Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lochem

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLochem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201125-06-2015Onbekend

21-12-2010

29 december 2010, Extra Nieuws

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid

 

 

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid

Vooraf

In de gemeenteraad van juli 2008 is de nota Niemand Uitgesloten, armoedebeleid gemeente Lochem 2009-2012 vastgesteld. In deze nota is veel aandacht besteed aan de informatie verkregen van de inwoners van de gemeente Lochem. Hieruit kan worden geconcludeerd dat enkele aspecten in de kader van armoedebeleid bijzondere aandacht nodig hebben;

  • 1.

    de wijze waarop de bewoners in armoede verkeren benaderd worden en kennis kunnen nemen van het armoedebeleid.

  • 2.

    het vergroten van de doelgroep door de inkomensgrens te verhogen van 110% naar 120% van de bijstandsnorm;

  • 3.

    zorgen dat er meer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een beroep te doen op bijzondere bijstand.

De gemeente Lochem wil allereerst een goed dienstverleningsconcept als uitgangspunt hanteren. Dit is een eerste vereiste om de mogelijkheden van bijzondere bijstand, door een pro-actieve werkwijze, zo optimaal mogelijk te benutten. Daarnaast vormt een meer persoonlijke benadering van de inwoners een belangrijk aspect. Ook het principe van het hanteren van gelijke kansen, voor met name de jeugd, is een belangrijke invalshoek om de armoede te bestrijden.

Voorafgaande aan het opstellen van deze beleidsregels zijn de volgende verordeningen en regelingen aangepast aan bovenstaande uitgangspunten;

-Verordening categoriale verlening van bijzondere bijstand;

hierin is de inkomensgrens verhoogd naar 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnormen. Bovendien is de verstrekking mogelijk van een bedrag per jaar per persoon, in plaats van voorheen een verstrekking van een bedrag een keer per drie jaar.

-Verordening deelname aan maatschappelijke activiteiten;

hierin is eveneens de inkomensgrens verhoogd naar 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnormen. Bovendien is niet langer sprake van een subsidiebedrag per inkomensschaal, maar van een vast bedrag per persoon per jaar.

-Verordening Langdurigheidstoeslag

deze verordening is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 vastgesteld door de Raad van de gemeente Lochem. In deze verordening is vastgelegd wie er wanneer in aanmerking komt voor deze langdurigheidstoeslag.

-Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren van de gemeente Lochem en Toeslagenverordening Wet investeren in Jongeren Gemeente Lochem;

deze verordeningen zijn met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 vastgesteld door de Raad van de gemeente Lochem. De gemeente is verplicht om jongeren die niet naar school gaan en geen werk hebben een werkleeraanbod te doen. Het recht op een werkleeraanbod komt in plaats van het recht op een bijstandsuitkering.

Deze verordeningen zijn samen met de Wet Werk en Bijstand (WWB) als uitgangspunt gehanteerd bij het opstellen van de beleidsregels voor de uitvoering van de verlening van bijzondere bijstand en het armoede- en minimabeleid. Essentieel is het basisuitgangspunt dat de verlening van bijzondere bijstand is gericht op inwoners met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnormen. Met in achtneming van dit uitgangspunt zijn deze beleidsregels voor het verlenen van bijzondere bijstand opgesteld of waar van toepassing aangevuld.

1. Inleiding

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van zowel individuele als categoriale bijzondere bijstand. Afgelopen jaren zijn er binnen het cluster Werk en Inkomen allerlei werkinstructies ontwikkeld met daarin regels over de wijze waarop wordt omgegaan met aanvragen voor bijstand voor bijzondere kosten zoals bijvoorbeeld een aanvraag voor de kosten van een bril, een computer of reiskosten.

Deze werkinstructies (vaste gedragslijnen) hebben tot op heden geen officiële status en zijn niet conform hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bekend gemaakt. Ze zijn daarom formeel niet - gelet op het bepaalde in artikel 3:40 van de Awb - in werking getreden. Zolang de gemeente echter de gedragslijn individueel toetst bij elke aanvraag om bijzondere bijstand kan de gedragslijn worden gevolgd.

Met name om de burger voorafgaande aan de aanvraag helderheid en duidelijkheid te geven over de kosten die mogelijk voor bijzondere bijstand in aanmerking komen bestaat een dringende behoefte aan een overzicht van (beleids)regels die van toepassing zijn bij de uitvoering van de verlening van bijzondere bijstand en het armoede- en minimabeleid.

In deze nota zijn de beleidsregels vastgelegd. De beleidsregels zijn een nadere uitwerking van het gemeentelijke armoede- en minimabeleid en van de al eerder door de raad van de gemeente Lochem vastgestelde kaders en de van toepassing zijnde verordeningen op het gebied van Werk en Inkomen en het armoede- en minimabeleid.

In deze beleidsregels zijn zo weinig mogelijk bedragen genoemd. De maximale vergoedingen, normbedragen en dergelijke, zijn opgenomen in het financieel besluit, dat als bijlage 1 aan de beleidsregels is toegevoegd. Het college zal de bedragen in het financieel besluit jaarlijks aanpassen. Hierdoor wordt voorkomen dat jarenlang verouderde bedragen in de beleidsregels zijn opgenomen.

 

  • 1.1

    Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de algemene aspecten die in acht genomen worden bij de verstrekking van bijzondere bijstand. Vervolgens wordt in de hoofdstukken 3 tot en met 8 per kostensoort aangegeven of en hoe er bijzondere bijstand verstrekt kan worden.

De slotbepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 9. En tot slot is in de bijlage het financieel besluit toegevoegd waarin een schematisch overzicht wordt gegeven van mogelijke voorzieningen en de maximale bedragen die in het kader van (categoriale) bijzondere bijstand verstrekt kunnen worden.

2. Algemeen

  • 2.1. Begripsbepaling

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Lochem;

    • b.

      de WWB: de Wet Werk en Bijstand (WWB);

    • c.

      de WIJ: de Wet Investeren in Jongeren (WIJ);

    • d.

      algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan;

    • e.

      de bijzondere bijstand (artikel 35 van de WWB): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen;

    • f.

      de bijstandsnorm: norm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de WWB;

    • g.

      de inkomensvoorziening: inkomen zoals bedoeld in artikel 26 tot en met 34 van de WIJ;

    • h.

      de langdurigheidstoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36 WWB;

    • i.

      de voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat;

    • j.

      de woonkosten bij een huurwoning: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

    • k.

      de woonkosten bij een koopwoning: de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor: de hypotheekrente, de premie voor opstalverzekering, het eigenaargedeelte van de onroerend zaak belasting, de omslagheffing voor huiseigenaren (de waterschapslasten), een vast bedrag voor kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. Deze kosten worden conform het budgethandboek NIBUD vastgesteld. Het gaat om onderhoud woning en onderhoud

CV-installatie;

  • l.

    de AWBZ: de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);

  • m.

    de WMO: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • n.

    de Zvw: de Zorgverzekeringswet (Zvw);

  • o.

    de WSNP: de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP);

  • p.

    het NIBUD: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD);

  • q.

    de WSF: de Wet Studiefinanciering (WSF);

  • r.

    de WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS).

  • s.

    het KGB: kindgebondenbudget (KGB).

     

    2.2.Wettelijke bepalingen

Aan de bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1.

    de kosten moeten bijzonder zijn.

De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt;

  • 2.

    de kosten moeten noodzakelijk zijn.

Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat advies bij een externe deskundige wordt ingewonnen. In ieder geval zijn de onderstaande kosten niet noodzakelijk;

  • -

    het betalen van de alimentatie;

  • -

    de betaling van een boete;

  • -

    geleden of toegebrachte schade;

  • -

    vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

  • -

    kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.

    • 3.

      de kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald.

In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het bepalen van het inkomen en het vermogen.

  • 4.

    vergoeding van de kosten.

Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de WWB, ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequaat noodzakelijke oplossing biedt, als passend en toereikend wordt geacht.

  • 5.

    voorliggende voorziening

In verband met het uitgangspunt dat de WWB in het stelsel van bestaansvoorzieningen de plaats inneemt van het laatste vangnet, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 WWB is van belang: geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. De bijzondere bijstand in het kader van de WWB mag het beleid, dat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

 

2.3. Drempelbedrag, Inkomen, vermogen en draagkracht

 

  • 2.3.1

    Drempelbedrag

Op grond van artikel 35 lid 2 WWB kan de gemeente een drempelbedrag hanteren van maximaal€ 120,- per 12 maanden. Dit betekent dat de eerste € 120,- van de bijzondere kosten gedurende 12 maanden voor eigen rekening komen van de aanvrager. Bij de verlening van bijzondere bijstand hanteert de gemeente Lochem geen drempelbedrag. De redenen hiervoor zijn:

  • -

    bij andere instanties wordt vaak ook al een eigen bijdrage gevraagd;

  • -

    de psychologische barrière om bijzondere bijstand aan te vragen wordt verkleind;

  • -

    de duidelijkheid naar de belanghebbende wordt vergroot;

  • -

    de bijzondere bijstand is de laatste voorziening welke voor belanghebbende openstaat.

     

  • 2.3.2.

    Inkomen

  • 1.

    Van het in aanmerking te nemen inkomen worden middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in de genoemde artikelen worden dus voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt een verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h WWB) worden alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarige kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf, dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.

     

  • 2.3.3.

    Vermogen

  • 1.

    Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. Belanghebbende dient een vermogen te hebben dat minder is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB.

  • 2.

    Er geldt een extra vermogensvrijlating indien er sprake is van uitvaartreservering in natura (niet afkoopbaar) die gereserveerd staat op een aparte rekening of een aparte polis waarvan geen opnames kunnen worden gedaan.

  • 3.

    Vervoermiddelen (auto, motor, camper of caravan) die ouder zijn dan 8 jaar en niet meer voorkomen in de ANWB koerslijst worden niet meegerekend voor het vermogen. Als de waarde van de vervoermiddelen meer bedraagt dan € 5000,- wordt alleen het deel boven dit bedrag als vermogen aangemerkt. Van deze uitgangspunten wordt afgeweken indien er aantoonbare verschillen zijn tussen het goed en de uitgangspunten van de koerslijsten, bijvoorbeeld enerzijds een schade auto en anderzijds een oldtimer.

  • 4.

    Er kan een uitzondering worden gemaakt op lid 3 indien er sprake is van een noodzaak van het bezit van een vervoermiddel in verband met het optreden van een sociaal isolement, het blijven uitoefenen van bedrijf of beroep of het hebben van ernstige lichamelijke beperkingen. Per individueel geval bepaalt het college of er sprake is van één van de bovengenoemde situaties.

     

  • 2.3.4.

    Draagkracht

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht.

  • 2.

    Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op de verlening van categoriale bijzondere bijstand.

  • 3.

    Geen draagkracht hebben belanghebbenden die, op jaarbasis, een netto inkomen hebben tot 120% van de voor hen geldende bijstands- of WIJ-norm (beide inclusief vakantiegeld) en die geen vermogen hebben boven de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB.

  • 4.

    Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 120% van de geldende bijstands- of WIJ-norm en/of een hoger vermogen, als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB, dan wordt de draagkracht vastgesteld op 100%.

  • 5.

    De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten gemaakt zijn.

  • 6.

    Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde jaardraagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden.

  • 7.

    Als bij een aanvraag blijkt dat er vóór de aanvraagdatum noodzakelijke kosten zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 2.4., vastgesteld vanaf de eerste dag van de maand waarin deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan.

  • 8.

    In geval van periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht verrekend naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft.

  • 9.

    De draagkrachtperiode kan voor een langere periode vastgesteld worden, hierbij kan worden gedacht aan de samenloop tussen WWB en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

  • 10.

    Bij een belanghebbende aan wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, geldt dat het college enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.

     

    2.4. Aanvraag

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met 1 jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen.

  • 2.

    Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het na een geboden hersteltermijn niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.

     

    2.5. De wijze van verstrekken

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt in beginsel “om niet” (zonder terugbetaalverplichting)verstrekt. Dit sluit echter niet uit dat in bepaalde gevallen de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verstrekt of teruggevorderd.

  • 2.

    Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien:

    • a.

      het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft;

    • b.

      redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Onder korte termijn wordt verstaan een periode van maximaal 12 maanden;

    • c.

      de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • d.

      de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft;

    • e.

      het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

  • 3.

    De bijstand die in de vorm van een renteloze geldlening wordt verleend, moet in beginsel worden terugbetaald.

  • 4.

    De aflossingstermijn van een renteloze geldlening wordt in principe vastgesteld op 3 jaar. Indien er na maximaal 36 maanden nog een restant bestaat, dan wordt dit omgezet in bijstand om niet. Belanghebbende moet dan wel aan de voorwaarden voldaan hebben, dat hij de vastgestelde maandelijkse aflossingsbedragen volledig heeft afbetaald.

  • 5.

    Van lid 4 kan worden afgeweken als blijkt dat:

    • a.

      belanghebbende op korte termijn een aanzienlijk hoger bedrag kan aflossen; of

    • b.

      indien hij in de eerste drie jaar nalatig is geweest met het aflossen van de geldlening; of

    • c.

      wanneer belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening heeft geleid. De looptijd wordt in dit geval langer aangezien belanghebbende het volledige bedrag moet aflossen.

  • 6.

    De hoogte van de aflossing van de renteloze lening bedraagt 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 7.

    Bij een inkomen boven de bijstandsnorm wordt de aflossing verhoogd met 50% van deze meerinkomsten.

     

    2.6. Uitbetaling

De individuele bijzondere bijstand kan alleen worden verleend voor daadwerkelijk gemaakte kosten, waarvoor betalingsbewijzen moeten worden overlegd. Als het betalingsbewijs geen factuur betreft, moet de factuur alsnog achteraf worden overlegd.

Voor de categoriale bijzondere bijstand en de subsidie in het kader van de regeling Deelname aan maatschappelijke activiteiten hoeft dit echter niet. Bij deze groep wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of belanghebbende aan de voorwaarden zoals beschreven in de verordening categoriale bijzondere bijstand en de verordening Deelname aan maatschappelijke activiteiten voldoet. In het Intern Controleplan Zorg wordt jaarlijks beschreven hoe deze steekproefsgewijze controle wordt uitgevoerd.

 

2.7. Terugvordering

De bepalingen betreffende terugvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere bijstand (artikel 58 WWB).

3. Kosten van algemene aard

3.1.Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar al dan niet verblijvende in een inrichting

 

Algemeen

Op 1 oktober 2009 is de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) in werking getreden. Deze wet zorgt ervoor dat jongeren tot 27 jaar geen recht meer hebben op een algemene bijstandsuitkering, maar dat alle jongeren tot 27 jaar een opleiding volgen of werken. De gemeente is verplicht om jongeren die niet naar school gaan en geen werk hebben een werkleeraanbod te doen. Het recht op een werkleeraanbod komt in de plaats van het recht op een bijstandsuitkering. Dit is vastgelegd in de verordening werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren.

In de Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren worden toeslagen geregeld voor uitkeringsgerechtigde van 21 jaar tot 27 jaar. In de hiervoor genoemde verordening wordt echter de toeslag van jongeren van 18 tot 21 jaar niet geregeld.

Voorwaarden

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend indien en voor zover:

  • a.

    de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de toepasselijke WIJ-norm (geldende inkomensvoorziening);

  • b.

    voor deze kosten de jongere geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

    • -

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    • -

      de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2.

    De jongere bedoeld onder lid 1 b wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken indien:

  • a.

    de ouder of ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

  • b.

    de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

  • c.

    er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

  • 3.

    De noodzakelijke kosten van bestaan van de alleenstaande jongere, alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar worden gelijkgesteld aan de toepasselijke inkomensvoorziening WIJ voor alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het inkomen van de jongere en de toepasselijke inkomensvoorziening WIJ.

  • 4.

    De bijzondere bestand wordt waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 WWB verhaald. Daarmee wordt verkomen dat de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht.

     

3.2.Toeslag voor alleenstaanden met inwonend, niet meer ten laste komend kind

 

Algemeen

Indien in een alleenstaand oudergezin, het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt, is op deze ouder het normbedrag van een alleenstaande van toepassing. Deze situatie kan ontstaan doordat het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of doordat het kind studiefinanciering of inkomsten vanuit werk ontvangt.

Om de overgang naar de andere norm soepel te laten verlopen, kan de gemeente, indien er hogere kosten dienen te worden gemaakt, de bijstand tijdelijk daarop afstemmen door een aanvulling met bijzondere bijstand.

 

Voorwaarden

  • 1.

    De toeslag wordt verleend op voorwaarde dat dit kind tot het huishouden van de alleenstaande blijft behoren.

  • 2.

    De toeslag wordt verleend voor maximaal 6 maanden, waarbij de toeslag na 3 maanden wordt gehalveerd.

  • 3.

    De maximale hoogte van de bijzondere bijstand is opgenomen in het financiële besluit.

 

3.3.Langdurigheidstoeslag

 

Algemeen

Op 1 januari 2009 is een wetsvoorstel in werking getreden waarbij artikel 36 van de WWB als volgt is gewijzigd:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering”.

De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de voorwaarden voor het recht op de langdurigheidstoeslag wordt verwezen naar de Verordening langdurigheidstoeslag.

  • 2.

    De langdurigheidstoeslag kan maximaal éénmaal per jaar worden verstrekt en dient elk jaar opnieuw te worden aangevraagd.

  • 3.

    De langdurigheidstoeslag kan met terugwerkende kracht worden verstrekt. Deze moet echter wel uiterlijk binnen 5 jaar na peiljaar worden aangevraagd.

  • 4.

    Indien het een aanvraag betreft voor een aanspraak daterend van vóór 1 januari 2009, wordt beslist met toepassing van het oude recht.

  • 5.

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt per 1 januari 2009, 38% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (naar boven afgerond op een hele euro).

  • 6.

    De langdurigheidstoeslag is geen voorliggende voorziening op individuele bijzondere bijstand dan wel categoriale bijzondere bijstand.

4. Woonkosten

4.1.Woonkostentoeslag

 

Algemeen

Bij de inwerkingtreding van de Wet op de huurtoeslag heeft er een wijziging plaatsgevonden bij de vaststelling van het inkomen. Voor de inwerkingtreding werd er gekeken naar het inkomen van het voorafgaande jaar. De huidige huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen. Indien gedurende het jaar inkomensveranderingen optreden, kan de huurtoeslag tussentijds worden aangepast. Ook andere mutaties die van invloed zijn op de huurtoeslag zoals hoogte van de huur en gezinssamenstelling kunnen tussentijds worden aangepast. In veel situaties is het daarom niet meer noodzakelijk om een woonkostentoeslag te verstrekken.

Er kunnen zich echter 2 situaties voordoen waarbij er wel een woonkostentoeslag bij een huurwoning kan worden verstrekt, namelijk bij een huurder die een nieuwe woning betrekt of als er sprake is van terugval van inkomsten en daardoor geen recht op huurtoeslag bestaat aangezien de huur boven de maximale huurgrens ligt.

Woonkostentoeslag kan ook worden verstrekt bij een koopwoning, bijvoorbeeld indien er sprake is van een dusdanige verlaging van het inkomen dat de woonkosten niet meer (volledig) vanuit dit inkomen betaald kunnen worden.

 

  • 4.1.1.

    Woonkostentoeslag bij een huurwoning

 

Voorwaarden

  • 1.

    Belanghebbende bewoont een woning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag maar door omstandigheden buiten zijn schuld kan hij nog geen aanspraak maken op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

  • 2.

    De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn leefomstandigheden en financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3.

    Indien de woonkosten van een huurwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaat kan de termijn van verlening van bijzondere bijstand worden verlengd, voor zover door een wijzing in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft een inwonende de woonkosten niet meer volledig kunnen worden voldaan.

  • 4.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in lid 3 wordt verstrekt voor een periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd - indien en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

  • 5.

    Aan de woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 WWB, de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht een goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht), waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. Van zijn inspanningen dient de belanghebbende bewijsstukken te overleggen.

  • 6.

    De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 3 wordt op dezelfde wijze als de huurtoeslag berekend. Dit betekent dat voor het gedeelte van de huur boven de huurgrens geen woonkostentoeslag wordt verstrekt.

  • 4.1.2.

    Woonkostentoeslag bij een koopwoning

 

Voorwaarden

  • 1.

    Aan een belanghebbende die een eigen woning bezit, die tevens door hem wordt bewoond en waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag wordt een woonkostentoeslag verstrekt.

  • 2.

    De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn leefomstandigheden en financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3.

    Indien de woonkosten van de koopwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, voor zover door een wijziging in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft inwoning de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan.

  • 4.

    De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor een periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd - indien en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

  • 5.

    Aan de woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 WWB , de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht), waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. Van zijn inspanningen dient belanghebbende bewijsstukken te overleggen.

  • 6.

    De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 2 wordt op dezelfde wijze als de huurtoeslag berekend. Dit betekent dat voor het gedeelte van de huur boven de huurgrens geen woonkostentoeslag wordt verstrekt.

 

4.2.Waarborgsom

 

Algemeen

In verschillende situaties kan het voorkomen dat de belanghebbende een waarborgsom moet voldoen ter verkrijging van een bepaalde prestatie zoals bijvoorbeeld bij het betrekken van nieuwe woonruimte. Over het algemeen, krijgt de huurder deze waarborgsom bij beëindiging van het huurcontract weer terug. De waarborgsom blijft in feite toebehoren aan de huurder maar hij kan er niet over beschikken. Er kan een noodzaak bestaan om voor deze kosten bijzondere bijstand te verlenen.

Voorwaarden

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor een waarborgsom in de vorm van een (renteloze) geldlening. Belanghebbende ontvangt namelijk de waarborgsom op een later moment weer terug.

5. Kosten van medische aard

Algemeen

Voor de bijzondere bijstand geldt de ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening. Indien men er zelf voor kiest om zich niet te verzekeren tegen een algemeen aanvaard risicopakket komen deze kosten volgens vaste jurisprudentie niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking. Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt er vanuit gegaan dat er een verplichte basisverzekering is afgesloten.

De gemeente Lochem biedt een collectieve ziektekostenverzekering met extra vergoedingen aan. Daarnaast is het mogelijk om met korting zich aanvullend te verzekeren.

 

5.1.Medisch advies

In voorkomende gevallen kan het college de medische noodzaak laten vaststellen door een hiervoor aangewezen instantie. De bijzondere bijstand moet aangevraagd zijn voor met de (voortgezette) behandeling wordt gestart en de kosten zijn gemaakt, zodat eerst een medisch advies kan worden opgevraagd om de noodzaak en eventueel de goedkoopst adequate voorziening vast te stellen.

 

5.2.Collectieve ziektekostenverzekering

 

Algemeen

De gemeente Lochem heeft een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten speciaal voor mensen met een lager inkomen. De ziektekostenverzekering biedt extra vergoedingen voor minder geld.

Voorwaarden

  • 1.

    Belanghebbende met een netto maandinkomen tot en met 120% van de van geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening, inclusief vakantiegeld, kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van de door het college aangewezen zorgverzekeraar.

  • 2.

    De basisverzekering wordt als voorliggende voorziening gehanteerd voor het verlenen van bijzondere bijstand.

 

5.3.Eigen risico ziektekostenverzekering

 

Algemeen

In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is een verplicht eigen risico opgenomen. Hier is sprake van een algemene maatregel, die geldt voor alle verzekerden. Daarnaast is het mogelijk een vrijwillig eigen risico af te sluiten, hierdoor wordt er een lagere premie betaald.

Voorwaarden

  • 1.

    Er kan geen bijzondere bijstand worden verleend voor het verplichte eigen risico. Alleen en voor zover er sprake is van zeer dringende omstandigheden kan een uitzondering worden gemaakt. Het feit dan men niet in één keer het eigen risico kan betalen vormt geen zeer dringende omstandigheid.

  • 2.

    Er kan geen bijzondere bijstand worden verleend voor het vrijwillige eigen risico. Belanghebbende neemt hiervoor zelf de beslissing en daardoor kan dit risico niet worden afgewenteld op de gemeente.

 

5.4.Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten

 

Algemeen

Er kan categoriale bijzondere bijstand worden verleend aan een persoon, behorend tot de categorie chronisch zieken en gehandicapten met betrekking tot kosten in verband met de chronische ziekte en/of handicap. Deze categoriale bijzondere bijstand kan ook worden verstrekt aan personen met een hen ten laste komende kind vanaf 4 jaar dat chronisch ziek en/of gehandicapt is. De bijzondere bijstand wordt in dit geval verstrekt aan de ouder/verzorger.

De categoriale bijzondere bijstand kan als tegemoetkoming worden gezien in de verborgen meerkosten die de chronische ziekte en/of de handicap met zich meebrengen. Denk bijvoorbeeld aan kosten zoals hogere elektriciteitskosten en/of telefoonkosten of de aanschaf van een bloemetje voor de mantelzorger, klussen in en rondom uw huis.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de voorwaarden voor het recht op deze categoriale bijstand wordt verwezen naar de Verordening categoriale verlening van bijzondere bijstand.

  • 2.

    Het college verstrekt de categoriale bijzondere bijstand zonder nader onderzoek of ten aanzien van belanghebbende de kosten als gevolg van ziekte en/of handicap ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.

  • 3.

    De categoriale bijzondere bijstand is een individuele verstrekking, dit wil zeggen dat meerdere gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor deze bijstand. Deze bijstand wordt maximaal éénmaal per persoon per jaar verstrekt.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de forfaitaire vergoeding is opgenomen in het financiële besluit.

  • 5.

    De categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten is geen voorliggende voorziening op individuele bijzondere bijstand dan wel de langdurigheidtoeslag.

 

5.5.Brillen/contactlenzen

 

Algemeen

Kosten van een bril/contactlenzen behoren tot de bijzonder noodzakelijk kosten van het bestaan en komen daarom in aanmerking voor bijzondere bestand. Hierbij geldt dat de collectieve ziektekostenverzekering van de gemeente Lochem een voorliggende voorziening is. De gemeente Lochem heeft een extra vergoeding in haar collectieve ziektekostenverzekering opgenomen voor brillen en contactlenzen.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de kosten van een standaardmontuur en standaardglazen kan maximaal éénmaal per 2 jaar bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2.

    Er wordt uitgegaan van ongekleurde glazen, waarbij de goedkoopste kunststof glazen niet worden aangemerkt als luxe. Ook ontspiegelde glazen en kunststofglazen met hardingslaag (voor kinderen) komen in aanmerking voor een vergoeding. Andere aanpassingen aan de glazen kunnen alleen voor vergoeding in aanmerking komen indien er een medische indicatie is van een (erkende) behandelende oogarts.

  • 3.

    Indien er sprake is van bijziendheid of verziendheid worden standaard varilux glazen als goedkoopst adequate voorziening aangemerkt. Hierdoor wordt voorkomen dat er 2 aparte brillen moeten worden aangeschaft. Een 2de bril komt alleen in aanmerking voor vergoeding indien er een medische indicatie is van een erkende oogarts.

  • 4.

    Vervanging van de glazen/contactlenzen binnen 2 jaar is alleen mogelijk indien de sterkte van de glazen/contactlenzen moet worden aangepast. Hiervoor dient er een medische indicatie te zijn van een (erkende) behandelende oogarts.

  • 5.

    Vervanging van het montuur binnen 2 jaar is alleen mogelijk als blijkt dat bij verandering in de sterkte van de glazen, het “oude” montuur niet meer geschikt is voor de nieuwe glazen, of als het montuur te klein is geworden in geval bij opgroeiende kinderen.

  • 6.

    Voor de kosten van contactlenzen kan maximaal éénmaal per 2 jaar bijzondere bijstand worden verleend, onder de voorwaarden dat de vergoeding nooit meer mag bedragen dan die voor een bril onder dezelfde omstandigheden. De kosten van de noodzakelijke lenzenvloeistof zijn voor eigen rekening en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 7.

    De maximale hoogte van de bijzondere bijstand is opgenomen in het financiële besluit. Op de maximale vergoeding wordt de vergoeding door de zorgverzekering, evenals eventuele kortingen van de opticien in mindering gebracht.

5.6. Batterijen gehoortoestellen

Algemeen

Kosten van de batterijen van een gehoortoestel behoren tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan en komen daarom in aanmerking voor bijzondere bestand. Hierbij geldt dat de collectieve ziektekostenverzekering van de gemeente Lochem een voorliggende voorziening is. De gemeente Lochem heeft een extra vergoeding in haar collectieve ziektekostenverzekering opgenomen voor de batterijen van een gehoortoestel.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de kosten van de batterijen voor een gehoorapparaat kan maximaal eenmaal per jaar bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de maximale forfaitaire vergoeding is opgenomen in het financiële besluit.

 

5.7.Bewassing- en kleding slijtagekosten

 

Algemeen

Kleding- en schoeiselslijtage kunnen het gevolg zijn van het gebruik van prothesen, stoornissen van houding en bewegingsapparaat, het evenwicht, het bewustzijn of het coördinatievermogen.

Extra waskosten kunnen voortkomen uit incontinentie, gebruik medicatie zoals zalf, bedlegerigheid, gebruik van een stoma of overmatig transpireren.

Voorwaarden

  • 1.

    In bijzondere omstandigheden kan voor de kosten van bewassing- en/of kleding slijtage maximaal eenmaal per jaar bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2.

    De noodzaak voor het verlenen van bijzondere bijstand wordt vastgesteld door middel van een medisch advies. In het medisch advies wordt aangegeven wat de meerkosten zijn voor bewassing en/of de aanschaf van extra kleding/beddengoed.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor bewassingkosten wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de forfaitaire vergoeding is opgenomen in het financiële besluit. De kosten voor aanschaf van (extra) kleding worden vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het Nibud.

 

5.8.Dieetpreparaten en dieetkosten

 

  • 5.8.1.

    Dieetpreparaten

Algemeen

Voorbeelden van dieetpreparaten zijn de drinkvoedingen zoals Nutridrink, Fortimel, Nutrison en dieetzuigelingenvoeding zoals Pepti 1. Indien gebruik van dieetpreparaten medisch noodzakelijk is, dan worden deze kosten in principe vergoed door de zorgverzekeraar.

Voorwaarden

  • 1.

    De kosten voor dieetpreparaten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Indien de kosten niet door de zorgverzekeraar worden vergoed, kan aangenomen worden dat de dieetpreparaten niet medisch noodzakelijk zijn.

 

  • 5.8.2.

    Dieetkosten

Dieetkosten zijn de meerkosten die ten opzichte van de kosten van een normale gezonde voeding, ontstaan door het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Met voedingsupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn.

Dieetkosten en voedingssupplementen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen AWBZ en Zvw. Deze kunnen dan ook niet als voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt. Dit betekent dat verlening van bijzondere bijstand mogelijk is indien wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Daarbij is met name van belang: Betreft het (aantoonbare) medisch noodzakelijke kosten van het bestaan? Wil een dieet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan horen dan zal een deskundige de (medische) noodzaak van het dieet moeten kunnen vaststellen. Maar het feit dat een dieet door een diëtist is opgesteld maakt niet dat dit per definitie medisch noodzakelijk is. Uit jurisprudentie kan voorts worden afgeleid dat de volgende (alternatieve) diëten en voedingssupplementen medisch niet noodzakelijk zijn:

  • -

    een Myalgische Encephalomyelitis (M.E.)-dieet.

  • -

    een Candida-dieet, voorgeschreven door een orthomoleculair therapeut

  • -

    voedingssupplementen voorgeschreven door een osteopaat.

Naast de voedingssupplementen zijn er ook de zelfzorggeneesmiddelen. Sinds 1999 moet iedereen zijn zelfzorggeneesmiddelen zelf betalen, behalve belanghebbenden die deze medicijnen langdurig gebruiken. Zij krijgen op grond van de Regeling zorgverzekering deze geneesmiddelen wel vergoed door de zorgverzekeraar. De zelfzorggeneesmiddelen die in het zorgverzekeringspakket zijn opgenomen voor mensen die deze chronisch gebruiken, zijn de volgende vijf groepen zelfzorgmiddelen:

  • -

    middelen bij allergie

  • -

    middelen bij maagledigingsstoornissen

  • -

    middelen bij diarree

  • -

    kalktabletten

  • -

    laxeermiddelen

In de overige gevallen bestond ook voor 1 januari 2004 geen aanspraak op vergoeding van zelfzorgmiddelen. Aangenomen moet worden dat er in het kader van de AWBZ en Zvw een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van deze geneesmiddelen. Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand voor de zelfzorgmiddelen.

Voorwaarden

  • 1.

    De kosten voor dieetkosten en/of voedingssupplementen kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand indien er een medische noodzaak bestaat.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten ten opzichte van normale gezonde voeding. Hierbij wordt uitgegaan van het NIBUD-norm.

 

5.9.Extra Stookkosten

 

Algemeen

Wanneer de woning in verband met medisch redenen extra verwarmd moet worden, brengt dat vaak extra kosten met zich mee. Voor deze extra kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Voorwaarden

  • 1.

    Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten. De medische noodzaak van de meerkosten wordt middels een medisch advies vastgesteld. Daarnaast zal door het medisch advies de geldigheidsduur van het advies worden aangegeven.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. De meerkosten zijn de extra kosten hoger dan het bedrag dat mensen in een vergelijkbare woning volgens het NIBUD uitgeven aan stookkosten.

 

5.10.Maaltijdvoorziening

 

Algemeen

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van voeding. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen noodzakelijk gebruik van een warme maaltijdvoorziening, die verzorgd wordt door een erkende instantie, kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

 

Voorwaarden

  • 1.

    Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van een warme maaltijdvoorziening. Hiervan is in ieder geval sprake indien:

  • a.

    er een medische of een sociale indicatie is; of

  • b.

    belanghebbende de leeftijd van 85 jaar heeft bereikt.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten onder aftrek van de in het financiële besluit genoemde normbedrag voor de warme maaltijd.

 

5.11.Tandheelkundige hulp

 

Algemeen

De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke tandheelkundige kosten. Beide regelingen gelden samen in het kader van de WWB als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten. Indien in het kader van de AWBZ en Zvw op grond van een bewuste beslissing over de noodzakelijkheid van een voorziening de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de WWB zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Dit betekent in het algemeen dat kostensoorten die niet op grond van de Zvw of AWBZ worden vergoed ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De gemeente Lochem maakt een uitzondering voor een aantal tandheelkundige kosten.

Voorwaarden

  • 1.

    Het college verleent voor volwassenen van 22 jaar of ouder bijzondere bijstand voor slechts de volgende tandheelkundige kosten:

  • a.

    preventief periodiek onderzoek;

  • b.

    de kosten in verband met de extractie van tanden en kiezen;

  • c.

    de eigen bijdrage die verschuldigd is voor een uitneembare volledige prothetische voorziening voor de boven- en/of de onderkaak.

    2.Voor alle overige tandheelkundige kosten geldt dat deze voor volwassenen op grond van de Zvw niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd en dus niet voor bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen.

 

5.12.Eigen bijdrage voor de (medisch) noodzakelijke voorzieningen genoemd in de zorgverzekeringswet

 

Algemeen

Voor sommige soorten zorg uit het basispakket moet een eigen bijdrage worden betaald. Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage voor de medisch noodzakelijke voorzieningen genoemd in de zorgverzekeringswet (Zvw).

Voorwaarden

  • 1.Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdragen voor de noodzakelijke voorzieningen zoals:

    • a.

      hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld hoortoestellen, verbandschoenen, steunzolen, orthopedisch schoeisel;

    • b.

      kraamzorg;

    • c.

      medisch noodzakelijke behandeling door een pedicure/manicure;

    • d.

      zittend ziekenvervoer.

  • 2.

    De bijzondere bijstand is gelijk aan de wettelijke eigen bijdrage. Uitzondering hierop is de vergoeding van orthopedisch schoeisel. Hierop wordt het normbedrag van een normale schoen volgens de prijzengids van het NIBUD in mindering gebracht.

5.13 Eigen bijdrage Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en/of eigen bijdrage Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zorg zonder verblijf

Algemeen

Voor een aantal individuele Wmo-verstrekkingen, zoals hulp bij het huishouden geldt een eigen bijdrage. Dit is tevens van toepassing voor zorg zonder verblijf in het kader van de AWBZ. De eigen bijdrage Wmo en AWBZ wordt inkomensafhankelijk berekend. Ook voor inkomens op sociaal minimum wordt een eigen bijdrage gerekend. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Voorwaarden

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdragen voor de individuele Wmo-verstrekkingen en zorg zonder verblijf in het kader van de AWBZ.

  • 2.

    De bijzondere bijstand is gelijk aan de inkomensafhankelijke (periodieke) eigen bijdrage.

6. Kosten van maatschappelijke aard

6.1.Bewindvoeringskosten

 

Algemeen

Er dient een onderscheid te worden gemaakt in de bewindvoeringskosten tussen vrijwillige- en verplichte bewindvoeringskosten.

Als de kantonrechter op grond van artikel 1:431 e.v. Burgerlijk Wetboek de noodzaak tot onderbewindstelling heeft beoordeeld en vastgesteld, bestaat er voor het college geen vrijheid meer de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of er andere oplossingen mogelijk zouden zijn. De met bewindvoering samenhangende kosten komen in deze situatie in aanmerking voor bijzondere bijstand. Ook als de rechtbank een bewindvoerder benoemt in het kader van de WSNP is er sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35 lid 1 WWB. In voorkomende gevallen zal er bijzondere bijstand verstrekt moeten worden voor het salaris van de WSNP-bewindvoerder voor zover dit niet uit de boedel kan worden voldaan.

Bij vrijwillige bewindvoering zal er moeten worden beoordeeld of men geen gebruik kan maken van andere voorliggende oplossingen zoals budgetbegeleiding via de stadsbank.

Voorwaarden

  • 1.

    Indien er sprake is van verplichte onderbewindstelling kan bijzondere bijstand worden verleend. Als bewijs dient een beschikking van de kantonrechter te worden overgelegd.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt volgens de richtlijnen van het Landelijke Overleg Kantonsectorvoorzitters (LOK) vastgesteld.

 

6.2.Schulden

 

Algemeen

De WWB kan geen belangrijke rol spelen in het kader van de schuldsanering. De schuldsanering is een taak die vooral door de Stadsbank Oost Nederland wordt vervuld. Indien het inkomen van belanghebbende te weinig zekerheid biedt dat aan de aflossing kan worden voldaan, kan de Stadsbank overgaan tot het niet verstrekken van een saneringskrediet. Wanneer om deze reden de Stadsbank tot de afwijzing van een aanvraag voor saneringskrediet heeft besloten, kan het wenselijk zijn dat borgstelling op grond van de WWB plaatsvindt. Aan de hand van deze borgstelling kan de Stadsbank alsnog besluiten om een saneringskrediet te verstrekken.

Voorwaarden

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor schulden is op grond van artikel 13 lid 1 sub f van de WWB, in combinatie met artikel 49 van de WWB mogelijk, voor zover het bepaalde in dit artikel dit toestaat.

    • 2.

      Bijzondere bijstand voor schulden, in de vorm van een borgstelling, wordt slechts verleend indien:

    • a.

      deze gericht is op kredietverstrekking door de Stadsbank ter sanering van de gehele schuldsituatie; én

    • b.

      er perspectief bestaat op een schuldvrije situatie, waarbij zo nodig aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding; én

    • c.

      de weigering van de bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende zou opleveren.

  • 3.

    Aan de bijstandverlening wordt zo nodig de voorwaarde verbonden, om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel.

6.3. Eigen bijdrage rechtsbijstand

Algemeen

Indien op grond van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend, dient het college in beginsel de noodzaak voor het verlenen van rechtshulp aan te nemen. Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. Of een toevoeging wordt toegewezen hangt af van een aantal criteria. De belangrijkste zijn;

  • -

    het moet gaan om een juridisch probleem dat de bezwaarmaker redelijkerwijs niet zelf kan oplossen en dat hemzelf betreft of zijn minderjarig kind;

  • -

    het moet gaan om een belang van tenminste €180,-;

  • -

    het mag niet gaan om een zaak die bij voorbaat kansloos is.

In het geval van een toevoeging worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de (toegevoegde) advocaat vergoed op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).

Voorwaarden

  • 1.

    Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand wordt verleend.

  • 2.

    Indien wordt voldaan aan lid 1 kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage en de eventueel noodzakelijke bijkomende kosten zoals griffierecht en reiskosten mits er een noodzaak is tot het bijwonen van de rechtszaak.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen.

 

6.4.Reiskosten

 

Algemeen

Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten welke uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. In een aantal situaties is het mogelijk om, indien men aan de voorwaarden voldoet, bijzondere bijstand te verstrekken. Het gaat hier om reiskosten in verband met: bezoek Werkplein “Het Plein” in Zutphen, psychische/medische behandeling, bezoek aan gedetineerde, bezoek aan elders verpleegden/verzorgden (bijvoorbeeld ziekenhuis), bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor alle reiskosten geldt dat deze alleen worden vergoed als de bestemming is gelegen buiten de gemeente Lochem, maar binnen Nederland.

  • 2.

    Voor alle reiskosten geldt dat de vergoedingen worden vastgesteld op basis van de tarieven van het openbaar vervoer.

  • 3.

    Er wordt alleen een uitzondering gemaakt op lid 2 indien er sprake is van bijzondere vervoer vanwege gezondheidsredenen. In dit geval kan er een vergoeding op basis van gebruik van de eigen auto worden vastgesteld. Deze vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijk te rijden kilometers op basis van de kortste route. Het uitkeringsbedrag per kilometer is opgenomen in het financiële besluit.

     

  • 6.4.1.

    Werkplein Het Plein

    De reiskosten voor een bezoek aan het Plein in Zutphen kunnen in het algemeen geacht worden te behoren tot de reguliere reiskosten die uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kunnen worden voldaan.

    Aanvullende voorwaarden

    • 1.

      De reiskosten voor een bezoek aan het Plein komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

    • 2.

      In afwijking van lid 1 kan er bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van bijzonder vervoer vanwege gezondheidsredenen.

     

  • 6.4.2.

    Psychische/medische behandelingVoor reiskosten in verband met regelmatige geneeskundige behandelingen (bijvoorbeeld afspraken ziekenhuis) of bezoeken aan hulpverlenende instanties zoals RIAGG kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Aanvullende voorwaarden

Er kan bijzondere bijstand worden verleend indien er geen sprake is van een voorliggende voorziening, zoals Awbz, Wmo of ziektekostenverzekering (zittend ziekenvervoer), daarnaast moet de behandeling:

  • a.

    medisch noodzakelijk zijn op basis van een indicatie; én

  • b.

    buiten de gemeentegrens van de gemeente Lochem plaatsvinden.

 

  • 6.4.3.

    Bezoek aan gedetineerde

De reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De gedetineerde moet tot het gezin behoren. Met gezin wordt bedoeld gehuwd of daaraan gelijkgesteld en de inwonende kinderen tot 18 jaar.

Aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend indien:

    • a.

      de gedetineerde behoort tot het gezin en;

    • b.

      de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting en geen recht heeft op verlof;

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per drie weken per gezinslid.

 

  • 6.4.4.

    Bezoek aan elders verpleegden/verzorgden

De reiskosten die gemaakt worden voor bezoek aan een elders verpleegde/verzorgde (bijvoorbeeld ziekenhuis of verzorgingstehuis) kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De verpleegde/verzorgde moet tot het gezin behoren. Met gezin wordt bedoeld gehuwd of daaraan gelijkgesteld en de inwonende kinderen tot 18 jaar.

Aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend indien de verpleegde/verzorgde behoort tot het gezin.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per twee weken per gezinslid.

  • 3.

    In bijzondere situatie zoals een terminale verpleegde/verzorgde kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie zoals genoemd in lid 2.

 

  • 6.4.5.

    Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen

De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten die gemaakt worden in verband met een omgangsregeling omdat beide ouders niet dichtbij elkaar wonen, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend indien er een bewijs van uithuisplaatsing is.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die opgesteld is door de instelling zoals bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg.

 

  • 6.4.6.

    Scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen

De reiskosten in verband met scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen horen tot de directe schoolkosten waarvoor de WTOS in beginsel een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Uit de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van de WTOS blijkt dat de toelage op grond van deze wet geen aparte component voor reiskosten bevat, vanuit budgettaire overwegingen. In aanvulling op de WTOS kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand voor reiskosten worden verleend indien:

  • -

    de voorliggende voorziening niet toereikend is;

  • -

    de scholing of opleiding niet binnen de directe woonomgeving kan worden gevolgd.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt op basis van het tarief openbaar vervoer vastgesteld voor maximaal 10 maanden per schooljaar.

 

6.5.Kosten voor deelname aan maatschappelijke activiteiten

 

Algemeen

De beleidsregels voor de deelname aan maatschappelijke activiteiten zijn opgenomen in deze nota zodat alle beleidsregels in één document bij elkaar staan. De algemene voorwaarden die gelden voor de bijzondere bijstand zijn niet van toepassing op deze regeling.

Er kan subsidie worden verleend aan personen van 18 jaar en ouder voor de kosten van deelname aan maatschappelijke activiteiten.

De subsidie kan als tegemoetkoming worden gezien in de kosten van sport, cultuur en educatieve activiteiten. Ook kunnen de aanschafkosten van een identiteitskaart vergoed worden vanuit deze regeling.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de voorwaarden voor het recht op deze regeling wordt verwezen naar de Verordening deelname aan maatschappelijke activiteiten.

  • 2.

    Er kan een bijdrage in de kosten van sport, cultuur en educatieve activiteiten worden verstrekt, die in de onderstaande lijst worden genoemd:

    • -

      lidmaatschap van sportvereniging of sportschool;

    • -

      entree, 10-badenkaart of abonnement van het zwembad;

    • -

      danslessen;

    • -

      lessen van een muziekschool;

    • -

      lidmaatschap en/of activiteiten van (sociaal) cultureel werk, zoals bijvoorbeeld een

zangvereniging, een muziekvereniging, een vereniging op het gebied van amateuristische kunstbeoefening, hobbyactiviteiten;

    • -

      abonnement op de schouwburg/theater (of entreekaartje);

    • -

      abonnement op krant en/of tijdschrift;

    • -

      entreekaartje bioscoop;

    • -

      lidmaatschap Openbare bibliotheek;

    • -

      lidmaatschap ouderenbond;

    • -

      museumjaarkaart;

    • -

      patiëntenvereniging;

    • -

      computercursussen;

    • -

      cursussen van de Volksuniversiteit;

    • -

      cursussen van club-en buurthuizen;

    • -

      cursussen volwassenen educatie en vorming van ROC Aventus;

    • -

      kosten van internet;

    • -

      aanschaf van een identiteitskaart.

  • 3.

    Het college verstrekt de subsidie op declaratiebasis. Belanghebbende dient bewijsstukken te bewaren om aan te tonen dat hij de kosten ook daadwerkelijk gemaakt heeft.

  • 4.

    De subsidie kan eenmaal in de vijf jaar worden vermeerderd met de kosten van aanschaf van de Nederlandse Identiteitskaart.

  • 5.

    De subsidie is een individuele verstrekking, dit wil zeggen dat meerdere gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor deze bijstand. Deze subsidie kan maximaal tweemaal per persoon per jaar worden aangevraagd.

  • 6.

    De subsidie wordt verstrekt op declaratiebasis tot aan de maximale vergoeding. Het uitkeringsbedrag van deze categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in lid 1, is opgenomen in het financiële besluit.

6.6. Begrafenis- of crematiekosten

Algemeen

Bijzondere bijstand ten behoeve van begrafenis of crematie kan verleend worden aan de nabestaande van de overledene, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de nabestaande niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. De nabestaande zijn de echtgenoot, de partner, de ouder en de kinderen.

De kosten van een begrafenis of crematie kunnen dus niet worden geacht te behoren tot de noodzakelijke bestaanskosten van de overledene zelf, omdat bijstandsverlening voor deze kosten aan de overledene niet mogelijk is.

Voorwaarden

  • 1.

    Alleen bijzondere bijstand wordt verleend voor de volgende noodzakelijke kosten;

  • -

    legeskosten overlijdensakte;

  • -

    rouwkaarten;

  • -

    werkzaamheden uitvaartverzorger;

  • -

    eenvoudige kist;

  • -

    grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom);

  • -

    rouwauto met maximaal 1 volgauto;

  • -

    opbaren in rouwcentrum;

  • -

    dragers;

  • -

    eenvoudige grafzerk.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de Prijzengids van het NIBUD.

7. Kosten van inrichting en verhuizing

7.1 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

 

Bij inrichtingskosten moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten voor duurzame gebruiksgoederen en de overige inrichtingskosten. Duurzame gebruiksgoederen zijn bijvoorbeeld een koelkast, wasmachine of gasfornuis. Met overige inrichtingskosten worden de kosten bedoeld zoals verf en behang. Dit onderscheid is van belang voor de vorm waarin de bijzondere bijstand kan worden verstrekt.

 

  • 7.1.1.

    Kosten aanschaf duurzame gebruiksgoederen

Algemeen

De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen worden betaald. Ook indien men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren dan wel gespreide betaling achteraf.

Voorwaarden

  • 1.

    Belanghebbende met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm die langer dan 3 jaar een zelfstandige huishouding hebben gevoerd kunnen voor de kosten van aanschaf vervanging van duurzame gebruiksgoederen in aanmerking komen voor leenbijstand.

  • -

    de draagkracht wordt vastgesteld op 100% van de geldende bijstandsnorm;

  • -

    het vrijgelaten vermogen wordt gehanteerd op 50% van artikel 34 lid 3 WWB.

  • 2.

    Een lening bij de Stadsbank wordt als een voorliggende voorziening aangemerkt behalve als er sprake is van één van de onderstaande situaties:

  • -

    belanghebbende heeft in de laatste drie jaar geen financiële ruimte gehad om te reserveren omdat de financiële ruimte benut is voor aantoonbare noodzakelijke uitgaven;

  • -

    belanghebbende heeft in de komende 3 jaar geen financiële ruimte om te reserveren omdat de financiële ruimte is benut is voor de lopende aflossing van een lening voor noodzakelijke uitgaven.

  • 3.

    Indien er individuele bijzondere omstandigheden zijn zoals beschreven in lid 2 wordt de bijstand verleend om niet.

  • 4.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het NIBUD.

  • 5.

    Per duurzaam gebruiksgoed kan na 8 jaar bijzondere bijstand worden aangevraagd voor de vervanging daarvan tenzij het gebruiksgoed eerder stuk is en niet gerepareerd kan worden.

  • 6.

    Indien een aanvraag bijzondere bijstand voor duurzaam gebruiksgoed jonger dan 8 jaar wordt ingediend, dan schakelt de klant een “servicemonteur” in. De servicemonteur (bijvoorbeeld de reparateur van de witgoed leverancier) beoordeelt of het duurzaam gebruiksgoed aan vervanging toe is, dan wel gerepareerd kan worden. De kosten (zoals voorrijkosten) zijn voor rekening van de klant indien blijkt dat het duurzaam gebruiksgoed niet aan vervanging toe is. Indien blijkt dat het duurzaam gebruiksgoed aan vervanging toe is, dan wordt bijzondere bijstand verleend voor de voorrijkosten van de servicemonteur. Reparatiekosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 7.

    Voor het vaststellen van de noodzaak van vervanging van de duurzaam gebruiksgoed kan een huisbezoek worden afgelegd.

 

  • 7.1.2.

    Overige inrichtingskosten

Algemeen

Volgens jurisprudentie stelt de Centrale Raad van Beroep dat kosten zoals verf en behang naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden aangemerkt.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de kosten van overige inrichting wordt in principe bijzondere bijstand verleend om niet.

  • 2.

    Van lid 1 kan worden afgeweken indien zich ten aanzien van belanghebbende omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48 lid 2 WWB.

  • 3.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Prijzengids van het NIBUD.

  • 4.

    De gevraagde voorziening is niet noodzakelijk indien de kosten hoger zijn dan de bedragen van de Prijzengids van het NIBUD.

 

7.2.Woninginrichtingskosten (voor asielzoekers)

 

Algemeen

Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC of ROA -woning wordt de asielzoeker geconfronteerd met de kosten van een ‘eerste inrichting’ in Nederland. Gelet op het eerder genoten inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen, voor zover deze niet voldaan kunnen worden uit eigen middelen of via een lening, voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Ook in andere situaties kan er sprake zijn van inrichtingskosten zoals bijvoorbeeld bij een echtscheiding of beëindiging van samenwoning. In deze situaties zal het in principe niet om een volledige woninginrichting gaan. Per individueel geval zal gekeken moeten worden welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn.

Voorwaarden

  • 1.Belanghebbende met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm kunnen voor de kosten van een (volledige) woninginrichting in aanmerking komen voor leenbijstand.

  • -

    draagkracht wordt vastgesteld op 100% van de geldende bijstandsnorm;

  • -

    het vrijgelaten vermogen wordt gehanteerd op 50% van artikel 34 WWB.

  • 2.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld op 50% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het NIBUD. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.

 

7.3.Categoriale verlening van bijzondere bijstand aan personen van 65 jaar en ouder

 

Algemeen

Er kan aan een persoon, behorend tot de categorie 65 jaar en ouder categoriale bijzondere bijstand worden verleend in de kosten voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen zoals bijvoorbeeld een magnetron.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de voorwaarden voor het recht op deze categoriale bijstand wordt verwezen naar de Verordening categoriale verlening van bijzondere bijstand.

  • 2.

    Het college verstrekt de categoriale bijzondere bijstand zonder na te gaan of ten aanzien van belanghebbende de kosten daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.

  • 3.

    De categoriale bijzondere bijstand is een individuele verstrekking, dit wil zeggen dat meerdere gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor deze bijstand. Deze bijstand wordt maximaal éénmaal per persoon per jaar verstrekt.

  • 4.

    Het forfaitaire uitkeringsbedrag van deze categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in lid 1, is opgenomen in het financiële besluit.

  • 5.

    De categoriale bijzondere bijstand aan personen van 65 jaar en ouder is geen voorliggende voorziening op individuele bijzondere bijstand dan wel de langdurigheidtoeslag.

8. (Schoolgaande) Kinderen

8.1.Computerregeling voor schoolgaande kinderen

 

Algemeen

Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de aanschaf voor een computer inclusief randapparatuur en de kosten van een internetaansluiting. Deze vergoeding is alleen bestemd voor gezinnen waarvan een kind van de basisschool naar de middelbare school gaat en die niet in het bezit zijn van een recente computer, dat wil zeggen een computer die niet ouder is dan 5 jaar.

Voorwaarden

  • 1.Deze bijzondere bijstand wordt verleend indien belanghebbende:

  • a.

    een netto maandinkomen tot en met 120% van de geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening (inclusief vakantiegeld) heeft en

  • b.

    geen vermogen heeft boven de vermogensgrens in artikel 34. lid 3 WWB; en

  • c.

    binnen het gezin een ten laste komende kind aanwezig is, dat in groep 8 van het basisonderwijs of op het voortgezet onderwijs zit; én

  • d.

    niet in het bezit is van een recente (niet ouder dan 5 jaar) computer.

  • 2.

    Op deze regeling kan per huishouden ten hoogste eenmaal per 5 jaar een beroep worden gedaan.

  • 3.

    Deze regeling is uitsluitend bedoeld voor aanschaf van een computer met randapparatuur, een internetverbinding en bijbehorende software. Spelletjes, multimedia-apparatuur, een palmtop of digitale camera komen niet voor een vergoeding in aanmerking.

  • 4.

    Om controle op het gebruik van deze regeling mogelijk te maken dient belanghebbende de aankoopnota’s te overleggen.

  • 5.

    Het maximale uitkeringsbedrag van deze regeling zoals bedoeld in lid 1, is opgenomen in het financiële besluit.

 

8.2.Indirecte schoolkosten

 

Algemeen

Schoolkosten zijn te onderscheiden in directe (bijvoorbeeld les- of collegegeld en boekenpakket) en

indirecte (bijvoorbeeld schrijfgerei en boekentas) schoolkosten. Ten aanzien van de directe schoolkosten gelden de WTOS en WSF 2000 als voorliggende voorziening.

Indirecte studiekosten zullen in beginsel uit de norm betaald moeten worden. De hoogte of de samenloop van sommige kosten kan echter een afwijking hiervan rechtvaardigen. In dat geval kan het college bijzondere bijstand verlenen voor deze kosten. Gezinnen met een of meerdere schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar kunnen in aanmerking komen voor deze bijzondere bijstand. Voor kinderen die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs (brugklas) gaan bestaat er een hogere uitkeringsbedrag aangezien ouders dan geconfronteerd worden met meer kosten zoals de aanschaf boekentas, aanschaf fiets etc.

Voorwaarden

  • 1.

    Deze bijzondere bijstand wordt verleend indien belanghebbende:

  • -

    een netto maandinkomen tot en met 120% van de van geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening (inclusief vakantiegeld) heeft; én

  • -

    geen vermogen heeft boven de vermogensgrens in artikel 34. lid 3 WWB; en

  • -

    een schoolgaand kind in de leeftijd van 4 tot 18 jaar binnen het gezin aanwezig is; én

  • -

    de voorliggende voorzieningen niet toereikend zijn.

    2.De bijstand dient te voorzien in de noodzakelijke indirecte schoolkosten zoals bijvoorbeeld:

  • -

    de aanschaf van schrijfwaren, schriften, mappen, rekenmachine;

  • -

    de aanschaf van een boekentas;

  • -

    de aanschaf van een (tweedehands) fiets;

  • -

    de aanschaf van gymnastiek- of werkkleding;

  • -

    de aanschaf van een regenpak;

  • -

    materiaalkosten voor de lessen handenarbeid en tekenen;

  • -

    de verplichte ouderbijdrage voor buitenschoolse activiteiten.

    • 3.

      De vanuit de voorliggende voorzieningen ontvangen vergoedingen worden verrekend met de verlening van bijzondere bijstand.

    • 4.

      Om controle op het gebruik van deze bijzondere bijstand mogelijk te maken dient belanghebbende de aankoopnota’s te overleggen. De bijzondere bijstand wordt op declaratiebasis verstrekt tot aan het maximale uitkeringsbedrag.

    • 5.

      De maximale uitkeringsbedragen van deze bijzondere bijstand voor indirecte schoolkosten zijn opgenomen in het financiële besluit.

 

8.3.Categoriale bijstand voor kinderen

 

Algemeen

In juni 2008 heeft de gemeente Lochem het convenant “Kinderen doen mee” afgesloten met de Staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid, de heer A. Aboutaleb. Het doel van dit convenant is dat de gemeente Lochem samen met de staatssecretaris de gezamenlijke ambitie heeft om het aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk participeert, met de helft terug te brengen.

De gemeente Lochem wil kinderen gratis of voor een klein bedrag laten meedoen met sport, dans of cultuur. De gemeente wil deze categoriale bijstand verstrekken in natura, zodra de beleidsregels voor verstrekking in natura gereed zijn. De gemeente is nog volop bezig om dit te realiseren. In de tussenliggende periode zal de huidige werkwijze nog van kracht blijven, dat wil zeggen dat de ouders na het overleggen van een betalingsbewijs een geldbedrag ontvangen.

Voorwaarden

  • 1.

    Voor de voorwaarden voor het recht op deze categoriale bijstand wordt verwezen naar de Verordening categoriale verlening van bijzondere bijstand.

  • 2.

    Er wordt een bijdrage in natura verstrekt ten behoeve van sport, cultuur en educatieve activiteiten, die in de onderstaande lijst worden genoemd:

  • -

    lidmaatschap van sportvereniging of sportschool;

  • -

    entree, abonnement en/of 10-badenkaart van het zwembad;

  • -

    danslessen;

  • -

    lessen van een muziekschool;

  • -

    lidmaatschap en/of activiteiten van (sociaal) cultureel werk, zoals bijvoorbeeld een zangvereniging, een muziekvereniging, een vereniging op het gebied van amateuristische kunstbeoefening, hobbyactiviteiten;

  • -

    entree theater / bioscoop;

  • -

    lidmaatschap Openbare bibliotheek;

  • -

    abonnement op een tijdschrift;

  • -

    kosten van internet;

  • -

    scouting en andere jeugdclubs;

  • -

    schoolreisjes, excursies en zomerkampen;

  • -

    aanschaf van identiteitskaart;

  • 3.

    In afwijking van het bedoelde in lid 1 en lid 2 zal het college tot aan de invoering van het natura-systeem (zoals bijvoorbeeld een stichting leergeld), de categoriale bijstand in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekken.

  • 4.

    Het college verstrekt de financiële tegemoetkoming als forfaitair bedrag.

  • 5.

    De categoriale bijzondere bijstand is een individuele verstrekking, dit wil zeggen dat ouders voor elk kind binnen het gezin in aanmerking kunnen komen voor deze bijstand.

  • 6.

    De categoriale bijzondere bijstand voor kinderen is geen voorliggende voorziening op individuele bijzondere bijstand dan wel de langdurigheidtoeslag.

 

8.4. Kosten peuterspeelzaalbezoek

 

Algemeen

Voor de ontwikkeling van het kind is de peuterspeelzaal heel belangrijk. Op een peuterspeelzaal leren kinderen van en met elkaar, een belangrijke vorm van voorschoolse educatie. Dit gebeurt allemaal onder professionele begeleiding. Ondanks het belang van peuterspeelzaalbezoek, is het voor sommige ouders financieel niet haalbaar om hun kinderen naar een peuterspeelzaal te sturen, niet iedereen kan de ouderbijdrage voldoen. Ouders die 120% of minder van de geldende bijstandsnorm verdienen kunnen zelf een beroep doen op een financiële bijdrage van de gemeente Lochem. De gemeente Lochem komt de ouders die 120% of minder van de geldende bijstandsnorm verdienen, hierin tegemoet door de maximale ouderbijdrage voor peuterspeelzaalbezoek gelijk te stellen aan de VVE –norm.

Voorwaarden

  • 1.

    Deze bijzondere bijstand wordt verleend indien belanghebbende:

  • -

    een netto maandinkomen tot en met 120% van de geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening (inclusief vakantiegeld) heeft; en

  • -

    geen vermogen heeft boven de vermogensgrens in artikel 34. lid 3 WWB; en

  • -

    een ten laste komend kind binnen het gezin aanwezig is in de leeftijd van 2 t/m 4 jaar.

  • 2.

    Op deze regeling kan per huishouden ten hoogste eenmaal per kind per jaar een beroep worden gedaan.

9. Slotbepalingen

  • 1.

    Het college kan ter nadere uitvoering van deze beleidsregels uitvoeringsregels opstellen.

  • 2.

    De bedragen, zoals genoemd in het Financieel besluit in de bijlage bij deze beleidsregels kunnen jaarlijks worden aangepast.

  • 3.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

  • 4.

    Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2011 en vervangen de daarvoor geldende beleidsregels.

  • 5.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem op 21 december 2010.

De gemeentesecretaris,

 De burgemeester,

 

 

drs. J. ten Brinke

 F.J. Spekreijse

Bijlage 1: Financieel besluit d.d. 21-12-2010

Financieel Besluit 2011

Toeslag voor alleenstaanden met inwonend, niet meer ten laste komend kind

1ste 3 maanden: € 80,-

2de 3 maanden: € 40,-

Kledingkosten

GGD Code

Incidenteel incontinent l1

Regelmatig incontinent I2

Voortdurende incontinent l3

Op basis van het medisch advies, bedragen worden vastgesteld aan de hand van Prijzengids van het NIBUD.

Bij bewassingkosten;

Zelfstandig wonend in tehuis/inrichting

€ 250,- p.j. € 125,- p.j.

€ 450,- p.j. € 200,- p.j.

€ 700,- p.j. € 300,- p.j.

Batterijen gehoortoestellen

€ 36,- per jaar per gehoortoestel

Categoriale verlening van bijzondere bijstand aan personen chronische zieken en gehandicapten

€ 125,- per jaar

Brillen of contactlenzen

Enkelvoudige bril of contactlenzen

maximaal € 140,- per 2 jaar.

Multifocale bril:

maximaal € 190,- per 2 jaar.

Warme Maaltijdvoorziening

€ 3,50 per maaltijd.

Deelname aan Maatschappelijke activiteiten

€ 125,- per jaar

Reiskosten per auto

€ 0,29 per kilometer

Categoriale verlening van bijzondere bijstand aan personen van 65 jaar en ouder

€ 125,- per jaar

Computerregeling

Maximaal € 545,-

Indirecte scholingskosten

Voor kinderen op de basisschool:

maximaal € 75,-

Voor kinderen die voor het eerste jaar naar voortgezet onderwijs gaan (startpakket): maximaal € 350,-

2de jaar e.v. voortgezet onderwijs:

maximaal € 150,-

Kinderen doen Mee

€ 125,- per jaar

Kosten Peuterspeelzaalbezoek

De gemeente Lochem vergoedt alle kosten van Peuterspeelzaalbezoek boven de vastgestelde ouderbijdrage voor minima, deze bijdrage is gelijk aan de VVE-norm.

Voor het vaststellen van de overige uitkeringsbedragen wordt indien van toepassing gebruik gemaakt van de Prijzengids van het Nibud.

Lochem, 21 december 2010.