Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Kadernota harmonisatie WMO individuele voorzieningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingKadernota harmonisatie WMO individuele voorzieningen
CiteertitelKadernota harmonisatie WMO individuele voorzieningen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervallen bij de inwerkingtreding van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas op 01-01-2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsbesluit voorzieningen Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met

financiële bijlage vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 20-12-2011, in werking d.d. 01-01-2012

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2015Onbekend

13-09-2011

Electr. Gem. blad 08-12-2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Kadernota harmonisatie WMO individuele voorzieningen

 

 

Paragraaf 4.1 Tabel inventarisatie

Vlg

WMO Voorziening

Beleid/uitvoering Horst aan de Maas

Beleid/uitvoering Meerlo-Wanssum

Beleid/uitvoering Sevenum

Financiën/opmerkingen

0.

a.Algemene controle PGB

b.Netto/bruto PGB

Verantwoording PGB alleen als college erom verzoekt. (in de praktijk geen structurele controle)

Alleen bruto PGB

Verantwoording middels minimale steekproef

Idem Horst

Verantwoording PGB op basis van steekproef. (gezien aantal PGBs minimale controle)

Netto PGB mogelijk

-Financiële nadelige gevolgen bij oneigenlijk gebruik

-Afweging baten/lasten

Extra adm. lasten.

1.

Hulp bij het huishouden

Bij keuze PGB hanteert Horst meerdere tabellen, te weten:

-PGB tabel niet professionele kracht;

-PGB tabellen prof. kracht HBH1, 2 en 3

Idem Horst

Bij keuze PGB hanteert Sevenum één tabel.

-zie bijgevoegde tabellen voor verschillen.

-PGB uitgaven ogv tabellen van Horst en M-W hoger, dan Sevenum

-Wetwijziging alfahulp 2009 meenemen

2.

·Woonvoorzieningen

(eigen bijdrage)

Eigen bijdrage bij woonvoor-zieningen van maximaal 39 perioden van 4 weken conform richtlijnen landelijk besluit (vaststelling en inning CAK)

Idem Horst

Geen eigen bijdragen

-Ontvangen eigen bijdrage 2009:

 

·Woonvoorzieningen

(financiële tegemoet-komingen)

Diverse financiële tegemoet-komingen bij woonvoorzieningen:

a.verhuiskostenvergoeding

€.1.335,-

b.kosten huurderving

€.geen bedrag, c.q. 6 mnd. kale huur minus huurtoeslag

c.terugbetaling bij verkoop

€.12.000,-

d.Primaat verhuizen

>€.9.000,- aanpassingskosten

Idem Horst

Diverse financiële tegemoet-komingen bij woonvoorzieningen:

a.verhuiskostenvergoeding:

€.2.000,-

b.kosten huurderving

>€.5.000,- aanpassingskosten

c.terugbetaling bij verkoop

€.7.500,-

d.Primaat verhuizen

>€.2.000,- aanpassingskosten

-Verhuiskostenvergoeding Horst is langer niet geïndexeerd

 

·Woonvoorzieningen

(woningaanpassingen)

Er wordt geen tegemoetkoming verstrekt in kosten van een-voudige woonvoorzieningen (beugels, verhoogde WC, douchestoeltjes). Zijn algemeen gebruikelijk.

Idem Horst

Er word een tegemoetkoming verstrekt in kosten van eenvoudige woonvoorzieningen (beugels, verhoogde WC, douchestoeltjes)

-Besparing op kosten woonvoorzieningen Horst/Meerlo is echter niet te calculeren

-Kosten eenvoudige woonvoorzieningen Sevenum 2009 worden geraamd op €.7.000,-

3.

·Vervoersvoorzieningen

(scootermobiel)

Standaard wordt een scooter van 8km. per uur verstrekt. Bijbetaling van €.750,- voor 12km is mogelijk o.b.v. 7jarig gebruik (betalings-regeling is mogelijk).

Indicatie bij beperkte loopafstand van 250 meter

Standaard wordt een scooter van 12km. per uur verstrekt. Geen eigen bijdrage verschuldigd

Idem Horst

Standaard wordt een scooter van 12km. per uur verstrekt. Geen eigen bijdrage verschuldigd

Indicatie bij beperkte loopafstand

van 100 meter

-Ontvangsten eigen bijdrage 2009 voor scooter in Horst bedragen (geraamd):

€.7.500,- (hiervan is moeilijk een exact bedrag voor te noemen i.v.m. de mogelijke gespreide betalingen)

 

·Vervoersvoorzieningen

(verplaatsingsmiddel)

Eigen aandeel bij indicatie speciale fiets voor kinderen 16 inch bedraagt €.150,-

Idem Horst

Er wordt maar één maat genoemd, nl. 24 inch met eigen aandeel van €.220,-

-marginaal verschil met zeer beperkte financiële gevolgen.

 

·Vervoersvoorzieningen

(financiële tegemoet-koming)

In combinatie met collectief vervoer Regiotaxi aanvullende financiële tegemoetkoming met verschillende bedragen per gerechtigde (max. €.400,- per jaar per persoon)

Idem Horst

Alleen bij contra indicatie collectief vervoer Regiotaxi een financiële tegemoetkoming

-Kosten financiële tege-moetkoming Horst en M-W. 2009:

€.196.000,-

 

·Vervoersvoorzieningen

(inkomensgrenzen bij regiotaxi)

Geen gereduceerd tarief regiotaxi bij inkomen 2 maal hoger dan norminkomen.

Idem Horst

Geen gereduceerd tarief regiotaxi bij inkomen 1,5 maal hoger dan norminkomen.

-Deelname regiotaxi ruimer in Horst

-Gereduceerd tarief regiotaxi bedraagt €.0,51 per zone bij alle gemeenten (dit ligt gelijk aan het blauwe strippen-kaart tarief OV).

-Met indicatie en hoger inkomen dan inkomens-grens is regiotaxi mogelijk met tarief van €.1,80 per zone

 

·Vervoersvoorzieningen

(financiële tege-moetkomingen vervoers-voorzieningen)

Diverse financiële tegemoet-komingen bij vervoersvoorziening:

a.gebruik eigen auto of taxi

€.902,- per jaar

b.gebruik rolstoeltaxi

€.1.354,- per jaar

c.gebruik bruikleenauto

€.543,63

Idem Horst

Diverse financiële tegemoet-komingen bij vervoersvoorziening:

a.gebruik eigen auto of taxi

€.994,32 per jaar

b.gebruik rolstoeltaxi

€.1.494,60 per jaar

c.gebruik bruikleenauto

zie onder a.

Bedragen worden gehalveerd in-dien tevens gebruik wordt gemaakt van vervoersvoorziening in natura.

-Vergoedingen worden verstrekt bij contra indicatie m.b.t. gebruik regiotaxi.

4.

Rolstoelvoorzieningen

Financiële tegemoetkoming sportrolstoel bedraagt €.2.000,-

Idem Horst

Financiële tegemoetkoming sportrolstoel bedraagt €.2.436,46

-Door indexatie is het bedrag in Sevenum hoger

Toelichting op enkele afkortingen en begrippen:

Bruto PGB:Persoonsgebonden budget zonder verrekening van eigen bijdrage, dus CAK (Centraal Administratie Kantoor) stelt de eigen bijdrage vast en int deze.

Netto PGB: met verrekening van eigen bijdrage, dus de gemeente verrekent de eigen bijdrage meteen, CAK controleert alleen nog maar en event. corrigeert.

Verhuiskostenderving: er staat verhuiskostenvergoeding, dit is dus een tegemoetkoming in de verhuiskosten die noodzakelijk zijn op indicatie.

Huurderving: dit is een vergoeding voor het derven van huur. Meestal wordt die vergoeding aan de verhuurder uitbetaald i.v.m. de periode dat de woning onverhuurbaar is door noodzakelijke aanpassingen

Primaat verhuizen: in de verordening/besluit staan artikelen waarbij het gaat om de voorkeur van verhuizen boven het aanpassen van de woning. Er moet dan wel aan de genoemde criteria voldaan worden. Het verschil zit met name in de hoogte van het aanpassingsbedrag. In Horst ligt de grens aanmerkelijk hoger.

Contra indicatie: dit wil zeggen, dat de cliënt er juist niet beter van wordt of dat de voorziening een averechts effect heeft. Bijvoorbeeld iemand is aan het revalideren en het verstrekken van een rolstoel belemmert de revalidatie of door de handicap is men juist niet in staat om in de Regiotaxi te rijden, bijvoorbeeld men heeft een aangepaste stoel in de taxi nodig of er is een ernstig incontinentie probleem.

Paragraaf 4.2 Analyse verschillen

Volgnr. 0.A.: Algemene controle PGB

Toelichting

Gemeenten verstrekken op grond van de Wmo een voorziening in natura of in de vorm van een PGB, zogenaamd persoonsgebonden budget. De keuze is aan de Wmo gerechtigde. Voor alle voorzieningen bestaat de mogelijkheid om een PGB te kiezen. In de regel wordt het PGB toegekend onder de voorwaarden, dat het besteed dient te worden waarvoor het bedoeld is. Achteraf is controle mogelijk. Betrokkenen worden hierop in de beschikking, toekenningsbrief, gewezen. De volgende voorwaarden worden normaliter opgenomen in de beschikking:

Aan het persoonsgebonden budget zijn diverse voorwaarden verbonden, welke genoemd zijn in artikel 3.5 van het Besluit nadere regels WMO. Deze voorwaarden zijn:

Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget:

  • a

    Het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorzieningen en de daarmee samenhangende kosten;

  • b

    De geïndiceerde voorziening die de aanvrager inkoopt met het persoonsgebonden budget dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn;

  • c

    De aanvrager dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade de door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

  • d

    De aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college.

Tevens zijn bijzondere voorwaarden van toepassing, te weten:

Bijzondere verplichtingen persoonsgebonden budget:

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke voorziening betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

    • 1

      declaraties voor de hulp bij het huishouden worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de budgethouder zijn ingediend;

    • 2

      een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp in het huishouden betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal - fiscaal nummer / burgerservicenummer en de naam en het adres van deze persoon en wordt door deze persoon ondertekend;

    • 3

      een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie (indien van toepassing), een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, alsmede de naam en met adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.

  • b.

    de budgethouder bewaart de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten en declaraties gedurende vijf jaar en stelt, desgevraagd, kopieën hiervan ter beschikking aan het college;

  • c.

    na afloop van het kalenderjaar wordt desgevraagd door de budgethouder een daartoe bestemd formulier aan het college ter beschikking gesteld, waarop hij naam. Adres en sociaal – fiscaal nummer / burgerservicenummer van de huishoudelijke hulp(en) respectievelijk naam, adres en BTW-nummer en/of inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel van de hulpverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag.

Zoals aangegeven in de tabel wordt in de gemeente Horst aan de Maas alleen uitvoering gegeven aan controle op het PGB bedrag indien het college er om verzoekt. In de praktijk vond en vindt geen structurele controle plaats.

In de Meerlo-Wanssum werd verantwoording afgelegd middels een minimale streekproef. In Sevenum werd die steekproef in overleg met de accountant bepaald en was mede afhankelijk van de grootte van het totale uitbetaalde PGB bedrag en de aantallen verstrekkingen.

In de drie gemeenten werd dus verschillend hiermee omgegaan.

Overwegingen

Gezien de hoogte van het totale PGB bedrag dat jaarlijks wordt uitgekeerd, lijkt het verantwoord om een bepaalde mate van controle in te bouwen. Hierbij staat de afweging tussen baten en lasten centraal. Wat levert het op en welke taken en werkzaamheden dienen hiervoor geïnvesteerd te worden. Doel van een PGB is de Wmo gerechtigde op eigen verantwoordelijkheid de voorziening die is geïndiceerd te laten aankopen of inkopen. Oneigenlijk gebruik en mogelijk misbruik dient in principe te worden voorkomen. Controle hierop vormt een middel om te voorkomen dat de Wmo gerechtigde de financiële middelen niet besteed aan de voorziening die is geïndiceerd.

Opties

A.Volledige controle:

Voordelen:

Nadelen:

1.alle PGB verstrekkingen worden gecontroleerd op doelmatigheid

2.besteding aan geïndiceerde voorziening

3.minder kans op oneigenlijk gebruik

4.misbruik kan worden geconstateerd met de mogelijkheid van terugvordering

1.is voor de uitvoering erg bewerkelijk

2.het rendement zal minimaal kunnen zijn

B.Steekproefsgewijze controle

Bij een steekproefsgewijze controle kunnen dezelfde effecten worden behaald als genoemd onder de voordelen bij volledige controle. Er gaat wellicht een preventieve werking van uit. Een ander voordeel is dat de bewerkelijkheid voor de uitvoering te overzien is. Zeker als die hoogte van de steekproef beperkt kan blijven. De hoogte steekproef kan worden afgestemd met P&C en accountant.

C.Geen controle

Bij geen controle zijn er geen administratieve activiteiten c.q. lasten. Dit is dus regelarm te noemen. Er zal dan ook geen preventieve werking van uitgaan en er bestaat totaal geen inzicht in de rechtmatigheid en doelmatigheid.

Conclusies

Om de uitvoering van de Wmo niet te overbelasten gaat de voorkeur uit naar een controle op basis van een steekproef. Een en ander kan geschieden in overleg met afdeling Planning en Control, daarbij dienen aspecten van uitvoerbaarheid, baten versus lasten en doelmatigheid en rechtmatigheid in ogenschouw te worden genomen. Ook kan de hoogte van de steekproef worden afgestemd op het totale PGB bedrag dat in enig jaar is verstrekt. Overwogen kan worden om de steekproef af te stemmen op de soort voorziening die is verstrekt, een vorm van themasteekproef voor alleen hulp bij het huishouden of een andere voorziening. Hiervoor kunnen nadere regels worden opgesteld.

Advies:

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een steekproefsgewijze controle met betrekking tot de besteding van de PGB gelden. Nadere regels, omtrent omvang, soort en frequentie, zullen hiervoor door het college worden vastgesteld.

Volgnr. 0.B.: Netto/bruto PGB

Toelichting

In de gemeente Sevenum bestaat de mogelijkheid om een netto PGB te ontvangen. Dit wil zeggen, dat bij de verstrekking van het PGB rekening is gehouden met de te betalen eigen bijdrage. Dus het bruto PGB bedrag is verminderd met de voorberekende eigen bijdrage. Het CAK zal alleen nog dienen te controleren of

de voorberekende eigen bijdrage correct is. CAK stelt wel de eigen bijdrage vast maar int deze vervolgens niet. De klant wordt niet meer belast met betalingen aan het CAK. De geldstromen worden op deze manier beperkt.

De gemeenten Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum hadden deze mogelijkheden niet.

Overwegingen

Deze methodiek van netto PGB is administratief bewerkelijk voor de gemeente. De gemeente dient in het werkproces rekening te houden met de berekening van de eigen bijdrage bij PGB toekenningen

Doelstelling is om de geldstromen te beperken. Deze doelstelling wordt bereikt, als de juiste gegevensuitwisseling plaats vindt, te weten een correcte berekening aan de hand van het juiste vastgestelde verzamelinkomen. Uit de praktische ervaringen van de gemeente Sevenum is met name in 2009 geconstateerd, dat vaak niet de juiste gegevens beschikbaar zijn. Daarnaast heeft de inwerkingtreding van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) een verandering bewerkstelligd met betrekking tot de eigen bijdrage. Het gevolg is dat de methodiek bijna niet meer toepasbaar is. Door de komst van de Wtcg volgt een teruggave van de eigen bijdrage aan de cliënt door het CAK, hetgeen dus nog strengere eisen stelt aan de correcte voorberekening van de eigen bijdrage door gemeenten.

Opties

  • A.

    Wel toepassen van methodiek netto PGB

  • B.

    Niet toepassen van methodiek netto PGB

Conclusie

Gezien de bovenstaande overwegingen en het feit dat vaststelling en inning door de Rijksoverheid gezien wordt als een taak van het CAK wordt voorgesteld om enkel en alleen bruto PGB’s te verstrekken.

Advies:

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een bruto te verstekken PGB.

Volgnr.1: Hulp bij het huishouden

Toelichting

In de verordening en besluit van de gemeenten Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum zijn meerdere tabellen opgenomen met betrekking tot het verstrekken van een PGB voor hulp bij het huishouden. De tabellen variëren in hoogte PGB, hetgeen mede afhankelijk is van de keuze van de cliënt. Kiest deze voor alfahulp dan is het PGB bedrag lager, kiest men voor een professionele kracht dan is het PGB bedrag hoger en wel afgestemd op een markt conform uurloon voor professionele zorg c.q. hulp.

Bij de gemeente Sevenum is sprake van één tabel PGB, afgestemd op de systematiek van “oude” AWBZ methode.

De indeling van de tabellen zijn voor alle drie de gemeenten gelijk en wel op basis van klasse indeling.

Het gevolg is dat er sprake is van een verschillend PGB bedrag bij toekenning van hulp bij het huishouden tussen de gemeenten Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum en Sevenum.

Overwegingen

In de nieuwe verordening en het besluit dient gestreefd te worden naar een methodiek. Er dient bij de vaststelling van dit nieuwe beleid rekening te worden gehouden met de laatste wetwijzigingen in 2009. De Wmo is per 01-01-2010 gewijzigd. In hoofdzaak komt die wijziging erop neer, dat de burger voortaan kiezen kan uit drie in plaats van tot nu toe twee mogelijkheden tot het verkrijgen van de voorziening “hulp bij het huishouden”. Vanaf 1 januari 2010 komt daar dus een derde mogelijkheid bij en wel het verkrijgen van een vergoeding voor alfahulp, eigenlijk een bijzondere vorm van persoonsgebonden budget. Aanleiding voor deze wetswijziging is de landelijke praktijksituatie, dat bij het leveren van zorg in natura door zorgaanbieders ook alfahulpen ingezet worden. Echter, de alfahulpen zijn niet in dienst van de zorgaanbieders. Het is de klant die formeel de rol van werkgever en opdrachtgever vervult. Die rol brengt verantwoordelijkheden met

zich mee, waarvan de klant zich veelal niet bewust is en die hij wellicht ook niet wil. De wetswijziging maakt een einde aan deze praktijksituatie. Kiest een burger vanaf 1 januari 2010 voor zorg in natura oftewel voor een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder, is hij ervan verzekerd dat de zorgaanbieder als werkgever en opdrachtgever optreedt. Kiest hij voor een PGB budget of voor een vergoeding voor alfahulp, treedt hijzelf als werkgever en opdrachtgever op. Het is aan de gemeente de burger duidelijk te informeren over de consequenties van zijn keuze, de zogenaamde geïnformeerde instemming.

Indien de cliënt kiest voor zorg in natura heeft men vanaf 2010 de mogelijkheid om te kiezen uit zeven zorgaanbieders. Dit is het resultaat van de nieuwe gunning van hulp bij het huishouden door de aanbesteding, die in 2009 heeft plaats gevonden. De keuze mogelijkheden zijn dus aanzienlijk verruimd. De praktijk laat zien, dat 80 tot 90% kiest voor zorg in natura.

Het overige gedeelte kiest voor een PGB. Met dit PGB bedrag dient men minimaal een alfahulp te kunnen bekostigen. In den lande heeft een marktonderzoek uitgewezen dat de kosten van een alfahulp €.12,20 per uur bedragen. Een nadere onderbouwing hiervan is als bijlage bijgevoegd.

Als men kiest voor een PGB en men laat middels een alfahulp of een andere relatie, zoals familie of een kennis, de hulp bij het huishouden uitvoeren, dan brengt dat, zoals hierboven is aangegeven, verantwoordelijkheden met zich mee. Uit het vastgestelde uurloon kan men de werkzaamheden bekostigen, daarnaast biedt de gemeente via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gratis dienstverlening aan voor zaken die vallen onder die verantwoordelijkheden, zoals verzekeringen etc. Er behoeven derhalve geen verdere extra kosten te worden gemaakt.

De zogenaamde loonkosten voor een alfakracht kunnen betaald uit de uurloonvergoeding. Via de indicatiestelling valt precies te herleiden hoeveel uur hulp noodzakelijk zijn.

Opties

A.Handhaven van verschillende of één tabel(len) PGB op basis van de AWBZ systematiek

Zoals hierboven is aangegeven zullen in de verordening en besluit een of meerdere tabellen worden opgenomen voor het verstrekken van een PGB. Dit geschiedt dan op basis van de systematiek AWBZ in het verleden. Een tabel wordt vervolgens in klasse opgedeeld aan de hand van de totale vastgestelde uurindicatie. Bijvoorbeeld bij een geïndiceerd urenaantal van 3 valt men in klasse 2, 3 tot 5 uur per week, met daaraan een gekoppeld PGB bedrag. De basis voor de berekening van de hoogte van het PGB in de tabel is arbitrair.

B.Invoeren van een enkel uurloon als basis voor de berekening van het PGB

Zoals hierboven is beschreven is het uurloon landelijk objectief vastgesteld. Het vormt derhalve een uitstekend uitgangspunt om het PGB daarop af te stemmen. Aangezien de indicatie heel concreet wordt vastgesteld in de vorm van tijd aan de hand van de beleidsregel “Hulp bij het huishouden”, die in alle drie de gemeenten op de zelfde manier wordt gehanteerd, is het technisch mogelijk om de hoogte van het PGB bedrag af te stemmen op het uurloon maal de noodzakelijke uren hulp. In de regio is bij meer gemeente deze systematiek met succes en ieder tevredenheid toegepast. In de uitvoering heeft deze systematiek ook voordelen in relatie tot de controle mogelijkheden.

Conclusies

Gezien de bovenstaande overwegingen en vereenvoudigde uitvoerbaarheid van de systematiek van de vaststelling van het PGB bedrag wordt voorgesteld om uit te gaan van een vast uurloon bij de berekening van het PGB bedrag. Jaarlijks kan middels indexering de hoogte worden aangepast op grond van het CPI (consumentenprijsindex). Gratis (administratieve) ondersteuning middels de SVB kan aan iedere PGB-er worden aangeboden.

Advies

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een vast uurloon ter hoogte van €.12,20 bij de vaststelling van het PGB bedrag aan de hand van de werkelijk geïndiceerde uren hulp bij het huishouden.

Volgnr.2: Woonvoorzieningen (eigen bijdrage)

Toelichting

In de regelgeving Wmo is het mogelijk om een eigen bijdrage te heffen op alle voorzieningen met uitzondering van de rolstoelvoorziening. De Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit maatschappelijke ondersteuning geeft in artikel 4.1 de kaders weer met betrekking tot de eigen bijdrage en eigen aandeel. Voor een woonvoorziening is het mogelijk om een eigen bijdrage op te leggen van maximaal 39 perioden van 4 weken (zijnde drie jaar) dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het daarvoor berekende bedrag in mindering worden gebracht. Dit is zowel bij een eigen woning als ook bij een huurwoning mogelijk. In de gemeente Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum is de eigen bijdrage bij woningaanpassing van toepassing. Dit wil dus zeggen dat gedurende 39 periode van 4 weken een eigen bijdrage in rekening wordt gebracht. Vaststelling en inning ligt bij het CAK, zodat cumulatie van eigen bijdrage gecontroleerd en voorkomen kan worden. Deze systematiek sluit aan bij de eigen bijdrage systematiek bij hulp bij het huishouden in natura. Het totaal van een de eigen bijdrage (of eigen aandeel) in de kosten mag niet meer bedragen dan de kostprijs van een voorziening. Bij een woonvoorziening die niet in eigendom wordt versterkt, zoals een traplift, tillift of toiletstoel (de zogenaamde roerende woonvoorzieningen), is een eigen bijdrage niet van toepassing, daar deze voorzieningen eigendom van de gemeente blijven. In de voormalige gemeente Sevenum werd geen eigen bijdrage opgelegd en werden de woningaanpassingen volledig betaalbaar gesteld.

Overwegingen

Het opleggen van een eigen bijdrage bij woonvoorzieningen en dan in het bijzonder bij woningaanpassingen c.q. bouwkundige en/of woontechnische aanpassingen in het kader van de Wmo is onontbeerlijk om de uitgaven beheersbaar te kunnen houden (zie hoofdstuk 2, Financiën Wmo). Temeer omdat ook dure woningaanpassingen binnen de Wmo niet meer apart voor rijksvergoeding in aanmerking komen. Tenslotte komt de medeverantwoordelijkheid van de aanvrager tot uitdrukking in de regeling eigen bijdrage, indien deze geldt voor alle voorzieningen.

Wel dient er aandacht te blijven voor de prestatie afspraken met woningstichtingen en overige projectpartners met betrekking tot het aanpasbaar en levensloopbestendig bouwen van nieuwe woonwijken en woningen, zodat doorstroom kan worden bevorderd naar reeds aangepaste woningen en mogelijke aanpassingen kunnen worden voorkomen.

Cumulatie van eigen bijdrage kan voorkomen worden door de vaststelling en inning door het CAK te laten uitvoeren. De eigen bijdrage kent daarnaast Rijksregels met betrekking tot het maximaal vast te stellen bedrag. Wat dit betekent in de praktijk wordt in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt.

Opties

A.Geen eigen bijdrage woningaanpassingen

Zoals hierboven is aangegeven dienen de kosten van woonvoorzieningen beheersbaar te blijven. Geen eigen bijdrage ondersteunt dit uitgangspunt niet.

B.Maximale eigen bijdrage woningaanpassingen

Eigen bijdrage bij woonvoorzieningen is mogelijk confrom wetgeving. Dit betekent, dat rekening wordt gehouden met de AMvB met betrekking tot de maximaal te innen eigen bijdrage. De eigen bijdrage van de Wmo zijn bij de cumulatie van beide regelingen AWBZ en Wmo, primair. Dit betekent, dat Wmo voor gaat op de eigen bijdrage van de AWBZ. Door op het maximum te gaan zitten wordt de zorgvrager niet meer geconfronteerd met eigen bijdrage AWBZ.

C.Beperkte hoogte eigen bijdrage

De gemeente kan ervoor kiezen om niet de maximale normen eigen bijdrage confrom AMvB op te leggen. Dit maakt de regeling echter onduidelijk. In dat geval zal namelijk ook bij een voorziening uit de AWBZ door het CAK een eigen bijdrage worden opgelegd. Twee regelingen lopen dan door elkaar, hetgeen voor de zorgvrager ingewikkeld kan worden. Zorgvragers worden geconfronteerd met twee regimes ten aanzien van de inning van eigen bijdrage, dus zowel van de Wmo alsook van de AWBZ.

Conclusies

Met het oog op het beheersvaar houden van de kosten Wmo is het noodzakelijk om de maximale eigen bijdrage op te leggen. In de Wmo staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger voorop. Iedere burger heeft deze eigen verantwoordelijkheid om zijn of haar beperkingen zelf op te lossen. Pas als de burger

hiertoe in het geheel niet of slechts gedeeltelijk in staat is, doet hij een beroep op de gemeentelijke overheid in het kader van de Wmo. In de Wmo staan niet alleen de compensatieplicht van de burger centraal, maar ook de zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid. Een eigen bijdrage in het verkrijgen van deze voorzieningen past in deze filosofie. In nader vast te stellen uitvoeringsregels c.q. het besluit nadere regels kunnen specifieke voorwaarden en kaders voor de eigen bijdrage worden opgenomen, met name wordt hier dan het onderscheid aangegeven tussen woonvoorzieningen al dan niet in bruikleen.

Advies:

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een maximale op te leggen eigen bijdrage bij de toekenning van woonvoorzieningen, met uitzondering van de woonvoorzieningen die in bruikleen worden toegekend.

Volgnr.2: Woonvoorzieningen (financiële tegemoetkomingen)

Toelichting

Het betreft hier enkele bedragen van toekenningen c.q. maximale bedragen waarbij een financiële tegemoetkoming bij woonvoorzieningen wordt toegekend. De toepassingen c.q. tegemoetkomingen spreken voor zich.

Overwegingen

De bedragen zijn bij de ene gemeente langer niet geïndexeerd en bij de andere wel. De begrenzing van de maximale bedragen zijn arbitrair. De overweging bij het beleid van de voormalige gemeente Sevenum met betrekking tot de vastgestelde bedragen is om de kosten van woonvoorzieningen in de vorm van aanpassingen zoveel mogelijk te voorkomen en verhuizing naar een meer geschikte woning zonder hoge aanpassingskosten te stimuleren.

Opties

  • D.

    De normen c.q. bedragen volgen van een van de voorliggende verordening c.q. besluit

  • E.

    Nieuwe normen ontwikkelen.

Conclusies

Gezien het feit, dat beoogd dient te worden om verhuizing te stimuleren, waardoor hoge aanpassingskosten van woningen kunnen worden voorkomen en waardoor op de woningmarkt rekening kan worden gehouden met de planning van aangepaste nieuwbouw, gaat de voorkeur uit naar de normen van de verordening van de voormalige gemeente Sevenum. De hoogte van deze normen zijn verantwoord en zorgvuldig overwogen.

Advies:

In de nieuwe verordening en besluit nadere regels wordt uitgegaan van de normen van de voormalige gemeente Sevenum met betrekking tot verhuiskostenvergoeding, huurderving etc.

Volgnr.2: Woonvoorzieningen (woningaanpassingen middels eenvoudige voorzieningen)

Toelichting

In de voormalige gemeente Horst aan de Maas en in Meerlo-Wanssum wordt geen vergoeding meer verstrekt voor eenvoudige woningaanpassingen, zoals beugels, verhoogd toilet en douchezitjes. Uitgangspunt is, dat deze voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn. Kortheidshalve wordt verwezen nar de bijgevoegde beleidsnota dienaangaande. In Sevenum is hiervoor wel nog een vergoeding te verkrijgen.

Overwegingen

De gemeenteraad kan in de Wmo verordening opnemen dat een voorziening niet wordt verleend indien deze algemeen gebruikelijk is. Een voorziening is algemeen gebruikelijk indien een persoon zonder beperkingen, chronisch psychische problemen en psychosociale problemen, die in vergelijkbare persoonlijke

omstandigheden als de zorgvrager verkeert, naar maatschappelijke maatstaf en redelijkerwijs de beschikking zou (kunnen) hebben over een dergelijke voorziening. De volgende voorwaarden worden gehanteerd om de algemeen gebruikelijkheid van een voorziening te onderzoeken:

  • a.

    Het aan te schaffen object kan voor een niet-zorgvrager in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.

  • b.

    Het is niet speciaal voor de zorgbehoevende. Ook een niet-zorgbehoevende kan naar behoefte van het object gebruikmaken.

  • c.

    Het is gewoon te koop.

  • d.

    Het is niet duurder dan soortgelijke producten.

De eenvoudige aanpassingen in de vorm van woonvoorzieningen, zoals hiervoor beschreven, zijn doorgaans overal verkrijgbaar. In die zin kan het uitgangspunt algemeen gebruikelijk worden gehanteerd. De jurisprudentie is hierin duidelijk. Volgens de Centrale Raad van Beroep wordt met het criterium algemeen gebruikelijk beoogd te voorkomen, dat het college een voorziening verstrekt, waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten, dat deze daarover, ook als hij of zij niet gehandicapt was, de beschikking zou (kunnen) hebben. Met de eenvoudige woningaanpassingen, zoals hiervoor genoemd,

Opties

A.Eenvoudige woonvoorzieningen opnemen in de uitvoeringsregels.

De kosten van eenvoudige woonvoorzieningen zullen dan vergoed kunnen worden.

B.Eenvoudige woonvoorzieningen als algemeen gebruikelijk benoemen, waardoor vergoeding op grond van de Wmo niet meer mogelijk is.

Conclusies

Voorgesteld wordt om in deze de beleidslijn van de voormalige gemeente Horst aan de Maas te volgen. Algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen daarmee buiten de werkingssfeer van de Wmo. Dit betekent, dat deze voorzieningen niet meer worden vergoed.

Advies:

In de nieuwe verordening en besluit nadere regels wordt de beleidsregel algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen opgenomen. Dit betekent, dat deze voorzieningen niet meer worden vergoed.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (scootmobiel)

Toelichting

In 2003 heeft de gemeente Horst aan de Maas met een beleidsnotitie ingestemd met voorstellen bij de verstrekking van een scootmobielvoorziening. Kortheidshalve verwijzen we hiernaar. Een van deze beslispunten was het standaard toekennen van een scootmobiel met een snelheid van 8 km per uur. De zorgvrager, die een scootmobiel wenst met een hogere snelheid moet zelf opkomen voor de betreffende meerkosten. Een bijbetaling van de aanschafkosten is hiervoor geregeld tot een maximum van €.750,-.

In Meerlo-Wanssum en Sevenum geldt deze beperking in het verstrekkingenbeleid niet. Tevens is er een onderscheid gemaakt met betrekking tot de indicatiestelling. In Horst en Meerlo-Wanssum geldt als indicatie een beperkte loopafstand van 250 meter. In Sevenum is dit 100 meter.

Overwegingen

Een scootmobiel wordt op grond van de Wmo verstrekt indien de zorgvrager in ernstige mate beperkt is in de mobiliteit. De scootmobiel compenseert in die situaties zowel de loopfunctie als ook het fietsen in de directe omgeving, hetgeen wordt gedaan door personen zonder beperkingen. Voor de grotere afstanden c.q. het regionaal verplaatsen wordt de regiotaxi voorziening ingezet.

In het coalitie akkoord van de nieuwe gemeente Horst aan de Maas is bijzondere aandacht gevraagd voor het verstrekkingenbeleid van scootmobiels, letterlijk staat er: “de gemeente wil op termijn de maximumsnelheid van de scootmobiels verhogen naar het niveau van de huidige gemeenten Sevenum en Meerlo-Wanssum, tenzij er goede alternatieven voorhanden zijn”.

Als we aan de ene kant recht willen doen aan hetgeen in het coalitie akkoord is genoemd en aan de andere kant rekening houden met de financiële beperkingen voor de komende jaren op basis van de verslechterde

financiële positie voor gemeenten kunnen we uitgaan van het afschaffen van een bijbetaling in de aanschaffingskosten van een snellere scootmobiel tot een bedrag van € 750, maar het invoeren van een

eigen bijdrage bij het verstrekken van een scootmobiel. Hierbij kunnen we dan uitgaan van een scootmobiel met een snelheid van 12 tot 15 km per uur, maar wordt de eigen bijdrage gebaseerd op het (gezins)inkomen dat de aanvrager heeft.

De Wmo gaat uit onder meer uit van de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Een systeem van eigen bijdragen past goed bij deze filosofie. Als een burger financieel of anderszins geen voorziening kan treffen

om “mee te doen in de samenleving” kan de burger een beroep doen op de gemeente. De gemeenten kunnen, binnen de kaders die het Rijk rond eigen bijdragen gesteld heeft, voor de kosten van dergelijke voorzieningen geheel of gedeeltelijk een eigen bijdrage vragen. Het rijk heeft deze grenzen gesteld om burgers bescherming en duidelijkheid te bieden. De eigen bijdrage regeling is een belangrijk instrument voor gemeenten om lokaal Wmo-beleid te voeren en het vormt een financieringsbron voor voorzieningen Wmo en diensten. De opgelegde eigen bijdrage kan echter nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

Omdat deze regeling eigen bijdragen juist gebaseerd is op de aanwezige draagkracht in het inkomen van de aanvrager en mensen met een laag inkomen zodoende geen of een lage eigen bijdrage betalen, is het te rechtvaardigen dat deze systematiek wordt gehanteerd.

Tenslotte is de vraag op basis van welke indicatie een scootmobiel wordt verstrekt. In de gemeenten Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum werd als indicatie een beperkte loopafstand van 250 meter gehanteerd en bij de gemeente Sevenum een beperkte loopafstand van 100 meter.

De maatstaf bij het indiceren bij de gemeente Sevenum was gebaseerd op de wettelijke norm zoals deze ook in de jurisprudentie Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en Wmo is bevestigd. In Horst aan de Maas is hier in het verleden eigen beleid op geformuleerd en is dit indicatiecriterium versoepeld tot een beperkte loopafstand van 250 meter.

Opties bij verstrekken van scootmobiel:

  • A.

    Huidige regeling Horst aan de Maas handhaven en als standaard een scootmobiel van 8 km per uur verstrekken. Een bijbetaling van € 750 vragen als aanvrager een scootmobiel met een hogere snelheid wil hebben.

  • B.

    Regeling van de gemeente Sevenum volgen en als standaard een scootmobiel van 12 km of 15 km per uur verstrekken zonder verder een eigen betaling of een eigen bijdrage op te leggen.

  • C.

    Bij het verstrekken van een scootmobiel uitgaan van een scootmobiel met een snelheid van 12 of 15 km per uur, maar wel een eigen bijdrage naar draagkracht in het inkomen opnemen volgens de hiervoor vastgestelde rijksregels.

Opties bij het indiceren voor een scootmobiel:

  • A.

    Bij het indiceren uitgaan van een beperkte loopafstand van 100 meter zoals dit in de gemeente Sevenum werd gehanteerd;

  • B.

    Bij het indiceren uitgaan van een beperkte loopafstand van 250 meter zoals dit in de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum werd gehanteerd.

Conclusies

Aangezien het verstrekkingen beleid van de 8km scooters al enige tijd ter discussie staat en in het coalitie akkoord is geformuleerd om de maximumsnelheid van de scooters te verhogen naar 12 en 15 km wordt geopteerd voor optie C, waarbij door de inzet van een eigen bijdrage de verantwoordelijkheid van de burger wordt verhoogd. Uitgangspunt dient de individuele indicatie te zijn, die bepaalt of inzet van een scooter met snelheid tussen 8 en 15 km. noodzakelijk maakt.

Advies:

  • 1.

    Uitgaan van nieuw beleid waarbij standaard een scootmobiel van 8, 12 of 15 km per uur wordt verstrekt op basis van de individuele indicatiestelling, maar waarbij wel in alle gevallen een eigen bijdrage naar draagkracht in het inkomen wordt opgelegd;

  • 2.

    Bij het indiceren uitgaan van een beperkte loopafstand van 250 meter.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (ander verplaatsingsmiddel)

Toelichting:

Een aangepaste fiets

Het meest gebruikelijke verplaatsingsmiddel in ons land is de fiets. De fiets kan dan ook als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Om deze reden zal een gewone fiets of een bromfiets nooit voor

verstrekking in aanmerking kunnen komen. Deze redenering gaat niet op voor bijzondere fietsen zoals driewiel- of vierwielfietsen, een tandem of een handbike. Een fiets is een vervoermiddel voor in het bijzonder de korte en middellange afstand. In de oude gemeenten Horst aan de Maas, Meerlo-Wanssum en Sevenum werd uitgegaan van een eigen aandeel bij het verstrekken van een aangepaste fiets. De hoogte van dit bedrag verschilde van € 150 tot maximaal € 220.

Overwegingen:

De vraag is wat we gaan doen bij het verstrekken van een aangepaste fiets in de nieuwe gemeente Horst aan de Maas. Gaan we uit van het beleid in de oude gemeenten en bepalen we qua hoogte eenzelfde bedrag of sluiten we aan bij de systematiek zoals deze ook geldt bij verstrekking van een scootmobiel.

Er vanuit gaande dat het in beide gevallen gaat over een vervoersvoorziening voor de korte en middellange afstand, is hiervoor zeker iets te zeggen.

Opties:

  • A.

    Bij het verstrekken van een aangepaste fiets of ander verplaatsingsmiddel uitgaan van een eigen aandeel tot een bedrag van minimaal € 150 en maximaal € 220

  • B.

    Bij het verstrekken van een ander verplaatsingsmiddel uitgaan van een eigen bijdrage zoals dit ook van toepassing is bij het verstrekken van scootmobiels. Op basis van aanwezige rijksregelgeving wordt over een tijdvak van 3 jaar een eigen bijdrage per tijdvak van 4 weken opgelegd. Voor verdere uitleg wordt verwezen naar hoofdstuk 4. Deze eigen bijdrage is gebaseerd op de hoogte van het inkomen. De eigen bijdrage kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de aangepaste fiets of het ander verplaatsingsmiddel.

Conclusies

Om de lijn door te trekken met betrekking tot het verstrekkingenbeleid hulpmiddelen wordt ook bij de toekenning van voornoemde hulpmiddelen een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de burger door het invoeren van een eigen bijdrage conform de rijksregelgeving.

Advies:

Bij het verstrekken van een aangepaste fiets of ander verplaatsingsmiddel uitgaan van een eigen bijdrage zoals deze ook van toepassing is bij verstrekking van een scootmobiel. Er wordt over een tijdvak van maximaal 3 jaar een eigen bijdrage opgelegd die gerelateerd is aan de hoogte van het inkomen van belanghebbende (Zie voor verdere uitleg hoofdstuk 4).

Conform landelijke regelgeving geen eigen bijdrage opleggen bij aangepaste fiets of ander verplaatsingsmiddel bij kinderen jonger dan 18 jaar

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (financiële tegemoetkoming)

Toelichting:

In de gemeente Sevenum geldt het primaat voor het collectief vervoer. Dit betekent dat mensen met beperkingen die kunnen reizen met het collectief vervoersysteem Regiotaxi zijn aangewezen op deze voorziening om binnen de regio hun vervoersbehoefte te kunnen voorzien. Alleen als mensen om medische redenen geen gebruik kunnen maken van de Regiotaxi, kan een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten worden toegekend. Aangezien de regiotaxi juist is ingericht op vervoer voor mensen met beperkingen, hoeft slechts in uitzonderlijke gevallen een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten betaald te worden.

In de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum geldt ook een primaat voor het collectief vervoersysteem Regiotaxi. Daarnaast kunnen mensen echter nog extra aanspraak maken op een aanvullende financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten. Deze aanvullende financiële tegemoetkoming

varieert van € 100 per jaar tot maximaal € 400 per jaar en is afhankelijk van de vervoersbehoefte van iedere vervoersgerechtigde.

Als mensen in de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum naast het gebruik tegen een goedkoop tarief van de regiotaxi ook nog de beschikking hebben over een scootmobiel om op de korte afstand in de vervoersbehoefte te voorzien is het niet meer mogelijk om een aanvullende financiële tegemoetkoming te ontvangen.

Overwegingen:

Op basis van de regelgeving Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en Wmo en de hierop gebaseerde jurisprudentie is het wettelijk toegestaan om deelname aan een collectief vervoerssysteem tegen een goedkoop tarief (blauwe strippentarief) te zien als een passende vervoersvoorziening voor de vervoersbehoefte binnen de eigen regio. Wettelijk gezien is er geen aanleiding om aanvullend op deelname tegen een goedkoop tarief aan dit collectief vervoerssysteem nog een aanvullende voorziening te verstrekken in de vorm van een aanvullende financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten.

Dit uitgangspunt is in de gemeente Sevenum gehanteerd bij de komst van het collectief vervoerssysteem Regiotaxi. Bij invoering van de Regiotaxi zijn de financiële tegemoetkomingen in de vervoerskosten direct afgeschaft zonder dat er rekening is gehouden met een overgangsperiode.

In de gemeente Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum is altijd ruimer beleid geformuleerd omdat het collectief vervoerssysteem regiotaxi niet gezien werd als een passende vervoersvoorziening voor de korte afstanden. Bij een zwaardere medische indicatie kunnen mensen een scootmobiel verstrekt krijgen om voor deze korte afstanden in de vervoersbehoefte te voorzien. Dan is er geen aanvullende financiële tegemoetkoming aan de orde. Als geïndiceerden echter geen voorziening in natura voor de korte afstand hebben, is volgens de gemeenten Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum een aanvullende financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten wel op zijn plaats om op deze manier een mogelijkheid te hebben om ook voor de korte vervoersafstanden een tegemoetkoming in te maken kosten te hebben als dit vervoer via derden zoals buren, kennissen of kinderen plaatsvindt.

Opties:

1.

In navolging van de gemeente Sevenum wordt alleen nog maar een (aanvullende) financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten verstrekt als er een contra-indicatie voor deelname aan het collectief vervoerssysteem aan de orde is. Voor het overige wordt het collectief vervoerssysteem gezien als een passende, dekkende voorziening voor de vervoersbehoefte in de eigen regio.

2.

In navolging van de gemeenten Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum wordt naast het primaat voor het collectieve vervoerssysteem aanvullend ook nog een financiële tegemoetkoming verstrekt om te kunnen voorzien in uitgaven voor het korte afstandsvervoer waarvoor de Regiotaxi niet wordt ingeschakeld. De hoogte van de aanvullende financiële tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vervoersbehoefte voor korte afstanden van de aanvrager.

Conclusies

Advies:

In navolging van de gemeente Sevenum duidelijk het primaat voor het collectieve vervoerssysteem hanteren. Het is alleen nog maar mogelijk een aanvullende financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten te ontvangen als er een contra-indicatie aanwezig is voor het gebruik maken van het collectieve vervoerssysteem regiotaxi.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (inkomensgrenzen bij Regiotaxi)

Toelichting:

Mensen die een indicatie hebben voor een vervoersvoorziening kunnen tegen het goedkope tarief (blauwe strippentarief) reizen met de Regiotaxi. Momenteel bedraagt dit tarief € 0,51 per zone. Dit geldt voor mensen met een niet te hoog inkomen. In de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum was hiervoor een inkomensgrens gesteld van 2 maal norminkomen (netto minimuminkomen). Als het (gezins)inkomen hoger was dan tweemaal het norminkomen werd de aanvraag voor een vervoersvoorziening in de vorm van een goedkoop tarief voor de Regiotaxi afgewezen op basis van de hoogte van het inkomen.

Als mensen met een medische indicatie en een (gezins)inkomen boven tweemaal het norminkomen moeten reizen met de regiotaxi is het tarief om te kunnen reizen aanmerkelijk hoger en bedraagt dan € 1,80 per gereisde zone.

Voorbeeld:

Als iemand vanuit het centrum van Horst naar het centrum van Venlo wil reizen kost dit tegen het goedkope tarief van € 0,51 per zone over een traject van 6 zones: 6 x € 0,51 = € 3,06 heen en € 3,06 terug, bij elkaar € 6,12

Als iemand vanuit het centrum van Horst naar het centrum van Venlo wil reizen en op basis van (gezins)inkomen niet in aanmerking komt voor het goedkope tarief van de Regiotaxi zijn de kosten als volgt:

Traject van 6 zones: 6 x € 1,80 = € 10,80 heen en terug € 10,80, bij elkaar € 21,60.

In de gemeente Sevenum werd ook een inkomensgrens gesteld. Hier werd een vervoervoorziening in de vorm van een goedkoop tarief voor reizen met de Regiotaxi verstrekt als het (gezins)inkomen niet hoger was dan 1,5 maal het norminkomen (minimuminkomen).

In de gemeente Sevenum werd dus een strakkere inkomensgrens gesteld om tegen het goedkope tarief te kunnen reizen met de Regiotaxi.

Om ook een beeld te hebben over wat voor inkomensgrenzen we het hebben volgt onderstaand de gestelde inkomensgrens per 1-7-2010 voor een echtpaar:

Gemeente Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum: tot 65 jaar € 2.480

(2 x norminkomen) 65 jaar en ouder € 2.620

Gemeente Sevenum: tot 65 jaar € 1.860

(1,5 maal norminkomen) 65 jaar en ouder € 1.965

Overwegingen:

Los van een medische indicatie voor een vervoersvoorziening in de vorm van een goedkoop tarief voor het reizen met de regiotaxi, speelt dus ook het (gezins)inkomen een rol bij het bepalen of iemand in aanmerking komt voor dit goedkope tarief om te kunnen reizen.

Binnen de Wmo is een van de uitgangspunten dat draagkracht in het inkomen een rol mag spelen bij de afweging of iemand met beperkingen in aanmerking kan komen voor een voorziening. Naarmate het inkomen hoger is, mag ook verwacht worden dat de belanghebbende zelf een hogere bijdrage levert in de te maken extra kosten vanwege zijn of haar beperkingen.

Vanuit de landelijke regelgeving en de jurisprudentie is er zonder meer de mogelijkheid om de inkomensgrens vast te stellen op 1,5 maal het norminkomen. Tot 1,5 maal het norminkomen wordt er van uitgegaan dat belanghebbenden een laag (gezins)inkomen hebben en ligt het veel meer voor de hand om extra kosten voor mensen met beperkingen te compenseren binnen de Wmo.

Opties:

  • -

    Inkomensgrens voor het reizen met het collectief vervoerssysteem Regiotaxi vaststellen op tweemaal het norminkomen zoals dit van toepassing was in de gemeenten Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum:

  • -

    Inkomensgrens voor het reizen met het collectief vervoerssysteem Regiotaxi vaststellen op anderhalf maal het norminkomen zoals dit van toepassing was in de gemeente Sevenum.

Conclusies

Ook in relatie tot deze voorziening wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Het is geheel legitiem om inkomensgrenzen te stellen, waarboven men de kosten van deelname aan maatschappelijk verkeer geheel zelf dient te dragen. Vanuit de WVG was dit ook al een gebruikelijk uitgangspunt. Derhalve ware bij de uitvoering van de vervoersvoorziening in de vorm van een goedkoop tarief voor de Regiotaxi ook inkomensgrenzen te hanteren.

Advies:

Uitgaande van het feit dat de draagkracht binnen het (gezins) inkomen binnen de Wmo duidelijk een rol speelt bij de compensatieplicht is het te billijken dat de inkomensgrens voor het hanteren van het goedkope tarief van de Regiotaxi wordt vastgesteld op twee maal het norminkomen.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen)

Toelichting:

Als er een contra-indicatie aanwezig is voor het gebruik kunnen maken van de regiotaxi is het mogelijk om een (hogere) financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten te verstrekken. De hoogte van deze financiële tegemoetkomingen kan jaarlijks aangepast worden.

In de loop van de jaren is de hoogte van deze tegemoetkomingen in de gemeente Sevenum hoger dan in de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum.

De vraag is nu wat in het kader van de harmonisatie van regelgeving met de hoogte van deze bedragen gedaan wordt.

Voor de volledigheid wordt vermeld dat deze tegemoetkomingen slechts sporadisch verstrekt zullen worden omdat slechts een zeer gering aantal mensen met beperkingen een contra-indicatie heeft voor het gebruik maken van het collectief vervoerssysteem regiotaxi.

Overwegingen:

Oorspronkelijk ontvingen binnen de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) alle vervoersgeïndiceerden een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten omdat er destijds geen collectief vervoerssysteem was.

Na de introductie van het collectief vervoerssysteem komen eigenlijk alleen nog maar mensen met een contra-indicatie voor het collectief vervoer in aanmerking voor een volledige financiële tegemoetkoming. Aangezien deze mensen voor hun vervoer dan ook veel meer aangewezen zijn op een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten is het ook belangrijk dat in het kader van de compensatieplicht bepaald wordt tot welke hoogte een financiële tegemoetkoming verstrekt moet worden.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming zal dan afhankelijk zijn van de aanwezige vervoersbehoefte bij de desbetreffende geïndiceerde.

Het is dan ook de vraag of binnen de gemeentelijke regelgeving nog jaarlijks standaardbedragen opgenomen moeten worden voor het verstrekken van een individuele financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten.

Opties:

  • -

    Hoogte van de bedragen voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming baseren op de bedragen zoals deze van toepassing waren voor de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum;

  • -

    Hoogte van de bedragen voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming baseren op de bedragen zoals deze van toepassing waren voor de gemeente Sevenum;

  • -

    Hoogte van het bedrag voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten baseren op de individuele vervoersbehoefte van de desbetreffende geïndiceerde.

Conclusies

Het verstrekken van een financiele vergoeding voor het vervoer blijft een bijzondere uitzondering aan de hand van een contra indicatie. Deze contra indicatie wordt uiterst zelden verstrekt. Individuele vervoersbehoefte dient daarnaast nog te worden vastgesteld om te komen tot een toekenning. Hiervoor kunnen nadere regels worden opgesteld.

Advies:

Uitgaan van de derde optie en de hoogte van het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten baseren op de individuele vervoersbehoefte van de desbetreffende geïndiceerde. Hiervoor nadere regels vaststellen door het college.

Volgnr. 4: Rolstoelvoorzieningen:

Toelichting:

In de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) is altijd een tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel meegenomen als bovenwettelijke voorziening en dit is ook als zodanig meegenomen naar de Wmo. De hoogte van de betreffende financiële tegemoetkoming over een tijdvak van 3 jaar is in de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum anders dan in de gemeente Sevenum.

Aangezien in de gemeente Sevenum vaker een indexering is toegepast ligt dit bedrag een stuk hoger dan in de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum.

Overwegingen:

Los van de afweging tot welke hoogte een financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel verstrekt wordt, speelt op dit moment vanuit de compensatieplicht van de Wmo ook de vraag of een financiële tegemoetkoming verstrekt kan worden in de kosten van een sportrolstoel alleen of ook in de kosten van een andere sportvoorziening.

Gelet op het aanzienlijk bredere uitgangspunt van de Wmo, neergelegd in het compensatiebeginsel, is hier wel iets voor te zeggen. Het college dient in het kader van de Wmo voorzieningen te treffen die een persoon met beperkingen in staat stellen medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Hier van uitgaande zouden ook andere sportvoorzieningen voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

Actief bezig zijn met sportbeoefening is in het bijzonder voor veel jeugdige gehandicapten uitermate belangrijk.

Er loopt een programma om de komende jaren te komen tot een kanteling binnen de Wmo. Hierbij kan deze afweging ook meegenomen worden.

Op dit moment wordt er binnen de harmonisatie voor gekozen om alleen de sportrolstoel als een voorziening op te nemen. Hierbij geldt de vraag tot welk bedrag hiervoor een financiële tegemoetkoming over een tijdvak van 3 jaar wordt opgenomen.

Opties:

  • -

    Financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel verstrekken over een tijdvak van 3 jaar gebaseerd op een bedrag ad € 2.000 zoals dit in de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Meerlo-Wanssum werd gehanteerd;

  • -

    Financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel verstrekken over een tijdvak van 3 jaar gebaseerd op een bedrag ad € 2.500 zoals dit in de gemeente Sevenum werd gehanteerd;

  • -

    Financiële tegemoetkoming in de kosten van een speciale rolstoel, voor sporten en andere voorzieningen, over een tijdvak van 3 jaar te baseren op een bedrag van ad €.3.000,- zijnde een redelijk gemiddelde van in de handel verkrijgbare speciale rolstoelen voor voornoemde doeleinden.

Conclusie

Als bovenwettelijke voorziening zijn in het verleden altijd sportrolstoelen genoemd en opgenomen in het verstrekkingenbeleid. De tijd heeft dit echter achterhaald. Ook andere middelen behoren hiertoe, te denken valt aan dansrolstoelen en basketbalrolstoelen. Gezien deze ontwikkelingen lijkt het voor de hand te liggen om de interpretatie van de sportrolstoel te verruimen en ook andere specifieke hulpmiddelen, die in het bijzonder gebruikt worden voor specifieke activiteiten zoals dans en basketbal voor mensen met een beperking te vergoeden.

Advies:

Financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van een sportrolstoel of daarmee vergelijkbare bijzondere voorziening voor mensen met een beperking over een tijdvak van 3 jaar, gebaseerd op een bedrag van maximaal € 2.500.

Hoofdstuk 5Financiële consequenties

Naar aanleiding van de genomen keuzes kan een doorrekening plaats vinden ten aanzien van de te verwachte uitgaven c.q. kosten Wmo individuele voorzieningen. Dit wil zeggen, dat verwacht mag worden, dat per saldo minder c.q. meer uitgaven worden gemaakt. Deze verwachting is gebaseerd, daar waar mogelijk, op de cijfers en aantallen over 2009 en prognoses 2010. Hoe het volume van aanvragen Wmo zich ontwikkeld in 2011 en volgende jaren is mede afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals verbetering in de economische situatie; de groei van de vergrijzing en de daaraan gerelateerd stijging van de zorgkosten; de verandering van de zorgvraag in relatie tot gewijzigd beleid en zogenaamde kanteling Wmo; etc.

Hieronder volgen de in hoofdstuk 3 aangegeven adviezen per onderdeel en de mogelijke financiële consequenties

Volgnr. 0.A.: Algemene controle PGB

Advies 1:

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een steekproefsgewijze controle met betrekking tot de besteding van de PGB gelden. Nadere regels, omtrent omvang, soort en frequentie, zullen hiervoor door het college worden vastgesteld.

Financiële consequenties:

In onze gemeente wordt voor ongeveer €.150.000,- aan PGB gelden verstrekt voornamelijk te besteden aan hulp in de huishouding. Doel van het bovenstaande advies is om op steekproef basis controle uit te voeren of de verstrekking ook is besteed aan voorzieningen waarvoor het is toegekend. De financiële consequenties zit dan in het gegeven dat een x percentage oneigenlijk gebruik maakt van het toegekende budget, dat vervolgens dient te worden terugbetaald. Het is zeer moeilijk om aan te geven hoe hoog dit percentage zal zijn. Hierover zijn voor zover bekend geen cijfers beschikbaar. Tevens zal het resultaat van de opbrengst van de terugvorderingen moeten worden afgezet tegen de financiële lasten van de uitvoering van de regeling.

Dit betekent, dat met betrekking tot dit voorstel ook geen indicatie kan worden gegeven van deze financiële consequenties.

Volgnr. 0.B.: Netto/bruto PGB

Advies 2:

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een bruto te verstekken PGB.

Financiële consequenties:

Bij een netto te verstrekken PGB wordt de eigen bijdrage direct berekend en ingehouden op de te verstrekken PGB uitkering. Dit betekent, dat de gemeente direct de eigen bijdrage ontvangt. Bij een bruto PGB wordt de eigen bijdrage via het CAK opgelegd, geïnd en ontvangen. Een netto PGB verhoogd de uitvoeringskosten aanzienlijk. Voor de gemeente blijven deze beperkt, indien uitgegaan wordt van bruto verstrekkingen, daar de gemeente dan niet de eigen bijdrage behoeft te berekenen. De financiële consequenties van deze keuze kunnen derhalve achterwege blijven.

Volgnr.1: Hulp bij het huishouden

Advies 3:

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een vast uurloon ter hoogte van €.12,20 bij de vaststelling van het PGB bedrag aan de hand van de werkelijk geïndiceerde uren hulp bij het huishouden.

Financiële consequenties:

Uit de analyses van de gegevens geprognosticeerd over 2010 is een inschatting te maken van de hoeveelheid indicatie uren voor hulp bij het huishouden, welke in de vorm van een persoonsgebonden budget zullen worden uitgekeerd. Door de voorgestelde wijziging op basis van werkelijk vastgestelde uren i.p.v. de gehanteerde klasse kunnen de kosten van PGB toekenningen structureel worden gereduceerd met €.18.000,- op jaarbasis.

Volgnr.2: Woonvoorzieningen (eigen bijdrage)

Advies 4:

In de verordening en nadere regels wordt uitgegaan van een maximale op te leggen eigen bijdrage bij de toekenning van woonvoorzieningen, met uitzondering van de woonvoorzieningen die in bruikleen worden toegekend.

Financiële consequenties:

Allereerst dient te worden opgemerkt dat de wetgever regels heeft opgesteld met betrekking tot het opleggen van een eigen bijdrage. Bij hulpmiddelen en voorzieningen komt dit neer dat gedurende maximaal drie jaar die eigen bijdrage kan worden opgelegd. Dit komt neer op 39 perioden van 4 weken. Daarbij dienen de inkomensgrenzen die in de Algemene maatregel van bestuur worden genoemd te worden gehanteerd. Uitzondering hierop zijn de rolstoelen.

Samenloop van eigen bijdrage c.q. cumulatie van eigen bijdrage is niet geoorloofd. Dit wil zeggen, dat de zorgvrager bij toekenning van meerdere voorzieningen inclusief hulp bij het huishouden, slechts eenmaal een eigen (maximale) bijdrage kan worden opgelegd. De AWBZ eigen bijdrage is achtergesteld op de eigen bijdrage op grond van de Wmo.

Bij woonvoorzieningen zijn landelijk geen ervaringscijfers bekend in hoeveel gevallen deze voorziening alleen wordt verstrekt, dus zonder combinaties met andere voorzieningen, waarbij de systematiek van een eigen bijdrage wordt toegepast. Derhalve is in dit geval niet mogelijk om een inschatting te maken van de te ontvangen eigen bijdrage.

Zoals aangegeven heeft de eigen bijdrage betrekking op en is afhankelijk van de hoogte van het beschikbare inkomen. Naast deze eigen bijdrage kan ook het vermogen een rol spelen.

Financiële drempel bij woningaanpassingen

In het besef dat elke financiële vermogensdrempel voor discussie vatbaar is, willen wij aansluiting zoeken bij de bepaling inzake vermogensvrijlating bij eigen woning in de Wet werk en bijstand. Deze drempel heeft enkel betrekking op woningaanpassingen van meer dan €.10.000,-.

In de WWB wordt van vermogen in de eigen woning € 46.200,- vrijgelaten (bedrag 2010). De financiële drempel voor grote woningaanpassingen komt dan op € 46.200,-. Bedraagt de overwaarde in de woning meer dan dit bedrag, dan wordt de aanvraag afgewezen. Overigens kan het vermogen alleen een grond voor afwijzing zijn als de aanvrager hierover daadwerkelijk kan beschikken. Wanneer de aanvrager aantoont dat op basis van bijvoorbeeld leeftijd of een te laag inkomen geen hypothecaire lening kan worden verkregen, dan vormt het vermogen geen beletsel voor de toekenning van een woonvoorziening.

Ter bepaling van de verkoopwaarde stellen we voor om deze te baseren op de actuele WOZ-waarde van de woning.

Financieel effect vermogensdrempel

Omdat in het verleden nooit is gekeken naar de overwaarde in de woning, kan ook geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de financiële vermogenssituatie van aanvragers die in het verleden een bouwtechnische woonvoorziening hebben aangevraagd voor hun eigen woning. Aangezien het vaak om oudere aanvragers gaat en mede gelet op de aanzienlijke stijging van de waarde van het onroerend goed in de afgelopen 10 jaar is de verwachting dat de overwaarde over het algemeen hoger zal zijn dan het genoemde drempelbedrag. Bovendien verschilt het aantal aanvragen sterk van jaar tot jaar.

Indicatie voor de gemeente Horst aan de Maas:

Voor grote woningaanpassingen (dit zijn woningaanpassingen boven de € 10.000,-) zijn er dit jaar (tot en met november 2010) z’n 6 aanvragen gedaan (ad € 175.000).

Verder heeft de vermogensdrempel een preventieve werking. Uit ervaring van bijvoorbeeld de gemeente Heumen blijkt, dat mensen die zich hebben laten informeren om een aanvraag te doen voor grote woningaanpassingen, vaak eieren voor hun geld kiezen en zelf de kosten dragen voor de aanpassingen. Ze kunnen immers wel zelf inschatten hoeveel overwaarde ze ongeveer in hun huis hebben.

Advies 5:

Voorgesteld wordt derhalve om naast het invoeren van een eigen bijdrage naar draagkracht ook een financiële vermogensdrempel bij woningaanpassingen in te voeren.

Volgnr.2: Woonvoorzieningen (financiële tegemoetkomingen)

Advies 6:

In de nieuwe verordening en besluit nadere regels wordt uitgegaan van de normen van de voormalige gemeente Sevenum met betrekking tot verhuiskostenvergoeding, huurderving etc.

Financiële consequenties:

Het volgen van dit advies zal een lichte stijging van de uitgaven betekenen, aangezien de normen iets hoger zijn dan die welke genoemd zijn in de huidige verordening van de voormalige gemeente Horst aan de Maas. Gezien het feit, dat deze genoemde voorzieningen niet vaak voorkomen zal het financiële effect hiervan betrekkelijk gering zijn.

Volgnr.2: Woonvoorzieningen (woningaanpassingen)

Advies 7:

In de nieuwe verordening en besluit nadere regels wordt de beleidsregel algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen opgenomen.

Financiële consequenties:

Ook hiervan kan moeilijk een inschatting worden gemaakt met betrekking tot de financiële gevolgen. Wel is duidelijk dat dit leidt tot een kostenreductie, aangezien dit uitgangspunt nu voor de gehele nieuwe gemeente Horst aan de Maas wordt ingevoerd en voorheen enkel in de voormalige gemeente Horst aan de Maas. Als voorbeeld wordt aangehaald, dat in 2009 in Sevenum een bedrag van ongeveer €.10.000,- is verstrekt aan woonvoorzieningen die onder de genoemde beleidsregels algemeen gebruikelijk vallen. Dit betekent, dat structureel een kostenreductie op jaarbasis mogelijk is van €.10.000,--.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (scootmobiel)

Advies 8:

  • 1.

    Uitgaan van nieuw beleid waarbij standaard een scootmobiel van 8, 12 of 15 km per uur wordt verstrekt op basis van de individuele indicatiestelling, maar waarbij wel in alle gevallen een eigen bijdrage naar draagkracht in het inkomen wordt opgelegd;

  • 2.

    Bij het indiceren uitgaan van een beperkte loopafstand van 250 meter.

Financiële consequenties:

Een eigen bijdrage opleggen bij een scootermobiel is mogelijk. Hierboven is dit al aangegeven. Ook hier zullen weer de door de wetgever gestelde normen en grenzen te worden gehanteerd. In het voorgenomen advies is er van uitgegaan dat het nieuwe beleid van toepassing is op de nieuw te verstrekken scooters vanaf datum ingang nieuwe verordening. De reeds eerder verstrekte scooters blijven behouden bij de gebruikers totdat de economische afschrijvingstermijn is bereikt. De sterfhuisconstructie zal worden toegepast.

Uiteraard leidt het verstrekken van deze scooter met hogere snelheid tot meer uitgaven. Op basis van de prognoses over 2010 zal dit resulteren in €.44.000,- meerkosten. Daarbij is in behoudende zin rekening gehouden, dat niet voor iedereen een scooter wordt geïndiceerd met een hogere snelheid.

De opbrengsten zullen de ingevoerde eigen bijdragen zijn. Ook bij deze berekening is rekening gehouden met factoren zoals plus 65 en jonger dan 65; alleenstaand danwel gehuwd en mogelijk een dubbele voorziening waarbij geen eigen bijdrage mogelijk is. Over een periode van 39 weken, zijnde maximaal 3 jaar, zal de te ontvangen eigen bijdrage minimaal €.35.000,- bedragen. Minimaal omdat niet bekend is hoeveel personen een hoger inkomen hebben dan het minimum inkomen waarover eigen bijdrage wordt berekend. De termijn van het bedrag van de eigen bijdrage over de verstrekkingen van 2010 heeft betrekking op 3 jaar. Dus tegenover een uitgave post van €.44.000,- staat een totale inkomenspost van (minimaal) €.35.000,-.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (ander verplaatsingsmiddel)

Advies 9:

Bij het verstrekken van een aangepaste fiets of ander verplaatsingsmiddel uitgaan van een eigen bijdrage zoals deze ook van toepassing is bij verstrekking van een scootmobiel. Er kan over een tijdvak van maximaal 3 jaar een eigen bijdrage worden opgelegd die gerelateerd is aan de hoogte van het inkomen van belanghebbende.

Conform landelijke regelgeving geen eigen bijdrage opleggen bij aangepaste fiets of ander verplaatsingsmiddel bij kinderen jonger dan 18 jaar

Financiële consequenties:

Het volgen van dit advies zal een lichte stijging van de inkomsten betekenen, aangezien thans geen eigen bijdrage wordt opgelegd en geïnd. Gezien het feit, dat deze genoemde voorzieningen niet vaak voorkomen zal het financiële effect hiervan betrekkelijk gering zijn.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (financiële tegemoetkoming)

Advies 10:

In navolging van de gemeente Sevenum duidelijk het primaat voor het collectieve vervoerssysteem hanteren. Het is alleen nog maar mogelijk een aanvullende financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten te ontvangen als er een contra-indicatie aanwezig is voor het gebruik maken van het collectieve vervoerssysteem regiotaxi.

De financiële tegemoetkomingen in de vervoerskosten afschaffen zonder rekening te houden met een overgangsperiode voor de mensen die een aanvullende financiële tegemoetkoming hebben.

Financiële consequenties:

Ongeveer 600 cliënten uit de voormalige gemeente Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum ontvangen een jaarlijkse financiële tegemoetkoming van maximaal €.400,--. Een aantal van deze cliënten zullen een contra indicatie hebben of willen krijgen. Derhalve wordt ingeschat dat het schrappen van deze vergoeding een bedrag op jaarbasis zal opleveren van €.200.000,--.

Deze maatregel zal echter pas van kracht kunnen worden zodra de verordening is vastgesteld en belanghebbenden tijdig over de gevolgen zijn geïnformeerd (constante jurisprudentie). Om te voorkomen dat bezwaarschriften c.q. beroepszaken gegrond worden verklaard is een zorgvuldige en verantwoorde procedure noodzakelijk. Ook dient er draagkracht gecreëerd te worden bij het Participatieplatform Horst aan de Maas (PPH). Dit PPH is het inspraak orgaan, dat nauw bij de besluitvorming is betrokken.

Rekening houdend met het bovenstaande zal het financiële effect van de maatregel voor het 2011 ongeveer €.100.000,- bedragen. In 2012 bewerkstelligt deze maatregel een kostenreductie op de Wmo van ongeveer €.200.000,- structureel.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (inkomensgrenzen bij Regiotaxi)

Advies 11:

Uitgaande van het feit dat de draagkracht binnen het (gezins) inkomen binnen de Wmo duidelijk een rol speelt bij de compensatieplicht is het te billijken dat de inkomensgrens voor het hanteren van het goedkope tarief van de Regiotaxi wordt vastgesteld op anderhalf maal het norminkomen.

Financiële consequenties:

Het invoeren van de inkomensgrens voor de inwoners van de voormalige gemeente Horst aan de Maas en Meerlo-Wanssum betekend, dat een aantal personen niet meer in aanmerking komen voor de voorziening Regiotaxi. Dit wil zeggen, dat de kosten van de Regiotaxi voor de verreden zones zullen afnemen. Het financiële effect is echter moeilijk te meten, omdat niet bekend is hoeveel Wmo gerechtigden een hoger inkomen ontvangen dan anderhalf maal het norminkomen en minder dan twee maal het norminkomen.

De vraag is wat te doen met die gevallen die thans wel in het bezit zijn van een pasje, maar op basis van de nieuwe inkomensgrenzen feitelijk teveel inkomen hebben en derhalve niet meer tot de doelgroep behoren. Ingeschat wordt dat dit aantal vrij beperkt is. De financiële impact zal hiervan gering zijn. Voorgesteld wordt derhalve om deze groep te handhaven als regiotaxi gebruikers.

Volgnr.3: Vervoersvoorzieningen (hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen)

Advies 12:

Uitgaan van de derde optie en de hoogte van het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten baseren op de individuele vervoersbehoefte van de desbetreffende geïndiceerde. Hiervoor nadere regels vaststellen door het college.

Financiële consequenties:

Zoals is aangegeven in het vorige hoofdstuk zullen alleen bij een vastgestelde contra indicatie redenen aanwezig zijn om de Wmo gerechtigde te compenseren in relatie tot een vervoersvoorziening. Uiterst zelden zal dit het geval zijn, waarbij geen gebruik van de Regiotaxi mogelijk is op basis van medische noodzaak. In casu zullen door het college nadere regels vastgesteld worden om de hoogte van de financiële tegemoetkoming van de vervoersvoorziening te bepalen. Bij de hiervoor genoemd maatregel het laten vervallen van de financiële tegemoetkoming vervoerskosten is rekening gehouden met voornoemde uitzonderingen. Een budget van ongeveer €.40.000,- is beschikbaar om de te maken uitgaven van de verstrekkingen te financieren. Kortheidshalve wordt hierna verwezen.

Belangrijk is dat bij de vast te stellen nadere regels rekening wordt gehouden met onder andere de individuele vervoersbehoefte en medische indicatie.

Volgnr. 4: Rolstoelvoorzieningen:

Advies 13:

Financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van een sportrolstoel of daarmee vergelijkbare bijzondere voorziening voor mensen met een beperking over een tijdvak van 3 jaar, gebaseerd op een bedrag van maximaal € 2.500.

Financiële consequenties:

Het is de vraag of meer mensen zich zullen melden voor een speciale sportvoorziening, dan aanvankelijk het geval was. Derhalve is van dit besluit moeilijk aan te geven wat de financiële consequenties zijn. Gezien de ervaringen uit het recente verleden komen slechts zelden aanvragen binnen met betrekking tot speciale sportvoorzieningen voor mensen met een beperking. Dus zal de financiële impact gering zijn.

Samenvattend:

Tabel financiële gevolgen adviezen:

 

Financiële gevolgen:

 

Jaar: 2011

2012 e.v.

Advies 1 (blz. 22)

onbekend (afhank.van terugvord.)

onbekend (afhank.van terugvord.)

Advies 2 (blz. 22)

geen financ. gevolgen

geen financ. gevolgen

Advies 3 (blz. 22)

€.18.000,- (structureel)

€.18.000,-

Advies 4 (blz. 23)

onbekend

onbekend

Advies 5 (blz. 23)

onbekend

onbekend

Advies 6 (blz. 24)

te gering

te gering

Advies 7 (blz. 24)

€.10.000,- (structureel)

€.10.000,-

Advies 8 (blz. 24)

compenseert elkaar

compenseert elkaar

Advies 9 (blz. 25)

te gering

te gering

Advies 10 (blz. 25)

€.120.000,-

€.240.000,- (structureel)

Advies 11 (blz. 25)

te gering

te gering

Advies 12 (blz. 26)

-/- €.20.000,-

-/- €.40.000,- (structureel)

Advies 13 (blz. 26)

te gering

te gering

Hoofdstuk 6Resumé

In de bovenstaande notitie hebben we uitgebreid weergegeven welke harmonisatie stappen aan de orde zijn en hoe we tot keuzes zijn gekomen. Daar waar mogelijk wordt meer dan voorheen een beroep gedaan op de eigen bijdrage mogelijkheden. Daarbij dient steeds rekening te worden gehouden, dat de eigen bijdrage nooit de grens die in het landelijk geldende besluit is vastgelegd, te boven gaan. Ook mag een eigen bijdrage de kostprijs van een voorziening niet te boven gaan.

Wmo gerechtigden die financiële problemen hebben met het voldoen van de eigen bijdrage kunnen altijd een beroep doen op bijzondere bijstand, indien men aan de voorwaarden van de Wet werk en bijstand voldoet.

We realiseren ons dat we een kwetsbare groep meer gaan belasten. Dit is geen doel op zich. Wij willen bewerkstelligen, dat de Wmo in de uitvoering op termijn betaalbaar blijft. Zeker gezien de demografische ontwikkelingen.

Tevens willen we een bijdrage leveren aan de bezuinigingsopdracht, waarmee onze gemeente is geconfronteerd. Door een selectieve keuze te maken wordt die opdracht gerealiseerd door een dubbele voorziening te schrappen, te weten de regiotaxi voorziening in combinatie met de financiële tegemoetkoming. Aan de andere kant worden de keuzemogelijkheden van de Wmo gerechtigden ruimer, waarbij wij ook een beroep doen op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Dit proces van de zogenaamde kanteling is nog maar het begin. Aan de basis van de visievorming op De Kanteling staat een aantal fundamentele keuzes ten aanzien van de rol die de gemeente voor zichzelf, de burger en de maatschappelijke partners ziet ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning. De doelstelling van de Wmo is het stimuleren en versterken van de zelfredzaamheid en participatie van de burger. Hoe ziet de uitvoering van de Wmo er in de gemeente over 4 jaar uit? De meeste beleidsvrijheid hebben gemeenten bij het compensatiebeginsel. De gemeente heeft een resultaatverplichting die breed gedefinieerd is. Hoe deze verplichting te realiseren, behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid. Zo kan de gemeente de afweging maken of er individuele of collectieve voorzieningen verstrekt worden en of zij bestaan uit diensten of materiele voorzieningen. Daarbij biedt de wet de vrijheid aan gemeenten om rekening te houden met de persoonskenmerken, behoeften en eigen (financiële) capaciteit van de burgers. Er kunnen daarom tussen gemeenten verschillen ontstaan in de criteria. Zoals eerder opgemerkt, is het compensatiebeginsel een belangrijke component van de Wmo. Gemeenten waren gewend om met een zorgplicht te werken, zoals onder de vroegere Wvg. Langzaam beginnen gemeenten deze aanpak van de standaard aanvraag – beoordeling – verstrekking – cyclus te vervangen door meer maatwerk (het gesprek aan de keukentafel).

Maatwerk betekent dat oplossingen ook in de privésfeer van de burger worden gezocht door integrale indicatiestelling en het betrekken van potentiële mantelzorgers. Dit leidt tot een combinatie van formele hulp (via gemeente) en informele hulp (door maatschappij) en kan tot positieve effecten leiden, van toegenomen sociale cohesie tot wellicht een financiële besparing door inzet van meer vrijwilligers en mantelzorgers.

In dit verband dient dan ook een duidelijke relatie te worden gelegd met de uitvoering van de Wet werk en bijstand. Benutting van de potentiële mogelijkheden vrijwilligers en mogelijk andere vormen van inzet zal een ondersteuning kunnen bieden voor het ontwikkelen van maatwerk binnen de Wmo.

Dit gehele proces heeft betrekking op de Kanteling.

Om de kanteling te doen laten slagen zijn andere vormen van ondersteuning noodzakelijk. Te denken valt aan poolvorming van rolstoelen en mogelijk scootermobielen. Het organiseren van een uitleencentrum voor tijdelijke hulpmiddelen. Deze voorzieningen kunnen bijdragen om de kosten van hulpmiddelen te reduceren. Bij de lopende Europese aanbesteding van hulpmiddelen zal in het bestek en programma van eisen nadrukkelijk aandacht voor zijn.

Op het gebied van hulp bij het huishouden valt te denken aan klussendiensten voor werkzaamheden in en rond het huis, aan glazenservice en eenvoudig tuinonderhoud. Ook een boodschappendienst kan bijdragen tot het reduceren van geïndiceerde uren hulp in het huishouden, zoals ook de maaltijdenservice. Deze nieuwe hulpvormen zijn in onze gemeente volop in ontwikkeling, zoals de zogenaamde Spoordiensten.

Op het gebied van vervoer valt te denken aan gratis OV zoals dat thans in werking is gesteld. Dientengevolge zullen de kosten van Regiotaxi mogelijk verminderen.

Aanpassingen in en om de woning kunnen gereduceerd worden door het primaat verhuizen intensiever te benutten, waarbij als voorwaarde wel gesteld kan worden dat er voldoende aangepaste en geschikte woningen beschikbaar zijn en dat het sociale aspect in de vorm van mantelzorg en vrijwilligerszorg gewaarborgd blijft. Hier dienen prestatie afspraken met woningstichtingen voor gemaakt te worden. Eenvoudige aanpassingen kunnen middels een algemene klussendienst gerealiseerd worden.

In z’n algemeenheid kan de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid worden ondersteund door invoering van persoonsgebonden budgetten (PGB’s). Hernieuwde activering van PGB’s biedt o.a. binnen de hulp in huis financiële ruimere mogelijkheden en is minder kostbaar dan de inzet van reguliere zorgaanbieders.

Al deze zaken zullen in de nabije toekomst verder ontwikkeld moeten worden om het proces van de kanteling te doen laten slagen. Hiervoor zal bij sommige producten en diensten investeringen geleverd

moeten worden. Deze investeringen vragen om extra middelen. Om die investeringen op termijn mogelijk te maken, kunnen delen van de bezuinigingsmiddelen die door de harmonisatie worden gegenereerd, worden ingebracht.