Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venlo

Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo (2012)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo (2012)
CiteertitelWmo-besluit Venlo 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wmo-verordening Venlo 2012

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201201-01-2013nieuwe regeling

06-03-2012

E3-journaal/ de Trompetter d.d. 14-03-2012

Gemeenteblad jaargang 2012, nummer 4

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo (2012)

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. verordening:

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012;

c. besluit:

Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo 2012;

d. college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

e. verzamelinkomen:

het inkomen zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

f. belastbaar loon:

het loon zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964;

g. peiljaar:

het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;

h. kernassortiment:

voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een kernassortiment. Dit is het brede assortiment dat is aanbesteed door de gemeente Venlo;

i. alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 1.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Ingevolge de bepalingen van de wet en de verordening worden algemeen gebruikelijke voorzieningen niet vergoed. Voor een niet-limitatief overzicht wordt verwezen naar bijlage 3 bij dit besluit.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen, eigen aandeel

Artikel 2.1 De eigen bijdrage, het eigen aandeel in de kosten

De gemeente Venlo vraagt voor alle individuele voorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de wet is toegestaan, een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten tot het maximum dat op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, nr. 450 / Staatscourant 2010,nr. 18021) is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit hoofdstuk hiervan wordt afgeweken.

Artikel 2.2 Omvang van de eigen bijdrage, het eigen aandeel

  • 1.

    De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar moet betalen bedraagt €18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan €22.905 het bedrag van €18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €22.905;

  • 2.

    De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder moet betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan €16.007 het bedrag van €18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €16.007;

  • 3.

    De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar moeten betalen bedraagt €25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €28.306 het bedrag van €25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €28.306;

  • 4.

    De eigen bijdrage/het eigen aandeel in de kosten die/dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen bedraagt €25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €22.319 het bedrag van €25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €22.319.

Artikel 2.3. Bedrag per periode van vier weken

  • 1.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 2.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een woonvoorziening die eigendom is van de gemeente, dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die de aanvrager huurt, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 3.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een eenmalige financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 4.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een periodieke financiële tegemoetkoming, dan wordt per periode van vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht, zolang de verstrekking voortduurt.

  • 5.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een roerende zaak door een leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten, dan wordt per periode van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, zolang de verstrekking in bruikleen voortduurt.

Artikel 2.4 Beperkingen

  • 1.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening in natura respectievelijk het bedrag van het PGB of de financiële tegemoetkoming die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.

  • 2.

    Er wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten meer gevraagd als degene aan wie de voorziening is verstrekt:

    • a.

      is overleden;

    • b.

      is verhuisd en daardoor geen gebruik meer kan maken van de verstrekte woonvoorziening;

    • c.

      te kennen heeft gegeven geen gebruik meer te willen maken van een andere dan de onder b genoemde voorziening en er ook feitelijk geen gebruik van maakt.

  • 3.

    Een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit een algemene voorziening.

  • 4.

    Een eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi). Let wel: de Wmo-gerechtigde die met de regiotaxi reist, is voor het gebruik wel een betaling per zone verschuldigd overeenkomstig het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

  • 5.

    Een eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit een gemeenschappelijke voorziening.

  • 6.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd, als de voorziening bestaat uit accessoires en aanpassingen van hulpmiddelen, die niet meteen bij de eerste verstrekking van het betreffende hulpmiddel zijn aangebracht (dit geldt niet voor autoaanpassingen).

  • 7.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd voor onderhouds-, reparatie- en keuringskosten die niet bij de eerste verstrekking in de kosten van de voorziening zijn inbegrepen.

Hoofdstuk 3 Verstrekkingvormen en typen van individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

Artikel 3.2 Voorziening in natura

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • welke de te treffen voorziening is;

    • wat de duur van de verstrekking is;

    • hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

    • of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2.

    Indien sprake is van een overeenkomst als bedoeld onder 1, is de verkrijger gehouden de voorwaarden in acht te nemen, die gelden op grond van de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst die is gesloten tussen de aanvrager en de gemeente (eigenaar).

  • 3.

    Bij verstrekking in natura, in de vorm van collectief vervoer (Regiotaxi) moet de gerechtigde zich houden aan de voorwaarden en regels die voor dit vervoersysteem gelden.

Artikel 3.3. Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • voor welke te treffen voorziening de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • wat de duur van de verstrekking is;

    • of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

    • welke voorwaarden op de verstrekking van toepassing zijn.

  • 2.

    Betaling van de financiële tegemoetkoming vindt plaats aan de belanghebbende of op grond van de wet aan de eigenaar van de woning.

  • 3.

    Indien het college ingevolge artikel 30 van de Verordening besluit tot indexering van de in dit Besluit opgenomen financiële tegemoetkomingen, vindt indexering plaats op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS).

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1.

    Op verzoek van de aanvrager vindt verstrekking van een individuele voorziening plaats in de vorm van het PGB.

  • 2.

    Op het PGB zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      het PGB wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor kosten van instandhouding en een eventuele verplichte WA-verzekering;

    • c.

      bij het treffen van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking vastgelegd:

      • voor welk te bereiken resultaat het PGB gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

      • wat de omvang van het PGB is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

      • welke regels gelden ten aanzien van het uitkeren van het PGB;

      • wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB bedoeld is;

      • welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het PGB.

    • d.

      na verzending van de beschikking, met daarin vermeld de voorwaarden, wordt het PGB, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende.

3. Afwijzingsgronden

Verstrekking als PGB vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met het PGB en hiervoor geen beheerder kan worden aangewezen;

  • b.

    de belanghebbende eerder een PGB is verleend op grond van de verordening en de belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen;

  • c.

    op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende het PGB om financiële redenen niet kan aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening;

  • d.

    de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingstermijn van de geïndiceerde voorziening.

4. Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen

  • a.

    het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het PGB te verwerven voorziening;

  • b.

    blijkt na afloop van de onder a genoemde periode dat de voorziening nog steeds voldoende compensatie biedt, dan wordt geen nieuw PGB beschikbaar gesteld;

  • c.

    in het onder b genoemde geval verstrekt het college wel, indien nodig, een vergoeding voor instandhoudingkosten en een eventuele verplichte WA-verzekering.

5. Algemene verplichtingen PGB

Bij de verlening van het PGB gelden voor belanghebbende de volgende verplichtingen:

  • a.

    het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

  • b.

    de geïndiceerde voorziening die de belanghebbende inkoopt met het PGB dient adequaat, veilig, op belanghebbende gericht en kwalitatief verantwoord te zijn;

  • c.

    de belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

  • d.

    de belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking aan het college.

6. Verantwoording PGBDe verantwoording van het PGB door belanghebbende vindt direct plaats na aanschaf van de voorziening of voltooiing van de werkzaamheden waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt of, bij hulp bij het huishouden, op aanvraag (steekproefsgewijs) na iedere 3-maandelijkse budgetperiode.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

  • De

    op basis van artikel 4 lid 1 van de Wmo via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • c.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • d.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • e.

      wonen in een geschikt huis;

Dit hoofdstuk gaat over de onder a. tot en met d. genoemde resultaten

Artikel 4.1 Aantal minuten hulp

De compensatie die noodzakelijk is om het te behalen resultaat te bereiken wordt berekend in minuten.

Artikel 4.2 Hulp in natura

Als de belanghebbende hulp bij het huishouden in natura wil ontvangen, kan hij een keuze maken uit de door de gemeente gecontracteerde partijen.

Artikel 4.3 Persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden

1. De hoogte van het PGB

Het bruto uurtarief voor het PGB voor hulp bij het huishouden bedraagt:

  • a.

    €13,05 voor hulp bij het huishouden I (tevens vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964, alfahulp);

  • b.

    €17,40 voor hulp bij het huishouden II;

  • c.

    €12,20 in geval het PGB is bestemd voor cliënten die op grond van een overgangsregeling in verband met een wetswijziging per 1 januari 2010 gebruik maken van een alfahulp in combinatie met de servicefunctie van de zorgaanbieder.

2. Indexering

Indien het college ingevolge artikel 30 van de Verordening besluit tot indexering van de PGB-tarieven voor hulp bij het huishouden, vindt indexering plaats op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg (CBS).

3. Het bruto PGB wordt berekend naar het geïndiceerde aantal minuten gedurende de periode waarin de voorziening noodzakelijk is.

4. Uitbetaling PGB

  • a.

    Het PGB wordt bruto uitgekeerd. Dit betekent dat de belanghebbende zelf nog de verschuldigde eigen bijdrage moet afdragen.

  • b.

    Het PGB wordt maandelijks uitbetaald, waarbij uitbetaling altijd plaatsvindt aan de klant.

5. Bijzondere verplichtingen

Bij de verlening van het PGB worden de budgethouder de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst (bij een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 5, eerste lid Wet op de loonbelasting 1964 wordt een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten) met de persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke voorziening betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

    • 1

      declaraties voor de hulp bij het huishouden worden niet betaald indien zij niet binnen 6 weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de budgethouder zijn ingediend;

    • 2

      een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer en de naam en het adres van deze persoon en wordt door deze persoon ondertekend;

    • 3

      een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, alsmede de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.

  • b.

    de budgethouder bewaart de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten en declaraties gedurende 5 jaar en stelt, desgevraagd, kopieën hiervan ter beschikking aan het college;

  • c.

    na afloop van het kalenderjaar wordt desgevraagd door de budgethouder een daartoe bestemd formulier aan het college ter beschikking gesteld, waarop hij naam, adres en burgerservicenummer van de huishoudelijke hulp(en) respectievelijk naam, adres en BTW-nummer en/of inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel van de hulpverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag. Deze verplichting is niet van toepassing indien de budgethouder verplicht is tot loonheffing.

6. Tussentijdse verantwoording

De tussentijdse verantwoording over de besteding van het verstrekte PGB gebeurt als volgt:

  • a.

    Na iedere 3-maandelijkse budgetperiode wordt een aselecte steekproef getrokken, met een omvang van 10% van het aantal budgethouders.

  • b.

    De budgethouder die in de steekproef valt, legt binnen 3 weken na afloop van de budgetperiode verantwoording af aan de hand van een door burgemeester en wethouders vastgesteld verantwoordingsformulier en levert desgevraagd bijlagen in.

  • c.

    Bij iedere nieuwe budgethouder vindt altijd (eenmalig) controle plaats na afloop van de eerste verantwoordingsperiode.

  • d.

    Gecontroleerde budgethouders krijgen binnen 8 weken na verantwoording een brief dat de opgevoerde kosten voorlopig zijn geaccepteerd.

  • e.

    Als opgevoerde kosten niet worden geaccepteerd, ontvangt de budgethouder binnen 8 weken na verantwoording schriftelijk bericht. Als de volgende betaling al heeft plaats gevonden vindt verrekening plaats. Bij gedeeltelijk dan wel volledig en verwijtbaar foute besteding kan de betaling onmiddellijk worden gestopt. Indien tussentijds structurele onderuitputting wordt vastgesteld, neemt de gemeente contact op met de budgethouder over eventuele aanpassing van de betaling.

7. Bijzondere intrekkinggronden

Onverminderd de intrekkinggronden genoemd in artikel 27 van de Verordening wordt de beschikking, waarbij het PGB is toegekend, geheel of gedeeltelijk ingetrokken:

  • a.

    met ingang van de 14e dag gelegen ná de dag waarop de budgethouder overlijdt;

  • b.

    met ingang van de dag waarop de budgethouder langer dan 2 maanden aaneengesloten verblijft in een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Zorgverzekeringswet;

  • c.

    met ingang van de dag waarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget.

Hoofdstuk 5 Wonen in een geschikt huis

  • De

    op basis van artikel 4 lid 1 van de Wmo via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • c.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • d.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • e.

      wonen in een geschikt huis.

Dit hoofdstuk gaat over het onder e. genoemde resultaat.

Artikel 5.1 Verstrekkingvorm

  • 1.

    De individuele voorzieningen binnen het resultaatgebied “wonen in een geschikt huis” kunnen worden verstrekt als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of als PGB.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen is gelijk aan het bedrag dat is vermeld in de door de gemeente opgestelde kostenberekening dan wel de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 3.

    Bij het opstellen van de kostenberekening door de gemeente en bij de beoordeling van de offerte wordt rekening gehouden met wat bepaald is in:

    • a.

      Bijlage 1 bij dit Besluit: Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen;

    • b.

      Bijlage 2 bij dit Besluit: Extra bouw- en grondkosten.

  • 4.

    Voorzieningen in natura zijn:

    • a.

      voorzieningen die binnen of buiten het kernassortiment van hulpmiddelen van de gemeente vallen en die de leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten aan de belanghebbende in bruikleen geeft;

    • b.

      (trap)liften die door de gemeente in bruikleen worden gegeven.

Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget (PGB)

1. PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het kernassortiment:

  • a.

    het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, die binnen het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier;

  • b.

    indien van toepassing wordt het PGB verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen;

  • c.

    de noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening;

  • d.

    het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier;

  • e.

    de PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder a en b vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.

2. PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het kernassortiment

Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens is opgenomen een indicatie van de instandhoudingkosten (onderhoud en reparatie) gedurende de afschrijvingstermijn.

3. PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen

  • a.

    Het PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen wordt bepaald is gelijk aan het bedrag dat is vermeld zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • b.

    Het PGB voor onderhoud en reparatie wordt jaarlijks uitgekeerd na overlegging van de factuur voor het jaarlijkse onderhoud.

4. PGB voor woonvoorzieningen

  • a.

    Het PGB voor woonvoorzieningen is gelijk aan het bedrag dat is vermeld in de door het college opgestelde kostenberekening dan wel de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • b.

    Indien de belanghebbende niet de eigenaar is van de woning waarin de woningaanpassing dient te worden aangebracht, wordt het PGB voor de woningaanpassing betaald aan de eigenaar van de woning.

5. PGB voor keuring, onderhoud en reparatie

  • a.

    Het PGB wordt verstrekt voor keuring, onderhoud en reparatie van de hieronder opgesomde voorzieningen:

    • stoelliften;

    • rolstoel- of sta-plateauliften;

    • woonhuisliften;

    • hefplateauliften;

    • balansliften;

    • de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

    • toilet, voorzien van onderspoel en toiletföhn.

  • b.

    Het PGB wordt op basis van de ingediende factuur achteraf bepaald en betaald.

Artikel 5.3 Overige tegemoetkomingen

  • 1.

    Tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

    • a.

      Geen verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt als sprake is van een algemeen gebruikelijke verhuizing. Dit betekent dat geen tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten wordt toegekend indien deze tegemoetkoming is aangevraagd voor een verhuizing waarvan voorzienbaar was (verwacht kon worden) dat deze gezien de leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie van belanghebbende noodzakelijk zou worden en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak. Onder deze verhuizingen vallen ook verhuizingen zoals het voor de eerste keer zelfstandig gaan wonen en verhuizingen naar AWBZ instellingen.

    • b.

      Als geen sprake is van een verhuizing als bedoeld onder a, kan de hoofdbewoner van de woonruimte een gemaximeerde tegemoetkoming ontvangen van €2.647,00.

    • c.

      Een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte een aangepaste woonruimte ontruimt, komt in aanmerking voor een gemaximeerde tegemoetkoming van €2.647,00

  • 2.

    Kosten van tijdelijke huisvesting

    • a.

      De hoogte van de vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer aanhouden van een te verlaten woonruimte is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de Huurtoeslag.

    • b.

      De tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

    • c.

      De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt;

    • d.

      De vergoeding wordt verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 3.

    Huurderving

    • a.

      De hoogte van de vergoeding in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de Huurtoeslag;

    • b.

      De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt;

    • c.

      De eerste maand komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 4.

    Bezoekbaar maken

    • a.

      Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

    • b.

      In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

    • c.

      Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

    • d.

      De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

    • e.

      Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken bedraagt €5.789,00.

Artikel 5.4. Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of technische aard

Indien de bedoelde voorziening een woningsanering betreft, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder a en b.

  • a.

    Voor gordijnen en vloerbedekking worden voor materiaal en overige kosten (maken, leggen) de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:

    • overgordijnen woonkamer €30,73 per m2 raamoppervlak;

    • overgordijnen slaapkamer €22,03 per m2 raamoppervlak;

    • vitrage woon- en slaapkamer €20,24 per m2 raamoppervlak;

    • vloerbedekking woonkamer €16,40 per m2 vloeroppervlak;

    • vloerbedekking slaapkamer €14,48 per m2 vloeroppervlak.

  • b.

    Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijn van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:

    • leeftijd tot 2 jaar: vergoeding van 100% van het normbedrag;

    • leeftijd tot 4 jaar: vergoeding van 75% van het normbedrag;

    • leeftijd tot 6 jaar: vergoeding van 50% van het normbedrag;

    • leeftijd tot 8 jaar: vergoeding van 25% van het normbedrag;

    • ouder dan 8 jaar: geen vergoeding meer omdat de artikelen zijn afgeschreven.

Artikel 5.5. Onderhoud, keuring en reparatie

De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van op grond van de Wmo of de Wet voorzieningen gehandicapten verstrekte voorzieningen worden vergoed zoals weergegeven in artikel 5.2, lid 5.

Artikel 5.6 Terugbetalen bij verkoop

  • 1.

    Aan de eigenaar-bewoner die op grond van de verordening een woonvoorziening als bedoeld in lid 2 heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, wordt op grond van de verordening de voorwaarde opgelegd om bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald overeenkomstig hetgeen bepaald is in de leden 2, 3, 4, en 5 van dit artikel.

  • 2.

    De verplichting uit het eerste lid is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.

  • 3.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

  • 4.

    Het te restitueren bedrag bedraagt 100% van de meerwaarde, waarbij het bedrag op basis van een afschrijvingstermijn van 10 jaar jaarlijks met 10% afneemt.

  • 5.

    Het te restitueren bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

  • 6.

    Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.

Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Collectief vraagafhankelijk vervoer

Met collectief vraagafhankelijk vervoer wordt Regiotaxi Noord- en Midden-Limburg bedoeld.

Artikel 6.2 Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen in de vorm van een hulpmiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing verzekering worden het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van de voorziening.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 6.3 Forfaitaire vergoedingen

  • 1.

    Kan een persoon vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik maken van een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem, dan kan hij in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming om zelf in het vervoer te voorzien. De tegemoetkoming bestaat uit een forfaitair bedrag per kalenderjaar dat per maand wordt uitbetaald.

    • a.

      voor gebruik van een (eigen) auto: €1.074,07;

    • b.

      voor gebruik van een taxi: €1.074,07;

    • c.

      voor gebruik van een rolstoeltaxi: €1.614,55;

    • d.

      voor gebruik van speciaal vervoer: €1.614,55;

Artikel 6.4 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het kernassortiment

Het PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het kernassortiment wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.

Artikel 6.5 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen kernassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen

  • 1.

    Mits de noodzaak is vastgesteld, wordt het PGB voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 6.5 verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen.

  • 2.

    Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 3.

    De PGB-bedragen in dit artikel onder 1 en 2 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.

Artikel 6.6 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten kernassortiment

Het PGB voor vervoersvoorzieningen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin teven een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingsduur is opgenomen.

Artikel 6.7 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en, indien van toepassing, de verzekering is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar worden meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 6.8 PGB voor een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Het PGB voor een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is gebaseerd op de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingstermijn.

  • 2.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar worden meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 6.9 Autoaanpassing

Als een belanghebbende op grond van de verordening in aanmerking komt voor een autoaanpassing, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er is een verplichting op 2 offertes in te dienen.

Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning

Artikel 7.1. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen kernassortiment

Het PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen het kernassortiment wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de verzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.

Artikel 7.2. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen kernassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen

  • 1.

    Mits de noodzaak is vastgesteld, wordt het PGB voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 7.1 verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen.

  • 2.

    Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening is de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 3.

    De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder artikel 7.1 en 7.2 lid 1 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.

Artikel 7.3 PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten kernassortiment

Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de verzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.

Artikel 7.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen

  • 1.

    Het PGB voor onderhoud en reparatie en, indien van toepassing, de verzekering is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

 Artikel 7.5 PGB voor een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning

  • 1.

    Het PGB voor een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van een aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingsduur. Er bestaat de verplichting om twee offertes aan te vragen.

  • 2.

    Het bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing voor de verzekering wordt het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 7.6 Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar worden meteen betaalbaar gesteld bij toekenning van de financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    De tegemoetkoming voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Hoofdstuk 8 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden

Artikel 8.1 Gemaximeerde financiële vergoeding voor individuele sportvoorziening

  • 1.

    Voor een sportvoorziening kan men in aanmerking komen, als zonder deze voorziening sportbeoefening in verenigingsverband niet mogelijk is.

  • 2.

    Voor een sportvoorziening wordt uitsluitend een gemaximeerde financiële vergoeding verstrekt. De hoogte van deze vergoeding is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van €2.653,00.

  • 3.

    Indien noodzakelijk wordt tegelijk met de verstrekking van de aanschafkosten een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag van €585,00 verstrekt, waarmee de sportvoorziening voor een periode van drie jaar aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden.

  • 4.

    Als de gehandicapte nog steeds actief lid van een sportvereniging is, kan aansluitend aan de in het derde lid bedoelde periode van drie jaar, jaarlijkse een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag verstrekt worden van €406,00 in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening.

  • 5.

    De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.

Hoofdstuk 9 Samenhangende afstemming en heronderzoek

Artikel 9.1 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek of het medisch advies, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 9.2 Heronderzoek

Het college kan een heronderzoek instellen om vast te stellen of belanghebbende nog steeds is aangewezen op de ingevolge de Verordening toegekende voorzieningen.

Indien uit het heronderzoek blijkt dat de belanghebbende niet langer is aangewezen op een voorziening ingevolge de Verordening, kan het college de voorziening intrekken.

Hoofdstuk 10 Overige bepalingen

Artikel 10.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2012.

Het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning Venlo vervalt op het hiervoor genoemde tijdstip.

Artikel 10.2 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: "Wmo-besluit Venlo 2012".

Beleidsregel 1 Het voeren van een huishouden in een geschikt huis

1.1 Definitie/omschrijving van beperking(en)

Het is niet mogelijk om zelfstandig te wonen in een schoon en leefbaar huis. Hierbij wordt bedoeld dat er beperkingen zijn in het normaal gebruik en bereikbaarheid van de functionele woonruimtes als woonkamer, keuken, slaapkamer(s), badkamer, toilet en berging. Naast het fysiek niet kunnen uitvoeren van alle voorkomende huishoudelijke werkzaamheden is het ook mogelijk dat iemand wel fysiek in staat is, maar vanwege psychi(atri)sche en psychosociale aandoeningen geen inzicht heeft in welke huishoudelijke taken wanneer uitgevoerd moeten worden.

1.2 Oplossingen

Er moet naar oplossingen worden gezocht, die het mogelijk maken alle activiteiten in het huis zo zelfstandig mogelijk te kunnen verrichten. Het zo zelfstandig mogelijk kunnen verrichten heeft betrekking op het kunnen bereiken en gebruiken van alle in de woning aanwezige functionele ruimten.

Daarnaast moeten de oplossingen het mogelijk maken dat iemand in een schoon huis woont, voldoende eten en drinken in huis heeft, over (schone) kleding beschikt en zorg kan dragen voor kleine kinderen die tot het huishouden behoren. Er wordt in de volgende volgorde naar een geschikte oplossing gezocht:

  • -

    voorliggende voorzieningen: bijvoorbeeld kinderopvang (in diverse vormen), boodschappen-, maaltijd- of strijkservice, thuiszorgwinkel voor hulpmiddelen bij kortdurende noodzaak;

  • -

    algemeen gebruikelijke voorzieningen: bijvoorbeeld eenvoudige woningaanpassingen in de vorm van standaardbeugels, losse toiletverhoger, eenvoudige toiletstoel (kruk), algemeen gebruikelijke verhuizing, aanschaffen van was/droog machine, mogelijkheid tot opnemen van ouderschapsverlof;

  • -

    algemene voorziening: bijvoorbeeld personenalarmering;

  • -

    individuele voorziening: bijvoorbeeld hulp bij het huishouden, tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten, bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, roerende woonvoorziening, woningsanering.

1.3 Definitie/omschrijving van individuele voorzieningen

1.3.1 Hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden wordt als volgt gedefinieerd: het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van de verzorging van het huishouden van een persoon, dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort. Er wordt een onderscheid gemaakt in het soort taken die overgenomen kunnen worden, waardoor er twee categorieën Hulp bij het huishouden ontstaan.

Hulp bij het huishouden categorie 1 (HbH1) kan bestaan uit de volgende onderdelen: lichte huishoudelijke taken, zware huishoudelijke taken, de was doen en huishoudelijke spullen in orde houden.

Hulp bij het huishouden categorie 2 (HbH2) kan bestaan uit de volgende onderdelen: boodschappen doen voor het dagelijks leven, broodmaaltijd bereiden, warme maaltijd bereiden, opvang en verzorging van in huis wonende kinderen, anderen helpen bij maaltijdverzorging, dagelijkse organisatie van het huishouden.

Voor iedere over te nemen taak wordt de omvang van overname in minuten bepaald. De omvang van de overname is afhankelijk van de ernst van de beperking(en), de grootte van de leefeenheid en de grootte van de woning. Hierbij kan naar boven (extra overname) en beneden (minder overname) afgeweken worden van de gestelde normtijden. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide omschrijving van de inhoud van de diverse onderdelen en de bepaalde normtijd van overname.

1.3.2 Tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten

Zoals genoemd in artikel 10 lid 3 van de Verordening, kan een forfaitaire tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingkosten worden toegekend, mits dat de goedkoopst compenserende oplossing biedt (primaat van verhuizen). Dit kan ook het geval zijn als de verhuizing de wens van belanghebbende is.

1.3.3 Niet-bouwkundige woonvoorzieningen

De niet-bouwkundige, ofwel losse (roerende) woonvoorzieningen worden gebruikt om een oplossing te bieden voor een beperking bij het gebruik van een elementaire woonfunctie. De aard van deze voorzieningen zorgt ervoor dat dit met name geschikt is in situaties waarbij de oplossing van tijdelijke aard (maar wel langer dan 6 maanden) is.

1.3.4 Bouwkundige woonvoorzieningen

Bouwkundige woonvoorzieningen zijn permanente aanpassingen die noodzakelijk zijn om de woning toegankelijk te maken en het mogelijk maken de elementaire woonfuncties te verrichten zoals slapen, eten, lichaamsreiniging, het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden, koken en keukengebruik en horizontale en verticale verplaatsingen binnen de woning.

1.4 Toetsingscriteria

1.4.1 Algemeen criterium

1.4.1.1 De beschikking hebben over een woonruimte

Er kan pas aanspraak worden gemaakt op een individuele voorziening in relatie tot het voeren van een huishouden als er sprake is van een beschikbare woonruimte, die aangepast kan worden of schoon en leefbaar gehouden kan worden. Het valt niet onder de compensatieplicht van het college om voor een woning te zorgen.

1.4.1.2 Wonen in een woning voor permanent gebruik

In hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in algemene ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden, worden geen woonvoorzieningen getroffen.

1.4.2 Hulp bij het huishouden

1.4.2.1 Gebruikelijke zorg

Als één van de leden van de leefeenheid door ziekte of gebrek niet meer in staat is de voor hem of haar gebruikelijke huishoudelijke taken uit te voeren, wordt er van de andere leden van de leefeenheid verwacht dat de huishoudelijke taken herverdeeld worden. Wat mag verwacht worden van personen die deel uitmaken van de leefeenheid?

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • Kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand doen

  • Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, dat wil zeggen rommel opruimen, stofzuigen en bed opdekken.

  • Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld - in verband met studie - op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Deze taken komen overeen met ongeveer 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijk taken per week. Ook kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

  • Vanaf 23 jaar wordt men verondersteld een volledig huishouden te kunnen draaien.

Hierbij wordt geen rekening gehouden met het hebben van een fulltime baan of studie. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van religie en cultuur.

1.4.2.2 Fysieke afwezigheid

Indien er sprake is van een verplichte afwezigheid gedurende enkele aaneengesloten dagen (denk hierbij aan internationale vrachtwagen chauffeurs, beroepsmilitairen vanwege uitzending, scheepvaart), kan dit reden zijn af te zien van toepassing van gebruikelijke zorg.

1.4.2.3 (Dreigende) overbelasting

Bij (dreigende) overbelasting van degene waar gebruikelijke zorg van wordt verwacht, kan een kortdurende indicatie voor de voorziening Hulp bij het huishouden worden gesteld. De indicatieperiode moet gebruikt worden om tot een structurele oplossing te komen voor de ervaren problemen bij de combinatie van huishoudelijke taken, zorgtaken en overige werkzaamheden. Als blijkt dat er sprake is van een langdurige overbelasting, moet er een medische onderbouwing ten grondslag liggen aan een vervolgindicatie voor de voorziening Hulp bij het huishouden. Voorwaarde is dat aantoonbaar moet zijn dat er inspanning is geleverd zelf tot een structurele oplossing te komen, maar dat dit ondanks de inspanning nog niet is gelukt.

Voor onderzoek naar (dreigende) overbelasting: zie bijlage 3 bij beleidsregel 1.

1.4.2.4 Mantelzorg

Ook bij mantelzorg kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. In dit geval kan er sprake zijn van een afgeleide zorg- of hulpvraag. De belemmeringen die de mantelzorger ervaart in het zelf voeren van het huishouden, kunnen worden gecompenseerd door middel van het toekennen van de voorziening Hulp bij het huishouden aan de verzorgde. Door de voorziening te verstrekken in de vorm van een Persoonsgebonden Budget (PGB), kan de mantelzorger betaald worden voor de inspanningen en dit budget besteden voor het zelf inhuren van een particuliere hulp.

1.4.2.5 Toekenning in minuten

Wordt de voorziening Hulp bij het huishouden toegekend dan zal deze de omvang van de indicatie vastgesteld worden in minuten zorg per week.

1.4.3 Tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

1.4.3.1 Algemeen gebruikelijke verhuizing

Er wordt geen tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten toegekend indien deze tegemoetkoming is aangevraagd op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze verhuizing noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak. Onder deze verhuizingen vallen ook verhuizingen zoals het voor de eerste keer zelfstandig gaan wonen en geplande verhuizingen naar AWBZ instellingen.

1.4.3.2 Verhuizen naar een niet geschikte woning

Als de aanvrager niet is verhuisd naar een voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, zal er geen tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten worden toegekend, tenzij daarvoor eerst schriftelijk toestemming is verleend door het college.

1.4.4 Niet bouwkundige woonvoorzieningen

1.4.4.1 Langdurig noodzakelijk

In navolging van het gestelde in artikel 24 lid 1, sub a van de Verordening, kan er alleen een individuele voorziening worden toegekend als de noodzaak voor het te bereiken doel langdurig noodzakelijk is. Indien dit niet het geval is, kunnen de gewenste voorzieningen via de thuiszorgwinkel geleend worden. De thuiszorgwinkel kan worden beschouwd als een voorliggende voorziening.

1.4.4.2 Mantelzorg

Als er sprake is van structurele mantelzorg of professionele zorg moeten deze bij voorkeur bij de passing van de individuele voorziening aanwezig zijn.

1.4.5 Bouwkundige woonvoorzieningen

1.4.5.1 Hoofdverblijf

Er zal alleen een woonvoorziening worden verleend als de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. Dit betekent dat de aanvrager in deze woonruimte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op dit adres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven.

1.4.5.2 Normaal gebruik

Omdat alleen het normale gebruik van de woning moet worden gecompenseerd, wordt er geen rekening gehouden met voorzieningen die een therapeutisch doel dienen (zoals bijvoorbeeld dialyseruimten, therapeutische baden).

1.4.5.3 Primaat van verhuizen

Als vaststaat dat een aanpassing aan de woning noodzakelijk is, zal allereerst worden bekeken of compensatie gerealiseerd kan worden door middel van een verhuizing naar een beschikbare geschikte woning of makkelijker geschikt te maken woning. Bij beoordeling van de mogelijkheid tot verhuizen wordt onderzoek gedaan naar de consequenties van de verhuizing, zoals financiële gevolgen, termijn van beschikbaarheid van een geschikte woning, aanwezige mantelzorg, sociale contacten, gevolgen voor kinderen etc. Blijft de noodzakelijke aanpassing beneden de grens van het primaat, dan zal de voorkeur van belanghebbende leidend zijn. Gaat de voorkeur uit naar aanpassen, dan zal deze aanpassing gerealiseerd worden.

1.4.5.4 Primaat van losse woonunit

Als voor het te bereiken resultaat een aanbouw noodzakelijk is, besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als vaststaat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van wooncorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik mimimaal zijn. In het geval van eigen woningen kiest het college daarom, in gevallen die dit toelaten, voor het plaatsen van een losse woonunit.

1.4.5.5 Co-ouderschap

Uitzondering op het in 1.4.5.1 genoemde is de situatie waarin er sprake is van twee hoofdverblijven. Daarbij moet worden gedacht aan gehandicapte kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder. Alleen in die situatie kunnen in beide ouderlijke woningen woonvoorzieningen getroffen worden. Dit geldt niet voor situaties waarin er sprake is van bezoekregelingen. Als de woningen van de ouders in de situatie van co-ouderschap zich in twee verschillende gemeenten zijn gesitueerd, rust de compensatieplicht alleen op de gemeente waar de woning van de betreffende ouder is gelegen.

1.4.5.6 Bezoekbaar maken

In afwijking van het gestelde in 1.4.5.1 kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte als de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Als deze instelling in een andere gemeente gevestigd is dan de bezoekbaar te maken woning, moet de aanvraag worden ingediend in de gemeente waarin de bezoekbaar te maken woning zich bevindt. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de woning. Met het bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken.

1.4.5.7 Aanpassing boven primaat

Als blijkt dat op basis van de ervaren beperkingen de kosten van een woningaanpassing boven de primaatgrens uitkomen, en een verhuizing als de goedkoopst compenserende aanpassing aangemerkt kan worden, bestaat de mogelijk om voor een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing in aanmerking te komen, die maximaal de primaatgrens bedraagt. De overige noodzakelijke aanpassingen zullen door belanghebbende zelf moeten worden gerealiseerd. Voorwaarde om voor deze financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen is dat de op basis het advies noodzakelijke aanpassingen ook daadwerkelijk binnen een gestelde termijn uitgevoerd worden.

1.4.5.8 Woningsanering

Men kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor woningsanering die als gevolg van allergie, astma of chronische bronchitis (CARA) noodzakelijk is. Sanering is slechts mogelijk als een duidelijke diagnose is gesteld door de huisarts of een medisch specialist, bijv. een longarts of kinderarts. De noodzaak voor het verstrekken van een vergoeding, wordt mede in relatie tot het leefpatroon en leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en gedrag bepaald. Het college kan hierover advies vragen eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde CARA verpleegkundige. Verwacht wordt dat de betrokkene zich in het vervolg bij de aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting zal houden. Ook mag verwacht worden dat betrokkene zelf maatregelen treft ter voorkoming van CARA-klachten. In de regel kan een vergoeding worden verstrekt indien:

- de aanvrager bij aanschaf niet van te voren had kunnen weten dat CARA zou ontstaan/verergeren;

- vervanging van het artikel medisch noodzakelijk is. Geen vergoeding wordt verstrekt als;

- het treffen van een voorziening niet tot verbetering van de situatie van betrokkene leidt;

- de aanvrager bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat er sprake zou kunnen zijn van overgevoeligheid voor bepaalde stoffen.

Bijlage A bij beleidsregel 1

Handreiking normering hulp bij het huishouden

1. Normering huishoudelijke taken in minuten

Naast de in bijlage 2 bij beleidsregel 1 opgenomen normering gelden de volgende standaardindicaties.

1.1 Huishoudelijke werkzaamheden

1.1.1 Boodschappen voor het dagelijkse leven doen

  • Boodschappenlijst samenstellen

  • Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks

Totaal: 1 maal per week maximaal 60 minuten per week

Factoren meer/minder hulp

Indien het leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen < 12 jaar, kan er 2x per week boodschappen worden geïndiceerd; +30 minuten, wanneer afstand tot de winkels groot is.

1.1.2 Maaltijdverzorging: broodmaaltijd

(Bereiding broodmaaltijd/warme maaltijd)

  • Broodmaaltijd klaarzetten

  • Tafel dekken en afruimen

  • Koffie/thee zetten

  • Afwassen (machine-handmatig)

  • Eten bereiden - voorbereiden - koken

  • Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad

  • Afwassen en opruimen

Totaal: warm maximaal 30 minuten per keer

Totaal: brood maximaal 15 minuten per keer

Factoren meer/minder hulp

Aanwezigheid kinderen < 12 jaar: + 20 minuten per keer.

1.1.3 Licht poetswerk in huis: kamers opruimen

  • Activiteiten Afwassen, indien geen maaltijdvoorbereiding is geïndiceerd

  • Handmatig: 15 - 30 minuten per keer

  • Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer

  • Hand en spandiensten

  • Opruimen

  • Totaal dagelijkse beurt interieur

  • is afhankelijk van de grootte van

  • de woning en de specifieke

  • kenmerken van het leefeenheid

  • 15 tot 40 minuten per keer

  • Stof afnemen/ragen

  • Bedden opmaken

Totaal: maximaal 60-90 minuten per week

Factoren meer/minder hulp:

  • -

    PG problematiek/communicatieproblemen.

  • -

    Aantal kinderen onder de 12.

  • -

    Huisdieren: bij allergie: eerst sanering.

  • -

    Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning.

  • -

    Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.

  • -

    Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden.

Voor een leefeenheid zonder kinderen maximaal. 20 minuten per keer, voor een leefeenheid met kinderen < 12 maximaal 30 minuten per keer.

Frequentie

In principe maximaal. 3 maal per week 20-30 minuten

Dit betekent dat iemand die naast overname zwaar huishoudelijk werk 1.5 ook overname van licht huishoudelijk werk 1.4 nodig heeft, in de praktijk één klasse boven de klasse voor 1.5 uitkomt. Dus klasse 2 (klein huis, tot 3 kamers/seniorenwoning/1 persoon) of 3 (groot huis/3 kamers of meer/tweepersoons huishouden)

1.1.4 Huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken

  • Stofzuigen

  • Schrobben dweilen soppen: sanitair en keuken

  • Bedden opmaken/verschonen

  • Opruimen huishoudelijk afval

Totaal: Zwaar huishoudelijk werk: de omvang van de benodigde ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning dan van de aanwezigheid van een extra persoon.

1 persoonshuishouden/< 2 kmrs klasse 1 1x per 3 uur in de 14 dagen.

2 persoonshuishouden/> 3 kmrs klasse 2.

Factoren meer/minder hulp: zie ook onder 2.1.3.

In grote woningen met hoge bezettingsgraad, vervuilingsgraad, COPD problematiek of aanwezigheid van jonge kinderen is een hogere klasse reëel. Verzorgen van huisdieren valt in de marge van de klasse.

Frequentie

Met de genoemde verrichtingen worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.

1.1.5 Verzorging kleding/linnengoed

  • Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine

  • Centrifugeren, ophangen, afhalen

  • Was drogen in droogmachine

  • Vouwen, strijken16, opbergen

  • Ophangen/afhalen wasgoed

Totaal: 1 persoon maximaal 60 minuten / 2 personen maximaal 90 minuten per week

Factoren meer minder werk

  • -

    Aantal kinderen < 16 jaar + 30 minuten per kind per week.

  • -

    Bedlegerige patiënten + 30 minuten.

  • -

    Extra bewassing in verband met overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.: + 30 minuten.

Frequentie

Eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3x per week.

1.2 Organisatie van het huishouden

1.2.1 Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (Anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden

De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.

  • Wassen en aankleden

  • Hulp bij eten en/of drinken

  • Maaltijd voorbereiden

  • Sfeer scheppen, spelen

  • Opvoedingsactiviteiten

Totaal: tot maximaal 40 uur aanvullend op eigen mogelijkheden

Factoren meer/minder werk

  • Aantal kinderen -/+

  • Leeftijd kinderen -/+

  • Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten

  • Aanwezigheid gedragsproblematiek +

  • Samenvallende activiteiten 17 -

Klasse: afhankelijk van de situatie, indien kinderen < 6 jaar gecombineerd met HBH activiteiten tot een maximaal omvang van 40 uur per week.

1.2.2 Dagelijkse organisatie van het huishouden

  • Administratieve werkzaamheden ten behoeve van klant 18

  • Organisatie huishoudelijke activiteiten

  • Plannen en beheren van middelen met betrekking tot het huishouden

Totaal: maximaal 30 minuten per week

Factoren meer/minder werk

  • Communicatieproblemen

  • Aantal huisgenoten, vooral kinderen < 16

  • (Psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden.

Frequentie

1 x per week klasse 1-2.

1.3 Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische stoornissen

1.3.1 Begeleiding, tevens observeren

  • Formuleren doelen/bijstellen doelen met betrekking tot het huishouden

  • Helpen handhaven/verkrijgen/herkrijgen structuur in het huishouden

  • Helpen handhaven vergroten van zelfredzaamheid met betrekking tot budget

Totaal: in combinatie met activiteiten onder 1. en 2. maximaal 30 minuten per week

1.3.2 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

  • Instructie omgaan met hulpmiddelen

  • Instructie licht huishoudelijk werk

  • Instructie textielverzorging

    • -

      boodschappen doen

    • -

      koken

Totaal: maximaal 30 minuten per keer

Factoren meer/minder werk:

Communicatieproblemen +

Frequentie

3 x per week maximaal 6 weken

Bijlage B bij beleidsregel 1

Standaardindicaties hulp bij het huishouden

A. Huishoudelijke werkzaamheden alleenstaande (seniorenwoning/flat)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p/w

01.00

K1

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p/w

01.45

K1

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p/w

03.30

K2

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

60 p/w

01.00

K1

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

90 p/w

01.30

K1

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p/w

01.00

K1

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

-

Veel voorkom. combinaties

Minuten

Uren

Klasse

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

150

02.30

K2

1.4 + 1.6

Licht + zwaar

120

02.00

K2

1.5 + 1.6

Zwaar + was

150

02.30

K2

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

210

03.30

K2

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

315

05.15

K3

B. Huishoudelijke werkzaamheden alleenstaande (eengezinswoning)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p/w

01.00

K1

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p/w

01.45

K1

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p/w

03.30

K2

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

60 p/w

01.00

K1

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

180 p/w

03.00

K2

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p/w

01.00

K1

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

-

Veel voorkom. combinaties

Minuten

Uren

Klasse

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

240

04.00

K3

1.4 + 1.6

Licht + zwaar

180

03.00

K2

1.5 + 1.6

Zwaar + was

240

04.00

K3

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

300

05.00

K3

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

405

06.45

K3

C. Huishoudelijke werkzaamheden twee-/meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p/w (evt.* +)

01.00

K1

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p/w (evt. +)

01.45

K1

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p/w (evt. +)

03.30

K2

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

90 p/w (evt. +)

01.30

K1

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

180 p/w (evt. +)

03.00

K2

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

90 p/w (evt. +)

01.30

K1

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

-

*‘evt +’ houdt in dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing etc.

Veel voorkom. combinaties

Minuten

Uren

Klasse

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

240

04.30

K3

1.4 + 1.6

Licht + zwaar

180

03.00

K2

1.5 + 1.6

Zwaar + was

270

04.30

K3

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

360

06.00

K3

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

465

07.45

K4

D. Organisatie van het huishouden alleenstaanden/twee- of meerpersoonshuishouden

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

2.1

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

 

 

 

2.2

Anderen helpen inhuis bij bereiden maaltijd tot max. 40 uur per week

 

 

 

2.3

Dagelijkse organisatie van het huishouden

30 p/w

00.30

K1

E. Hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoorins

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

3.1

Psychologische begeleiding

30 p/w

00.30

K1

3.2

Advies, instructie, voorlichting (6 weken)

30 p/w

01.30

K1

Bijlage C bij beleidsregel 1

Het onderzoeken van overbelasting

1. Algemeen

De indicatiesteller onderzoekt altijd of er in de individuele situatie moet worden afgeweken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt, reeds overbelast dreigt te raken. In van Dale wordt overbelasting uitgelegd als “meer belasten dan het prestatievermogen toelaat”. In medische kringen praten we dan over het (on)evenwicht tussen draagkracht (= belastbaarheid) en draaglast (= belasting). Overbelasting kan veroorzaakt worden door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt het bepaald door in- en uitwendige factoren.

Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:

  • lichamelijke conditie mantelzorger;

  • geestelijke conditie mantelzorger;

  • wijze van omgaan met problemen (coping);

  • motivatie voor zorgtaak;

  • sociaal netwerk.

Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:

  • omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken;

  • ziektebeeld en prognose;

  • inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de persoon met beperkingen;

  • woonsituatie;

  • bijkomende sociale problemen;

  • bijkomende emotionele problemen;

  • bijkomende relationele problemen.

2. Onderzoek naar de draaglast-draagkracht mantelzorger

Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger overbelast is, in andere gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het indicatieonderzoek moeten worden uitgediept. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel bestaan er allerlei vragenlijsten op dat gebied en kunnen door de mantelzorger ervaren klachten duiden op overbelasting. Uit een uitspraak van het Cvz (Zknr. 23010188) blijkt dat het College van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid vanwege de gezondheid van de mantelzorger dienen te worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een arts. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de behandelende sector volstaan om hierover een oordeel te vormen. Dit dient dan wel onder aanwijzing van een arts te gebeuren; deze dient vervolgens ook bij het eindoordeel te worden betrokken.

3. Onderzoeksvragen

Hieronder volgt een reeks van vragen die de indicatiesteller zou kunnen helpen bij het verkrijgen van een indruk over de eventuele overbelasting van de mantelzorger.

  • Wat zegt de mantelzorger er zelf over, hoe ervaart hij of zij het zorgen?

  • Hoe is de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van de mantelzorger?

  • Zijn er signalen van overbelasting: nervositeit, vermoeidheid?

  • Heeft de mantelzorger een “uitlaatklep”? Heeft hij of zij de mogelijkheid om activiteiten buitenshuis te doen? Kan iemand zijn verhaal kwijt bij vrienden, familie of professionals? Wordt er respijtzorg geboden zodat de mantelzorger even op adem kan komen?

  • Hoe is de relatie tussen de mantelzorger en de cliënt? Hoe stelt de cliënt zich op, veeleisend of juist dankbaar? Kan de mantelzorger grenzen aangeven en ‘nee’ zeggen? Is er irritatie tussen de mantelzorger en cliënt?

  • Heeft de mantelzorger inzicht in de ziekte van de cliënt? (Als men weet dat bepaald gedrag uit de ziekte voortkomt, kan het gemakkelijker zijn dat gedrag te accepteren.)

  • Hoeveel tijd heeft de mantelzorger? Heeft iemand een baan, een eigen gezin, een ander familielid dat zorg behoeft? Voorbeeld: een echtgenoot wordt ziek, terwijl zijn vrouw ook al voor haar ouders zorgt.

  • Is de zorg te plannen of is er continue controle en toezicht nodig?

  • Hoe is de prognose? (Een terminale situatie is altijd zwaar, maar een situatie die langdurig en stabiel is, kan ook veeleisend zijn.)

  • Wat zijn de knelpunten in de zorg?

  • Hoe is de woonsituatie? Woont men afgelegen, of in een flat zonder lift zodat de cliënt en de mantelzorger min of meer samen opgesloten zitten.

4 Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting

Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is. Over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate, waarin ze zich manifesteren, zal van persoon tot persoon verschillen. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen (dit is een van de redenen waarom het Cvz de beoordeling hiervan bij de arts neerlegt). Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat. Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de zorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.

Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:

  • gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug;

  • hoge bloeddruk;

  • gewrichtspijn;

  • gevoelens van slapte;

  • slapeloosheid;

  • migraine, duizeligheid;

  • spierkrampen;

  • verminderde weerstand, ziektegevoeligheid;

  • opvliegingen;

  • ademnood en gevoelens van beklemming op de borst;

  • plotseling hevig zweten;

  • gevoelens van beklemming in de hals;

  • spiertrekkingen in het gezicht;

  • verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen;

  • ongeduld;

  • vaak huilen;

  • neerslachtigheid;

  • isolering;

  • verbittering;

  • concentratieproblemen;

  • dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen;

  • rusteloosheid;

  • perfectionisme;

  • geen beslissingen kunnen nemen;

  • denkblokkades.  

Beleidsregel 2 Zich verplaatsen in en om de woning

2.1 Definitie/omschrijving van de beperking(en)

Het is niet mogelijk zich zelfstandig te verplaatsen in en om de woning. Hiermee wordt bedoeld dat er dagelijks problemen zijn met de verplaatsingen naar alle functionele ruimten binnen de woning, maar ook bij verplaatsingen rondom de woning. Het is niet zo dat er sprake moet zijn van rolstoelafhankelijkheid, ook bij frequente verplaatsingen buitenshuis kunnen de beperkingen een probleem opleveren.

2.2 Oplossingen

Er moet worden gezocht naar een oplossing die het verplaatsen binnenshuis en het verplaatsen buitenshuis mogelijk maakt. Bij de verplaatsingen binnenshuis gaat het om verplaatsen in horizontale richting. De verticale verplaatsingen worden vanwege de aard van de oplossingen bij de woonvoorzieningen van het resultaatgebied "het voeren van een huishouden" geplaatst. Mocht voor de verplaatsingen binnenshuis een loophulpmiddel geen oplossing bieden, dan kan een rolstoel een oplossing bieden. Bij de verplaatsingen buitenshuis gaat het om relatief korte afstanden rond de woning waarbij een loopvoorziening (bv. rollator) en/of vervoersvoorziening (bv. scootmobiel) geen oplossing bieden.

Er wordt in de volgende volgorde naar geschikte oplossing(en) gezocht:

  • -

    voorliggende voorziening: uitleen van hulpmiddelen via thuiszorgorganisaties, loophulpmiddelen via ZVW;

  • -

    algemene voorziening: rolstoelpool;

  • -

    algemeen gebruikelijke voorziening: rolstoel voor incidenteel gebruik;

  • -

    individuele voorziening: handbewogen rolstoel voor incidenteel gebruik, handbewogen rolstoel voor (semi-)permanent gebruik, elektrische rolstoel, trippelrolstoel.

2.3 Omschrijving van de individuele voorzieningen

Er is geen kwalitatief goede begripsomschrijving van een rolstoel te formuleren. Om deze reden verstaan we onder een rolstoel wat er in het dagelijks taalgebruik onder een rolstoel wordt verstaan: een rolstoel is een voorziening ter verplaatsing in en om de woning, soms ook in de directe woon- en leefomgeving, waarbij het gaat om 4 wielen, soms alle vier even groot (transportrolstoel), soms 2 grote wielen achter en 2 kleine wielen voor, waarbij de rolstoel met de handen aan de achterste wielen kan worden aangedreven. Een rolstoel kan met de hand worden aangedreven, maar ook elektrisch. Ook zijn er motoren die op een rolstoel aangebracht kunnen worden om het rijden met, of duwen van, de rolstoel lichter te maken. Hierbij zijn er nog overige aanpassingen mogelijk afgestemd op de individuele gebruiker van de rolstoel. Welke rolstoel als de goedkoopst compenserende voorziening beschouwd kan worden, is afhankelijk van de beperkingen in combinatie met de verplaatsingsbehoefte.

2.4 Toetsingcriteria

2.4.1 Langdurig noodzakelijk

Als de rolstoel voor een periode van maximaal 6 maanden noodzakelijk is, wordt er geen rolstoel vanuit de Wmo verstrekt. Er bestaat dan geen compensatieplicht voor de gemeente. Er kan voor het compenseren van deze verplaatsingsbehoefte een beroep gedaan worden op een rolstoelvoorziening vanuit de thuiszorgorganisaties (uitleen van hulpmiddelen).

2.4.2 Incidenteel gebruik

Indien de rolstoel alleen gebruikt gaat worden voor incidentele verplaatsingen, zoals een dagje uit, wordt er geen rolstoel vanuit de Wmo verstrekt. Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op een rolstoel verstrekt vanuit de Wmo als er sprake is van een dagelijks verplaatsingprobleem.

2.4.3 Rolstoelvoorziening voor AWBZ-bewoners

Bewoners van AWBZ-instellingen komen niet in aanmerking voor een rolstoel vanuit de Wmo, als zij verblijf én behandeling van de AWBZ instelling ontvangen. Deze behandeling moet plaatsvinden binnen de instelling van verblijf. Is dit niet het geval, dan komt men in aanmerking voor een rolstoel vanuit de Wmo. Er moet hierbij sprake zijn van daadwerkelijk wonen en behandelen binnen deze instelling. Een indicatie voor verblijf zonder dat deze verzilverd is (of verzilverd kan worden), zorgt er voor dat een rolstoel vanuit de Wmo verstrekt moet worden.

2.4.4 Tweede rolstoelvoorziening

Het kan noodzakelijk zijn dat een persoon naast de rolstoel voor dagelijks zittend gebruik ook een rolstoel voor incidenteel gebruik heeft. Dit in verband met verplaatsingen waarbij de rolstoel voor dagelijks gebruik niet meegenomen kan worden. Op de plaats van bestemming ontstaat er zodoende een verplaatsingsprobleem.

Ook kan het mogelijk zijn dat er twee rolstoelvoorzieningen nodig zijn als er sprake is van een woning met twee (of meer) woonlagen. Hierbij is een traplift aanwezig en zal er een rolstoel op de begane grond en op de etage noodzakelijk zijn. Voorwaarde hierbij is dat er een (zelfstandige) transfer mogelijk moet zijn van rolstoel naar lift en omgekeerd.

2.4.5 Accessoires

Accessoires die geen onderdeel uitmaken van de rolstoel zelf, zoals schootskleden en regenkleding, worden niet verstrekt in het kader van de Wmo.

2.4.6 Haalbaarheids- en gewenningslessen

Er wordt onderscheid gemaakt tussen haalbaarheidslessen en gewenningslessen.

  • -

    Haalbaarheidslessen: de leverancier van het hulpmiddel ziet dit element als onderdeel van de selectie. In dit traject wordt immers bepaald of het gekozen hulpmiddel voldoet aan de eisen met betrekking tot de adequaatheid. Deze haalbaarheidslessen vallen daarom onder de selectie en worden gezien als service. Mocht uit de selectie blijken dat de leverancier twijfels heeft of de voorziening voor de klant haarbaar is, zal dit aan de gemeente doorgegeven worden. Er moet dan onderzoek gedaan worden door een ergotherapeut om de haalbaarheid te onderzoeken.

  • -

    Gewenningslessen: deze gewenningslessen volgen uit de beoordeling van de haalbaarheidslessen. Deze gewenninglessen vallen niet onder de service van de leverancier en zullen als apart "product" worden geleverd.

Beleidsregel 3 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

3.1 Definitie/omschrijving van beperking(en)

Er worden beperkingen ervaren in het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Het is vanwege een beperking, chronisch psychische probleem, psychosociaal probleem en financiële draagkracht niet mogelijk gebruik te maken van eigen vervoer (fiets, brommer of auto). Het is ook niet mogelijk openbaar vervoer te bereiken en te gebruiken.

3.2 Oplossingen

Er moet gezocht worden naar oplossingen die compensatie bieden voor de vervoersbehoefte binnen de regio Venlo. Binnen de mogelijke oplossingen wordt een onderscheid gemaakt tussen oplossingen voor vervoersproblemen op de korte en de langere afstand. Voor beide vervoersproblemen kunnen verschillende voorzieningen getroffen worden. De mogelijke oplossingen hangen af van de vervoersbehoeften en de beperkingen van het individu. De mogelijkheden om zelf oplossingen voor de ervaren vervoersproblemen te vinden, zijn afhankelijk van individuele factoren (o.a. inkomen). Wordt er een melding gemaakt van een vervoersprobleem, dan zal in de volgende volgorde gezocht worden naar mogelijke oplossingen:

  • -

    voorliggende voorziening: bijvoorbeeld openbaar vervoer, vervoer op basis van andere wettelijke regelingen;

  • -

    algemeen gebruikelijke voorziening: bijvoorbeeld reguliere fiets, fiets met trapondersteuning, eigen auto of een met een auto vergelijkbare voorziening;

  • -

    algemene voorziening: scootmobielpool;

  • -

    individuele voorziening: scootmobiel, aangepaste fiets, collectieve vervoersvoorziening in de vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer, autoaanpassing, financiële tegemoetkoming gebruik eigen auto, vergoeding gebruik taxi.

3.3 Definitie/omschrijving van individuele voorzieningen

3.3.1 Scootmobiel

Als er sprake is van een vervoersprobleem op korte afstand van de woning kan dit vervoers-probleem gecompenseerd worden door middel van een scootmobiel.

3.3.2 Aangepaste fiets

De aangepaste fiets is te gebruiken op zowel de korte afstand van het huis als de wat grotere afstanden van huis. Dit vervoersmiddel is bedoeld voor mensen, die vanwege hun beperking(en) geen gebruik kunnen maken van een reguliere fiets (met of zonder trapondersteuning). Voor deze mensen is het gebruik van een scootmobiel geen adequate optie. Dit kan zijn in verband met leeftijd of beperkingen waardoor het in beweging blijven een belangrijke factor is voor de persoon in kwestie.

3.3.3 Collectieve vervoersvoorziening in de vorm van de Regiotaxi

Deze voorziening compenseert de vervoersbehoefte op de langere afstanden. Voor deze voorziening kan men in aanmerking komen als er geen gebruik gemaakt kan worden van het aanwezige openbare vervoer of eigen vervoer. Zoals de naam al aangeeft, gaat het hierbij om een collectief geregelde taxiservice die het vervoer binnen de regio regelt. Indien het inkomen beneden een gestelde grens blijft, kan tegen betaling van een gereduceerd tarief gebruik gemaakt worden van deze voorziening. Er kunnen aanvullende eisen aan het vervoer worden gesteld. Hiervoor zijn verschillende taxivormen beschikbaar.

3.3.4 Autoaanpassing

Als een persoon met beperkingen beschikt over een auto en deze auto vanwege de beperkingen niet meer kan gebruiken, kan er een autoaanpassing toegekend worden. Hierbij gaat het om een financiële vergoeding voor het laten plaatsen van de benodigde aanpassingen aan een al aanwezige auto.

3.3.5 Auto verstrekt in bruikleen

Er kan een auto in bruikleen worden verstrekt in zeer speciale gevallen waarin alle overige vervoersvoorzieningen de beperkingen van belanghebbende onvoldoende compenseren.

3.3.6 Financiële tegemoetkoming taxivervoer

Als een belanghebbende geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, als collectief vervoer in de vorm van de Regiotaxi niet mogelijk is, eigen vervoer niet beschikbaar is en op geen enkele andere manier een goedkopere passende vervoersvoorziening gegeven kan worden, wordt aan belanghebbende een forfaitair bedrag verstrekt om met een reguliere (rolstoel)taxi te reizen.

3.4 Uitsluitingcriteria/Toetsingscriteria

3.4.1 Algemeen

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen), is er geen noodzaak om compensatie te bieden. Dit omdat er geen vervoersprobleem is, of omdat men het vervoersprobleem zelf kan oplossen. Als door gevolg van de beperkingen het inkomen daalt en het beschikken over een eigen vervoersmiddel niet meer tot de financiële mogelijkheden behoort, dan bestaat er reden een vervoersvoorziening.

3.4.2 Primaat van collectief vervoer

Als het openbaar vervoer niet bereikt of gebruikt kan worden (de maximale loopafstand bedraagt minder dan 800 meter binnen 20 minuten) en ook eigen vervoer (auto, (brom)fiets met of zonder trapondersteuning) geen oplossing voor de ervaren vervoersproblemen biedt, dan komt men in aanmerking voor een vervoersvoorziening. Er zal in dit geval eerst beoordeeld worden of het door het college geregelde collectieve vervoer een adequaat middel is om in de vervoersbehoefte te voorzien voordat er gekeken wordt naar mogelijke individuele voorzieningen.

3.4.3 Inkomensgrens

Om in aanmerking te kunnen komen voor het door het college geregelde collectieve vervoer mag het inkomen niet boven een gesteld norminkomen komen. Dit norminkomen is bepaald op 1.5 x de WWB-norm inclusief vakantietoeslag. Van mensen die een inkomen hebben boven deze norm mag verwacht worden dat ze de kosten van het vervoer zelf kunnen dragen. Er wordt van deze groep mensen verwacht dat ze in staat zijn de kosten voor het gebruik van een auto te kunnen dragen. Hieraan wordt gekoppeld dat ze ook in staat worden geacht de kosten voor het gebruik van overig vervoer te kunnen dragen indien ze geen beschikking hebben over een auto.

3.4.4 Sociaal vervoer

De compensatieplicht voor het vervoer is beperkt tot het sociaal vervoer. Het moet mensen in staat stellen de voor hen noodzakelijke sociale contacten te onderhouden. Hierdoor wordt het vervoer naar/van werk uitgesloten. Ook het vervoer naar/van school valt buiten de compensatieplicht van de Wmo. Het vervoer in verband met dagbehandeling in een of geregeld door een AWBZ instelling valt evenmin onder de compensatieplicht van de WMO. Voor alle bovengenoemde bestemmingen zijn andere wettelijke regelingen aanwezig.

3.4.5 Vervoer in verband met vrijwilligerswerk

Er wordt geen rekening gehouden met het gebruik maken van een vervoersvoorziening om vrijwilligerswerk te doen als de vrijwilligersorganisatie een reiskostenvergoeding geeft voor het doen van dit vrijwilligerswerk. In gevallen waarin dit niet van toepassing is, kan er rekening gehouden worden met de omvang van de toegekende vervoersvoorziening.

3.4.6 Auto verstrekt in bruikleen

Er kunnen hele speciale gevallen zijn waarbij alle hierboven genoemde oplossingen en voorzieningen de vervoersbehoefte niet op een adequate wijze compenseren. In deze gevallen kan een auto in bruikleen worden verstrekt. Bij een eventuele toekenning van deze voorziening moet een grondig onderzoek gedaan zijn, waarbij er geen enkele twijfel bestaat over het niet bruikbaar en haalbaar zijn van een andere vervoersvoorziening om in de vervoersbehoefte te voorzien.

Beleidsregel 4 Mogelijk maken van sociale contacten en deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

4.1 Definitie/omschrijving van beperkingen

Het is vanwege beperkingen niet mogelijk om sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan maatschappelijke, religieuze en recreatieve activiteiten. Er zijn zodoende problemen bij de deelname aan het leven van alledag.

4.2 Oplossingen

Er moet gezocht worden naar oplossingen die compensatie bieden voor de beperkingen, ondervonden bij deelname aan het leven van alledag. Deze beperkingen kunnen niet door de eerdere resultaatgebieden worden gecompenseerd. Als er melding gemaakt wordt van een probleem bij het deelnemen aan het leven van alledag, zal in de volgende volgorde gezocht worden naar mogelijke oplossingen: voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en individuele voorzieningen. Omdat dit resultaat geen duidelijke grenzen heeft voor wat betreft de compensatieplicht, zal een grondig onderzoek essentieel zijn. Het moet duidelijk zijn dat de enige manier waarop de deelname aan het leven van alledag gerealiseerd kan worden, is door middel van het verstrekken van een individuele voorziening. Met name bij voorzieningen voor (top)sportbeoefening bestaat de mogelijkheid van sponsoring. Hierdoor kan de voorziening via een eigen oplossing aangeschaft en onderhouden worden, waardoor er geen compensatieplicht meer vanuit de Wmo bestaat. De reikwijdte van oplossingen zal de komende jaren door jurisprudentie worden bepaald. Deze jurisprudentie zal leidend zijn voor het te voeren onderzoek.

4.3 Omschrijving van individuele voorzieningen

Het is vanwege de aard van het resultaatgebied niet mogelijk om op voorhand aan te geven in welke vorm de compensatie kan worden geboden. De behoefte van belanghebbende zal leidend zijn en vanuit deze behoefte vindt een onderzoek plaats. Het onderzoek richt zich op de vraag of er sprake is van een compensatieplicht. Is er sprake van compensatieplicht, dan wordt bekeken op welke manier de compensatie vorm krijgt.

4.4 Toetsingscriteria

4.4.1 Algemeen

Als het ervaren probleem een vervoersprobleem betreft, zal eerst gekeken worden of dit probleem via het resultaatgebied "lokaal verplaatsen per vervoermiddel" gecompenseerd kan worden.

4.4.2 Sociale contacten

Het is noodzakelijk voor het toekennen van een voorziening dat de voorziening het sociaal contact vergroot. Het niet toekennen van de voorziening zorgt voor een beperkte deelname aan het leven van alledag.

Bijlage 1 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012

Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen

1. De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening.

2. 5% algemene kosten over lonen en materiaal, 5% winst, en 5% risico.

3. Het architectenhonorarium, echter uitsluitend in de gevallen waarin het inschakelen van een architect naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is (het betreft dan veelal een ingrijpende woningaanpassing, zoals een aanbouw). De vergoeding voor het honorarium wordt gesteld op 10 procent van de aanneemsom, overeenkomstig de Standaard Regeling 1997 (SR 1997) van de Bond van Nederlandse Architecten, tenzij het honorarium ingevolge artikel 51 lid 1 van De Nieuwe Regeling (DNR 2004) behorende bij SR 1997 schriftelijk is vastgesteld op een lager bedrag, en dat de vergoeding voor het honorarium in dit laatste geval gelijk is aan het (lagere) bedrag zoals dat ingevolge artikel 51 lid 1 DNR 2004 schriftelijk is vastgesteld.

4. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

5. De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

6. Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van de gereedmelding, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

7. De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk (zie Bijlage 2). Indien noodzakelijk worden de hiervoor te maken extra notariskosten vergoed.

8. De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden.

9. De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

10. De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

11. De kosten van bodemonderzoek indien dit noodzakelijk is en voor zover dit dient plaats te vinden voor rekening van degene die recht heeft op de financiële tegemoetkoming in de kosten van woninguitbreiding of sanering.

12. Bij het bepalen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming ten behoeve van het aanpassen van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt een korting van 15% toegepast op de door het college opgestelde kostenberekening dan wel op de door het college geaccepteerde offerte (verplichting tot 2 offertes).

Bijlage 2 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012

Extra bouw- en grondkosten

1. Bouwkosten

Ingevolge de Verordening is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen in de kosten voor het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning. Voor de berekening van deze tegemoetkoming wordt als basis genomen het extra aantal m2 dat volgens tabel 1a voor vergoeding in aanmerking komt, vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 3,00 m.

De uitkomst van deze vermenigvuldiging in kubieke meters wordt vermenigvuldigd met de kubieke meterprijs ad. € 612,00; dit bedrag is inclusief BTW.

Maximum totale subsidiabele bouwkosten (incl. BTW):

............. aantal m2 x 3,00 x € 612,00.

Wanneer het woonoppervlak van de nieuw te bouwen woning groter is dan 75 m2 vermeerderd met het maximum aantal m dat noodzakelijk is volgens het programma van eisen (zie kolom 2 van tabel 1a), wordt geen financiële tegemoetkoming in de bouwkosten verstrekt.

2. Grondkosten

Ingevolge de Verordening is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is. Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m² behoeft geen extra grond te worden verworven en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals in onderstaande tabel aangegeven.

Maximum aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

Soort vertrek

Aantal m2 aanbouw

Aantal m2 uitbreiding

Woonkamer

30 m2

6 m2

Keuken

10 m2

4 m2

Eénpersoonsslaapkamer

10 m2

4 m2

Tweepersoonsslaapkamer

18 m2

4 m

Toiletruimte

2 m2

1 m2

Badkamer - wasruimte - doucheruimte

2 m2 3 m2

1 m2 2 m2

Entree/gang/hal

6 m2

2 m2

Berging

6 m2

4 m2

Het totale aantal extra m2 dat op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is wordt vermenigvuldigd met de grondprijs per m2 ad: €306,00 per m2 bij een perceeloppervlakte gelijk of kleiner dan 150 m2 €358,00 per m2 bij een perceeloppervlakte groter dan 150 m2.

Dit bedrag is inclusief BTW.

Maximum totale subsidiabele grondkosten (incl. BTW) :........... aantal m2 x €306,- of €358,00.

3. Kosten padverharding

Indien de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte van 20 m2 en een maximumprijs van €56,43 per m2.

4. Kosten terrasverharding

Indien de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte van 6 m2 en een maximumprijs van €36,69 per m2.

Bijlage 3 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet vergoed. In deze bijlage wordt een lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen gegeven. Deze opsomming is niet limitatief, aangezien de invulling van het begrip ‘ algemeen gebruikelijk’ continu in beweging is.

Een algemeen gebruikelijke voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:

1. het aan te schaffen object kan voor een niet-gehandicapte in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend;

2. het is gewoon te koop;

3. het is niet duurder dan soortgelijke producten met hetzelfde doel;

4. het is niet speciaal voor gehandicapten.

De volgende voorzieningen worden niet vergoed:

Woonvoorzieningen

  • drempelhulpen

  • verhoogd toilet (6+, 10+)

  • losse toiletverhoger

  • beugels (t/m 100 cm) en benodigdheden hiervoor, waaronder contraplaten

  • douchecabine

  • douchekop en glijstang

  • douchezitje (in elke uitvoering)

  • losse niet-verrijdbare douchestoel (verrijdbare douchestoel is niet algemeen gebruikelijk)

  • antisliptegels bij nieuwbouw of renovatie

  • eengreepsmengkranen

  • thermostatische mengkranen

  • vervanging keukenapparatuur

  • inductiekookplaten

  • centrale verwarming

  • dakkapellen

  • losse airco-units

  • screens en zonneschermen

  • elektrische bediening zonwering

  • luchtbevochtigers- en ontvochtigers

  • wasdroger

  • mobiele telefoon

  • automatische deuropeners voor garages

  • verhuiskosten bij een algemeen gebruikelijke verhuizing

  • renovatie keuken (15 jaar)

  • renovatie badkamer (20 jaar)

Vervoersvoorzieningen

  • buggy (tot 4 jaar, tot een draaggewicht van 20 kg)

  • bakfiets

  • tandem (normale uitvoering, uitvoering met hulpmotor)

  • fietskarretje voor kinderen (zowel voor fiets als scootmobiel)

  • aankoppelfiets voor kinderen

  • fiets met hulpmotor

  • elektrische fiets

  • fiets met verlaagde instap

  • reparatie verlichting, vervangen banden of fietszadel

  • airconditioning in de auto

  • automatische transmissie

  • blindering auto (folie)

  • elektrische raambediening

  • trekhaken en aanhangers

  • kosten rijbewijs en APK

Diversen

  • glazenwasser

  • boodschappendienst

  • klussendienst

  • tuinonderhoud

  • maaltijdservice

  • crèche

  • kinderopvang

  • gastouder

  • financieel-administratieve ondersteuning

  • hondenuitlaatservice

  • was- en strijkservice