Organisatie | Brielle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Toelating tot schulddienstverlening Brielle 2012 |
Citeertitel | Verordening Toelating tot schulddienstverlening Brielle 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
geen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | nieuwe regelgeving | 14-02-2012 Briels Nieuwsland - 2012, nr. 8 | sector samenleving |
De raad van de gemeente Brielle
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 3 februari 2012, gelezen het advies van de commissie samenleving d.d. 23 januari 2012
gelet op de algemene zorgplicht van gemeenten voor hun inwoners ingevolge de Gemeentewet
alsmede op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet
overwegende dat de gemeente zoveel mogelijk wenst te anticiperen op het wetsvoorstel Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (kamerstuk 32 291)
vast te stellen de Verordening Toelating tot schulddienstverlening Brielle 2012.
In deze verordening wordt verstaan onder:
schulddienstverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijk persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede nazorg;
Artikel 4 Vorm van de ondersteuning
Fase 1: diagnose, budgetadvies en besluitvorming.
Deze fase is gericht op het stellen van een brede diagnose en resulteert in een eenmalig advies, een besluit van het college tot het doen van een aanbod schulddienstverlening dan wel tot afwijzing daarvan en bestaat uit de volgende voorzieningen:
a. Centraal meldpunt budgetadvies en schuldbemiddeling.b. Indicatiegesprek.c. Budget adviesgesprekken.
Voor de schuldenaar gelden de volgende verplichtingen:
Schuldenaar is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het welslagen van de schulddienstverlening. De medewerking bestaat onder andere uit:a. het, binnen de kaders van de privacybescherming, verlenen van toestemming om de voor de schulddienstverlening van belang zijnde informatie in te winnen bij, en te verstrekken aan derden;b. het volledig meewerken aan het onderzoek naar de mogelijkheden van schulddienstverlening als bedoeld in fase 1;c. het (tijdig) verschijnen op een oproep in het kader van de schulddienstverlening;d. het zich tot het uiterste inspannen betaald werk te behouden dan wel fulltime betaald werk te verkrijgen, tenzij het college voor dit laatste een ontheffing heeft gegeven;e. het treffen van overige maatregelen om de afloscapaciteit te verhogen, waaronder begrepen het beroep doen op alle relevante inkomensverhogende regelingen en het, waar nodig, verkopen van niet noodzakelijke bezittingen;f. geen nieuwe financiële verplichtingen aangaan;g. het stipt nakomen van de met de budgetcoach/schuldbemiddelaar overeengekomen aflossingsverplichtingen;h. het zich houden aan eventuele nadere, schriftelijk, opgelegde individuele verplichtingen; i. het nalaten van hetgeen de realisatie van het traject belemmert.
Onverminderd de overige bepalingen in deze verordening, besluit het college tot beëindiging van de schulddienstverlening indien:
De schulddienstverlening wordt geweigerd indien sprake is van een openstaande fraudevordering bij een bestuursorgaan die betrekking heeft op een periode van 4 jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening en de schuldenaar in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.
Artikel 12 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de schuldenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing hiervan leidt tot onredelijkheid en onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten door de gemeenteraad van Brielle
in de openbare raadsvergadering van 14 februari 2012
De griffier, De voorzitter,
L.C.M. van Steijn Mw. G.W.M. van Viegen
In het beleidsplan Integrale Schulddienstverlening 2012-2015 zijn de kaders van de gemeentelijke schulddienstverlening neergelegd. Het beleidsplan bevat onder meer de missie, visie, beleidsuitgangspunten en doelstellingen van de schulddienstverlening voor de komende jaren. In het beleidsplan wordt geanticipeerd op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet gemeentelijke schulddienstverlening (kamerstuk 32 291), welk voorstel momenteel bij de Eerste Kamer in behandeling is. Bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt de schulddienstverlening een wettelijke taak van de gemeente. Het wetsvoorstel legt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de schulddienstverlening bij het College van Burgemeester en Wethouders. Dit is geregeld in artikel 3 van het wetsvoorstel:
Artikel 3 Verantwoordelijkheid college
Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een persoon fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die persoon in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.
Het wetgevingsproces in Den Haag heeft vertraging opgelopen. Vermoedelijke datum van inwerkingtreding is 1 juli 2012. Gekozen is om ondanks de stagnatie op rijksniveau door te gaan met de lokale beleidsvoorbereiding. Echter, zolang het wetsvoorstel niet in werking is getreden, is de Gemeenteraad op grond van artikel 108 van de Gemeentewet het regelstellende bestuursorgaan. Op grond van artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet is de Gemeenteraad bevoegd om bij verordening regels te stellen, voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij of krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend.
De gemeenteraad acht het noodzakelijk om tot de datum waarop het wetsvoorstel in werking treedt, in deze verordening regels te stellen ten aanzien van toelating, recidive en voorwaarden van de schulddienstverlening die waarborgen dat de uitvoering van de schulddienstverlening zoveel mogelijk in overeenstemming met het wetsvoorstel en de in dat kader vastgestelde beleidsplan Integrale schulddienstverlening 2012-2015 plaatsvindt. Op deze manier weet de burger exact wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schulddienstverlening en waaraan hij zich tijdens het traject dient te houden; de gemeente weet op haar beurt welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schulddienstverlening kan weigeren of beëindigen.
Deze verordening geldt tot aan het moment dat het wetsvoorstel in werking treedt. Na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel komt de regelstellende bevoegdheid te liggen bij het college van burgemeester en wethouders.
De begrippen die in de verordening worden gebruikt en niet gedefinieerd zijn in dit artikel, hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in het wetsvoorstel Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (kamerstuk 32 291).
Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening
Schulddienstverlening staat in beginsel open voor alle natuurlijke personen van de gemeente Brielle van 18 jaar en ouder. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt dus niet gevoerd door de gemeente.
Een uitzondering op deze brede toegankelijkheid wordt gevormd door de zelfstandigen. In eerste instantie dient de zelfstandige zelf te zoeken naar externe financiering door een bank. Daarnaast kan de zelfstandige onder bepaalde voorwaarden een kredietaanvraag indienen bij de gemeente op basis van de Bbz-regeling (Besluit bijstandverlening zelfstandigen). Biedt de Bbz geen uitkomst omdat de onderneming niet levensvatbaar is, dan ligt liquidatie van de onderneming voor de hand.
In dit lid is geregeld dat de (ex) zelfstandige tijdens de liquidatie van de onderneming een beroep kan doen op de schulddienstverlening, onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd. Wellicht ten overvloede zij nog vermeld dat ondernemers die vanuit een rechtspersoon (BV, NV en dergelijke.) opereren niet tot de gemeentelijke doelgroep behoort.
Artikel 3. Aanbod schulddienstverlening
Het college verleent schulddienstverlening indien zij dit noodzakelijk acht. Op deze manier wordt recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf of via zijn sociale netwerk aan te pakken en te regelen, kan schulddienstverlening achterwege blijven.
In dit lid is geregeld in welke situaties het college kan besluiten geen aanbod aan de schuldenaar te doen. Hierbij geldt het uitgangspunt van de selectieve en gerichte inzet van de schulddienstverlening.
Bij het bepalen van de aard van de ondersteuning weegt het college de zaken genoemd onder a t/m g tegen elkaar af. Ook dit lid vloeit voort uit het beleidsmatige uitgangspunt van selectieve en gerichte inzet en het leveren van maatwerk.
In dit lid is geregeld dat het besluit van het college tot het doen van een aanbod, tot het weigeren of beëindigen van de schulddienstverlening vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met ingang van 1 januari 2012 wordt beschouwd als een besluit is in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Artikel 4. Vorm van ondersteuning
In fase 1 van de schulddienstverlening vindt de uitgebreide diagnose van de schuldenproblematiek plaats. Deze fase resulteert in een:
Eenmalig advies, of Besluit tot afwijzing van de schulddienstverlening op grond van één van de afwijzingsgronden uit deze verordening, of Besluit tot toekenning van de schulddienstverlening.
Het besluit tot toekenning gaat gepaard met een “advies op maat”, inclusief een overeenkomst waarin is vermeld wat er van de schuldenaar wordt verwacht en wat hij van de gemeente mag verwachten. Het advies en de overeenkomst worden door de budgetcoach/ schuldbemiddelaar en de schuldenaar voor akkoord ondertekend.
Bij de toekenning wordt bepaald welk traject wordt ingezet:
Traject budgetbegeleiding gericht op beheersbare schulden (fase 2) Traject budgetbegeleiding gericht op saneringsrijp maken (fase 2) Traject schuldbemiddeling (fase 3).
Het begeleidingstraject is gericht op het voorkomen dat de schulden problematisch worden, het creëren van een stabiele situatie en/of het saneringsrijp maken van de schuldenaar. Deze fase onderscheid een tweetal trajecten:
Trajectbegeleiding gericht op saneringsrijp maken: doel van dit traject is de schuldenaar “klaar te stomen” voor het traject schuldsanering. De schuldenaar is saneringsrijp indien hij:i. begrijpt wat zijn eigen aandeel is in de oorzaak van de schulden;ii. beseft wat de impact van het saneringstraject is;iii. overzicht heeft van zijn volledige financiële situatie;iv. een beroep heeft gedaan op alle inkomensverruimende regelingen en ook overigens alle mogelijkheden benut om de financiële situatie te verbeteren, bijvoorbeeld door (extra) te werken;v. werkt aan de psychosociale problemen die ten grondslag liggen aan de problematiek.
Dit traject, dat gericht is op een schuldenvrije toekomst, wordt alleen ingezet als sprake is van een problematische schuldensituatie, de schuldenaar voldoende gemotiveerd en volledig gestabiliseerd is.
Met alle schuldenaren die het traject gericht op beheersbare schulden, traject schuldbemiddeling of het wsnp traject succesvol hebben beëindigd worden tussen de 3 en 6 maanden na de beëindiging van het traject één of meerdere nazorggesprekken gevoerd.
Dit lid behoeft geen nadere toelichting.
Deelname aan de schulddienstverlening is niet vrijblijvend. Aan de schuldenaar wordt een aantal algemene, eventueel aangevuld met nadere (individuele en schriftelijk vastgelegde), verplichtingen opgelegd. De verplichtingen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de schuldhulpverlener en de schuldenaar. Die overeenkomst maakt deel uit van het zgn. “advies op maat”. De verplichtingen gelden voor alle fasen in de dienstverlening.
In het eerste lid gaat het om de nakoming van de inlichtingenplicht.
In het tweede lid gaat het over de nakoming van de medewerkingplicht. Onder a t/m i is geregeld wat hier onder andere onder moet worden verstaan.
Nieuw in het rijtje van verplichtingen is onder meer de invoering van de arbeidsplicht, vergelijkbaar met de bepalingen uit de Wsnp (onderdeel d). Onder het zich “tot het uiterste inspannen” om fulltime werk betaald werk te verkrijgen wordt in ieder geval verstaan:
De schuldenaar stuurt desgevraagd kopieën van sollicitatiebrieven, reacties van werkgevers, inschrijving bij het UWV Werkbedrijf en uitzendbureaus periodiek naar de budgetcoach/ schuldbemiddelaar.
Indien de schuldenaar op medische gronden niet in staat is (fulltime) betaald werk te verrichten, kan de budgetcoach/schuldbemiddelaar namens het college ontheffing verlenen. Schuldenaar dient hiertoe een medische verklaring of medische informatie over te leggen waaruit dit blijkt. Indien hij niet over een (afdoende) medische verklaring of informatie beschikt maar het wel aannemelijk is dat sprake is van medische omstandigheden die de (mate van) arbeidsongeschiktheid beïnvloeden, kan de budgetcoach/schuldbemiddelaar namens het college besluiten dat schuldenaar zich laat keuren door een door het college aan te wijzen deskundige. De kosten van een dergelijke medische keuring komen ten laste van de boedel. Indien het actief in de boedel ontoereikend is, kan hiervoor een aanvraag om bijzondere bijstand worden ingediend.
Artikel 6. Beëindiging schulddienstverlening en hersteltermijn
Indien schuldenaar niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 5 besluit het college om de schulddienstverlening te beëindigen.
Alvorens tot beëindiging te besluiten, wordt schuldenaar eenmaal een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan schuldenaar wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn dient een redelijke te zijn. Wat redelijk is, wordt individueel bepaald.
Artikel 7 . Beëindiginggronden
In dit artikel wordt beschreven wanneer het college kan besluiten de schulddienstverlening, onverminderd de overige bepalingen in de verordening, te beëindigen.
ALGEMENE OPMERKINGEN T.A.V. ARTIKELEN 8 T/M 11
In deze artikelen zijn regels gesteld ten aanzien van de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schulddienstverlening in relatie tot eerdere trajecten/contacten schulddienstverlening. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen.
Deze artikelen gaan evenwel niet alleen over de eigen verantwoordelijkheid, maar ook over de prioriteitstelling en de selectieve en gerichte inzet van de middelen. Keuzes tot al dan niet toelaten tot de schulddienstverlening dienen mede te worden bezien tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare budgetten, formatie en tijd. Niet in de laatste plaats speelt ook de geloofwaardigheid jegens de schuldeisers een essentiële rol bij deze keuzes.
De duur van de weigering is afhankelijk gesteld van de fase waarin de schuldenaar zich in het eerdere traject bevond. Hierbij is het financiële nadeel dat de gemeente heeft als gevolg van de hernieuwde aanvraag het onderscheidend criterium. Hoe intensiever (en dus duurder) het oorspronkelijke traject, des te langer de termijn dat de schuldenaar van schulddienstverlening wordt uitgesloten.
Artikel 8. Recidivisten fase 3
Hierin is bepaald dat recidivisten uit fase 3 gedurende 5 jaar worden uitgesloten van de schulddienstverlening. Hieronder vallen de volgende situaties:
schuldenaren die, binnen 5 jaar nadat het door het college ingezette traject succesvol is afgerond met “schuldenvrij”, opnieuw een beroep doen op de schulddienstverlening van de gemeente, of schuldenaren die, binnen 5 jaar nadat het door het college ingezette traject niet succesvol is afgerond, opnieuw een beroep doen op de schulddienstverlening van de gemeente.
Bij het bepalen of de schuldenaar al eerder gebruik heeft gemaakt van schulddienstverlening van de gemeente telt de ondersteuning die het college heeft aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze verordening ook mee voor het bepalen van de uitsluitingstermijn.
Hierin is bepaald dat de uitsluiting niet geldt voor de dienstverlening van fase 1. Dit betekent dat schuldenaren altijd in aanmerking komen voor een budget adviesgesprek. De enige uitzondering hierop is geformuleerd in artikel 10.
Artikel 9. Recidivisten fase 2
Hierin is bepaald dat recidivisten uit fase 2 gedurende 1 jaar worden uitgesloten van de schulddienstverlening. Hieronder vallen de volgende situaties:
schuldenaren die, binnen 1 jaar nadat het door het college ingezette traject succesvol is afgerond d.m.v. het bereiken van beheersbare schulden of het stadium van saneringsrijp, opnieuw een beroep doen op de schulddienstverlening van de gemeente; schuldenaren die, binnen 1 jaar nadat het door het college ingezette traject niet succesvol is afgerond, opnieuw een beroep doen op de schulddienstverlening van de gemeente.
Bij het bepalen of schuldenaar al eerder gebruik heeft gemaakt van schulddienstverlening telt de ondersteuning die het college heeft aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze verordening ook mee voor het bepalen van de uitsluitingstermijn.
Hierin is bepaald dat de uitsluiting niet geldt voor de dienstverlening van fase 1. Dit betekent dat schuldenaren altijd in aanmerking komen voor een budget adviesgesprek. De enige uitzondering hierop is geformuleerd in artikel 10.
Artikel 10. Recidivisten fase 1
Hierin is bepaald dat schuldenaren die voortijdig uitvallen tijdens fase 1 gedurende een half jaar worden uitgesloten van de schulddienstverlening.
Bij het bepalen of schuldenaar al eerder gebruik heeft gemaakt van schulddienstverlening tellen de contacten van vóór de inwerkingtreding van deze verordening ook mee voor het bepalen van de uitsluitingstermijn.
Hierin is geregeld dat schulddienstverlening wordt geweigerd indien er sprake is van openstaande fraudevorderingen bij een bestuursorgaan (gemeente, UWV, SVB, belastingdienst et cetera) die betrekking hebben op een periode van 4 jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening. Hierbij is (gedeeltelijk) aangesloten bij de uitsluitingsgronden van de Wsnp. Daarin is bepaald dat fraudevorderingen die jonger zijn dan 5 jaar worden uitgesloten in de Wsnp. De gemeente hanteert een uitsluitingstermijn van 4 jaar i.p.v. 5 jaar. Reden hiervan is dat eerdere toelating weinig zinvol is, omdat schuldeisers naar alle waarschijnlijkheid toch niet akkoord zullen gaan met het minnelijke traject. Bij een uitsluitingstermijn van 4 jaar zal, tegen de tijd dat het minnelijke traject is doorlopen, de fraudevordering reeds “tegen de 5 jaar” aan lopen, en kan (waar nodig) alsnog het wettelijke traject succesvol worden aangevraagd.
Fraudevorderingen die betrekking hebben op de periode vóór de inwerkingtreding van de verordening tellen ook mee voor het bepalen van de uitsluitingstermijn.
Hierin is bepaald dat de uitsluiting niet geldt voor de dienstverlening van fase 1. De enige uitzondering hierop is geformuleerd in artikel 10.
Artikel 12. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Op basis van dit artikel kan in een individueel geval de hardheidsclausule worden toegepast die het mogelijk maakt voor de schuldenaar ten gunste af te wijken van hetgeen in de verordening is vastgelegd. Hierbij moet worden getoetst aan de algemene normen van redelijkheid en billijkheid. Toepassing van de hardheidsclausule dient altijd zorgvuldig afgewogen en goed gemotiveerd te worden.