggronden genoemd in artikel 27 van de Verordening wordt de beschikking, waarbij het PGB is toegekend, geheel of gedeeltelijk ingetrokken:
Hoofdstuk 5 Wonen in een geschikt huis
Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget (PGB)
1. PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het kernassortiment:
2. PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het kernassortiment
Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens is opgenomen een indicatie van de instandhoudingkosten (onderhoud en reparatie) gedurende de afschrijvingstermijn.
3. PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen
Artikel 5.3 Overige tegemoetkomingen
Tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten
Geen verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt als sprake is van een algemeen gebruikelijke verhuizing. Dit betekent dat geen tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten wordt toegekend indien deze tegemoetkoming is aangevraagd voor een verhuizing waarvan voorzienbaar was (verwacht kon worden) dat deze gezien de leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie van belanghebbende noodzakelijk zou worden en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak. Onder deze verhuizingen vallen ook verhuizingen zoals het voor de eerste keer zelfstandig gaan wonen en verhuizingen naar AWBZ instellingen.
Kosten van tijdelijke huisvesting
De hoogte van de vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer aanhouden van een te verlaten woonruimte is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de Huurtoeslag.
Artikel 5.4. Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of technische aard
Indien de bedoelde voorziening een woningsanering betreft, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder a en b.
Artikel 5.5. Onderhoud, keuring en reparatie
De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van op grond van de Wmo of de Wet voorzieningen gehandicapten verstrekte voorzieningen worden vergoed zoals weergegeven in artikel 5.2, lid 5.
Artikel 5.6 Terugbetalen bij verkoop
Aan de eigenaar-bewoner die op grond van de verordening een woonvoorziening als bedoeld in lid 2 heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, wordt op grond van de verordening de voorwaarde opgelegd om bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald overeenkomstig hetgeen bepaald is in de leden 2, 3, 4, en 5 van dit artikel.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.2 Financiële tegemoetkoming
De financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen in de vorm van een hulpmiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de gecontracteerde leverancier.
Artikel 6.3 Forfaitaire vergoedingen
Kan een persoon vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik maken van een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem, dan kan hij in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming om zelf in het vervoer te voorzien. De tegemoetkoming bestaat uit een forfaitair bedrag per kalenderjaar dat per maand wordt uitbetaald.
Artikel 6.4 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het kernassortiment
Het PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het kernassortiment wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.
Artikel 6.6 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten kernassortiment
Het PGB voor vervoersvoorzieningen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin teven een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingsduur is opgenomen.
Artikel 6.8 PGB voor een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Het PGB voor een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is gebaseerd op de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingstermijn.
Als een belanghebbende op grond van de verordening in aanmerking komt voor een autoaanpassing, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er is een verplichting op 2 offertes in te dienen.
Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning
Artikel 7.1. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen kernassortiment
Het PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen het kernassortiment wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de verzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.
Artikel 7.3 PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten kernassortiment
Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de verzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.
Artikel 7.5 PGB voor een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning
Het PGB voor een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van een aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingsduur. Er bestaat de verplichting om twee offertes aan te vragen.
Artikel 7.6 Financiële tegemoetkoming
De financiële tegemoetkoming voor rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de gecontracteerde leverancier.
Hoofdstuk 8 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
Artikel 8.1 Gemaximeerde financiële vergoeding voor individuele sportvoorziening
Als de gehandicapte nog steeds actief lid van een sportvereniging is, kan aansluitend aan de in het derde lid bedoelde periode van drie jaar, jaarlijkse een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag verstrekt worden van €406,00 in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening.
De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.
Hoofdstuk 9 Samenhangende afstemming en heronderzoek
Artikel 9.1 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek of het medisch advies, indien van toepassing, aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Het college kan een heronderzoek instellen om vast te stellen of belanghebbende nog steeds is aangewezen op de ingevolge de Verordening toegekende voorzieningen.
Indien uit het heronderzoek blijkt dat de belanghebbende niet langer is aangewezen op een voorziening ingevolge de Verordening, kan het college de voorziening intrekken.
Beleidsregel 1 Het voeren van een huishouden in een geschikt huis
1.1 Definitie/omschrijving van beperking(en)
Het is niet mogelijk om zelfstandig te wonen in een schoon en leefbaar huis. Hierbij wordt bedoeld dat er beperkingen zijn in het normaal gebruik en bereikbaarheid van de functionele woonruimtes als woonkamer, keuken, slaapkamer(s), badkamer, toilet en berging. Naast het fysiek niet kunnen uitvoeren van alle voorkomende huishoudelijke werkzaamheden is het ook mogelijk dat iemand wel fysiek in staat is, maar vanwege psychi(atri)sche en psychosociale aandoeningen geen inzicht heeft in welke huishoudelijke taken wanneer uitgevoerd moeten worden.
Er moet naar oplossingen worden gezocht, die het mogelijk maken alle activiteiten in het huis zo zelfstandig mogelijk te kunnen verrichten. Het zo zelfstandig mogelijk kunnen verrichten heeft betrekking op het kunnen bereiken en gebruiken van alle in de woning aanwezige functionele ruimten.
Daarnaast moeten de oplossingen het mogelijk maken dat iemand in een schoon huis woont, voldoende eten en drinken in huis heeft, over (schone) kleding beschikt en zorg kan dragen voor kleine kinderen die tot het huishouden behoren. Er wordt in de volgende volgorde naar een geschikte oplossing gezocht:
1.3 Definitie/omschrijving van individuele voorzieningen
Hulp bij het huishouden wordt als volgt gedefinieerd: het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van de verzorging van het huishouden van een persoon, dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort. Er wordt een onderscheid gemaakt in het soort taken die overgenomen kunnen worden, waardoor er twee categorieën Hulp bij het huishouden ontstaan.
Hulp bij het huishouden categorie 1 (HbH1) kan bestaan uit de volgende onderdelen: lichte huishoudelijke taken, zware huishoudelijke taken, de was doen en huishoudelijke spullen in orde houden.
Hulp bij het huishouden categorie 2 (HbH2) kan bestaan uit de volgende onderdelen: boodschappen doen voor het dagelijks leven, broodmaaltijd bereiden, warme maaltijd bereiden, opvang en verzorging van in huis wonende kinderen, anderen helpen bij maaltijdverzorging, dagelijkse organisatie van het huishouden.
Voor iedere over te nemen taak wordt de omvang van overname in minuten bepaald. De omvang van de overname is afhankelijk van de ernst van de beperking(en), de grootte van de leefeenheid en de grootte van de woning. Hierbij kan naar boven (extra overname) en beneden (minder overname) afgeweken worden van de gestelde normtijden. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide omschrijving van de inhoud van de diverse onderdelen en de bepaalde normtijd van overname.
1.3.2 Tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten
Zoals genoemd in artikel 10 lid 3 van de Verordening, kan een forfaitaire tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingkosten worden toegekend, mits dat de goedkoopst compenserende oplossing biedt (primaat van verhuizen). Dit kan ook het geval zijn als de verhuizing de wens van belanghebbende is.
1.3.3 Niet-bouwkundige woonvoorzieningen
De niet-bouwkundige, ofwel losse (roerende) woonvoorzieningen worden gebruikt om een oplossing te bieden voor een beperking bij het gebruik van een elementaire woonfunctie. De aard van deze voorzieningen zorgt ervoor dat dit met name geschikt is in situaties waarbij de oplossing van tijdelijke aard (maar wel langer dan 6 maanden) is.
1.3.4 Bouwkundige woonvoorzieningen
Bouwkundige woonvoorzieningen zijn permanente aanpassingen die noodzakelijk zijn om de woning toegankelijk te maken en het mogelijk maken de elementaire woonfuncties te verrichten zoals slapen, eten, lichaamsreiniging, het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden, koken en keukengebruik en horizontale en verticale verplaatsingen binnen de woning.
1.4.1.1 De beschikking hebben over een woonruimte
Er kan pas aanspraak worden gemaakt op een individuele voorziening in relatie tot het voeren van een huishouden als er sprake is van een beschikbare woonruimte, die aangepast kan worden of schoon en leefbaar gehouden kan worden. Het valt niet onder de compensatieplicht van het college om voor een woning te zorgen.
1.4.1.2 Wonen in een woning voor permanent gebruik
In hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in algemene ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden, worden geen woonvoorzieningen getroffen.
Als één van de leden van de leefeenheid door ziekte of gebrek niet meer in staat is de voor hem of haar gebruikelijke huishoudelijke taken uit te voeren, wordt er van de andere leden van de leefeenheid verwacht dat de huishoudelijke taken herverdeeld worden. Wat mag verwacht worden van personen die deel uitmaken van de leefeenheid?
Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld - in verband met studie - op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Deze taken komen overeen met ongeveer 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijk taken per week. Ook kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.
Hierbij wordt geen rekening gehouden met het hebben van een fulltime baan of studie. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van religie en cultuur.
Indien er sprake is van een verplichte afwezigheid gedurende enkele aaneengesloten dagen (denk hierbij aan internationale vrachtwagen chauffeurs, beroepsmilitairen vanwege uitzending, scheepvaart), kan dit reden zijn af te zien van toepassing van gebruikelijke zorg.
1.4.2.3 (Dreigende) overbelasting
Bij (dreigende) overbelasting van degene waar gebruikelijke zorg van wordt verwacht, kan een kortdurende indicatie voor de voorziening Hulp bij het huishouden worden gesteld. De indicatieperiode moet gebruikt worden om tot een structurele oplossing te komen voor de ervaren problemen bij de combinatie van huishoudelijke taken, zorgtaken en overige werkzaamheden. Als blijkt dat er sprake is van een langdurige overbelasting, moet er een medische onderbouwing ten grondslag liggen aan een vervolgindicatie voor de voorziening Hulp bij het huishouden. Voorwaarde is dat aantoonbaar moet zijn dat er inspanning is geleverd zelf tot een structurele oplossing te komen, maar dat dit ondanks de inspanning nog niet is gelukt.
Voor onderzoek naar (dreigende) overbelasting: zie bijlage 3 bij beleidsregel 1.
Ook bij mantelzorg kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. In dit geval kan er sprake zijn van een afgeleide zorg- of hulpvraag. De belemmeringen die de mantelzorger ervaart in het zelf voeren van het huishouden, kunnen worden gecompenseerd door middel van het toekennen van de voorziening Hulp bij het huishouden aan de verzorgde. Door de voorziening te verstrekken in de vorm van een Persoonsgebonden Budget (PGB), kan de mantelzorger betaald worden voor de inspanningen en dit budget besteden voor het zelf inhuren van een particuliere hulp.
Wordt de voorziening Hulp bij het huishouden toegekend dan zal deze de omvang van de indicatie vastgesteld worden in minuten zorg per week.
1.4.3 Tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten
1.4.3.1 Algemeen gebruikelijke verhuizing
Er wordt geen tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten toegekend indien deze tegemoetkoming is aangevraagd op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze verhuizing noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak. Onder deze verhuizingen vallen ook verhuizingen zoals het voor de eerste keer zelfstandig gaan wonen en geplande verhuizingen naar AWBZ instellingen.
1.4.3.2 Verhuizen naar een niet geschikte woning
Als de aanvrager niet is verhuisd naar een voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, zal er geen tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten worden toegekend, tenzij daarvoor eerst schriftelijk toestemming is verleend door het college.
1.4.4 Niet bouwkundige woonvoorzieningen
1.4.4.1 Langdurig noodzakelijk
In navolging van het gestelde in artikel 24 lid 1, sub a van de Verordening, kan er alleen een individuele voorziening worden toegekend als de noodzaak voor het te bereiken doel langdurig noodzakelijk is. Indien dit niet het geval is, kunnen de gewenste voorzieningen via de thuiszorgwinkel geleend worden. De thuiszorgwinkel kan worden beschouwd als een voorliggende voorziening.
Als er sprake is van structurele mantelzorg of professionele zorg moeten deze bij voorkeur bij de passing van de individuele voorziening aanwezig zijn.
1.4.5 Bouwkundige woonvoorzieningen
Er zal alleen een woonvoorziening worden verleend als de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. Dit betekent dat de aanvrager in deze woonruimte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op dit adres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven.
Omdat alleen het normale gebruik van de woning moet worden gecompenseerd, wordt er geen rekening gehouden met voorzieningen die een therapeutisch doel dienen (zoals bijvoorbeeld dialyseruimten, therapeutische baden).
Als vaststaat dat een aanpassing aan de woning noodzakelijk is, zal allereerst worden bekeken of compensatie gerealiseerd kan worden door middel van een verhuizing naar een beschikbare geschikte woning of makkelijker geschikt te maken woning. Bij beoordeling van de mogelijkheid tot verhuizen wordt onderzoek gedaan naar de consequenties van de verhuizing, zoals financiële gevolgen, termijn van beschikbaarheid van een geschikte woning, aanwezige mantelzorg, sociale contacten, gevolgen voor kinderen etc. Blijft de noodzakelijke aanpassing beneden de grens van het primaat, dan zal de voorkeur van belanghebbende leidend zijn. Gaat de voorkeur uit naar aanpassen, dan zal deze aanpassing gerealiseerd worden.
1.4.5.4 Primaat van losse woonunit
Als voor het te bereiken resultaat een aanbouw noodzakelijk is, besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als vaststaat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van wooncorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik mimimaal zijn. In het geval van eigen woningen kiest het college daarom, in gevallen die dit toelaten, voor het plaatsen van een losse woonunit.
Uitzondering op het in 1.4.5.1 genoemde is de situatie waarin er sprake is van twee hoofdverblijven. Daarbij moet worden gedacht aan gehandicapte kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder. Alleen in die situatie kunnen in beide ouderlijke woningen woonvoorzieningen getroffen worden. Dit geldt niet voor situaties waarin er sprake is van bezoekregelingen. Als de woningen van de ouders in de situatie van co-ouderschap zich in twee verschillende gemeenten zijn gesitueerd, rust de compensatieplicht alleen op de gemeente waar de woning van de betreffende ouder is gelegen.
In afwijking van het gestelde in 1.4.5.1 kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte als de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Als deze instelling in een andere gemeente gevestigd is dan de bezoekbaar te maken woning, moet de aanvraag worden ingediend in de gemeente waarin de bezoekbaar te maken woning zich bevindt. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de woning. Met het bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken.
1.4.5.7 Aanpassing boven primaat
Als blijkt dat op basis van de ervaren beperkingen de kosten van een woningaanpassing boven de primaatgrens uitkomen, en een verhuizing als de goedkoopst compenserende aanpassing aangemerkt kan worden, bestaat de mogelijk om voor een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing in aanmerking te komen, die maximaal de primaatgrens bedraagt. De overige noodzakelijke aanpassingen zullen door belanghebbende zelf moeten worden gerealiseerd. Voorwaarde om voor deze financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen is dat de op basis het advies noodzakelijke aanpassingen ook daadwerkelijk binnen een gestelde termijn uitgevoerd worden.
Men kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor woningsanering die als gevolg van allergie, astma of chronische bronchitis (CARA) noodzakelijk is. Sanering is slechts mogelijk als een duidelijke diagnose is gesteld door de huisarts of een medisch specialist, bijv. een longarts of kinderarts. De noodzaak voor het verstrekken van een vergoeding, wordt mede in relatie tot het leefpatroon en leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en gedrag bepaald. Het college kan hierover advies vragen eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde CARA verpleegkundige. Verwacht wordt dat de betrokkene zich in het vervolg bij de aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting zal houden. Ook mag verwacht worden dat betrokkene zelf maatregelen treft ter voorkoming van CARA-klachten. In de regel kan een vergoeding worden verstrekt indien:
- de aanvrager bij aanschaf niet van te voren had kunnen weten dat CARA zou ontstaan/verergeren;
- vervanging van het artikel medisch noodzakelijk is. Geen vergoeding wordt verstrekt als;
- het treffen van een voorziening niet tot verbetering van de situatie van betrokkene leidt;
- de aanvrager bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat er sprake zou kunnen zijn van overgevoeligheid voor bepaalde stoffen.
Handreiking normering hulp bij het huishouden
1. Normering huishoudelijke taken in minuten
Naast de in bijlage 2 bij beleidsregel 1 opgenomen normering gelden de volgende standaardindicaties.
1.1 Huishoudelijke werkzaamheden
1.1.1 Boodschappen voor het dagelijkse leven doen
Totaal: 1 maal per week maximaal 60 minuten per week
Indien het leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen < 12 jaar, kan er 2x per week boodschappen worden geïndiceerd; +30 minuten, wanneer afstand tot de winkels groot is.
1.1.2 Maaltijdverzorging: broodmaaltijd
(Bereiding broodmaaltijd/warme maaltijd)
Totaal: warm maximaal 30 minuten per keer
Totaal: brood maximaal 15 minuten per keer
Aanwezigheid kinderen < 12 jaar: + 20 minuten per keer.
1.1.3 Licht poetswerk in huis: kamers opruimen
Totaal: maximaal 60-90 minuten per week
Voor een leefeenheid zonder kinderen maximaal. 20 minuten per keer, voor een leefeenheid met kinderen < 12 maximaal 30 minuten per keer.
In principe maximaal. 3 maal per week 20-30 minuten
Dit betekent dat iemand die naast overname zwaar huishoudelijk werk 1.5 ook overname van licht huishoudelijk werk 1.4 nodig heeft, in de praktijk één klasse boven de klasse voor 1.5 uitkomt. Dus klasse 2 (klein huis, tot 3 kamers/seniorenwoning/1 persoon) of 3 (groot huis/3 kamers of meer/tweepersoons huishouden)
1.1.4 Huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken
Totaal: Zwaar huishoudelijk werk: de omvang van de benodigde ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning dan van de aanwezigheid van een extra persoon.
1 persoonshuishouden/< 2 kmrs klasse 1 1x per 3 uur in de 14 dagen.
2 persoonshuishouden/> 3 kmrs klasse 2.
Factoren meer/minder hulp: zie ook onder 2.1.3.
In grote woningen met hoge bezettingsgraad, vervuilingsgraad, COPD problematiek of aanwezigheid van jonge kinderen is een hogere klasse reëel. Verzorgen van huisdieren valt in de marge van de klasse.
Met de genoemde verrichtingen worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.
1.1.5 Verzorging kleding/linnengoed
Totaal: 1 persoon maximaal 60 minuten / 2 personen maximaal 90 minuten per week
Eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3x per week.
1.2 Organisatie van het huishouden
1.2.1 Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (Anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden
De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.
Totaal: tot maximaal 40 uur aanvullend op eigen mogelijkheden
Klasse: afhankelijk van de situatie, indien kinderen < 6 jaar gecombineerd met HBH activiteiten tot een maximaal omvang van 40 uur per week.
1.2.2 Dagelijkse organisatie van het huishouden
Totaal: maximaal 30 minuten per week
1.3 Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische stoornissen
1.3.1 Begeleiding, tevens observeren
Totaal: in combinatie met activiteiten onder 1. en 2. maximaal 30 minuten per week
1.3.2 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden
A. Huishoudelijke werkzaamheden alleenstaande (seniorenwoning/flat)
B. Huishoudelijke werkzaamheden alleenstaande (eengezinswoning)
C. Huishoudelijke werkzaamheden twee-/meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)
Het onderzoeken van overbelasting
De indicatiesteller onderzoekt altijd of er in de individuele situatie moet worden afgeweken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt, reeds overbelast dreigt te raken. In van Dale wordt overbelasting uitgelegd als “meer belasten dan het prestatievermogen toelaat”. In medische kringen praten we dan over het (on)evenwicht tussen draagkracht (= belastbaarheid) en draaglast (= belasting). Overbelasting kan veroorzaakt worden door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt het bepaald door in- en uitwendige factoren.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:
Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:
2. Onderzoek naar de draaglast-draagkracht mantelzorger
Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger overbelast is, in andere gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het indicatieonderzoek moeten worden uitgediept. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel bestaan er allerlei vragenlijsten op dat gebied en kunnen door de mantelzorger ervaren klachten duiden op overbelasting. Uit een uitspraak van het Cvz (Zknr. 23010188) blijkt dat het College van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid vanwege de gezondheid van de mantelzorger dienen te worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een arts. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de behandelende sector volstaan om hierover een oordeel te vormen. Dit dient dan wel onder aanwijzing van een arts te gebeuren; deze dient vervolgens ook bij het eindoordeel te worden betrokken.
4 Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting
Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is. Over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate, waarin ze zich manifesteren, zal van persoon tot persoon verschillen. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen (dit is een van de redenen waarom het Cvz de beoordeling hiervan bij de arts neerlegt). Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat. Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de zorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.
Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:
Beleidsregel 2 Zich verplaatsen in en om de woning
2.1 Definitie/omschrijving van de beperking(en)
Het is niet mogelijk zich zelfstandig te verplaatsen in en om de woning. Hiermee wordt bedoeld dat er dagelijks problemen zijn met de verplaatsingen naar alle functionele ruimten binnen de woning, maar ook bij verplaatsingen rondom de woning. Het is niet zo dat er sprake moet zijn van rolstoelafhankelijkheid, ook bij frequente verplaatsingen buitenshuis kunnen de beperkingen een probleem opleveren.
Er moet worden gezocht naar een oplossing die het verplaatsen binnenshuis en het verplaatsen buitenshuis mogelijk maakt. Bij de verplaatsingen binnenshuis gaat het om verplaatsen in horizontale richting. De verticale verplaatsingen worden vanwege de aard van de oplossingen bij de woonvoorzieningen van het resultaatgebied "het voeren van een huishouden" geplaatst. Mocht voor de verplaatsingen binnenshuis een loophulpmiddel geen oplossing bieden, dan kan een rolstoel een oplossing bieden. Bij de verplaatsingen buitenshuis gaat het om relatief korte afstanden rond de woning waarbij een loopvoorziening (bv. rollator) en/of vervoersvoorziening (bv. scootmobiel) geen oplossing bieden.
Er wordt in de volgende volgorde naar geschikte oplossing(en) gezocht:
2.3 Omschrijving van de individuele voorzieningen
Er is geen kwalitatief goede begripsomschrijving van een rolstoel te formuleren. Om deze reden verstaan we onder een rolstoel wat er in het dagelijks taalgebruik onder een rolstoel wordt verstaan: een rolstoel is een voorziening ter verplaatsing in en om de woning, soms ook in de directe woon- en leefomgeving, waarbij het gaat om 4 wielen, soms alle vier even groot (transportrolstoel), soms 2 grote wielen achter en 2 kleine wielen voor, waarbij de rolstoel met de handen aan de achterste wielen kan worden aangedreven. Een rolstoel kan met de hand worden aangedreven, maar ook elektrisch. Ook zijn er motoren die op een rolstoel aangebracht kunnen worden om het rijden met, of duwen van, de rolstoel lichter te maken. Hierbij zijn er nog overige aanpassingen mogelijk afgestemd op de individuele gebruiker van de rolstoel. Welke rolstoel als de goedkoopst compenserende voorziening beschouwd kan worden, is afhankelijk van de beperkingen in combinatie met de verplaatsingsbehoefte.
Als de rolstoel voor een periode van maximaal 6 maanden noodzakelijk is, wordt er geen rolstoel vanuit de Wmo verstrekt. Er bestaat dan geen compensatieplicht voor de gemeente. Er kan voor het compenseren van deze verplaatsingsbehoefte een beroep gedaan worden op een rolstoelvoorziening vanuit de thuiszorgorganisaties (uitleen van hulpmiddelen).
Indien de rolstoel alleen gebruikt gaat worden voor incidentele verplaatsingen, zoals een dagje uit, wordt er geen rolstoel vanuit de Wmo verstrekt. Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op een rolstoel verstrekt vanuit de Wmo als er sprake is van een dagelijks verplaatsingprobleem.
2.4.3 Rolstoelvoorziening voor AWBZ-bewoners
Bewoners van AWBZ-instellingen komen niet in aanmerking voor een rolstoel vanuit de Wmo, als zij verblijf én behandeling van de AWBZ instelling ontvangen. Deze behandeling moet plaatsvinden binnen de instelling van verblijf. Is dit niet het geval, dan komt men in aanmerking voor een rolstoel vanuit de Wmo. Er moet hierbij sprake zijn van daadwerkelijk wonen en behandelen binnen deze instelling. Een indicatie voor verblijf zonder dat deze verzilverd is (of verzilverd kan worden), zorgt er voor dat een rolstoel vanuit de Wmo verstrekt moet worden.
2.4.4 Tweede rolstoelvoorziening
Het kan noodzakelijk zijn dat een persoon naast de rolstoel voor dagelijks zittend gebruik ook een rolstoel voor incidenteel gebruik heeft. Dit in verband met verplaatsingen waarbij de rolstoel voor dagelijks gebruik niet meegenomen kan worden. Op de plaats van bestemming ontstaat er zodoende een verplaatsingsprobleem.
Ook kan het mogelijk zijn dat er twee rolstoelvoorzieningen nodig zijn als er sprake is van een woning met twee (of meer) woonlagen. Hierbij is een traplift aanwezig en zal er een rolstoel op de begane grond en op de etage noodzakelijk zijn. Voorwaarde hierbij is dat er een (zelfstandige) transfer mogelijk moet zijn van rolstoel naar lift en omgekeerd.
Accessoires die geen onderdeel uitmaken van de rolstoel zelf, zoals schootskleden en regenkleding, worden niet verstrekt in het kader van de Wmo.
2.4.6 Haalbaarheids- en gewenningslessen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen haalbaarheidslessen en gewenningslessen.
Haalbaarheidslessen: de leverancier van het hulpmiddel ziet dit element als onderdeel van de selectie. In dit traject wordt immers bepaald of het gekozen hulpmiddel voldoet aan de eisen met betrekking tot de adequaatheid. Deze haalbaarheidslessen vallen daarom onder de selectie en worden gezien als service. Mocht uit de selectie blijken dat de leverancier twijfels heeft of de voorziening voor de klant haarbaar is, zal dit aan de gemeente doorgegeven worden. Er moet dan onderzoek gedaan worden door een ergotherapeut om de haalbaarheid te onderzoeken.
Beleidsregel 3 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
3.1 Definitie/omschrijving van beperking(en)
Er worden beperkingen ervaren in het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Het is vanwege een beperking, chronisch psychische probleem, psychosociaal probleem en financiële draagkracht niet mogelijk gebruik te maken van eigen vervoer (fiets, brommer of auto). Het is ook niet mogelijk openbaar vervoer te bereiken en te gebruiken.
Er moet gezocht worden naar oplossingen die compensatie bieden voor de vervoersbehoefte binnen de regio Venlo. Binnen de mogelijke oplossingen wordt een onderscheid gemaakt tussen oplossingen voor vervoersproblemen op de korte en de langere afstand. Voor beide vervoersproblemen kunnen verschillende voorzieningen getroffen worden. De mogelijke oplossingen hangen af van de vervoersbehoeften en de beperkingen van het individu. De mogelijkheden om zelf oplossingen voor de ervaren vervoersproblemen te vinden, zijn afhankelijk van individuele factoren (o.a. inkomen). Wordt er een melding gemaakt van een vervoersprobleem, dan zal in de volgende volgorde gezocht worden naar mogelijke oplossingen:
De aangepaste fiets is te gebruiken op zowel de korte afstand van het huis als de wat grotere afstanden van huis. Dit vervoersmiddel is bedoeld voor mensen, die vanwege hun beperking(en) geen gebruik kunnen maken van een reguliere fiets (met of zonder trapondersteuning). Voor deze mensen is het gebruik van een scootmobiel geen adequate optie. Dit kan zijn in verband met leeftijd of beperkingen waardoor het in beweging blijven een belangrijke factor is voor de persoon in kwestie.
3.3.3 Collectieve vervoersvoorziening in de vorm van de Regiotaxi
Deze voorziening compenseert de vervoersbehoefte op de langere afstanden. Voor deze voorziening kan men in aanmerking komen als er geen gebruik gemaakt kan worden van het aanwezige openbare vervoer of eigen vervoer. Zoals de naam al aangeeft, gaat het hierbij om een collectief geregelde taxiservice die het vervoer binnen de regio regelt. Indien het inkomen beneden een gestelde grens blijft, kan tegen betaling van een gereduceerd tarief gebruik gemaakt worden van deze voorziening. Er kunnen aanvullende eisen aan het vervoer worden gesteld. Hiervoor zijn verschillende taxivormen beschikbaar.
3.3.6 Financiële tegemoetkoming taxivervoer
Als een belanghebbende geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, als collectief vervoer in de vorm van de Regiotaxi niet mogelijk is, eigen vervoer niet beschikbaar is en op geen enkele andere manier een goedkopere passende vervoersvoorziening gegeven kan worden, wordt aan belanghebbende een forfaitair bedrag verstrekt om met een reguliere (rolstoel)taxi te reizen.
3.4 Uitsluitingcriteria/Toetsingscriteria
Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen), is er geen noodzaak om compensatie te bieden. Dit omdat er geen vervoersprobleem is, of omdat men het vervoersprobleem zelf kan oplossen. Als door gevolg van de beperkingen het inkomen daalt en het beschikken over een eigen vervoersmiddel niet meer tot de financiële mogelijkheden behoort, dan bestaat er reden een vervoersvoorziening.
3.4.2 Primaat van collectief vervoer
Als het openbaar vervoer niet bereikt of gebruikt kan worden (de maximale loopafstand bedraagt minder dan 800 meter binnen 20 minuten) en ook eigen vervoer (auto, (brom)fiets met of zonder trapondersteuning) geen oplossing voor de ervaren vervoersproblemen biedt, dan komt men in aanmerking voor een vervoersvoorziening. Er zal in dit geval eerst beoordeeld worden of het door het college geregelde collectieve vervoer een adequaat middel is om in de vervoersbehoefte te voorzien voordat er gekeken wordt naar mogelijke individuele voorzieningen.
Om in aanmerking te kunnen komen voor het door het college geregelde collectieve vervoer mag het inkomen niet boven een gesteld norminkomen komen. Dit norminkomen is bepaald op 1.5 x de WWB-norm inclusief vakantietoeslag. Van mensen die een inkomen hebben boven deze norm mag verwacht worden dat ze de kosten van het vervoer zelf kunnen dragen. Er wordt van deze groep mensen verwacht dat ze in staat zijn de kosten voor het gebruik van een auto te kunnen dragen. Hieraan wordt gekoppeld dat ze ook in staat worden geacht de kosten voor het gebruik van overig vervoer te kunnen dragen indien ze geen beschikking hebben over een auto.
De compensatieplicht voor het vervoer is beperkt tot het sociaal vervoer. Het moet mensen in staat stellen de voor hen noodzakelijke sociale contacten te onderhouden. Hierdoor wordt het vervoer naar/van werk uitgesloten. Ook het vervoer naar/van school valt buiten de compensatieplicht van de Wmo. Het vervoer in verband met dagbehandeling in een of geregeld door een AWBZ instelling valt evenmin onder de compensatieplicht van de WMO. Voor alle bovengenoemde bestemmingen zijn andere wettelijke regelingen aanwezig.
3.4.5 Vervoer in verband met vrijwilligerswerk
Er wordt geen rekening gehouden met het gebruik maken van een vervoersvoorziening om vrijwilligerswerk te doen als de vrijwilligersorganisatie een reiskostenvergoeding geeft voor het doen van dit vrijwilligerswerk. In gevallen waarin dit niet van toepassing is, kan er rekening gehouden worden met de omvang van de toegekende vervoersvoorziening.
3.4.6 Auto verstrekt in bruikleen
Er kunnen hele speciale gevallen zijn waarbij alle hierboven genoemde oplossingen en voorzieningen de vervoersbehoefte niet op een adequate wijze compenseren. In deze gevallen kan een auto in bruikleen worden verstrekt. Bij een eventuele toekenning van deze voorziening moet een grondig onderzoek gedaan zijn, waarbij er geen enkele twijfel bestaat over het niet bruikbaar en haalbaar zijn van een andere vervoersvoorziening om in de vervoersbehoefte te voorzien.
Beleidsregel 4 Mogelijk maken van sociale contacten en deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten
Er moet gezocht worden naar oplossingen die compensatie bieden voor de beperkingen, ondervonden bij deelname aan het leven van alledag. Deze beperkingen kunnen niet door de eerdere resultaatgebieden worden gecompenseerd. Als er melding gemaakt wordt van een probleem bij het deelnemen aan het leven van alledag, zal in de volgende volgorde gezocht worden naar mogelijke oplossingen: voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en individuele voorzieningen. Omdat dit resultaat geen duidelijke grenzen heeft voor wat betreft de compensatieplicht, zal een grondig onderzoek essentieel zijn. Het moet duidelijk zijn dat de enige manier waarop de deelname aan het leven van alledag gerealiseerd kan worden, is door middel van het verstrekken van een individuele voorziening. Met name bij voorzieningen voor (top)sportbeoefening bestaat de mogelijkheid van sponsoring. Hierdoor kan de voorziening via een eigen oplossing aangeschaft en onderhouden worden, waardoor er geen compensatieplicht meer vanuit de Wmo bestaat. De reikwijdte van oplossingen zal de komende jaren door jurisprudentie worden bepaald. Deze jurisprudentie zal leidend zijn voor het te voeren onderzoek.
4.3 Omschrijving van individuele voorzieningen
Het is vanwege de aard van het resultaatgebied niet mogelijk om op voorhand aan te geven in welke vorm de compensatie kan worden geboden. De behoefte van belanghebbende zal leidend zijn en vanuit deze behoefte vindt een onderzoek plaats. Het onderzoek richt zich op de vraag of er sprake is van een compensatieplicht. Is er sprake van compensatieplicht, dan wordt bekeken op welke manier de compensatie vorm krijgt.
Als het ervaren probleem een vervoersprobleem betreft, zal eerst gekeken worden of dit probleem via het resultaatgebied "lokaal verplaatsen per vervoermiddel" gecompenseerd kan worden.
Het is noodzakelijk voor het toekennen van een voorziening dat de voorziening het sociaal contact vergroot. Het niet toekennen van de voorziening zorgt voor een beperkte deelname aan het leven van alledag.
Bijlage 1 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012
Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen
1. De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening.
2. 5% algemene kosten over lonen en materiaal, 5% winst, en 5% risico.
3. Het architectenhonorarium, echter uitsluitend in de gevallen waarin het inschakelen van een architect naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is (het betreft dan veelal een ingrijpende woningaanpassing, zoals een aanbouw). De vergoeding voor het honorarium wordt gesteld op 10 procent van de aanneemsom, overeenkomstig de Standaard Regeling 1997 (SR 1997) van de Bond van Nederlandse Architecten, tenzij het honorarium ingevolge artikel 51 lid 1 van De Nieuwe Regeling (DNR 2004) behorende bij SR 1997 schriftelijk is vastgesteld op een lager bedrag, en dat de vergoeding voor het honorarium in dit laatste geval gelijk is aan het (lagere) bedrag zoals dat ingevolge artikel 51 lid 1 DNR 2004 schriftelijk is vastgesteld.
4. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.
5. De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.
6. Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van de gereedmelding, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.
7. De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk (zie Bijlage 2). Indien noodzakelijk worden de hiervoor te maken extra notariskosten vergoed.
8. De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden.
9. De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.
10. De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.
11. De kosten van bodemonderzoek indien dit noodzakelijk is en voor zover dit dient plaats te vinden voor rekening van degene die recht heeft op de financiële tegemoetkoming in de kosten van woninguitbreiding of sanering.
12. Bij het bepalen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming ten behoeve van het aanpassen van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt een korting van 15% toegepast op de door het college opgestelde kostenberekening dan wel op de door het college geaccepteerde offerte (verplichting tot 2 offertes).
Bijlage 2 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012
Ingevolge de Verordening is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen in de kosten voor het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning. Voor de berekening van deze tegemoetkoming wordt als basis genomen het extra aantal m2 dat volgens tabel 1a voor vergoeding in aanmerking komt, vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 3,00 m.
De uitkomst van deze vermenigvuldiging in kubieke meters wordt vermenigvuldigd met de kubieke meterprijs ad. € 612,00; dit bedrag is inclusief BTW.
Maximum totale subsidiabele bouwkosten (incl. BTW):
............. aantal m2 x 3,00 x € 612,00.
Wanneer het woonoppervlak van de nieuw te bouwen woning groter is dan 75 m2 vermeerderd met het maximum aantal m dat noodzakelijk is volgens het programma van eisen (zie kolom 2 van tabel 1a), wordt geen financiële tegemoetkoming in de bouwkosten verstrekt.
Ingevolge de Verordening is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is. Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m² behoeft geen extra grond te worden verworven en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.
Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals in onderstaande tabel aangegeven.
Maximum aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning
Het totale aantal extra m2 dat op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is wordt vermenigvuldigd met de grondprijs per m2 ad: €306,00 per m2 bij een perceeloppervlakte gelijk of kleiner dan 150 m2 €358,00 per m2 bij een perceeloppervlakte groter dan 150 m2.
Maximum totale subsidiabele grondkosten (incl. BTW) :........... aantal m2 x €306,- of €358,00.
Indien de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte van 20 m2 en een maximumprijs van €56,43 per m2.
Indien de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte van 6 m2 en een maximumprijs van €36,69 per m2.
Bijlage 3 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet vergoed. In deze bijlage wordt een lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen gegeven. Deze opsomming is niet limitatief, aangezien de invulling van het begrip ‘ algemeen gebruikelijk’ continu in beweging is.
Een algemeen gebruikelijke voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
1. het aan te schaffen object kan voor een niet-gehandicapte in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend;
3. het is niet duurder dan soortgelijke producten met hetzelfde doel;
4. het is niet speciaal voor gehandicapten.
De volgende voorzieningen worden niet vergoed: