Organisatie | Roerdalen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2012 |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-03-2012 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 16-02-2012 De Trompetter, 28-02-2012 | 2012/02/16/06 | |
01-01-2009 | Nieuwe regeling | 30-10-2008 De Trompetter, 2008-50 | 2008/10/30 08 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Opdracht aan burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders zorgen voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Burgemeester en wethouders houden daarbij rekening met de aard en omvang van door burgemeester en wethouders te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.
Burgemeester en wethouders bevorderen de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor belanghebbende, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.
Artikel 3 Doel van de ondersteuning
Burgemeester en wethouders kunnen aan een belanghebbende ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel nog niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.
Burgemeester en wethouders kunnen, voordat besloten wordt tot het aanbieden, van voorzieningen een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen of andere vormen van begeleiding.
Hoofdstuk 3 Werken als instrument voor reïntegratie
Paragraaf 1 Sociale activering en werken met behoud van uitkering
Sociale activering kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op middellange of lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk, dan wel dat dit perspectief onduidelijk is en dat inzet van het instrument nodig is om dit perspectief duidelijk te krijgen .
Artikel 13 Aanvullende voorwaarde
Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een overeenkomst tussen werkgever en gemeente wordt afgesloten waarin de wederzijdse rechten en plichten zijn opgenomen. Door werkgever en belanghebbende wordt een trajectplan opgesteld. In dit trajectplan staan de vorm van begeleiding, de evaluatiemomenten en concrete afspraken beschreven. Het trajectplan vormt een integraal onderdeel van de overeenkomst die afgesloten wordt tussen de werkgever en gemeente.De werkgever en belanghebbende kunnen bij het opstellen van het traject door burgemeester en wethouders worden ondersteund.
Artikel 14 Samenloop van subsidies
Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.
Hoofdstuk 5 Inkomensvrijlating en premies
Deze premie wordt verstrekt in de volgende gevallen:
de persoon die blijvend is aangewezen op deeltijdwerk en werkzaam is in een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week, komt in aanmerking voor een eenmalige premie ter hoogte van het in artikel 31 lid 2 onder k. van de wet genoemde maximum bedrag per jaar. Indien als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om in afwijking van het voorgaande een premie toe te kennen tot maximaal de in dit lid bedoelde premie;
de alleenstaande ouder van wie het jongste kind jonger is dan 12 jaar en die werkzaam is in een of meer dienstbetrekkingen met een totale omvang van tenminste 16 uur per week, komt in aanmerking voor een eenmalige premie ter hoogte van het in artikel 31 lid 2 onder k. van de wet genoemde maximum bedrag per jaar.Indien als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen een of meer dienstbetrekkingen met een totale omvang van tenminste 16 uur per week niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om in afwijking van het voorgaande een premie toe te kennen tot maximaal de in dit lid bedoelde premie;
Hoofdstuk 6a Regelingen in verband met samenvoeging/wijziging van de WWB en WIJ
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening regelt de ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.
Medische belemmering: Als een belanghebbende aangeeft vanwege medische beperkingen niet in staat te zijn om bepaalde arbeid of in het geheel geen arbeid te kunnen verrichten is het in eerste instantie aan hem om aan te tonen dat er sprake is van een objectief aantoonbare langdurige beperking ten gevolge van ziekte of gebrek. Pas nadat dit is
aangetoond wordt er een medisch advies of een onderzoek door een arbeidsdeskundige aangevraagd.
Belanghebbenden kunnen onder andere middels afsprakenkaarten, medicijn recepten en brieven van behandelaars aantonen dat er sprake is van een objectief aantoonbare langdurige beperking. Als een belanghebbende niet onder behandeling is, of onder behandeling is geweest, voor een medische beperking wordt er vanuit gegaan dat er geen sprake is van een medische belemmering.
Artikel 2. Opdracht aan burgemeester en wethouders
De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Artikel 3. Doel van de ondersteuning
Het doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel nog niet bereikbaar is, zelfstandige maatschappelijke participatie. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg of deelname aan activiteiten in dorpskern of gemeente.
Artikel 4. Vorm van de ondersteuning
Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.
Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorzieningen het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Gesubsidieerde arbeid wordt op grond van de WWB gezien als vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, met dien verstande dat gesubsidieerde arbeid in beginsel geen einddoel kan zijn.
Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken. Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn. Ook in dat geval geldt dat de voorziening beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.
Ook vergoeding van noodzakelijke reiskosten en kosten van noodzakelijke kinderopvang worden aangemerkt als voorziening. Er is sprake van noodzakelijk reiskosten onder de 10 kilometer indien iemand als gevolg van medische beperkingen en/of sociale omstandigheden niet in staat is om met de fiets te kunnen reizen. In alle ander gevallen komen alleen de noodzakelijke reiskosten, voor zover de enkele reisafstand van woonadres tot het adres waar aan de voorziening dient te worden deelgenomen meer bedraagt dan 10 kilometer enkele reis, voor vergoeding in aanmerking. Indien iemand meerdere dagen per week moet deelnemen aan een voorziening kan dit leiden tot een cumulatie van reiskosten. In dit geval kan er op individuele gronden een tegemoetkoming in de reiskosten worden verstrekt.
Ingeval van een gesubsidieerde baan of loonkostensubsidie is er sprake van een arbeidsovereenkomst met een werkgever en ligt de verantwoordelijkheid voor het al dan niet vergoeden van deze kosten bij de werkgever. Dit is voortzetting van bestaand beleid.
In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van voorzieningen wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses met betrekking tot reïntegratie. Niet uitgesloten is dat het onderzoek door burgemeester en wethouders wordt verricht. Eventueel kan na zo'n onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van voorzieningen niet nodig is.
Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. De vergoeding voor een voorziening worden aan de niet uitkeringsgerechtigde verstrekt als lening. Tijdens de looptijd van de voorziening wordt er geen rente in rekening gebracht en bestaat er geen verplichting tot terugbetaling. Bij beëindiging van het traject wordt beoordeeld of belanghebbende zich gehouden heeft aan de verplichtingen verbonden aan de voorziening. Naar aanleiding van deze beoordeling wordt beslist of de lening wordt omgezet in een voorziening om niet of dat de lening (deels) terug betaald moet gaan worden. De voorwaarden en verplichting verbonden aan de voorziening, dienen vooraf in een, door de niet uitkeringsgerechtigde ondertekende overeenkomst, te worden opgenomen.
Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Indien gebruik gemaakt kan worden van een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld WSF, AWBZ, reïntegratieverantwoordelijkheid UWV) vindt geen ondersteuning op basis van deze wet plaats.
De ondersteuning voor de doelgroep nuggers en Anw-ers wordt in deze verordening beperkt tot diegenen die niet over een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt1 beschikken, dan wel van wie de kwalificatie dusdanig is verouderd dat actualisering noodzakelijk is voor duurzame arbeidsinschakeling, waarbij tevens het in de wet vastgelegde uitgangspunt van de kortste weg naar werk blijft gelden.
Bepaling van de draagkracht zal, behoudens voor wat betreft hetgeen gesteld is onder artikel19, op dezelfde wijze plaatsvinden als bij de bijzondere bijstand. Eventuele toekenning en hoogte van de subsidie voor een voorziening is afhankelijk van de draagkracht van belanghebbende.
Activiteiten in het kader van sociale activering, waaronder vrijwilligerswerk met behoud van uitkering, kunnen een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden.
Zij kunnen worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid pas op middellange of lange termijn te realiseren is, of als nog onduidelijk is of er perspectief is op regulier werk .
Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspetief.
Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dit altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat het arbeidsperspectief wijzigt. Als indicatie kan worden aangehouden:
Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben, het moet bovendien gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten.
Voor sociale activering in het kader van reïntegratie naar algemeen geaccepteerde arbeid is een maximale duur van drie jaar vastgesteld.
Daar waar arbeidsinschakeling niet mogelijk is en als zodanig vastgesteld, kan sociale activering op grond van de Zorgwet c.q. de beleidsnotitie bijzondere bijstand aangeboden worden met als doel de zelfstandige maatschappelijke participatie te bevorderen.
De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De leerwerkstage is bedoeld voor belanghebbenden, niet fase 1, die op korte termijn (kort omdat na 1 jaar het effect van een leerwerkstage weg is) perspectief op betaald werk hebben. Wat die termijnen inhouden is nader uitgewerkt in de toelichting in artikel 8.
Voor de leerwerkstage geldt dat niet alleen het arbeidsperspectief maar ook de in de persoon gelegen mogelijkheden bepalend zijn voor de inzet van de voorziening.
Bij de proefplaatsing is het doel vooral het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk. Net als de leerwerkstage kan het instrument worden ingezet voor leden van de doelgroep, niet fase 1, met een perspectief op betaald werk op korte termijn. Wat die termijnen inhouden is nader uitgewerkt in de toelichting op artikel 8.
De detacheringsbaan is een baan die bedoeld is om de belanghebbende sneller op een reguliere baan geplaatst te krijgen. Gelet op de maximale duur van een detacheringsbaan is deze alleen bedoeld voor mensen, niet fase 1, die op korte termijn naar regulier werk kunnen uitstromen.
Alleen bij bijzondere individuele omstandigheden kan de detachering met 6 maanden worden verlengd.
Artikel 12 en 13. Doel van de subsidies voor de werkgever en aanvullende voorwaarde
Doel van subsidiering van arbeidsplaatsen is om uitkeringsgerechtigden die door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of waarvoor werkgevers door een gebrek aan werkervaring huiverig zijn deze in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn, sneller en makkelijker aan werk te helpen. Door deze subsidiering worden die financiële risico’s tijdelijk gecompenseerd. Uitgangspunt is, dat belanghebbende gedurende de periode dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt, aanvullende vaardigheden en werkervaring opdoet, zodat de afstand tot de arbeidsmarkt aan het eind van de subsidieperiode is verdwenen.
Artikel 14. Samenloop van subsidies
Dit artikel beoogt dubbele subsidiëring van dezelfde kosten uit verschillende bronnen te voorkomen.
Bijvoorbeeld als een Rea geïndiceerde in een detacheringsbaan zich ziek meld hoeft de werkgever geen loonkosten te betalen, over deze periode zal er dan ook geen subsidie worden verstuurd.
Een loonkostensubsidie dient te worden aangevraagd voordat de arbeidsovereenkomst van kracht wordt.
Artikel 16. Definitieve vaststelling
Het definitieve recht op subsidie wordt vastgesteld na afloop van de subsidieperiode.
Immers, pas op dat moment kan definitief worden bepaald of en gedurende welke periode aan de subsidievoorwaarden is voldaan.
Voorschotverlening is mogelijk gemaakt omdat de subsidie pas achteraf definitief wordt vastgesteld, en de bedrijfsvoering van werkgevers niet altijd toelaat dat de loonkosten worden betaald zonder dat daar de inkomsten uit de loonkostensubsidie tegenover staat. Als is vastgesteld dat aan de voorwaarden van subsidiering is voldaan, kunnen periodiek voorschotten worden verstrekt ter hoogte van een voorlopige schatting van het uiteindelijk toe te kennen subsidiebedrag. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vindt verrekening van de verstrekte voorschotten plaats.
Met dit artikel worden regels gesteld ten aanzien van de noodzakelijkheid, de duur van de scholing en de maximale kosten.
Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere
scholingsaanbod van de gemeente.
Met de in het derde lid bedoelde startkwalificatie wordt bedoeld het succesvol afronden van en beroepsopleiding op niveau 2 in het MBO of met het behalen van een diploma van het HAVO of het VWO. Voor de beoordeling van de vraag of de scholing leidt tot snelle arbeidsinschakeling, wordt gebruik gemaakt van de meest recente RAIL2-rapportage/rayonrapportage. In beginsel wordt enkel scholing ingezet die opleidt naar beroepssectoren, waarnaar volgens deze rapportages op de korte of middellange termijn vraag naar is. Indien er twijfels bestaan over het feit of belanghebbende capabel genoeg is om de startkwalificatie te behalen, kan het college een (onderwijs)instelling om advies vragen en het besluit hierop baseren.
Artikel 19. Specifieke kosten in verband met scholing
Met dit artikel worden regels gesteld ten aanzien van de maximale kosten die in verband met scholing voor vergoeding in aanmerking komen. Voor nuggers en Anw-ers gelden beperkende voorwaarden om de instroom te kunnen reguleren. De vergoeding wordt op declaratiebasis verleend.
De kosten van de eigen bijdrage kinderopvang worden in mindering gebracht op de draagkracht. De kosten van kinderopvang komen voor nuggers en Anw-ers niet voor vergoeding in aanmerking omdat voor de ouderbijdrage kinderopvang reeds een inkomensafhankelijke bijdrage geldt.
Artikel 20. Inkomensvrijlating
Met dit artikel wordt geregeld dat voor wat betreft de inkomensvrijlating gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de WWB.
Met dit artikel wordt gebruik gemaakt van de in de WWB (artikel 31, lid 2 sub j.) bepaalde mogelijkheid om jaarlijks een premie te verstrekken. De premie is onbelast en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.
De premie bij werkaanvaarding wordt ambtshalve toegekend. Dit betekent dat degene die hiervoor in aanmerking komt een half jaar na werkaanvaarding hierom moet verzoeken. De periode van een half jaar dient aaneengesloten te zijn. Belanghebbende zullen actief benaderd worden door de gemeente.
De premie voor het verrichten van deeltijdwerk wordt een keer per drie jaar betaalbaar gesteld. Het begrip “blijvend” moet zijn onderbouwd door een medisch, arbeidskundig rapport/besluit.
De premie wordt achteraf betaalbaar gesteld. Dit betekent dat over de maanden waarover voorafgaande aan de maand van indiening van de aanvraag deeltijdwerk is verricht, naar rato de hoogte van de eenmalige premie wordt bepaald. Heeft men bijvoorbeeld gedurende 7 maanden deeltijdwerk verricht, dan bedraagt de eenmalige premie 7/12 van het bedrag zoals dat genoemd is in artikel 31 lid 2 onder k van de WWB. De periode waarover op deze wijze met terugwerkende kracht een premie wordt berekend, duurt maximaal een jaar. Deze periode hoeft niet gelijk te zijn aan een kalenderjaar en kan dus bijvoorbeeld de periode van1 juli tot 1 juli zijn. Indien men in een volgend kalenderjaar wederom op aanvraag voor een eenmalige premie in aanmerking komt, dan wordt voor wat betreft de berekening van de periode waarover men hiervoor in aanmerking komt, aansluiting gezocht bij de periode waarover men reeds een premie heeft ontvangen. Er kan dus geen sprake zijn van overlapping van periodes.
Ook als door in de persoon gelegen beperkingen een of meer dienstbetrekkingen van tenminste 16 uur niet mogelijk is kunnen burgemeester en wethouders toch een premie naar evenredigheid toekennen.
Artikel 22. Anti-cumulatiebepaling
Dit artikel is ingevoegd om cumulatie van een vrijlating en/of een premie te voorkomen. Het is niet wenselijk om aan een uitkeringsgerechtigde meerdere vrijlatingen en/of premies per kalenderjaar toe te kennen omdat hierdoor de prikkel om fulltime te gaan werken verminderd.
Om dezelfde reden geldt voor uitkeringsgerechtigden die een gehuwdennorm ontvangen dat slechts een van beiden eenmaal per kalenderjaar voor een vrijlating/premie in aanmerking kan komen. Voor personen waarvoor arbeidsinschakeling niet mogelijk is bestaat de langdurigheidstoeslag.
Artikel 23. Afstemming en terugvordering
In dit artikel wordt verwezen naar de bepalingen in de afstemmingsverordening, waarin is geregeld welke gevolgen het niet of onvoldoende voldoen aan de verplichtingen ingevolge de wet, de Wet SUWI alsmede deze verordening voor de hoogte van de uitkering van een uitkeringsgerechtigde kan hebben. Voor Anw-ers en nuggers is dit niet van toepassing. Voor deze doelgroepen is een mogelijkheid tot (gehele of gedeeltelijke) terugvordering van kosten van een voorziening opgenomen.
In deze verordening zijn de belangrijkste voorwaarden voor subsidieverlening opgenomen.
Desondanks kan het wenselijk zijn dat bepaalde voorwaarden worden aangevuld of aangescherpt, bijvoorbeeld als blijkt dat bestaande regels oneigenlijke subsidiering mogelijk maken. Omgekeerd kan het wenselijk zijn dat ten behoeve van bepaalde categorieën van de doelgroep of van werkgevers in gunstige zin kan worden afgeweken. Om te voorkomen dat telkens in individuele gevallen van de gestelde regels wordt afgeweken, is de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot vaststelling van algemene nadere regels.
Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om het scheppen van precedenten tegen te gaan.
1 Onder startkwalificatie wordt verstaan: een afgeronde opleiding op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar, wat neerkomt op tenminste een diploma niveau 2 van de WEB, havo, vwo, (bron: Plan van aanpak voortijdig schoolverlaten, Ministerie van Onderwijs)
2 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg; contactadres CWI Zuid-oost Nederland, Unit Arbeidsmarktinformatie en advies, Eindhoven