Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregels Maatregelenverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010 gemeente Velsen |
Citeertitel | Uitvoeringsregels Maatregelenverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010 gemeente Velsen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Per 1 juli 2010 vervallen de eerder door het college vastgestelde Uitvoeringsregels Maatregelenverordening WWB 2006.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 22-06-2010 De Jutter / De Hofgeest, 1 juli 2010 | B10.0348 |
Verwijtbaar handelen of nalaten van de belanghebbende wordt met inachtneming van de bepalingen van de verordeningen beoordeeld aan de hand van de volgende stappen.
Een maatregel wordt met toepassing van de verordeningen opgelegd indien het geconstateerde verwijtbare handelen of nalaten plaatsvond in de periode van twaalf maanden direct voorafgaand aan de constatering daarvan.
Voor het niet nakomen van de inlichtingenplicht met gevolgen voor de bijstand is deze periode zestig maanden. Het gaat hier bijvoorbeeld over het verzwijgen van middelen of over het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie over de woon- of leefsituatie.
3. Afzien van het opleggen van een maatregel
Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Een dergelijk besluit telt niet mee bij de vraag of er sprake is van recidive (zie ook punt 4 en 6).
Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien als het college daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Dit wordt aan de hand van de individuele omstandigheden beoordeeld. In dat geval telt het besluit wel mee bij de vraag of er sprake is van recidive.
Van een besluit tot afzien van het opleggen van een maatregel wordt aan de belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan.
Van recidive is sprake als de belanghebbende zich binnen een periode van twaalf maanden na de verzenddatum van de beschikking opnieuw schuldig maakt aan verwijtbaar handelen of nalaten.
Als sprake is van tekortschieten of ernstig tekortschieten (respectievelijk artikel 3 en 4 van de verordening) wordt in geval van recidive het standaardbedrag van de op te leggen maatregel verdubbeld. Als de belanghebbende zeer ernstig tekort is geschoten wordt de standaardperiode verdubbeld.
Indien de belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende vormen van verwijtbaar handelen of nalaten, wordt voor de bepaling van de hoogte en de duur van de maatregel uitgegaan van die gedraging waarop volgens de verordeningen de zwaarste maatregel van toepassing is.
Bij de weging als bedoeld in artikel 7 van de verordeningen spelen de andere verwijtbare gedragingen dan wel een rol.
Het schriftelijke besluit tot opleggen van een maatregel bevat in elk geval een omschrijving van de verwijtbare gedraging, de ingangsdatum, de omvang en de duur van de verlaging van de bijstand en een motivering van de mate van verwijtbaarheid. Ook de afweging of de persoonlijke omstandigheden al dan niet tot aanpassing van de maatregel hebben geleid, wordt gemotiveerd meegedeeld. Een waarschuwing wordt eveneens schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld. Dat is van belang bij eventuele recidive.
7. Categorieën van verwijtbaar handelen of nalaten
De verordening onderscheidt gedragingen in tekortschieten, ernstig tekortschieten en zeer ernstig tekortschieten. De toelichting werkt dat op hoofdlijnen uit. In deze uitvoeringsregels beschrijven wij per categorie de meest voorkomende situaties. Deze opsomming is niet limitatief.
• Het niet meewerken aan het instellen van een verzoek om kinderalimentatie als bedoeld in artikel 56 van de WWB;
- Feitelijke verbale of fysieke agressie zonder dat sprake is van een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.
- zich jegens het college of onder dit college ressorterende personen heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.
8. Maatregel bij bijzondere bijstand
De in artikel 5, lid 2 van de Maatregelenverordening WWB 2006 bedoelde maatregel bedraagt 25% van het recht op bijzondere bijstand met een maximum van € 100,00 bij toepassing van artikel 3 en met een maximum van € 200,00 bij toepassing van artikel 4 van de verordening.
Voor het inleveren van de maandelijkse Rechtmatigheidsonderzoeksformulieren (ROFs) geldt vanaf de inwerkingtreding van deze uitvoeringsregels de volgende procedure.
c. Tot de 14e wordt gecontroleerd of het ROF binnen is. Is dat niet het geval dan volgt een aanmaning en wordt tegelijkertijd een maatregel opgelegd. De eerste keer wordt volstaan met een waarschuwing, bij een eerste recidive wordt een maatregel van € 50,00 opgelegd welk bedrag bij herhaling met stappen van € 50,00 wordt verhoogd.