Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Kadernota Wmo-beleid 2008-2011 van de Gemeente Aalsmeer en Gemeente Uithoorn |
Citeertitel | Kadernota Wmo-beleid 2008-2011 van de Gemeente Aalsmeer en Gemeente Uithoorn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage 1 bij hoofdstuk 7 Inventarisatie van huidige voorzieningen in woonzorg zones |
Geen
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2012 | nieuwe regeling | 13-01-2012 Onbekend | Onbekend. |
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) biedt de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn uitdagingen en kansen. Uitgangspunt in beide gemeenten is dat iedereen mee moet kunnen doen.
Om dit te realiseren hebben de gemeenten meer verantwoordelijkheden gekregen. Voor Uithoorn en Aalsmeer betekent dit dat wij gericht kunnen proberen onze inwoners te faciliteren, te laten participeren en te ondersteunen bij het mee doen. Het feit dat in beide gemeenten de gemeenschapszin groot is en dat veel organisaties en instellingen in het maatschappelijke middenveld actief zijn, helpt ons bij het nemen van onze verantwoordelijkheden.
De schaalvergroting in de zorg en andere sectoren vraagt om een adequaat antwoord van onze gemeenten. Om voldoende slagkracht te hebben en om kwalitatief hoge dienstverlening en producten voor onze inwoners te realiseren, hebben wij er voor gekozen samen te werken. Deze samenwerking vindt plaats op zowel het uitvoerend als het beleidsontwikkelende niveau.
Het creëren van synergie tussen de beide gemeenten is niet altijd eenvoudig geweest. Toch zijn wij van mening dat we op de goede weg zijn en deze gezamenlijke beleidsnota is daarvan het resultaat.
Hoewel we op veel punten overeenstemming (hebben) kunnen bereiken, hebben beide gemeenten ook een eigen karakter en eigen identiteit. Daarom is er voor gekozen om in de hoofdstukken duidelijk aan te geven wat het Aalsmeers of Uithoorns beleid is wanneer dit niet voor beide gemeenten gelijk is.
Hiermee hopen wij recht te doen aan de dynamiek van de samenleving en de uniciteit van de bevolking van beide gemeenten.
Uiteraard hebben niet alleen de gemeenten een verantwoordelijkheid om de maatschappelijke ondersteuning vorm te geven. Ook de inwoners van Aalsmeer en Uithoorn hebben een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de inrichting van het eigen leven en de betrokkenheid op elkaar.
De leefbaarheid van de straten, buurten en wijken van de gemeenten is de verantwoordelijkheid van ons allemaal. De gemeenten Aalsmeer en Uithoorn zullen dan ook meer dan in het verleden een beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Dit vraagt een omslag in het denken en doen van ons allemaal. Hier is tijd voor nodig en dit vraagt inspanning van velen. Samen zullen we er aan moeten werken. Deze beleidsnota geeft daarin een voorzet. Op deze manier denken de beide gemeenten, samen met u, invulling te geven aan de Wmo.
Want: de Wmo, dat doen we samen.
1.1 Algemene landelijke uitgangspunten
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Op grond van deze wet hebben de gemeenten een grotere verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke ondersteuning.
In de Wmo is een aantal regelingen en wetten samengevoegd, het betreft hier:
delen uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), waarvan de belangrijkste zijn:
uit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) gaat de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) over naar de Wmo.
De Wmo kent negen prestatievelden waarvoor de gemeenten beleid dienen te ontwikkelen en activiteiten te (laten) ontplooien. Deze prestatievelden zijn:
Het doel van de Wmo is het bevorderen van maatschappelijke participatie. Het landelijke beleid is erop gericht dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en voor anderen (civil society), zodat bij een vraag naar maatschappelijke ondersteuning in eerste instantie gekeken wordt naar de mogelijkheden in de eigen omgeving. Wanneer deze mogelijkheden niet voldoende aanwezig zijn, moet professionele hulpverlening beschikbaar zijn. Hulpverlening kan worden geboden in de vorm van welzijnsvoorzieningen of zorgvoorzieningen.
Uit de Wmo vloeit een aantal verplichtingen voort voor de gemeenten.
De compensatieplicht: de verplichting om belemmeringen als gevolg van een beperking te compenseren. Hierbij gaat het om beperkingen die iemand ervaart bij het voeren van een huishouden, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van mensen en het aangaan van sociale verbanden (artikel 4, Wmo).
Keuzevrijheid in aanbieders van zorg en de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget (artikel 6, Wmo).
Het houden van jaarlijkse cliënttevredenheidsonderzoeken (artikel 9, Wmo).
De één loketbenadering bij het verlenen van AWBZ-zorg en maatschappelijke ondersteuning (artikel 5, Wmo en AWBZ).
Daarnaast bestaan er enkele procesverplichtingen voor de gemeenten:
het betrekken van burgers en organisaties bij de totstandkoming van beleid (artikel 11, Wmo);
het eens per vier jaar opstellen van een Wmo-beleidsplan (artikel 3, Wmo);
het vaststellen van een Verordening maatschappelijke ondersteuning voor individuele voorzieningen (artikel 5 Wmo, en AWBZ);
een monitorings- en verantwoordingsplicht door onder meer publicaties over prestaties, waarbij de horizontale verantwoording aan inwoners en gemeenteraad voorop staat (artikel 9, Wmo).
1.2 Wmo in Aalsmeer en Uithoorn: visie en ambitie
De uitvoering van de Wmo is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De Wmo is een participatiewet. Dit betekent dat de Wmo tot doel heeft burgers volop mee te laten doen aan de samenleving. Daarmee heeft de komst van de Wmo gevolgen voor de beleidsontwikkeling op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning. Om invulling te geven aan de verantwoordelijkheden wordt voorgesteld dat de gemeenten gaan werken op basis van de volgende uitgangspunten.
Deze uitgangspunten kunnen als volgt worden verdiept:
Uitgangspunt 1: betekent concreet dat alle inwoners van Aalsmeer en Uithoorn in staat worden gesteld om een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en rond het huis, zich binnen de gemeente te verplaatsen en sociale contacten te onderhouden ongeacht gebreken.
Uitgangspunt 2: betekent dat de gemeente verwacht van haar burgers dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven. Bij een opkomende vraag naar maatschappelijke ondersteuning verwacht de gemeente dat burgers zelf al het nodige doen om hun beperkingen op te heffen.
Uitgangspunt 3: heeft als doel te benadrukken dat burgers, individueel en binnen sociale verbanden, een verantwoordelijkheid hebben voor elkaar. Bij een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning wordt de eigen rol en de rol van de sociale omgeving benadrukt.
Uitgangspunt 4: heeft tot doel te benadrukken dat het verantwoordelijkheid nemen voor elkaar verder gaat dan de burgers alleen. Ook van instellingen, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven wordt het nemen van verantwoordelijkheid verwacht. Een goed voorbeeld hiervan is de 'beursvloer' die door de stichting Cardanus wordt georganiseerd en waar diensten die door het bedrijfsleven worden aangeboden worden gekoppeld aan vrijwilligersorganisaties. Ook kan gedacht worden aan de sponsoring van de dag van de mantelzorgers.
Uitgangspunt 5: betekent dat de gemeenten niet weglopen voor hun verantwoordelijkheid wanneer de maatschappelijke ondersteuning niet voldoende wordt geboden door het eigen sociale netwerk en maatschappelijk middenveld. Wanneer dat het geval is, zal door middel van het inzetten van welzijnsactiviteiten en zorgvoorzieningen door de gemeenten invulling worden gegeven aan deze verantwoordelijkheid.
Uitgangspunt 6: benadrukt het feit dat de ontwikkeling van de Wmo en de evaluatie van de uitvoering van de Wmo niet alleen een wettelijke verplichting, maar ook daadwerkelijk een gemeenschappelijke inspanning is van burgers, gebruikers van Wmo-voorzieningen, (belangen)organisaties en gemeenten.
Uitgangspunt 7: stelt duidelijk dat maatschappelijke ondersteuning een aanvulling moet zijn op het functioneren van mensen. Dit betekent dat ondersteuning in principe tijdelijk is en zoveel mogelijk gericht is op het compenseren van beperkingen. Mensen in categorieën indelen is hierbij niet wenselijk. Het gaat bijvoorbeeld niet om een bepaalde leeftijd, maar om de beperkingen die burgers ondervinden.
1.3 Trends en ontwikkelingen in Aalsmeer en Uithoorn (Lokale invulling)
Om een beeld te krijgen van de uitdagingen die de komende jaren aandacht zullen vragen van de gemeenten zijn hierna trends en ontwikkelingen benoemd. Door de schaal van Aalsmeer en Uithoorn is specifieke informatie over lokale trends niet direct voorhanden. Daarom is gebruik gemaakt van de landelijke informatie die beschikbaar is. Er is geen reden om te veronderstellen dat de ontwikkelingen in Aalsmeer of Uithoorn in grote mate zullen afwijken van de landelijke trends. Daar waar mogelijk zijn specifieke gegevens van de beide gemeenten toegevoegd. Het betreft hier slechts een beschrijving van geconstateerde trends en ontwikkelingen. Er worden geen conclusies aan deze trends en ontwikkelingen verbonden. De gemeente Aalsmeer en Uithoorn willen in de toekomst voor hun bewoners in brede zin beleid ontwikkelen dat inspeelt op behoeften van de inwoners en de trends die zich voordoen in de lokale samenleving. Daarom gaan beide gemeente gezamenlijk onderzoeken hoe te komen tot een gestructureerd onderzoek dat periodiek onder inwoners gehouden wordt.
Het aandeel van de Aalsmeerse bevolking van 65 jaar en ouder zal in de jaren tot 2020 groeien van 14% naar ruim 20% [1]. Dit heeft consequenties voor de vraag naar zorgvoorzieningen, arbeidsparticipatie en woningbouw. Uit de bevolkingsprognose 2006-2030 van Primos blijkt dat in Uithoorn in 2020 sprake zal zijn van een groei van het aantal inwoners vanaf 55 jaar en ouder met 29%. Daarentegen wordt ook verjonging van de bevolking voorzien. Uit de prognose blijkt dat het aantal jongeren in de categorie 15 tot en met 24 jarigen zal toenemen met bijna 33%. In de leeftijdscategorie van 25 tot en met 29 jaar wordt zelfs eens stijging van 37% voorzien. Ook wanneer er rekening gehouden wordt met het vertrek van een deel van deze jongeren naar elders [2]. Ook in Aalsmeer zal het aantal jongeren in de categorie 15 tot 24 jarigen toenemen. Vergeleken met de cijfers van 2005 zal deze categorie met ongeveer 30% stijgen.
De afgelopen jaren lijkt de samenleving steeds meer geïndividualiseerd te zijn en zijn burgers over het algemeen mondiger geworden. Een gevolg hiervan is dat algemene voorzieningen niet meer aansluiten bij de vraag en behoeften van individuele burgers. Een ander gevolg is dat burgers op een andere wijze maatschappelijk betrokken zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de betrokkenheid van burgers op elkaar. Ook door de instroom van nieuwe burgers, zowel autochtoon als allochtoon, staat de sociale samenhang onder druk. Met name in de nieuwe wijken van Aalsmeer is de sociale samenhang een aandachtspunt.
Vermaatschappelijking van de zorg
De vermaatschappelijking van de zorg betekent onder andere dat meer mensen met beperkingen zelfstandig blijven wonen. Hierdoor zal een groter beroep worden gedaan op mantelzorgers, vrijwilligers en de gemeenschap. Hiermee kan de balans tussen zorg en arbeid onder druk komen te staan. Denk hierbij aan de nadruk op deelname aan de arbeidsmarkt die voortkomt uit bijvoorbeeld de Wet Werk en Bijstand (WWB).
De samenleving stelt voortdurend nieuwe eisen aan burgers. Ontwikkelingen volgen elkaar in een hoog tempo op. Dit vraagt veel van de burgers op het gebied van arbeid en zorg, zelfredzaamheid, digitalisering en informatievergaring. Sommige burgers zijn niet in staat om alle ontwikkelingen te volgen. Met name deze categorie burgers heeft moeite keuzes te maken, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, kinderopvang, enzovoorts. Voorkomen dient te worden dat deze categorie de aansluiting mist met de maatschappij.
Gezien de impact die de ziekte van Alzheimer heeft op het functioneren van burgers en de gevolgen voor het mee doen aan de samenleving willen wij deze ziekte hier noemen. De komende jaren dreigt er een forse toename van het aantal dementerenden. Gezien het feit dat veel van deze patiënten thuis wonen heeft dit grote gevolgen voor diegenen die met deze patiënten samenwonen. Deze mantelzorgers verdienen onze aandacht. De komende decennia zal het landelijk aantal dementerenden stijgen van 250.000 nu naar rond de 600.000 in 2050.
Op dit moment wordt het aantal dementerenden voor de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn geschat op 300. Van groot belang is dat deze problematiek tijdig wordt gesignaleerd zodat in een vroeg stadium met medicatie kan worden begonnen.
Veel burgers in Aalsmeer en Uithoorn zijn gericht op anderen, gaan relaties aan en zijn in staat die te onderhouden. Bezien vanuit deze gewenste rol zijn de burgers bereid om op basis van wederkerigheid kwetsbare medeburgers te helpen via vrijwilligerswerk en mantelzorg.
Het maatschappelijk middenveld: instellingen en bedrijfsleven
De gemeente kan het Wmo-beleid niet alleen realiseren. Voor het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven zijn hierin ook belangrijke rollen weggelegd. Instellingen staan midden in de samenleving en kunnen goed duidelijk maken wat er precies aan de hand is. Zij bieden burgers met hun activiteiten tal van mogelijkheden om mee te doen. De instellingen leveren hun diensten direct of indirect aan de klant. Zij werken daarbij nauw samen met andere organisaties. Bepaalde instellingen bereiken daadwerkelijk geïsoleerde en maatschappelijk kwetsbare burgers. Ook het bedrijfsleven neemt zijn verantwoordelijkheid en doet mee aan het optimaal laten participeren van burgers.
De gemeenten hebben de regierol in het Wmo-beleid. Op basis van inspraak en participatie draagt de gemeente zorg voor het beleidsplan Wmo waarin de visie en ambitie van de gemeente over de Wmo zijn opgenomen. Op basis van dit beleidsplan voeren de gemeenten de regie over de uitvoering van het Wmo-beleid. Hiertoe kunnen de gemeenten de volgende sturingsinstrumenten gebruiken:
Convenanten: door een convenant op te stellen kan de gemeente partners betrekken bij de uitvoering van de Wmo en aanspreken op de verantwoordelijkheden.
Kengetallen: het gebruik van kengetallen stelt de gemeenten in staat om het Wmo-beleid en de uitvoering daarvan te evalueren en waar nodig te herzien. Uiteraard zijn er verschillende kengetallen denkbaar zoals over de vraag van de klant en informatie die beschikbaar komt uit dienstverleningsovereenkomsten met zorginstellingen. Bij het verlenen van subsidie kunnen voorwaarden gesteld worden aan de te leveren prestaties en de informatievoorziening over de geleverde prestaties.
1.5 Verantwoording over prestaties
In artikel 9 van de Wmo is geregeld dat de gemeenten prestatiegegevens over de maatschappelijke ondersteuning registreren en jaarlijks voor 1 juli publiceren. Binnen de Wmo ligt de nadruk op verantwoording afleggen aan de eigen inwoners. Ook verwacht het Rijk dat gemeenten gegevens beschikbaar stellen om tot een vergelijkend overzicht van alle gemeenten te komen.
Door het opstellen van een prestatierapport zal jaarlijks verantwoording worden afgelegd. In dit prestatierapport zal verslag worden gedaan van de resultaten op de geformuleerde doelstellingen en de daartoe ondernomen acties. Op dit moment loopt er een regionaal overleg over het ontwikkelen van een monitor die de resultaten van het Wmo-beleid in beeld moet brengen. Het is nu nog te vroeg hierover praktische uitkomsten te melden. In het genoemde prestatierapport zal verder verslag worden gedaan van de resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek dat zal worden uitgevoerd onder inwoners die een beroep hebben gedaan op maatschappelijke ondersteuning.
In het eerste kwartaal van 2008 zal in beide gemeenten een evaluatie plaatsvinden van de toekenning en levering van individuele voorzieningen.
1.6 Samenwerking Aalsmeer en Uithoorn
Met het aanbieden van deze beleidsnota wordt een gezamenlijk traject afgerond van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn. Tijdens dit traject is door verschillende beleidsmedewerkers intensief samengewerkt. Aan het opstellen van gezamenlijke hoofdstukken komt nu een einde. Echter in de praktische uitwerking en uitvoering van het beleid zullen beide gemeenten met elkaar blijven samenwerken.
Verschillende onderdelen van het beschreven beleid zijn reeds bekend en sommige onderdelen staan nog aan het begin van ontwikkeling. Met name de onderwerpen mantelzorg en in mindere mate, vrijwilligerswerk zijn relatief nieuwe onderwerpen waar met de komst van de Wmo extra aandacht voor gevraagd wordt. Hierdoor wijken deze hoofdstukken af van de overige hoofdstukken in deze nota.
Afwijkend in de zin dat deze onderwerpen wat uitgebreider worden beschreven.
De samenwerking van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn is ondersteund door de provincie Noord-Holland. Met het beschikbaar stellen van een subsidie heeft de provincie de intensieve samenwerking en de drie participatieavonden financieel mogelijk gemaakt.
Er zijn verschillende manieren om een beleidsnota Wmo vorm te geven. Het had in de lijn der verwachtingen gelegen om de nota aan de hand van de prestatievelden vorm te geven. Werkende weg werd echter duidelijk dat prestatievelden samenhang vertonen en dat een clustering van elkaar aanvullende prestatievelden leidde tot een logisch opgebouwde nota. De aan het begin van deze inleiding genoemde prestatievelden van de Wmo vindt u geclusterd terug in de verschillende hoofdstukken van deze nota. Het onderwerp participatie en communicatie heeft een duidelijke relatie met het prestatieveld 3. Het hoofdstuk over sociale samenhang en leefbaarheid vloeit rechtstreek voort uit prestatieveld 1. Vrijwilligerswerk en mantelzorg komt voort uit prestatieveld 4. Het hoofdstuk Voorzieningen en Loket heeft met name een relatie met twee prestatievelden: prestatieveld 3 en 6. Het preventief jeugdbeleid vloeit voort uit prestatieveld 2. De hoofdstukken 6 en 7 komen beide voort uit prestatieveld 5. En in hoofdstuk 9 worden prestatieveld 7, 8 en 9 beschreven.
De financiële gegevens in de diverse hoofdstukken zijn de bedragen van 2007. De bedragen voor de komende jaren kunnen hiervan afwijken. In hoofdstuk 10 wordt een breder financieel perspectief geschetst waarin wel inzicht wordt gegeven in de ontwikkeling van de komende jaren.
Tot slot zij benadrukt dat waar over 'zijn' wordt gesproken (in de zin van de burger wordt aangesproken om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen) dit ook als haar eigen verantwoordelijkheid gelezen kan worden.
Hoofdstuk 2 Participatie en Communicatie
2.1 Participatie Wmo Aalsmeer en Uithoorn
De centrale doelstelling van de Wmo is zorgen dat alle inwoners kunnen “meedoen”. Dit meedoen, heeft betrekking op het maatschappelijk participeren. Daarnaast wordt in de Wmo geregeld dat de beleidsontwikkeling met behulp van burgers en (belangen)organisaties tot stand moet komen. Beide gemeenten hebben de afgelopen jaren op verschillende manieren invulling gegeven aan burgerparticipatie. In dit hoofdstuk gaat het specifiek over de beleidsparticipatie op basis van artikel 11 van de Wmo.
Bij het opstellen van de kadernota's inzake de nieuwe taken zijn participatiebijeenkomsten georganiseerd. Deze bijeenkomsten hebben plaatsgevonden in het najaar van 2005. Er is gediscussieerd over de uitgangspunten van de taken die met de komst van de Wmo naar de gemeenten werden overgedragen. Bij de totstandkoming van de Verordening Wmo, het financiële Besluit en de Beleidsregels is in 2006 en 2007 geparticipeerd door de Seniorenraden en Participatieraden voor gehandicaptenbeleid (PRG). In het voorjaar van 2007 is in Aalsmeer een participatieavond georganiseerd over het welzijnsbeleid. Dit betrof een discussie die vooral in Aalsmeer noodzakelijk was vanwege de vragen over het voortbestaan van de Stichting Welzijn Ouderen Aalsmeer (SWOA). De uitkomsten van deze discussie en de beleidswijzigingen op het gebied van welzijnsvoorzieningen, zullen in een apart voorstel aan de gemeenteraad van Aalsmeer worden aangeboden. Ook is met inbreng vanuit het veld vorm gegeven aan de 1-loket functie. In juli 2007 zijn in Aalsmeer en Uithoorn in totaal drie participatieavonden georganiseerd over leefbaarheid & sociale samenhang, mantelzorg & vrijwilligers, en in Aalsmeer over enkele aspecten van het jeugdbeleid.
Tot nu toe zijn de bijeenkomsten met name inventariserend van aard geweest. Wensen en behoeften, problemen en knelpunten, oplossingen en kansen zijn geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisaties zijn de beleidsonderdelen verder uitgewerkt in dit beleidsdocument.
Binnen het project Wonen, Welzijn en Zorg, dat in 2004 is ontwikkeld, wordt ongeveer twee keer per jaar een participatieavond georganiseerd. Bij deze bijeenkomsten zijn de wijkraden, buurtoverleggen, de diverse adviesraden, sleutelfiguren uit het veld, diverse instellingen/organisaties, gemeenteraden en burgers betrokken.
Beleidsonderdelen van Wmo zijn zowel in Aalsmeer als in Uithoorn tot stand gekomen via formele inspraak (wettelijke inspraak op basis van inspraakverordening) en via informele inspraak (participatie). Per prestatieveld is een participatietraject doorlopen. Ieder traject heeft een analyse doorlopen op het gebied van doelstelling, actoren, vorm en uitkomsten.
Participatie kent verschillende niveaus (zie onderstaande participatieladder). De niveaus gaan van informeren, raadplegen en adviseren naar coproduceren en meebeslissen. Binnen de ladder van participatie heeft de Wmo beleidsontwikkeling zich gericht op het niveau van raadplegen en adviseren.
Verschillende niveaus van de Participatieladder [3]:
Adviseren: politiek en bestuur stellen in beginsel de agenda samen, maar geven betrokkenen gelegenheid om problemen aan te dragen en oplossingen te formuleren, waarbij deze ideeën een volwaardige rol spelen in de ontwikkeling van het beleid. De politiek verbindt zich weliswaar aan die volwaardige rol van de ontwikkelde ideeën, maar kan bij uiteindelijke besluitvorming hiervan (beargumenteerd) afwijken.
In de bijlage staat schematisch opgenomen welke bijeenkomsten voor welke onderwerpen hebben plaatsgevonden (zowel in Aalsmeer en Uithoorn) en wat in de toekomst nog georganiseerd gaat worden. In het vervolg blijft het van belang duidelijk te bepalen en te communiceren wat het doel is van de participatie.
2.4 Huidige en toekomstige situatie
Het onderdeel sociale samenhang en leefbaarheid wordt in 2007 verder uitgewerkt in een plan van aanpak. Dit (gezamenlijke) plan van aanpak zal opgesteld moeten worden in samenwerking met buurtbeheer (Uithoorn) en wijkgericht werken (Aalsmeer). De organisatie van de buurtconferenties (Uithoorn) en het doorontwikkelen van het wijkgericht werken (Aalsmeer) vormen goede aanknopingspunten voor dit plan van aanpak. Met name tijdens de participatiebijeenkomsten sociale samenhang & leefbaarheid en vrijwilligers & mantelzorgers zijn bouwstenen gelegd. Het is zaak om hier verder mee aan de slag te gaan. De sociale kaart moet zichtbaar worden gemaakt. Het Wmo-beleid (rol gemeente), 1-loket, digitaal loket, wijkraden, diverse participatieraden, etc. moeten een sluitend geheel vormen om de uitvoering van Wmo mede vorm te geven en uit te dragen. Initiatieven en samenwerking moeten verder worden gestimuleerd.
Om de structurele participatie vorm te geven is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om te komen tot de oprichting van Wmo-raden. Uit het onderzoek dat tot stand is gekomen met de inbreng vanuit de seniorenraden en de participatieraden voor gehandicaptenbeleid komt het volgende beeld naar voren: geadviseerd wordt voor Uithoorn een Wmo-raad in te stellen met een brede deelname uit verschillende organisaties. Voor Aalsmeer wordt geadviseerd om de drie formele raden (PRG, Seniorenraad en Jongerenraad) te blijven consulteren voor adviezen over Wmo-beleid. De raden zorgen onderling voor afstemming en stellen daartoe een agendacommissie in. Een formele reactie op de adviezen moet nog geformuleerd worden. Dit zal in de tweede helft van november/ begin december gebeuren.
Verder ligt er een taak voor de gemeenten om ook andere organisaties van cliëntgroepen bij de ontwikkeling van de structurele participatie te betrekken. In Aalsmeer speelt hierbij het verlangen om hierbij ook kerken te betrekken.
Naast participatie speelt communicatie bij de voorbereiding, implementatie en uitvoering van de Wmo een cruciale rol. Communicatie en participatie liggen in elkaars verlengde. Bij participatie gaat het om burgers die zijn aangewezen op Wmo-voorzieningen in de sfeer van zorg en welzijn. Naast deze voorzieningen moet er ook verder worden geparticipeerd op een onderwerp als sociale samenhang en leefbaarheid. Bij communicatie gaat het over het informeren van alle inwoners die een beroep doen op maatschappelijke ondersteuning of wellicht in de toekomst een beroep gaan doen. Er is een duidelijke relatie tussen de communicatiebehoefte van burgers die (actief) geparticipeerd hebben en de eerste drie treden van de participatieladder.
Er zijn twee communicatiedoelstellingen te benoemen:
het informeren over de inhoud en de stand van zaken van de Wmo;
het creëren van draagvlak voor en betrokkenheid bij de Wmo.
Met de eerste doelstelling wordt beoogd dat de kennis van burgers en instellingen over de Wmo en het gemeentelijk beleid ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning wordt vergroot. Burgers weten wat er voor hen persoonlijk gaat veranderen. De burgers weten dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven en verantwoordelijkheid hebben voor het welbevinden van anderen. Ook dient duidelijk te zijn voor burgers en instellingen welke verantwoordelijkheid de gemeenten nemen voor maatschappelijke ondersteuning.
De tweede doelstelling betreft de houding en het gedrag van burgers ten aanzien van de Wmo. De burgers weten op welke wijze zij invloed kunnen hebben op de beleidsontwikkeling rondom maatschappelijke ondersteuning. Relevante doelgroepen worden geïnformeerd, gefaciliteerd en gemotiveerd om te participeren en van inspraakmogelijkheden gebruik te maken. Burgers en instellingen zijn en blijven betrokken bij een brede visie op maatschappelijke ondersteuning.
Op dit moment dienen met name de Wmo-website en nieuwsbrieven als middelen om de doelgroepen te informeren. Ook worden participatiebijeenkomsten gebruikt om de hierboven geformuleerde gemeentelijke doelstellingen te bereiken. Om deze doelstellingen inhoudelijk verder uit te werken, dient het communicatieplan regelmatig geactualiseerd te worden.
Om de communicatie en participatie de komende jaren verder uit te voeren wordt ingeschat dat hiervoor jaarlijks een bedrag noodzakelijk is van € 25.000,-. Dit bedrag moet worden gedekt uit de middelen die door het Rijk beschikbaar worden gesteld voor de Wmo. Dit is hetzelfde budget waaruit de huishoudelijke verzorging wordt gefinancierd. Om ieder misverstand te voorkomen wordt benadrukt dat de financiering van de communicatie geen gevolgen zal hebben voor de financiering van de huishoudelijke verzorging.
Hoofdstuk 3 Sociale samenhang en leefbaarheid
Sociale samenhang en leefbaarheid is een breed prestatieveld. De beleidsvelden die hieronder vallen beïnvloeden intensief het woon- en leefklimaat in de wijken en buurten. Eén van de doelstellingen van de Wmo is om betrokkenheid van burgers bij de samenleving en van burgers onderling te vergroten.
Sociale samenhang en saamhorigheid tussen jong en oud, gezonde burgers en burgers met een beperking en tussen allochtoon en autochtoon. Voor beide gemeenten liggen er uitdagingen op het gebied van het versterken van de sociale samenhang. De rol die de het maatschappelijk middenveld (verenigingen, organisaties en instellingen) hierbij speelt is groot. Ook de rol van de kerken kan hierbij niet onvermeld blijven. Het is echter ook van belang in het oog te houden dat mensen veel verschillende verbanden hebben waarin zij elkaar ontmoeten en dat de lokale overheid daar niet altijd een plaats in heeft of moet willen hebben.
Verder is het van groot belang dat het vrijwilligerswerk en de mantelzorg worden ondersteund en op peil blijven. Dit alles in een maatschappelijke setting waarin voortdurend de nadruk wordt gelegd op arbeidsparticipatie. Mantelzorgondersteuning en vrijwilligerswerk worden beschreven in hoofdstuk 4 van deze beleidsnota. In dit hoofdstuk willen wij ons concentreren op de thema's:
Met name de toegankelijkheid van wijken en buurten en het bevorderen van het levensloopbestendig bouwen en wonen zijn zaken die in hoofdstuk 7 Wonen, Welzijn & Zorg, worden besproken.
De gemeente Aalsmeer streeft naar een hoog voorzieningenniveau. De afgelopen jaren is beleid vastgesteld over het voorzieningenniveau en de gewenste spreiding over de drie dorpskernen.
Geconstateerd is dat het voorzieningenniveau in de kern Oost te laag is. Hierbij valt te denken aan het nog onvoldoende aanwezig zijn van basisvoorzieningen. Dit betekent dat er ook te weinig voorzieningen zijn voor jongeren in de kern Oost. Dit laatste geldt overigens ook voor Kudelstaart. De gemeente is bezig om beleid te ontwikkelen om een structurele jongerenvoorziening te realiseren en passende activiteiten voor tieners en jongeren in Oost en Kudelstaart. Voor Nieuw Oosteinde is een apart plan opgesteld. Naast de nieuwe Brede School De Mikado worden plannen voor een wijksteunpunt voorbereid. De gemeente wil wel accommodaties faciliteren, maar niet zelf eigenaar worden van nieuw te bouwen accommodaties. Indien niet anders mogelijk, wordt de accommodatie kostendekkend verhuurd. Verder heeft de gemeente zich niet expliciet uitgesproken wie wel en wie niet wordt gefaciliteerd en hoe de exploitatie vorm wordt gegeven. Dit accommodatiebeleid wordt de komende periode verder uitgewerkt.
De gemeenschapszin in Aalsmeer is groot en de kerken spelen daarbij een belangrijke rol.
De ondernemingszin is van oudsher ook groot. Het doen staat voorop. Veel activiteiten worden ondernomen zonder de directe inbreng van de gemeente. Anderzijds wordt er min of meer gerekend op ondersteuning van initiatieven door de gemeente wanneer partijen onvoldoende (eigen) financiële middelen hebben. De keerzijde van een sterke sociale samenhang in een dorpscultuur is dat misstanden niet snel zichtbaar worden als gevolg van (vermeende) sociale controle. Hierdoor bestaat ook de mogelijkheid dat er geen beroep op professionele ondersteuning wordt gedaan.
Met de instroom van nieuwe inwoners in Nieuw Oosteinde (nieuwbouw), die nog veelal gebonden zijn aan Amstelveen, ontstaat voor Aalsmeer een nieuw probleem. Hoe ontstaan sociale verbanden tussen buurtbewoners en welke rol kan de gemeente hierin spelen?
In Aalsmeer wordt sinds 2002 gewerkt met wijkgericht werken. Hierbij staat de zorg voor de verbetering van de directe leefomgeving centraal. Binnen het wijkgericht werken wordt samengewerkt door burgers, vertegenwoordigers van wijk- en dorpsraden, woningcorporaties, bewonerscommissies, middenstand, politie, onderwijs en gemeente. Binnen de zes wijkplatforms wordt door genoemde personen en organisaties samengewerkt op onderwerpen als: de inrichting van de openbare ruimte, het groen, de straten, het verkeer, zorgvoorzieningen en veiligheid. Idealiter zou de mening van de burger hier goed naar voren moeten komen. Direct betrokkenen weten immers vaak precies wat er in de eigen wijk speelt.
Verder wordt binnen de gemeente Aalsmeer gewerkt met een "Stimuleringsfonds buurtinitiatieven" ter stimulering van de leefbaarheid van de wijken. De doelstellingen van dit fonds zijn:
De gemeente Uithoorn heeft zich tot doel gesteld om haar inwoners met de beschikbare middelen een hoogwaardig pakket aan voorzieningen op het gebied van zorg, welzijn, onderwijs, cultuur, sport en recreatie aan te bieden. Er zit dynamiek in Uithoorn en De Kwakel en de gemeenteraad wil deze kracht in de samenleving benutten. Gestreefd wordt naar een aantrekkelijk en leefbaar Uithoorn. Veel
inwoners geven zelf vorm aan de leefbaarheid van hun straat en buurt. De gemeente Uithoorn heeft hierin een voorwaarde scheppende en faciliterende rol. In de komende vier jaar wordt verder gewerkt aan de invoering van buurtgericht werken in Uithoorn. Het beleid van de gemeente Uithoorn is er op gericht om per buurt een cluster van voorzieningen te hebben. De inhoud daarvan is per buurt verschillend en afhankelijk van de behoefte van de buurt. Ook voor de wensen van de jongeren in de buurten wil de gemeente Uithoorn voldoende aandacht hebben.
Primair faciliteert de gemeente Uithoorn twee ontwikkelingen die bijdragen aan vergroting van de sociale samenhang en leefbaarheid van de buurt: buurtbeheer en een centrale buurtvoorziening (wijksteunpunt). Op dit moment wordt gewerkt aan:
De ontwikkeling van wijksteunpunten als centrale voorziening in de buurt. In de buurt Zijdelwaard is al een wijksteunpunt gerealiseerd en binnenkort wordt gestart met de verdere ontwikkeling van ’t Buurtnest tot wijksteunpunt. Buurthuis Ponderosa doet op dit moment in ieder geval tijdelijk dienst als wijksteunpunt. De mogelijkheden voor een structurele voorziening in deze buurt worden nader bekeken.
Uit de participatiebijeenkomsten zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen. Tijdens deze bijeenkomsten is in de discussies over sociale samenhang en leefbaarheid uitvoerig gesproken over jeugdoverlast. Als oplossingsrichting werd gesproken over het verruimen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding. Deze problematiek en de mogelijke oplossingsrichting wordt verder uitgewerkt in het kader van het jeugdbeleid.
Schoon, heel en veilig en het inrichten van de wijken
De vele obstakels en ontoegankelijke trottoirs worden als problematisch ervaren. Velen herkennen zich in het beeld van rommelige straten waar ouderen en mensen met een beperking zich moeizaam kunnen voortbewegen. De praktische resultaten van de schouwen komen niet voor iedereen herkenbaar terug in vervolgacties. Op dit punt werd nog benadrukt dat meldingen van burgers over genoemde zaken voortvarender moeten worden opgepakt.
Voor burgers die al langer in Aalsmeer wonen en nieuwkomers (zowel autochtoon als allochtoon) geldt dat men langs elkaar heen leeft. Als mogelijke oplossing voor het gesignaleerde probleem werd voorgesteld dat verenigingen met verschillende culturele achtergronden gezamenlijk gehuisvest kunnen worden. Verder werd benadrukt dat de communicatie tussen de verschillende groepen versterkt moet worden. Ook werd gepleit voor het vergroten van de ontmoetingsmogelijkheden.
Basisvoorzieningen spelen hierbij een belangrijke rol.
Knelpunten in wijken en buurten
Een belangrijk knelpunt is de onevenwichtige wijksamenstelling. Dit betekent concreet dat burgers problemen hebben met het feit dat mensen met gedragsproblemen bij elkaar geplaatst worden. Ook de geconcentreerde huisvesting van veelal buitenlandse werknemers werd geproblematiseerd. Als voorbeeld werd genoemd het in één woning huisvesten van veel werknemers die daardoor op uiterst primitieve wijze moeten leven en (mogelijk daardoor) overlast veroorzaken. In het algemeen werd het gebrek aan gemeentelijke grip op het toewijzen van woningen betreurd en bekritiseerd.
Ook wordt overlast van jongeren ervaren. Benadrukt werd dat een eigen ruimte voor jongeren van groot belang is. Ook werd aandacht gevraagd voor de beschikbaarheid van de bestaande voorzieningen, zoals de openingstijden van jongerencentra. Ook werd benadrukt dat niet moet worden gegeneraliseerd, maar dat de groep overlastgevende jongeren een minderheid betreft.
Schoon, heel en veilig en de inrichting van buurten
Wanneer de doelstelling is dat burgers langer zelfstandig blijven wonen, houd daar dan rekening mee bij de inrichting van de wijken. Zorg dan ook voor voldoende geschikte woningen.
Algemene voorzieningen, maar ook culturele voorzieningen zijn belangrijke ontmoetingsplekken.
Het is van groot belang dat bij de inrichting van basisvoorzieningen ook mensen met een beperking worden betrokken. Voor het betrekken van jongeren bij de buurten is het onvoldoende dat het jongerensteunpunt slechts een paar uur in de week is geopend. Als algemeen uitgangspunt wordt opgemerkt dat wijkbewoners zich bewuster en constructiever naar elkaar zouden kunnen opstellen.
Gepleit wordt voor het op een positievere manier kijken naar andere generaties en andere culturen.
De gezondheidsvoorzieningen zijn soms moeilijk te bereiken met het openbaar vervoer.
De informatievoorziening over buurtbeheer, voorzieningen en initiatieven op buurtniveau kan worden verbeterd zodat de betrokkenheid van burgers wordt vergroot.
Een aandachtspunt is het aantal voorzieningen voor ouderen die alleen wonen. Dit geldt ook voor de voorzieningen voor dementerende bejaarden. Hierbij is het ook van belang dat de signaleringsfunctie wordt vergroot. Dit is een onderwerp dat geagendeerd zou moeten worden op het buurtoverleg.
Verder is het van groot belang dat de persoonlijke contacten op buurtniveau worden verstevigd en dat er een relatie wordt gelegd met het vrijwilligerswerk.
3.4 Gewenste situatie over 4 jaar en activiteiten
In Aalsmeer wordt het wijkgericht werken op dit moment doorontwikkeld. Concreet betekent dit dat de nadruk op de fysieke omgeving zal worden verbreed. Naast de blijvende aandacht voor de fysieke leefbaarheid zal binnen het wijkgericht werken meer aandacht besteedt gaan worden aan sociale samenhang en veiligheid voor inwoners (kinderen, jongeren en ouderen) in Aalsmeer. Aansluiting dient gezocht te worden bij het integrale veiligheidsbeleid, lokaal jeugdbeleid en onderwijsbeleid.
In Uithoorn is in 2007 gestart met het ontwikkelen van buurtprogramma's. Door middel van het organiseren van buurtconferenties worden de verschillende problemen in beeld gebracht. In de komende jaren dienen in totaal zeven buurtprogramma’s te worden opgesteld. De looptijd van de buurtprogramma's is twee jaar. Ook is het de bedoeling dat er input wordt geleverd op onderwerpen als sociale samenhang, leefbaarheid en dergelijke. Daarnaast is het integraal veiligheidsbeleid vastgesteld waarin naast de veiligheid de leefbaarheid een belangrijk onderdeel is.
Uithoorn blijft werken aan hoogwaardige voorzieningen waarbij aandacht is voor het verruimen van de mogelijkheden voor individuele sportvoorzieningen, het accommodatiebeleid, het laagdrempelig kennis laten maken van jongeren met het lokale aanbod van culturele, creatieve, natuur- en milieuactiviteiten. Ook wil Uithoorn de leefbaarheid vergroten door de gemeente zwerfvuilvrij te maken.
De komende tijd zal beoordeeld moeten worden of beide gemeenten tot een gezamenlijk plan van aanpak op het gebied van sociale samenhang en leefbaarheid kunnen komen of dat de aanpak afzonderlijk zal plaatsvinden. Voorlopig nemen wij het opstellen van buurtprogramma's (Uithoorn) en het doorontwikkelen van wijkgericht werken (Aalsmeer) als afzonderlijke trajecten op.
Mede op basis van de participatiebijeenkomsten en signalen uit de samenleving zal de komende jaren gewerkt worden aan het realiseren van de volgende doelstellingen:
Hoofdstuk 4 Vrijwilligerswerk en mantelzorg
Binnen de Wmo is een belangrijke rol ingeruimd voor het vrijwilligerswerk en de mantelzorg.
Het gaat om het stimuleren en optimaliseren van de informele netwerken van vrijwilligers en mantelzorgers. Het is echter vooraf van belang een goed onderscheid te maken tussen vrijwilligerswerk en mantelzorg. Hoewel vrijwilligerswerk en mantelzorg vaak in één adem worden genoemd, is ook duidelijk dat mantelzorg verschilt van vrijwilligerswerk.
Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. Vrijwilligerswerk is vrijwillig, maar niet (altijd) vrijblijvend.
Vrijwilligerswerk wordt op heel veel maatschappelijke terreinen verricht door diverse mensen en organisaties. Benadrukt moet worden dat dè vrijwilliger niet bestaat. Ook is het van belang aan te geven dat in dit hoofdstuk met name de vrijwilliger in de zorg centraal staat. Dit neemt niet weg dat de gemeenten zich bewust zijn van het feit dat er zeer veel vrijwilligers op andere terreinen zoals in de sport en cultuur actief zijn.
Bij mantelzorg is er veel minder sprake van een vrije keuze. Mantelzorg overkomt mensen en men kan zich er normaal gesproken moeilijk aan onttrekken. De mantelzorger handelt veelal vanuit een plichtsgevoel als gevolg van de persoonlijke relatie met de zorgbehoevende. Mantelzorg gaat alleen over zorg en er bestaat een aanzienlijk risico op overbelasting van de mantelzorger als gevolg van deze zorg voor de naaste. Bij vrijwilligerswerk zal daarvan normaal gesproken niet zo gauw sprake zijn omdat de vrijwilligers beter in staat zijn om de omvang van hun inzet te bepalen èn te bewaken.
Vrijwilligerswerk en mantelzorg vormen weliswaar samen één prestatieveld in de Wmo, maar het is wel noodzakelijk beide onderwerpen goed te onderscheiden en hiermee in de beleidsontwikkeling rekening te houden. In dit hoofdstuk worden vrijwilligerswerk en mantelzorg in verschillende paragrafen behandeld.
Het vertrouwde beeld van de vrijwilliger die tot in lengte van dagen verbonden blijft aan hetzelfde vrijwilligerswerk is zich aan het wijzigen. De maatschappelijke betrokkenheid is er weliswaar nog steeds, alleen vrijwilligerswerk wordt meer divers van karakter en individualistischer ingevuld.
Doelgerichte, kortdurende inzet komt steeds vaker voor. De vrijwilligers worden ook mondiger, zelfbewuster en kritischer naar de organisatie waarvoor zij zich (willen) inzetten. Ze vragen om duidelijkheid in taken, verantwoordelijkheden en tijdsinvestering.
Daarnaast is er ook sprake van toenemende regeldruk. Regels in het belang van veiligheid en bescherming van de gezondheid (Arboregels, brandveiligheid en sociale hygiëne) vragen om meer investeringen door vrijwilligersorganisaties als het gaat om kennis, maar ook in materieel en gebouwen.
In een recent verschenen publicatie van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) wordt een beeld geschetst van de toekomstige ontwikkeling van het vrijwilligersaanbod. Deze publicatie, getiteld “Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015”, is op verzoek van het ministerie van VWS gemaakt.
De belangrijkste conclusies zijn:
onzekere beleidsfactoren zijn de Wmo en de uitwerking van de maatschappelijke stages;
Monitor Lokaal Vrijwilligerswerk
In gegevens van de Monitor Lokaal Vrijwilligerswerk 2003-2004 (bron: CIVIQ, een landelijke organisatie voor vrijwilligerswerk) komen per onderwerp de volgende feiten en cijfers in het vrijwilligerswerk naar voren.
Van alle organisaties geeft ca. 35% aan dat er een tekort aan vrijwilligers is. In de sector zorg en hulpverlening wordt het hoogste percentage organisaties genoteerd (47%), dat een tekort aan vrijwilligers zegt te hebben. Echter de cijfers moeten enigszins genuanceerd worden. Het is namelijk niet altijd duidelijk of organisaties aangeven behoefte aan vrijwilligers te hebben omdat ze altijd wel een handje extra kunnen gebruiken, of omdat ze daardoor bepaalde zaken niet kunnen uitvoeren.
Duur van het vrijwilligerswerk
De meeste vrijwilligers blijven geruime tijd bij dezelfde organisaties vrijwilligerswerk doen. 64% blijft tenminste vijf jaar bij dezelfde organisatie actief. Niet in alle sectoren zijn de vrijwilligers even trouw.
Kerkelijke vrijwilligers blijven gemiddeld het langst, tenminste vijf jaar. 63% van de vrijwilligers in het onderwijs blijft daarentegen ten hoogste vijf jaar.
Vergeleken met de totale bevolking doet een groter percentage werklozen vrijwilligerswerk. Werklozen zijn naast de informele zorg vooral in de sport, op school en in de verzorging en verpleging actief.
Autochtonen verrichten bijna twee keer zo vaak vrijwilligerswerk als allochtonen. Bij de allochtonen blijken de vrouwen iets actiever te zijn als vrijwilliger dan de mannen. Allochtonen verrichten meer vrijwilligerswerk bij religieuze instellingen en scholen, terwijl autochtonen relatief meer actief zijn in sportverenigingen.
Jongeren zijn vergeleken met volwassenen (vanaf 25 jaar) actiever in sportverenigingen en het jeugdwerk. Zij doen relatief gesproken minder vrijwilligerswerk in de zorg en dienstverlening.
Vrijwilligerswerk in verzorgings- en verpleeghuizen, in ziekenhuizen, in de kinderopvang of bij de stervensbegeleiding wordt relatief vaker door vrouwen en ouderen gedaan. 11% van de vrouwen zette zich in 2004 in deze sector als vrijwilliger in, tegen slechts 4% van de mannen. Deze verhouding tussen de inzet van vrouwen en mannen in de zorg is al lange tijd vrijwel onveranderd gebleven.
Naarmate de leeftijd stijgt, neemt de participatie als vrijwilliger toe. In 2004 zette 3% van de jongeren (18 – 24 jaar) zich in de zorg in. Bij ouderen (55 – 74 jaar) was dit percentage gemiddeld 12%.
Hobby- en gezelligheidsclubs en culturele verenigingen
Bij verenigingen doen twee keer zoveel mannen als vrouwen vrijwilligerswerk. Vooral 65+ers doen relatief vaak vrijwilligerswerk in deze sector. Bij culturele verenigingen zoals muziek- of toneelverenigingen treden geen noemenswaardige verschillen op tussen vrouwen en mannen of tussen jong en oud.
Ongeveer tweemaal zoveel mannen als vrouwen zetten zich als vrijwilliger in bij sportverenigingen. In deze verhouding is de afgelopen vijf jaar nagenoeg geen verandering gekomen. Vooral jongeren zijn binnen de sport als vrijwilliger actief (2004: 18%).
Op scholen zet 9% van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder zich in als vrijwilliger. Het gaat dan om activiteiten als een bestuursfunctie, in de oudercommissie, helpen in de bibliotheek of als leesouder. Vrouwen in de leeftijdscategorie van 35 – 44 jarigen springen er bovenuit. Het zijn vooral moeders, die zich vrijwillig inzetten op de school van hun kinderen.
Kengetallen Uithoorn en Aalsmeer
Feitelijke gegevens over aantallen vrijwilligers al dan niet uitgesplitst naar sector, tekorten aan vrijwilligers etc. (een soort 0-meting) zijn niet beschikbaar. Op dit moment wordt door adviesorganisatie Primo NH een onderzoek verricht naar het vrijwilligerswerk. Wellicht dat het onderzoeksrapport dat in november 2007 verwacht wordt, meer inzicht geeft. Het lokale beeld van de inzet als vrijwilliger blijkt echter doorgaans niet veel af te wijken van het landelijke beeld zoals dat hierboven op hoofdlijnen is aangegeven. Uit landelijk onderzoek blijkt dat ongeveer 25% van de bevolking gemiddeld 4 à 5 uur per week vrijwilligerswerk verricht. [4]
De inzet van vrijwilligers zal blijkens het eerdergenoemde SCP-rapport ook op langere termijn waarschijnlijk onveranderd blijven. Voor Uithoorn en Aalsmeer zou dit betekenen dat uitgaande van het aantal inwoners van 18 jaar en ouder voor beide gemeenten ongeveer 5.000 à 6.000 inwoners met enige regelmaat actief zijn als vrijwilliger.
In Aalsmeer wordt sinds 1 april 2003 gewerkt met het Steunpunt Vrijwilligers. De activiteiten van dit steunpunt zijn de volgende:
Uit onderzoek is gebleken dat het steunpunt in Aalsmeer een duidelijke meerwaarde heeft voor de vrijwilligersorganisaties, maar dat de doelen aangescherpt moeten worden.
In Uithoorn is een aantal jaren geleden een gemeentelijke vrijwilligersnota vastgesteld, op basis waarvan onder meer een vrijwilligerscentrale is gestart. Daarnaast is in het kader van de tijdelijke stimuleringsregeling vrijwilligerswerk van het Rijk een aantal activiteiten ter bevordering van het lokale vrijwilligerswerk uitgevoerd. In de gemeentelijke bezuinigingsoperatie, die begin 2005 tot besluitvorming leidde, is onder meer besloten om de subsidiëring van de vrijwilligerscentrale te stoppen. Dit heeft er toe geleid dat de aandacht voor het vrijwilligerswerk in Uithoorn de laatste twee jaar minimaal is geweest. Eind 2005 is in samenwerking met het steunpunt vrijwilligers een zogenoemde “beursvloer” georganiseerd. Een activiteit waarbij vraag en aanbod van vrijwilligerswerk op een aansprekende wijze bij elkaar is gebracht. Ook in het laatste kwartaal van 2007 zal een gezamenlijke beursvloer worden georganiseerd. Het verdient de voorkeur deze activiteit de komende jaren regelmatig te herhalen. Op deze manier wordt mede invulling gegeven aan het vormgeven van de relatie van vrijwilligers en het bedrijfsleven.
In het kader van de Wmo zijn gemeenten inmiddels verplicht om ruim aandacht te besteden aan vrijwilligerswerk. In mei 2007 is in Aalsmeer en Uithoorn een door het Rijk gefinancierd onderzoek gestart naar de meest wenselijke ondersteuningsstructuur voor het vrijwilligerswerk.
In dit door Primo NH uit te voeren onderzoek zal voor Aalsmeer worden onderzocht in hoeverre jongeren bij vrijwilligerswerk kunnen worden betrokken. Verder wordt de vraag beantwoord in hoeverre vrijwilligers een rol kunnen spelen bij mantelzorgondersteuning. In Uithoorn richt het onderzoek zich op de knelpunten in het lokale vrijwilligerswerk en op de vraag hoe het vrijwilligerswerk het beste kan worden ondersteund. De onderzoeken in Aalsmeer en Uithoorn worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd en gezamenlijk begeleid. De uitkomsten van de onderzoeken worden in november/december 2007 verwacht en zullen in Uithoorn de basis vormen voor verdere uitwerking van het in het kader van de Wmo te voeren vrijwilligersbeleid. Een uitgewerkte beleidsnotitie daarover kan in de loop van 2008 worden verwacht.
In beide gemeenten zijn overigens tal van organisaties die geheel steunen op de inzet van vrijwilligers.
In veel gevallen worden deze organisaties om hun activiteiten mogelijk te maken ondersteund met gemeentelijke subsidie en in een aantal gevallen ook door het beschikbaar stellen van accommodaties.
4.4 Gewenste situatie over 4 jaar en activiteiten
Het algemene uitgangspunt van beide gemeenten is dat het vrijwilligerswerk structureel wordt ondersteund en gestimuleerd. Hierbij is het minimaal handhaven van het huidige niveau van vrijwillige inzet het uitgangspunt van Aalsmeer. In Uithoorn zal op basis van de in 2008 vast te stellen beleidsnotitie worden ingezet op een hernieuwde (structurele) inzet ten behoeve van vrijwilligersactiviteiten en de ondersteuning daarvan.
Voor mensen zonder arbeidsverplichting op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) kan vrijwilligerswerk uitkomst bieden. Vrijwilligerswerk kan ook als opstapje dienen naar betaald werk.
Tot op heden worden er binnen de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Zaken op individueel niveau afspraken gemaakt over het doen van vrijwilligerswerk.
Om bijstandsgerechtigden te stimuleren deel te nemen aan vormen van vrijwilligerswerk wordt het beleid op dit gebied aangescherpt en in beleidsregels opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn:
Daarnaast zal inzichtelijk gemaakt moeten worden om welke doelgroep(en) het gaat. Overigens zal deze groep beperkt zijn.
Afhankelijk van de uitkomsten van het door het rijk gefinancierde onderzoek dat door PRIMO in Aalsmeer en Uithoorn wordt uitgevoerd, moet bepaald worden op welke wijze het vrijwilligerswerk structureel ondersteund kan worden. Hierbij zijn onderstaande uitgangspunten richtinggevend.
Het verlenen van vrijwilligerswerk voor zorgbehoevenden wordt met extra aandacht gestimuleerd en uitval van vrijwilligers zal zoveel mogelijk worden voorkomen. In het verlengde hiervan kunnen mantelzorgers worden ondersteund door de inzet van vrijwilligers, die hun zorgtaken (gedeeltelijk) overnemen.
Eén van de uitgangspunten in de Wmo is dat er een beroep wordt gedaan op de zelfredzaamheid bij een zorgvraag. Bij de beoordeling van de vraag of iemand in aanmerking kan komen voor professionele ondersteuning wordt de ondersteuning van het eigen netwerk meegenomen. De gemeenten hebben in het kader van de Wmo de taak om ondersteuning te bieden aan mantelzorgers en vrijwilligers.
Mantelzorg kan worden gedefinieerd als de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de bestaande sociale relatie (familie, vrienden etc.) [6]. Van mantelzorgers mag niet alles verwacht worden in de zorg voor hun naasten.
Mantelzorg is samen met vrijwilligerswerk aanvullend ten opzichte van de professionele zorg. Van mantelzorgers die onderdeel uitmaken van het huishouden van de zorgbehoevende mag wel zogenoemde ‘gebruikelijke zorg’ verwacht worden. Dit kan worden gedefinieerd als de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden [7]. Vooral bij de indicatiestelling van een aantal AWBZ-voorzieningen en Huishoudelijke Verzorging is de term ‘gebruikelijke zorg’ van toepassing. Deze vorm van zorg is afdwingbaar dat geldt niet voor de zorg die met de term mantelzorg wordt bedoeld.
Mantelzorg kan allerlei aspecten van zorg en hulp omvatten en vraagt om verschillende inzet, taken en kennis. Dit is afhankelijk van de zorgbehoefte, eventuele aanwezigheid van professionele en of vrijwillige ondersteuning of aanwezigheid van ander mantelzorgers. Over het algemeen kunnen de volgende categorieën van taken worden onderscheiden:
De meeste mantelzorgers geven meerdere vormen van hulp. Zij bieden vooral huishoudelijke hulp en ondersteunende psychosociale begeleiding. Het komt niet vaak voor dat mantelzorgers verpleegkundige taken uitvoeren.
In dit hoofdstuk wordt het beleid beschreven dat de gemeenten Uithoorn en Aalsmeer voorstaan in de ondersteuning van mantelzorgers. Dit is door de invoering van de Wmo een nieuwe taak voor gemeenten. Beleid gericht op ondersteuning van mantelzorgers is noodzakelijk vanwege het hanteren van de gebruikelijke zorg in de AWBZ, de nadruk op eigen verantwoordelijkheid in de Wmo en de extramuralisering van de zorg.
Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat 75% van de zorg in Nederland geboden wordt door de mantelzorger, 5% door vrijwilligers en 20% door professionele hulpverlening. Deze cijfers tonen aan dat mantelzorg niet zonder reden vaak het fundament van de gezondheidszorg wordt genoemd. Het aantal mantelzorgers zal de komende jaren toenemen. In 2006 hielpen 1,4 miljoen mensen hun familieleden, vrienden en bekenden. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau stijgt dit aantal in 2020 naar 1,6 miljoen. [8] Mantelzorgers zijn vaker vrouwen dan mannen (60% versus 40%).
Over jonge mantelzorgers is weinig bekend omdat hier nauwelijks onderzoek naar wordt gedaan.
Mantelzorgers hebben relatief vaak een huishouden bestaande uit twee volwassenen al dan niet met kinderen. Alleenstaanden verlenen minder vaak mantelzorg. Mantelzorgers hebben vaker geen baan of een parttime aanstelling dan een fulltime baan. Mantelzorg wordt binnen alle bevolkingscategorieën verleend. Onze samenleving kent veel verschillende leefstijlen en culturele achtergronden. Een gevolg daarvan is dat voor een aantal categorieën mantelzorgers specifieke aandacht noodzakelijk is. Het betreft de volgende groepen:
Uit gegevens van de GGD Amstelland de Meerlanden blijkt dat in de AM-regio gemiddeld 17% van de inwoners in de leeftijd van 18 tot 75 jaar mantelzorg verleent. Het verlenen van mantelzorg neemt toe naarmate men ouder wordt. Onder 18-35 jarigen geeft één op de elf mantelzorg (9%), onder 56-75 jarigen is dat één op de vier personen (25%). Omgerekend betekent dit dat in de gemeente Aalsmeer met circa 25.000 inwoners er ongeveer 4.250 mantelzorgers zijn. In de gemeente Uithoorn met circa 27.000 inwoners zijn dit er ongeveer 4.590. In de regio geeft 14% van de mantelzorgers aan zich zwaar belast te voelen door de verleende zorg.
Op basis van de voorgaande cijfers betekent dit dat in Aalsmeer circa 600 mantelzorgers in de leeftijd van 18 tot 75 jaar zich zwaar belast voelen. In de gemeente Uithoorn zou dat gelden voor ongeveer 640 mantelzorgers in de leeftijd van 18 tot 75 jaar. [9] Helaas zijn er geen specifieke cijfers voor de AM-regio of de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn bekend als het gaat om mantelzorgers in de leeftijdscategorieën tot 18 jaar en boven de 75 jaar. We mogen aannemen dat er zeker mantelzorgers in deze leeftijdscategorieën zijn die ook behoefte hebben aan ondersteuning. Er moet voor gewaakt worden dat vooral jonge mantelzorgers in de leeftijd van 12 tot 18 jaar niet onderbelicht blijven. Deze groep is zich er vaak niet bewust van dat ze mantelzorger zijn voor hun ouders of naaste familielid.
Wat willen de gemeenten bereiken
De kern van de civil society is een op elkaar betrokken samenleving. De gemeenten Aalsmeer en Uithoorn vinden dat de betrokkenheid op elkaar in de lokale samenleving zoveel mogelijk gestimuleerd moet worden. Hierdoor krijgt de samenleving ook een groter zelfoplossend vermogen.
Met de toenemende vergrijzing en de extramuralisering van de zorg wordt een aldoor groter beroep gedaan op mantelzorgers. De mantelzorgers zijn één van de belangrijkste pijlers in de civil society.
Dankzij de inzet van mantelzorgers worden sociale verbanden in stand gehouden. Veel mantelzorgers kiezen niet bewust voor de mantelzorg. Het overkomt hen en ze zien het als een vanzelfsprekendheid.
Hierdoor herkennen veel mantelzorgers zichzelf vaak niet als zodanig. Mantelzorgers lopen daardoor grote kans overbelast te raken. Daarom willen de beide gemeenten mantelzorgers gericht gaan ondersteunen. Deze ondersteuning kan in de vorm van respijtzorg, maar ook door informatie en advies en lotgenotencontact.
Belangrijkste doel van het mantelzorgbeleid is dat mensen zich realiseren dat ze mantelzorger zijn, zodat zij gebruik maken van het beschikbare aanbod van ondersteuning. Daarnaast willen de gemeenten mantelzorgers daar waar nodig ondersteunen en ontlasten zodat ze de mantelzorgtaken kunnen blijven uitvoeren zonder overbelast te raken.
Het thema mantelzorgondersteuning is met de invoering van de Wmo een nieuwe taak voor gemeenten. In beide gemeenten gebeurt op dit gebied echter al het nodige. Het Steunpunt Mantelzorg ondersteunt al jaren mantelzorgers in de regio Amstelland en de Meerlanden door het bieden van informatie en advies, emotionele steun, lotgenotencontact, praktische steun, respijtzorg door de inzet van vrijwilligers, praktische ondersteuning en belangenbehartiging. Het Steunpunt heeft hierdoor de nodige ervaring en expertise. Het ligt daarom voor de hand om bij deze instantie de benodigde ondersteunende diensten voor mantelzorgers in te kopen. Deels wordt dit ook voorgeschreven door de wettelijke verplichte gefaseerde afbouw van financiering van het Steunpunt Mantelzorg. In de eerste vijf maanden van dit jaar heeft het Steunpunt in Uithoorn 102 en in Aalsmeer 93 individuele (geregistreerde) mantelzorgers ondersteund. Daarnaast zijn in beide gemeenten mantelzorgers ondersteund in groepsverband op informatieavonden, cursussen en voorlichtingsbijeenkomsten.
Een andere bestaande voorziening is Thamer Thuis in Uithoorn. Dit is een kleinschalige respijtvoorziening voor twee personen waar men in een terminale fase opgenomen kan worden.
Verder kan hier nog genoemd worden het kinderhospice De Biezenwaard.
In Uithoorn is verder Het Hoge Heem waar één plek is voor tijdelijke opname verpleeghuiszorg voor iemand met een psychogeriatrische (PG) aandoening in een kleinschalige setting voor maximaal 6 weken. Het gaat hier vaak om overbruggingszorg. Mensen hebben dan al een indicatie voor opname maar er is nog geen PG-plek om opgenomen te worden. Vaak wordt deze vorm van opvang gebruikt als respijtzorg.
In Aalsmeer wordt respijtzorg aangeboden door Zorgcentrum Aelsmeer, Zorgcentrum Het Kloosterhof en de stichting Ons Tweede Thuis Vooralsnog zijn deze mogelijkheden beperkt. Bezien wordt of bestaande voorzieningen zich lenen voor respijtzorg en of de instellingen deze vorm van zorg willen bieden.
In het kader van de pilot Wonen, Welzijn en Zorg wordt in Uithoorn aandacht besteed aan allochtone mantelzorgers en mantelzorgers van GGZ cliënten en is uitvoering gegeven aan het Mantelzorgplan.
In Uithoorn is in het kader van de pilot Wonen, Welzijn en Zorg mantelzorgondersteuning één van de speerpunten. In 2005 is een project opgestart met een tweeledig doel:
Dit heeft geleid tot het Mantelzorgplan dat door het Steunpunt Mantelzorg is opgesteld en uitgevoerd.
De belangrijkste geconstateerde knelpunten waren:
Over het Mantelzorgplan is advies uitgebracht door de Participatieraad Gehandicapten (PRG) Uithoorn en de Seniorenraad Uithoorn. De belangrijkste adviezen treft u aan in een aparte bijlage aan het eind van deze beleidsnota.
Op 2 juli 2007 is in het kader van participatie voor het beleidsplan Wmo in Uithoorn het thema mantelzorg aan de orde geweest. Vertegenwoordigd waren onder meer mantelzorgers en professionele instellingen die actief zijn met de ondersteuning van mantelzorgers. De belangrijkste bevindingen waren:
In november 2005 heeft er in Aalsmeer een brede participatiebijeenkomst plaatsgevonden waarbij onder andere gesproken is over de mantelzorg en het vrijwilligerswerk. Belangrijkste uitkomsten waren:
het is belangrijk dat mantelzorgers een time-out kunnen nemen doordat er een goede achtervang beschikbaar is. Dit betekent dat de mantelzorger het kan volhouden doordat er een goede respijtzorg wordt geboden. Respijtzorg betreft alle vormen van tijdelijke en volledige overname van zorg om de mantelzorger even vrijaf te geven.
Op 4 juli 2007 is in het kader van participatie voor het beleidsplan Wmo in Aalsmeer expliciet stil gestaan bij het nieuwe beleidsterrein van de mantelzorg. Vertegenwoordigd waren onder meer mantelzorgers en professionele instellingen die actief zijn bij de ondersteuning van mantelzorgers.
De belangrijkste bevindingen waren:
geen herkenning in de term mantelzorger. De mantelzorger komt pas in beeld wanneer de mantelzorger overbelast raakt en letterlijk afhaakt. Als mogelijke oplossingen werden aangedragen het zichtbaar maken van alle ondersteuningsmogelijkheden en initiatieven en het verbeteren van de onderlinge contacten (digitale kalender).
4.9 Gewenste situatie over 4 jaar en activiteiten
Mantelzorgers in Aalsmeer en Uithoorn ontvangen optimaal ondersteuning bij de uitoefening van hun taken. Dit betekent dat het mantelzorgaanbod wordt afgestemd op de vraag. Voorkomen moet worden dat mantelzorgers overbelast raken en daardoor hun zorg niet meer kunnen leveren.
Om deze hoofduitgangspunten te kunnen realiseren worden de volgende subdoelstellingen gehanteerd:
Rollen en verantwoordelijkheden
In de uitwerking van het mantelzorgbeleid zijn er verschillende actoren met ieder een eigen verantwoordelijkheid. Alleen een goede afstemming tussen betrokkenen met duidelijke afspraken over verantwoordelijkheden zorgt voor een optimale mantelzorgondersteuning.
Mantelzorgers geven zorg aan hun naaste met ‘gebruikelijke zorg’ en hebben recht op ondersteuning in de uitoefening van hun taken. Van familie, buren, vrienden en bekenden mag ook een bepaalde mate van zorg worden verwacht en aandacht voor de ondersteuning van de mantelzorger.
De Gemeenten Aalsmeer en Uithoorn treden op als regisseurs. Dit betekent concreet dat zij initiëren dat betrokken partijen in interactie een proces doorlopen met als resultaat een nader uitgewerkt ondersteunend beleid voor mantelzorgers. Daarnaast dat zij voorwaarden scheppen voor partijen om samen te werken. Verder zullen beide gemeenten op basis van zakelijke afspraken met (uitvoerings)organisaties sturen op de invulling van het mantelzorgbeleid. Benadrukt dient te worden dat de gemeenten zelf geen uitvoerder zijn maar mantelzorgondersteuning inkopen of subsidiëren.
Het Steunpunt Mantelzorg ondersteunt mantelzorgers door informatie en advies, emotionele steun, lotgenotencontact, praktische steun, respijtzorg door de inzet van vrijwilligers, praktische ondersteuning en belangenbehartiging. Daarnaast signaleert het Steunpunt trends en knelpunten in de ondersteuning van mantelzorgers (beleidsmatig signalerende functie).
Het Steunpunt Vrijwilligers/Vrijwilligerscentrale werft en selecteert vrijwilligers en speelt een rol bij het matchen van vrijwilligers en mantelzorgers. Ook het steunpunt mantelzorg speelt een rol op dit gebied.
Daarnaast vervult het steunpunt vrijwilligers een beleidsmatig signalerende functie.
Vrijwilligersorganisaties kunnen een rol spelen bij de ondersteuning van mantelzorgers door tijdelijke overname van zorg door vrijwilligers.
Huisartsen, maatschappelijk werk, welzijnswerk, en kerken hebben een signalerende en ondersteunende functie ten behoeve van individuele mantelzorger. Daarnaast signaleren ook zij trends en knelpunten in de ondersteuning van mantelzorgers op beleidsmatig niveau.
De aanbieders van respijtzorg (Thamer Thuis en Het Hoge Heem in Uithoorn en Zorgcentrum Aelsmeer en Zorgcentrum Het Kloosterhof in Aalsmeer) hebben naast het organiseren van respijtzorg eveneens een signalerende rol op beleidsmatig niveau. Een signalerende rol is verder weggelegd voor aanbieders van Huishoudelijke Verzorging, extramurale en intramurale zorg, en voor partners in wijk- en buurtgericht werken.
Met de invoering van de Wmo zijn de gemeenten verantwoordelijk geworden voor enkele subsidieregelingen die tot 1 januari 2007 werden uitgevoerd door de zorgkantoren. Eén daarvan is de subsidieregeling Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg (CVTM). In 2007 geldt echter de situatie dat de middelen terecht komen in de gemeente waar het steunpunt mantelzorg is gevestigd.
In 2007 hebben Aalsmeer en Uithoorn additionele middelen ontvangen in het kader van de CVTM regeling De gemeente Aalsmeer ontving een bedrag van € 8.176,- en de gemeente Uithoorn een bedrag van € 12.873,-. Daarvan zijn respectievelijk € 7.167,- en € 6.859,- beschikbaar gesteld ten behoeve van het regionale budget waarmee het Steunpunt Mantelzorg is gefinancierd. Daarmee is er lokaal in 2007 voor de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn respectievelijk € 1.009,- en € 6.014,- beschikbaar voor de ondersteuning van mantelzorgers.
Vanaf 2008 verandert deze financiering. De voormalig CVTM financiering gaat niet meer via de centrumgemeente Amstelveen, maar rechtstreeks naar de regiogemeenten. De exacte bedragen voor de financiering van de mantelzorg ondersteuning waren op het moment dat deze nota opgesteld werd nog niet definitief bekend. De gemeenten Aalsmeer en Uithoorn maken tweede helft 2007/eerste kwartaal 2008 met het Steunpunt Mantelzorg prestatieafspraken over te leveren diensten.
De vraag naar mantelzorgondersteuning neemt toe. Het belang ervan in het concept van de Civil Society is groot. De gemeente Uithoorn wenst de komende vier jaar €35.000,- per jaar in te zetten om de genoemde actiepunten te financieren. Na deze vier jaar zal gekeken worden welke faciliteiten effectief zijn en structurele ondersteuning behoeven.
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen en Loket
De Wmo is een wet met een integraal karakter en een breed perspectief. De Wmo dwingt gemeenten hun aanbod van voorzieningen integraal te bekijken. Het welzijnsbeleid en het beleid op het gebied van bouwen en wonen, raken steeds sterker met elkaar vervlochten.
Van de lokale overheid wordt verwacht dat zij kan bepalen welke zorgbehoefte bestaat. Van de gemeente wordt een goede afstemming verwacht tussen welzijnsvoorzieningen en zorgvoorzieningen.
Wanneer burgers ondersteuning nodig hebben gaan zij voor informatie en advies naar het loket WWZ.
In het loket wordt beoordeeld welke vorm van ondersteuning noodzakelijk is.
De gemeente heeft de opdracht om haar burgers te compenseren in hun beperkingen zodat zij mee kunnen doen aan de samenleving. Het betreft hier compensatie om mensen in staat te stellen:
De uitvoeringspraktijk en de jurisprudentie van de voormalige Wvg vormen voor beide gemeenten een kader voor de invulling van de compensatieplicht. Bij een zorgvraag worden de persoonskenmerken en de individuele behoeften van de aanvrager in beeld gebracht. Hierbij worden dus niet alleen de mogelijkheden van de cliënt beoordeeld maar wordt ook gekeken naar de mogelijkheden binnen het persoonlijke netwerk van de cliënt.
De komst van de Wmo betekende voor de gemeenten Uithoorn en Aalsmeer een opdracht op twee niveaus.
In 2006 zijn in de gemeenten Uithoorn en Aalsmeer kadernota's opgesteld waarin de uitgangspunten voor de invulling van de Wmo zijn geformuleerd. Dit betrof met name de uitgangspunten van de nieuwe taken die met de komst van de Wmo op de gemeente afkwamen. In Aalsmeer was dit de Kadernota Uitgangspunten voor de invulling van nieuwe taken in de Wmo (verder te noemen Kadernota Aalsmeer) en in Uithoorn betrof dit de kadernotitie 1 Wmo (verder te noemen Kadernota Uithoorn). In beide nota's werd voornamelijk ingezoomd op de uitgangspunten rondom de invulling van de nieuwe taak 'Huishoudelijke verzorging'.
Beide gemeenten hebben in hun kadernota's de volgende algemene uitgangspunten geformuleerd:
de gemeenten hebben in 2007 de eigen bijdrage voor de huishoudelijke verzorging gecontinueerd. Binnen de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) werd in de jaren voorafgaand aan 2007 ook gewerkt met een eigen bijdrage regeling;
er wordt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage ingevoerd voor voorzieningen voor mensen met een beperking (voormalige Wvg-voorzieningen) en de bestaande eigen bijdrage systematiek (AWBZ) van de huishoudelijke verzorging wordt voortgezet;
de nadruk wordt gelegd op financiële beheersbaarheid en op een goede aansluiting tussen zorg die onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) blijft vallen;
Als specifieke uitgangspunten voor de indicatiestelling is geformuleerd dat deze indicatiestelling deskundig, onafhankelijk van de zorgaanbieders en wanneer nodig snel plaats vindt. Ook wanneer er zorgaanbieders in het Loket zijn vertegenwoordigd zoals in Uithoorn, blijft de onafhankelijke indicatiestelling overeind. Dit omdat de indicatie gesteld wordt aan de hand van een vast protocol dat door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is opgesteld. Voor complexe/meervoudige indicaties wordt het CIZ meteen gevraagd de indicatie uit te voeren. In Aalsmeer is nadrukkelijk afgesproken dat er geen indicaties plaatsvinden door zorgaanbieders. In Uithoorn wordt dit opgevangen door indicaties alleen door de Wmo-consulenten te laten stellen.
Als uitgangspunten voor de kwaliteit van de huishoudelijke verzorging is gesteld dat zorgverleners geworteld zijn in de lokale samenleving. Tevens is gesteld dat hulpverleners een signalerende functie moeten vervullen. Naast het spreken van Nederlands wordt van de hulpverleners verwacht dat zij korte lijnen onderhouden met organisaties die andere vormen van zorg verlenen. Training en bewustwording is hierbij van groot belang. De contacten tussen bijvoorbeeld het steunpunt mantelzorg en de Alzheimer stichting worden vanuit de gemeenten gestimuleerd.
In de kadernota Aalsmeer is nog gespeculeerd over de mogelijkheid om met de hantering van een vouchersysteem een Europese aanbesteding te voorkomen. Dit bleek echter niet mogelijk zodat in 2006 de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn gezamenlijk een Europese aanbesteding hebben uitgevoerd. Het eindresultaat hiervan is dat met vier zorgaanbieders een raamovereenkomst is afgesloten. Het door Aalsmeer geformuleerde uitgangspunt dat zorgverleners een lokale achtergrond moeten hebben, bleek in de realiteit van een Europese aanbesteding niet haalbaar.
In de kadernota's zijn de landelijk vastgelegde uitgangspunten bevestigd. Dit betreft:
Uithoorn berekende voor de inwerkingtreding van de Wmo al een inkomensafhankelijk eigen aandeel in de kosten voor een aantal voorzieningen (met uitzondering van bruikleenvoorzieningen) voor personen met een beperking. In Aalsmeer was dat nog niet het geval. Daar is Aalsmeer in 2007 mee gestart.
In lijn met de landelijke richtlijnen hebben de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn invulling gegeven aan het Persoonsgebonden budget (PGB). Kort gezegd is een PGB een geldbedrag waarmee gebruikers zelf zorg, voorzieningen en hulp kunnen kopen. Dit PGB kan verstrekt worden voor huishoudelijke verzorging, een rolstoel of scootmobiel en voor een woonvoorziening. In de gezamenlijke Regeling PGB van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn staan de uitgangspunten en voorwaarden beschreven inzake het PGB. In het eerste kwartaal van 2008 zal een evaluatie plaatsvinden van de toekenning en levering van individuele voorzieningen. Hierbij zal ook gekeken worden naar de werking en bijzonderheden rondom het PGB.
Voorzieningen voor personen met een beperking
De voormalige Wet voorzieningen gehandicapten is vanaf 1 januari 2007 opgegaan in de Wmo. De beide gemeenten hebben als uitgangspunt geformuleerd dat het verstrekkingenniveau van 2006 in 2007 zal worden gecontinueerd. In 2007 is in Aalsmeer bij de begrotingsbehandeling 2008 besloten te bezuinigen op het de voorzieningenniveau voor mensen met een beperking. Tevens is daarbij besloten burgers van zeventig jaar en ouder niet automatisch in aanmerking te laten komen voor het collectief vervoer. Dit is wel het geval wanneer er sprake is van een lichamelijke beperking. Dit zal verder meegenomen moeten worden bij komende aanbestedingen van het collectief vervoer.
Voor Uithoorn geldt dat geborgd dient te worden dat het collectief vervoer uitsluitend ingezet wordt voor het vervoer van mensen, die door een beperking geen gebruik kunnen maken van het reguliere openbaar vervoer of eigen vervoer. Dit uitgangspunt wordt als voorwaarde bij nieuwe aanbestedingen ingebracht.
De concrete uitkomsten van deze besluitvorming zullen worden verwerkt in de Verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning.
De hoofdlijnen van het beleid rondom deze voorzieningen zijn in beide gemeenten beschreven in kadernota's die begin 2006 zijn aangenomen door de gemeenteraden. Op deze nota's heeft participatie en de gebruikelijke advisering plaatsgevonden van Seniorenraden en van de participatieraden voor gehandicaptenbeleid.
De voor het eerste kwartaal van 2008 geplande evaluatie van het verstrekkingenbeleid zal gebeuren in samenspraak met de officiële adviesraden. Verder zal gekeken worden in hoeverre hier ook cliëntenorganisaties bij kunnen worden betrokken. Met verschillende cliëntgroepen zullen de contacten verder geïntensiveerd moeten worden.
Verder zijn bij de voorstellen voor aanpassing van het voorzieningenniveau voor mensen met een beperking de formele adviesraden betrokken.
5.4 Gewenste situatie over 4 jaar en activiteiten
De Rijksoverheid heeft op dit moment aangegeven geen grote overhevelingen uit de AWBZ naar de Wmo voor te bereiden. Verder heeft het Rijk onlangs aangegeven dat zij de procedure rondom de indicatiestelling eenduidig wil inrichten en vergaand wil vereenvoudigen. [10] De staatssecretaris is daarover in overleg met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Dit voorjaar heeft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer laten weten dat het CIZ overleg voert met organisaties van cliënten en met zorgaanbieders om te beoordelen wat de mogelijkheden zijn om op korte termijn tot vereenvoudiging te komen. Hiervoor zullen ook enkele pilots worden ontwikkeld. De staatssecretaris gaat er vanuit dat zij hierover eind 2007 kan rapporteren. Ook gaat het kabinet onderzoeken welke stappen op (middel)lange termijn kunnen worden gezet in het kader van de vereenvoudiging. Ook over deze stappen verwacht het kabinet eind 2007 te kunnen rapporteren.
De staatssecretaris van VWS heeft meegedeeld dat zij een breed onderzoek laat uitvoeren naar de problematiek rondom de verschuiving van de daadwerkelijke levering van zorg van HV2 naar HV1.
Het betreft hier de verdergaande huishoudelijke verzorging (HV2) en de lichtere vorm van huishoudelijke verzorging (HV1). In de woorden van de staatssecretaris: 'In de huidige situatie (Wmo vanaf 1 januari 2007) is het indicatiebesluit leidend voor de inzet van een bepaalde vorm van hulp bij het huishouden. Gaat het alleen om het schoonmaken van het huis, boodschappen doen en kledingverzorging bijvoorbeeld, dan wordt alleen HV1 geïndiceerd en ook HV1 geleverd'. Verder is de staatssecretaris van mening dat zij 'het primair van belang vindt, dat de cliënt de zorg krijgt die hij gelet op zijn beperkingen nodig heeft'. Centraal in genoemd onderzoek staat de vraag of de indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging recht doet aan de compensatieplicht van gemeenten. [11]
Inzake de kwaliteit van de huishoudelijke verzorging wordt door branche- en beroepsorganisaties, cliëntenorganisaties, de VNG en het ministerie van VWS overleg gevoerd. Met het toetsingskader 'Normen voor verantwoorde zorg thuis' als uitgangspunt wordt door deze organisaties concreet vormgegeven aan het toezicht op de kwaliteit. Mede door middel van enkele proeftrajecten wordt verder invulling gegeven aan het toetsingskader. Dit toetsingskader dient eind 2007 beschikbaar te zijn en kan worden gehanteerd als basis voor kwaliteits- en toezichtbeleid.
Dit toetsingskader zal door de gemeenten Uithoorn en Aalsmeer worden betrokken bij de evaluatie van de individuele voorzieningen die gepland staat voor het eerste kwartaal van 2008. Daarnaast zal in beide gemeenten gewerkt worden aan de verdere invulling van het door het Rijk opgestelde compensatieplicht door middel van een rechtmatige uitvoering van individuele voorzieningen (de huishoudelijke verzorging en de voorzieningen voor personen met een beperking).
Verder zijn voor 2008 de volgende activiteiten gepland:
Zowel Uithoorn als Aalsmeer hebben een operationeel Loket Wonen, Welzijn en Zorg (WWZ) In Uithoorn bestaat dit Loket sinds 3 oktober 2005 en in Aalsmeer werd het Loket op 1 januari 2007 geopend. De voorzieningen die het Loket aanbiedt zijn niet nieuw, maar de manier waarop wel; voor verschillende vragen op het gebied van wonen, welzijn en zorg kan de burger op één plaats terecht.
Het eerste doel van het Loket is dan ook om mensen één herkenbaar fysiek punt te bieden waar men terecht kan voor kwalitatief goede, objectieve en onafhankelijke informatie, advies en voorzieningen op het terrein van wonen, welzijn en zorg. De klant wordt daardoor minder doorverwezen van de ene naar de andere uitvoeringsorganisatie.
Het tweede doel van het Loket is om mensen te helpen zoveel mogelijk zelfstandig te kunnen blijven functioneren. Bij het Loket staat de vraag van de klant centraal. Indien nodig vindt vraagverheldering plaats om inzicht te krijgen in de vraag achter de vraag. Door het geven van advies en informatie wordt de klant beter in staat gesteld om bewuste en gerichte keuzen te maken. Hierdoor is de klant beter in staat de regie over het eigen leven te nemen en te houden.
Daarnaast neemt het Loket aanvragen in van voorzieningen die voor afhandeling worden overgedragen aan de in het Loket participerende partijen. Er is sprake van accountmanagement door de medewerkers: bij doorverwijzingen blijft de medewerker het proces volgen. In de backoffice worden de aanvragen afgehandeld, juridisch getoetst en het besluit aan de aanvrager verstuurd.
Het Loket verstrekt informatie en advies over een veelheid aan onderwerpen en voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg aan met name ouderen en personen met een beperking. Het is mogelijk dat dit in een later stadium wordt uitgebreid met andere doelgroepen (zoals verslaafden, cliënten uit de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) doelgroep en slachtoffers van huiselijk geweld). Momenteel beperkt de informatie zich tot het doorverwijzen naar de juiste instantie. Een aantal voorbeelden van voorzieningen waarvoor men in het Loket terecht kan:
In Uithoorn heeft een aantal participerende partijen hun backoffice in het Loket ondergebracht en is het Loket in het gemeentehuis gesitueerd. Het Loket in Aalsmeer bevindt zich niet in het gemeentehuis maar op een externe locatie en wordt georganiseerd door de Stichting Loket Wonen, Welzijn & Zorg. De backoffice bevindt zich momenteel verspreid op verschillende locaties in Aalsmeer en Amstelveen. Regelmatig wordt het gemeentehuis nog gebeld door mensen met specifieke aanvragen die in feite bij het Loket thuishoren. Door de balie worden deze mensen doorverwezen naar het Loket.
5.7 Gewenste situatie over vier jaar en activiteiten
Het Loket moet een duidelijk herkenbare centrale plek zijn waarvan iedereen weet dat men er met vragen op het gebied van wonen, welzijn en zorg terecht kan. In het Loket staan klantvriendelijkheid en professionaliteit voorop. De integrale werkwijze van de backoffice waarborgt de continuïteit en kwaliteit voor de cliënten van het Loket. Kenmerken van het Loket zijn:
Wij achten het van groot belang dat de medewerkers van het loket in staat zijn om de vraag achter de vraag te herkennen. Hiervoor dienen de contacten tussen de medewerkers van het loket en verschillende instellingen en (cliënt)organisaties te worden geïntensiveerd. In de zin dat periodiek met elkaar van gedachten wordt gewisseld over de signalerende rol van de medewerkers die direct klantencontact hebben.
Vanaf 1 januari 2008 wordt geleidelijk aan de gezamenlijke organisatie van het front- en backoffice van beide loketten vormgegeven, waarbij er naar gestreefd wordt op 1 juli 2008 de samenvoeging af te ronden. In deze gezamenlijke loketorganisatie zal afstemming van werkwijzen en eenduidige aansturing gerealiseerd worden.
Om tot een optimale samenwerking te kunnen komen hebben beide gemeenten eind 2006 een onderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek diende als verkenning naar overeenkomsten en verschillen in organisatiestructuur, beleid en uitvoering van de beide Loketten. Naar aanleiding van de concept rapportage is de conclusie getrokken dat voor het realiseren van samenwerking van beide loketten een aantal veranderingen nodig is in de huidige opzet. De benodigde veranderingen betreffen de stichting WW&Z Loket en de samenwerkingsstructuur in Uithoorn. Inmiddels is door de gemeente Aalsmeer met de stichting WW&Z Loket in Aalsmeer gesproken over beëindiging van de taken van de stichting Loket en overname door de gemeente. Beoogd wordt de loketten van Uithoorn en Aalsmeer op termijn samen te voegen tot één uitvoeringsorganisatie. Opzet is om het bestaande samenwerkingsverband voor Sociale Zaken uit te breiden met de uitvoeringstaken van de Wmo.
Eerste prioriteit voor Aalsmeer is de overname van de taken voor de voorzieningen voor mensen met een beperking (voormalige Wvg) van de gemeente Amstelveen, waarmee het uitvoeringscontract per 1-1-2008 afloopt.
Naar aanleiding van de evaluatie van de huishoudelijke verzorging en het onderzoek naar cliënttevredenheid in 2007 en 2008 zal in 2009 bekeken worden of een verdere verbreding van het loket WWZ mogelijk is. Daarbij valt te denken aan andere prestatievelden van de Wmo of aan een combinatie met het loket voor Werk en Inkomen.
Hoofdstuk 6 Preventief jeugdbeleid
Het prestatieveld gericht op preventief jeugdbeleid heeft betrekking op jongeren bij wie sprake is van een verhoogd risico op ontwikkelingsachterstanden, schooluitval of criminaliteit. Het betreft hier jongeren die nog niet in aanmerking komen voor zorg in het kader van de Wet op de jeugdzorg. Daarnaast heeft dit prestatieveld ook betrekking op ouders waarvoor opvoedingsondersteuning gewenst is. Op grond van Rijksbeleid dienen er op lokaal niveau tenminste de volgende functies van preventief jeugdbeleid te zijn:
Hoewel het prestatieveld op preventie gericht jeugdbeleid specifiek op jeugdigen is gericht, behoren jongeren ook tot de andere prestatievelden van de Wmo. Jongeren kunnen bijvoorbeeld mantelzorger of vrijwilliger zijn (prestatieveld 4), een geestelijke of lichamelijk beperking hebben waardoor meedoen in de maatschappij niet vanzelfsprekend is (prestatieveld 5), getuige zijn van huiselijk geweld (prestatieveld 7), verslaafde ouder(s) hebben of zelf verslaafd zijn (prestatieveld 9).
In beide gemeenten is op dit moment de ontwikkeling van integraal jeugdbeleid in volle gang. In Uithoorn is de Uitgangspuntennotitie Integraal Jeugdbeleid inmiddels vastgesteld. In Aalsmeer wordt op dit moment aan het nieuwe jeugd- en gezinsbeleid gewerkt. Voor beide gemeenten geldt dat dit bredere jeugdbeleid afzonderlijk wordt opgesteld en ter besluitvorming wordt aangeboden aan de gemeenteraden. Wel dient opgemerkt te worden dat verschillende ontwikkelingen in het jeugdbeleid regionaal vormgegeven worden. Hierdoor zullen Aalsmeer en Uithoorn in de uitvoering regelmatig samenwerken.
Het preventieve jeugdbeleid, dat een onderdeel vormt van het totale integrale jeugdbeleid, is verankerd in de Wmo en de Wet op de Jeugdzorg 2005 en heeft geen andere wettelijke grondslag.
Het betreft lokaal beleid waarbij vanuit de rijksoverheid en provincie stimuleringsimpulsen worden gegeven. Beide gemeenten ontplooien reeds activiteiten op het gebied van de vijf op preventiegerichte functies. Hierbij wordt lokaal, maar ook vaak regionaal samengewerkt.
Bij deze functie gaat het om zowel ongevraagde informatie over opvoeden en opgroeien als om het beantwoorden van specifieke vragen van ouders en jongeren. De gemeenten Aalsmeer en Uithoorn willen vormgeven aan deze functie door een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) te starten. Dit zijn centra waar ouders, kinderen, jongeren en professionals snel, gemakkelijk en vanzelfsprekend terecht kunnen met allerlei vragen over opvoeden en opgroeien. Het gaat om laagdrempelige voorzieningen waar gesignaleerde gezondheids- en opvoedingsproblemen in de verschillende levensfase van kinderen integraal behandeld kunnen worden. Dit kan door het onderbrengen van de verschillende functies rond kraamzorg, jeugdzorg en opvoedingsondersteuning in één gebouw waardoor afstemming en samenwerking en (waar nodig) indicering en doorgeleiding optimaal kunnen plaatsvinden. Maar dit kan ook door een virtueel loket te creëren. Op dit moment wordt er landelijk beleid geformuleerd over de te ontwikkelen centra voor jeugd en gezin.
Hierbij gaat het om het vroegtijdig signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders.
Voor de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn is de volgende rol in dit proces weggelegd: de gemeente inventariseert de behoeften van beroepskrachten en koppelt dit aan een aanbod van Bureau Jeugdzorg. Daar waar dit niet tot het reguliere aanbod van Bureau Jeugdzorg behoort, faciliteert de gemeente. Bij de signalering hebben de GGD, huisartsen, peuterspeelzalen, kinderopvanginstellingen en het onderwijs een belangrijke functie. Afstemming tussen deze verschillende signalerende partners is een aandachtspunt voor de gemeenten.
Het peuterspeelzaalwerk speelt een rol bij de signalering en/of het voorkomen van ontwikkelingsachterstanden bij jonge kinderen. Het ondersteunen van achterstandskinderen gebeurt onder andere in het kader van de sluitende aanpak 0 tot 6 jaar, de vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) en het onderwijsachterstandenbeleid. De gemeente Aalsmeer heeft in het beleidskader Peuterspeelzaalwerk 2007-2009 het ambitieniveau en de doelstelling voor het peuterspeelzaalwerk geformuleerd en ziet het peuterspeelzaalwerk als onderdeel van de Wmo in het kader van de maatschappelijke participatie. De gemeente Uithoorn heeft in 2006 de beleidsnota Mee(r) doen met Taal, gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid Uithoorn 2006-2010 vastgesteld.
Nadat een vraag of probleem is gesignaleerd, hetzij door een jeugdige of ouder, hetzij door anderen, moet er zo snel mogelijk hulp worden geboden. Dit vereist in de eerste plaats dat het ondersteuningsen zorgaanbod inzichtelijk is, zowel voor hulpvragers als voor beroepskrachten. Medewerkers van lokale voorzieningen moeten globaal kunnen inschatten welke problematiek aan de orde is en welke hulp daarbij past. Vaak hebben zij behoefte hierover met andere beroepskrachten te overleggen, bijvoorbeeld in een buurtnetwerk of een zorgadviesteam in het onderwijs. Bureau Jeugdzorg kan in dit verband een consultatierol vervullen.
Daarnaast kunnen jongeren vanaf twaalf jaar op dit moment worden doorverwezen naar het Jeugd Interventie Team (JIT). Het Jeugd Interventie Team is samengesteld met vertegenwoordigers van politie, bureau Halt, jongerenwerk, leerplicht, algemeen maatschappelijke werk, bureau jeugdzorg, de GGD, Jongeren Crisis Team en de Raad voor de Kinderbescherming. Jongeren vanaf twaalf jaar kunnen worden aangemeld bij het JIT wanneer het Zorg Advies Team op school niet meer toereikend is. Voor jongeren wordt een traject opgesteld en de coördinator van het JIT begeleidt de jongere.
Deze begeleiding kan bestaan uit het ondersteunen bij de keuze voor een andere school, maar ook het toeleiden naar Bureau Jeugdzorg.
In het kader van jeugdveiligheid is een aanpak gerealiseerd ten behoeve van de omgang met groepen jongeren die geverbaliseerd zijn en aangemeld worden bij het OM (Trioaanpak). Met deze methodiek wordt beoogd een plan van aanpak voor de gehele groep op te stellen, maar ook voor de individuele jongere die lid is van de groep. Organisaties die hierbij betrokken zijn: het OM, de politie, gemeente, Cardanus jongerenwerk en opbouwwerk, Algemeen Maatschappelijk Werk en De Brijderstichting voor verslavingszorg.
Dit betreft kortdurende advisering en lichte hulpverlening op momenten dat de opvoeding dreigt te stagneren. Pedagogische hulp bestaat in veel verschillende vormen. Voor ouders zijn er vaak pedagogische spreekuren, meestal in het kader van jeugdgezondheidszorg. Een goed aanbod van pedagogische hulp houdt rekening met de diversiteit aan doelgroepen in de lokale gemeenschap.
Nauwe samenwerking met bureau jeugdzorg kan zo nodig zorgen voor een versnelde en ‘warme’ overdracht van cliënten naar de jeugdzorg. Dit komt de effectiviteit en slagvaardigheid van de hulpverlening ten goede. Ook hier geldt de JIT-methodiek dan wel de Trioaanpak.
Coördinatie van zorg op lokaal niveau
Hierbij gaat het om hulp aan gezinnen met meervoudige problematiek (multiproblem-gezinnen), die geen greep hebben op de eigen situatie. Deze gezinnen hebben te maken met diverse instanties en hulpverleners. Vaak hebben de betrokken gezinnen weerstand tegen professionele hulpverlening. Het is aan de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn ervoor te zorgen dat lokale instellingen afspraken maken over het bij elkaar brengen van afzonderlijke probleemsignalen van/over het gezin en het onderling afstemmen van de hulpverlening. Op dit moment is de coördinatiefunctie nog niet geregeld. De invulling hiervan wordt in regionaal verband opgepakt waarbij Schakelnet van de GGD een mogelijk medium is om de afstemming van de hulpverlening te realiseren. Schakelnet is een ICT-programma voor Openbare Geestelijke Gezondheidszorg voor volwassenen. Participerende hulpverleningsinstanties kunnen hier hun cliënten registreren. Er is zichtbaar wanneer een andere hulpverleningsinstantie zich daar ook mee bezig houdt, zodat contact met elkaar gezocht kan worden.
Een mogelijkheid is om voor de jeugd OGGZ hetzelfde te realiseren en aansluiting te zoeken bij Schakelnet. Multiproblem-gezinnen worden zo eerder zichtbaar.
Het jeugdbeleid is volop in ontwikkeling. Participatie van jongeren en hun ouders is hierbij van groot belang. Deze doelgroep is alleen moeilijk te bereiken. Wellicht dat andere methoden dan de tot nu toe gebruikelijke moeten worden ingezet Hierdoor is meer tijd nodig voor het vormgeven en realiseren van participatie. De beide gemeenten ontwikkelen op dit moment trajecten om jongeren ook langdurig bij beleidsvorming te betrekken.
In september 2007 heeft de gemeente Aalsmeer een conferentie gehouden over haar nieuwe jeugd & gezinsbeleid. De belangrijkste uitkomsten uit deze conferentie zijn:
De resultaten van de conferentie worden verwerkt in de nota jeugd en gezinsbeleid. Deze nota wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2008 vastgesteld door de Raad.
In het kader van integratie en maatschappelijke participatie vindt de gemeente het wenselijk dat er gerichte aandacht is voor groepen allochtone ouders die licht pedagogische ondersteuning nodig hebben bij schoolgaande kinderen. Op dit moment zijn hiervoor twee projecten Opstap en opstapje.
In participatie met de betrokken doelgroep(en) en de welzijnsorganisatie Cardanus wordt Opstap en Opstapje geëvalueerd en waarnodig inhoudelijk aangepast.
De op 28 juni 2007 vastgestelde Uitgangspuntennotitie Integraal Jeugdbeleid dient als start voor de verdere vormgeving van het jeugdbeleid en de bijbehorende participatie in Uithoorn. Participatie vindt plaats op drie thema’s en is breder dan het Wmo-beleid. De thema’s zijn:
Bij de realisatie van de participatiebijeenkomsten wordt daar waar mogelijk aangesloten bij reeds bestaande en geplande activiteiten die aansluiten bij de thema’s. Aan de participatie nemen deel jongeren en hun ouders, maar ook stakeholders en organisaties die zich bezig houden met de doelgroep.
6.4 Gewenste situatie over 4 jaar en activiteiten
Landelijk zijn er verschillende beleidsontwikkelingen in gang gezet waar ook de beide gemeenten invulling aan moeten geven. Het betreft hier het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en het Elektronisch Kinddossier (EKD). Het EKD zorgt ervoor dat informatie over het kind en de gezinssituatie elektronisch beschikbaar is. Dit betekent dat vanaf het moment dat een kind bij het consultatiebureau binnenkomt tot aan het negentiende levensjaar, gegevens over de gezondheid en de gezinssituatie centraal worden verzameld en bijgehouden. Alleen de betreffende professionele hulpverleners hebben toegang tot het dossier. Aan het CJG en EKD wordt in de komende jaren in regionaal verband vorm gegeven.
Daarnaast zal de invulling van de vijf preventieve functies en de bijbehorende samenwerking tussen hulpverleningsinstanties onder regie van de beide gemeenten en in regionaal verband verder vorm krijgen.
Voor de financiële paragraaf geldt hetzelfde als voor de toekomstvisie. Deze wordt uitgewerkt in de nota Integraal Jeugd- en Gezinsbeleid (Aalsmeer) en de nota integraal Jeugdbeleid (Uithoorn). In deze nota’s wordt een financiële en inhoudelijke afweging gemaakt over de uitvoering van activiteiten.
Hoofdstuk 7 Wonen, Welzijn & Zorg
Om ouderen en mensen met een beperking in staat te stellen zo goed en lang mogelijk zelfstandig te leven, is het noodzakelijk om integraal op een aantal terreinen beleid te voeren. Het gaat daarbij vooral om de terreinen van wonen, welzijn, zorg, vervoer en openbare ruimte. Op lokaal niveau is een groot aantal spelers betrokken bij de uitwerking van dit beleid. Het gaat om de woningcorporaties Eigen Haard en Woongroep Holland, zorgaanbieders Amstelring, Zorgcentra De Meerlanden, Zorgcentrum Aelsmeer en Ons Tweede Thuis. Ook zijn de welzijnsaanbieders Stichting Welzijn Ouderen Aalsmeer en Vita Welzijn & Advies betrokken.
De gemeenten Aalsmeer en Uithoorn voeren de regie in het proces om dit beleid te realiseren en hebben een wettelijke taak in de regie op het gebied van wonen en welzijn. Het Zorgkantoor heeft een wettelijke taak om de regie in de zorg te voeren. Om wonen, welzijn en zorg tot een goed samenhangend geheel te maken dienen beide regievoerders met elkaar af te stemmen.
De Provincie Noord-Holland heeft zich als taak gesteld de gemeenten te stimuleren het vraagstuk van wonen, welzijn en zorg op te pakken en hen daarbij te ondersteunen. In dit kader wordt door de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn vanaf 1 juli 2005 vormgegeven aan een drie jarige provinciale pilot Wonen, Welzijn en Zorg (WWZ). De ambitie van het project WWZ is om beide gemeenten zo in te richten dat mensen met een beperking geen fysieke belemmeringen ondervinden bij het meedoen aan de samenleving. Daarnaast heeft het project tot doel om mensen langer zelfstandig te laten wonen en zolang mogelijk de regie over hun eigen leven te laten behouden.
Concreet betekent dit activiteiten op de volgende drie deelterreinen:
De relatie van WWZ met het onderwerp sociale samenhang komt vooral tot uiting bij het ontwikkelen van wijksteunpunten. Door het aanbieden van voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg leveren deze accommodaties een bijdrage aan bereikbaarheid van voorzieningen. Daarnaast hebben deze wijksteunpunten ook een ontmoetingsfunctie.
De komende periode zal er een behoorlijke toename zijn van het aantal ouderen in Nederland. Deze toename zal zich ook in Aalsmeer en Uithoorn voordoen. Per 1 januari 2006 bedroeg het aantal ouderen in de leeftijd van 65 jaar of ouder in Aalsmeer 3.443 en in Uithoorn 4.231. In 2015 is dit aantal naar verwachting in Aalsmeer gestegen naar circa 5.400 en in Uithoorn naar circa 5.500. [12] De uitgangspunten van het huidige gemeentelijk beleid voor ouderen en mensen met een beperking zijn:
Om ouderen en mensen met een beperking hiertoe in staat te stellen, is het van belang integraal beleid te voeren op de terreinen van wonen, welzijn, zorg, openbare ruimte en vervoer. Dit gebeurt in de pilot WWZ met het inhoudelijke concept van woonzorgzones. Een woonzorgzone is een (deel van een) wijk waarin optimale condities zijn geschapen om als oudere en/of als mens met een beperking te wonen en te leven. In een woonzorgzone zijn de elementen van wonen, welzijn, zorg, toegankelijkheid van de openbare ruimte, brede wijksteunpunten en vervoer samenhangend geregeld.
Belangrijk hierbij is de uitwerking van de haal- en brengfuncties welzijn en zorg in de wijken.
Haalfuncties zijn welzijns- en zorgvoorzieningen die in een gebouw in de omgeving door bewoners afgenomen kunnen worden. Het gaat bijvoorbeeld om recreatieve activiteiten, maar ook om tijdelijke deelname aan een dagopvang. De brengfuncties worden bij bewoners thuis aangeboden, zoals thuiszorg, maaltijdenvoorziening en dergelijke.
Openbare ruimte en levensloop bestendig bouwen
In het kader van de WWZ worden er in beide gemeenten wijkschouwen gehouden waar de aandachtspunten in de openbare ruimte worden geïnventariseerd. Naar aanleiding van deze schouwen is er inmiddels veel verbeterd in de openbare ruimte.
Op het gebied van het levensloopbestendig bouwen is in Aalsmeer een afsprakenlijst ontwikkeld met eisen waaraan nieuwbouwprojecten moeten voldoen. Alle nieuwbouwwoningen worden levensloopbestendig gebouwd. In Uithoorn wordt onderzocht of het label Woonkeur kan worden toegepast bij de realisatie van seniorenwoningen in de woonzorgzones in Uithoorn. Door toepassing van Woonkeur zullen deze woningen levensloop bestendig zijn.
Voor andere woningen en woningtypen zal per project worden bekeken of deze ook onder het label woonkeur zullen worden gerealiseerd.
Verder is ten behoeve van het aanpassen van bestaande woningen een startnotitie opgesteld. Uitgangspunt in deze notitie is dat de eigen woningen zo veel mogelijk aangepast worden aan de eisen van levensloopbestendigheid. Er zijn enkele keuzemodellen ontwikkeld voor het opplussen van de bestaande woningen. De mogelijkheden zijn het informeren, adviseren, of stimuleren. De uiteindelijke keuze heeft uiteraard financiële consequenties. De keuze voor de gemeentelijke betrokkenheid bij dit opplussen zal eind 2007/begin 2008 gemaakt worden.
Welzijn, zorg en dienstverlening
In beide gemeenten zijn kaders opgesteld voor het ontwikkelen van wijksteunpunten. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over het op proef aanbieden van consulten aan ouderen. Dit betreft 300 consulten in Uithoorn en 300 in Aalsmeer. Deze 600 burgers krijgen een consult op een aantal specifieke ouderdomsgebreken.
In de projectperiode van de pilot WWZ wordt sinds juli 2005 ieder half jaar een participatiebijeenkomst georganiseerd. Doel van de bijeenkomsten is om Seniorenraden, Participatieraden Gehandicapten, Vrouwen Advies Commissies, bewonersverenigingen, cliëntenraden, wijkraden en geïnteresseerde burgers over toekomstig beleid te informeren. Maar ook om met hen over voorgenomen beleid te discussiëren en draagvlak te creëren.
Tijdens de laatste participatiebijeenkomst van maart 2007 is gesteld dat na afloop van de pilot WWZ aandacht voor het thema WWZ nodig is. De gemeenten zouden hierop de regie moeten voeren.
Met de pilot-WWZ is een goede basis gelegd voor het formuleren van nieuw beleid voor ouderen en mensen met een beperking. Geconcludeerd werd dat de pilot vooral een verandertraject is geweest waarbij organisaties door samenwerking vraaggerichte voorzieningen dicht bij de mensen thuis zijn gaan aanbieden. Een verdere uitwerking van die basis door een gezamenlijke aanpak van betrokken partijen blijft nodig in de komende jaren.
7.4 Gewenste situatie over 4 jaar en activiteiten
De gewenste situatie over vier jaar is dat in Aalsmeer en Uithoorn belangrijke vorderingen zijn gemaakt met de inrichting van woonzorgzones. De uitvoeringsafspraken hiervoor worden begin 2008 in samenspraak met andere betrokken partijen vastgesteld.
Het gaat daarbij dan onder andere over:
In Aalsmeer wordt nu gewerkt aan de inrichting van alle woonzorgzones waarmee verschillende delen van de gemeente bestreken worden. In Uithoorn wordt nu aan drie woonzorgzones gewerkt, te weten Thamerdal, Zijdelwaard en Europarei omdat de vergrijzing daar het grootst is. Over vier jaar is in Uithoorn ook een aanvang gemaakt met de inrichting van de overige woonzorgzones. Medio 2008 eindigt de pilot WWZ. Daarom wordt begin 2008 met verschillende partijen overlegd over de concrete vervolgactiviteiten. Tot die tijd geldt het huidige WWZ uitvoeringsprogramma waarin vierenveertig projecten zijn uitgewerkt die betrekking hebben op:
Hoofdstuk 8 Wmo en de Wet Werk en Bijstand
Om mensen mee te laten doen, dient ook afstemming plaats te vinden tussen de Wmo en aanpalende beleidsterreinen zoals re-integratiebeleid in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB), minimabeleid en schuldhulpverlening. Deze beleidsterreinen vallen onder de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Sociale Zaken Aalsmeer – Uithoorn.
Het kabinet en de VNG hebben afspraken gemaakt over een voortvarende gezamenlijke aanpak op het terrein van de participatie, het armoedebeleid en de schuldhulpverlening. [13]
De gemeenschappelijke ambities behelzen vermindering van het beroep op de WWB, het vergroten van de participatie van niet-uitkeringsgerechtigden, het bestrijden van de armoede en het verminderen van het aantal huishoudens met problematische schulden. Om deze ambities te realiseren is een omvangrijk pakket maatregelen overeengekomen, die betrekking hebben op de inzet van verschillende instrumenten ten behoeve van uiteenlopende doelgroepen. Deze maatregelen zijn onder andere:
Een andere maatregel betreft het bundelen van alle budgetten ter bevordering van de arbeidsparticipatie zodanig dat gemeenten de budgetten optimaal kunnen inzetten voor het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie.
Bij de Wmo staat net als de WWB de eigen verantwoordelijkheid en participatie van (kwetsbare) burgers voorop en krijgen gemeenten grote verantwoordelijkheden, zowel financieel, beleidsmatig als uitvoeringstechnisch. De WWB richt zich daarbij met name op de arbeidsre-integratie en economische zelfstandigheid. De Wmo richt zich op maatschappelijke participatie en sociale zelfredzaamheid met eventueel langdurige ondersteuning. De WWB daarentegen richt zich op actieve deelname aan het arbeidsproces. Bij de WWB gaat het dus om iets tijdelijks. De overeenkomst tussen beide wetten bestaat uit het ondersteunen van mensen op weg naar volledige participatie.
Daarnaast geldt voor zowel de Wmo-voorzieningen als voor de regelingen voor de minima dat de toegankelijkheid en het bereik van voorzieningen belangrijke aandachtspunten zijn. Veel van de doelgroepen die vallen onder het minimabeleid zijn vaak ook de gebruikers zijn van bepaalde Wmo-voorzieningen. Te denken valt aan: kinderopvang, vroeg- en voorschoolse educatie, inburgering, (schuld)hulpverlening en welzijnsactiviteiten.
De afgelopen jaren is gebleken dat een groot gedeelte van de cliënten in het WWB-bestand moeilijk aan het werk komt. De maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk) en/of sociale activering door de Wmo vormen een waardevolle aanvulling op de WWB. De activiteiten die voortvloeien uit de Wmo bieden kansen en perspectieven aan WWB-cliënten die werken aan arbeidsre-integratie en kunnen aanvullend zijn op activiteiten die voortkomen uit de WWB.
Re-integratiebeleid uitkeringsgerechtigden
De re-integratie van WWB-uitkeringsgerechtigden naar betaald werk is al jaren één van de speerpunten binnen het beleid van de GR Sociale Zaken [14]. Beleidsuitgangspunten daarin zijn:
de ondersteuning die geboden wordt aan klanten is allereerst gericht op het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Pas als gebleken is dat zij niet zelfstandig aan het werk kunnen, biedt de gemeente ondersteuning gericht op activering en zonodig het wegnemen van drempels die activering en participatie in de weg staan.
Minimabeleid en schuldhulpverlening
In december 2006 is de notitie Minimabeleid gemeenten Aalsmeer – Uithoorn, evaluatie en plan van aanpak 2007 – 2010 vastgesteld. Daarin is ook een aparte paragraaf over schuldhulpverlening opgenomen. Het begrip armoede is daarin als volgt geformuleerd:
Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies (inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving), waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoede in enge zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen.
In deze notitie wordt zowel aandacht besteed aan het tekort aan financiële middelen als aan sociale uitsluiting. Armoede in brede zin dus. Omdat de doelgroep waar beide gemeenten zich op richten mensen zijn met een minimuminkomen, wordt in dit geval liever gesproken van minimabeleid dan van armoedebeleid.
Voor de komende vier jaar zijn vier doelstellingen opgesteld die van belang zijn voor het terugdringen van de armoede. Deze vier doelstellingen zijn:
Re-integratie naar betaald werk wordt als één van de belangrijkste maatregelen gezien om de sociale armoede tegen te gaan.
In het minimabeleid wordt onderscheid gemaakt tussen twee doelgroepen minima: degenen met en degenen zonder arbeidsperspectief. Voor doelgroepen die langdurig van het minimumniveau moeten rondkomen en waarbij het arbeidsperspectief ontbreekt, ligt de grens op 125% van de bijstandsnorm om voor regelingen in aanmerking te komen. Onder deze doelgroepen vallen ouderen vanaf 65 jaar, chronisch zieken en mensen met een beperking en overige burgers die voldoen aan de door de gemeente genoemde criteria. Voor de overige groepen ligt de grens op 110% van de bijstandsnorm.
Voor schuldhulpverlening worden de volgende mogelijkheden aangeboden:
Daarbij ligt de nadruk op preventie en een integrale aanpak van de problematiek. Getracht wordt om de wettelijke schuldsanering tot een minimum te beperken [16]. Schuldhulpverlening staat open voor alle burgers in de gemeente.
8.4 Gewenste situatie over vier jaar en activiteiten
Door de vergrijzing wordt voor de lange termijn veel werkgelegenheid in de welzijns- en zorgsector voorzien. Dit heeft ook gevolgen voor de arbeidsmarktkansen van mensen met een WWB-uitkering.
Op dit moment lopen er al afspraken met zorginstellingen over de inzet van vrijwilligers. Deze afspraken kunnen nog meer geïntensiveerd worden. Middelen hiertoe zijn: individuele of groepsgewijze re-integratietrajecten, work-first projecten (dit zijn projecten die leiden tot de kortste weg naar werk), gesubsidieerde banen en dergelijke. Voor mensen zonder arbeidsverplichting kan vrijwilligerswerk, al dan niet in de zorg, uitkomst bieden. Dit geldt ook voor mensen die moeilijk aan het werk komen. Vrijwilligerswerk kan dan als opstapje dienen naar betaald werk. Tot op heden worden er binnen de GR Sociale Zaken op individueel niveau afspraken gemaakt over het doen van vrijwilligerswerk. Om bijstandsgerechtigden te stimuleren deel te nemen aan vormen van vrijwilligerswerk wordt het beleid op dit gebied verruimd. Voorbeelden hiervan zijn: het toekennen van een vrijwilligersvergoeding, het verlenen van ontheffing van de arbeidsverplichting gedurende een bepaalde periode, scholing en financiering van kinderopvang gedurende de uren dat men vrijwilligerswerk verricht. Daarnaast zal inzichtelijk gemaakt worden om welke doelgroep(en) het gaat.
Overigens zal deze groep binnen het totale Wmo aanbod aan vrijwilligers een beperkte groep zijn.
Naast het ondersteunen van vrijwilligers is ook het ondersteunen van mantelzorgers een belangrijk uitgangspunt in de Wmo. Voor WWB-uitkeringsgerechtigden met een arbeidsplicht kan het lastig zijn om de taak van mantelzorger uit te oefenen. Het verlenen van een collectieve ontheffing van de arbeidsplicht is juridisch niet mogelijk voor mensen met een WWB-uitkering. Alleen wanneer dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen, op basis van maatwerk, besluiten om tijdelijke ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling te verlenen. Daarbij is het wel van belang dat er een goede afweging gemaakt wordt tussen enerzijds de arbeidsplicht en anderzijds het verrichten van mantelzorg.
Minimabeleid en schuldhulpverlening
Om de participatiegedachte verder vorm te geven, is het doel het realiseren van een goed samenhangend aanbod van algemene en individuele voorzieningen. Daarbij is het van belang dat het bereik van voorzieningen voor de Wmo-gebruikers en de doelgroep minima goed op elkaar worden afgestemd. Dit geldt ook voor de eigenbijdrage regelingen. Het geven van voorlichting en het vereenvoudigen van procedures spelen daarin een belangrijke rol. De formule van de één Loket gedachte sluit goed aan op deze ontwikkelingen. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat de GR Sociale Zaken aansluiting zoekt bij het Loket Wonen Welzijn en Zorg dan wel dat er een apart Loket Werk en Inkomen komt. Dit laatste past in de ontwikkelingen op het gebied van re-integratie, inkomen en inburgering waarbij de gemeente de regierol heeft. [17] Bij dit Loket kan men terecht voor allerlei vragen op het gebied van werk en inkomen, maar (mogelijk) ook voor aanpalende beleidsterreinen als kinderopvang, educatie en schuldhulpverlening. Voorwaarde is wel dat beide Loketten aanvullend zijn op elkaar en eenzelfde werkwijze hanteren. Op dit moment kennen beide gemeenten al een spreekuur voor sociale zaken. Het Loket Werk en Inkomen zal breder van opzet zijn.
Alle re-integratieactiviteiten worden gefinancierd uit het werkdeel (W-deel) van de WWB. Dit geld is geoormerkt, een eventueel overschot vloeit terug naar het Rijk. Dit is in tegenstelling tot het inkomensdeel (I-deel) waarbij gemeenten overschotten zelf mogen houden, maar waarbij in geval van een tekort gemeenten zelf moeten aanvullen. Uit het I-deel worden de uitkeringen betaald. Alle activiteiten ten behoeve van de mensen met een minimum inkomen worden gefinancierd uit de bijzondere bijstand. Daarnaast is er een apart budget beschikbaar voor de jaarlijkse bijdrage aan chronisch zieken, mensen met een beperking, ouderen, de collectieve ziektekostenverzekering en het declaratiefonds. Ook voor schuldhulpverlening en budgetbeheer zijn aparte budgetten beschikbaar.
Zoals eerder aangegeven heeft het Rijk het voornemen om alle participatiebevorderende budgetten te bundelen in een participatiefonds. De gemeentelijke budgetten voor re-integratie, volwasseneneducatie en inburgering zullen in eerste aanleg worden betrokken. Het schot tussen het inkomensdeel en het werkdeel blijft overeind.
Hoofdstuk 9 Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg
Met het overgrote deel van de bevolking in Aalsmeer en Uithoorn gaat het goed. Men kan zich al dan niet met ondersteuning van mantelzorgers, vrijwilligers of professionele hulpverleners goed redden en is in staat om mee te doen in de samenleving. Een klein deel van de inwoners van Aalsmeer en Uithoorn kampt echter met ernstige problemen op uiteenlopende leefgebieden. Het betreft vaak zogenoemde meervoudige problematiek, waarbij sprake kan zijn van een combinatie van problemen als schulden, huiselijk geweld, verslaving, huisuitzetting, zelfverwaarlozing, vereenzaming, dakloosheid en woonoverlast. Inwoners met deze meervoudige problematiek dreigen af te glijden naar een situatie waarin zij niet (meer) in staat zijn om een zelfstandig leven te leiden en in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien. Hoewel zij dringend hulp nodig hebben, zullen zij daar vaak niet zelf om vragen en zorgmijdend gedrag vertonen. In dergelijke situaties lopen eventueel aanwezige kinderen ook risico's.
In de Wmo is een aantal prestatievelden opgenomen, waaronder de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, huiselijk geweld en verslavingszorg. Daarnaast is de OGGZ als prestatieveld opgenomen in de Wmo. Het betreft hier de prestatievelden 7, 8 en 9 die zowel qua financiering als beleid nauw verbonden zijn.
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) omvat in hoofdlijn alle activiteiten op het terrein van de geestelijke volksgezondheid die niet gebaseerd zijn op een vrijwillige hulpvraag worden uitgevoerd.
Het gaat enerzijds om activiteiten waar de betrokken persoon niet om heeft gevraagd en anderzijds om activiteiten waarmee uitdrukkelijk ook een openbaar belang wordt gediend.
Het ministerie van VWS benoemt de volgende kenmerken voor OGGZ activiteiten:
Kern van de OGGZ is het ontbreken van actieve medewerking van de persoon of personen waar men zich op richt. Vragen of signalen uit de omgeving vormen vaak de aanleiding tot OGGZ-activiteiten.
Hierin onderscheiden de OGGZ-activiteiten zich van GGZ-activiteiten (waar doorgaans wel een vrijwillige hulpvraag aan ten grondslag ligt).
Met inwerkingtreding van de Wmo gaan de AWBZ-middelen voor OGGZ-activiteiten over naar de specifieke uitkering maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid. Dit is een doeluitkering aan de centrumgemeente. Over de besteding van deze extra middelen dient overleg plaats te vinden tussen de centrumgemeente en de betrokken regiogemeenten. Hierover zijn afspraken vastgelegd in een convenant, dat begin 2007 voorlopig voor 1 jaar is ondertekend door Amsterdam, de vijf gemeenten uit de regio Amstelland - De Meerlanden en de gemeente Diemen. Achtergrond hiervan is de komende splitsing van de GGD Amstelland en de Meerlanden. Per 1 januari 2008 sluit de gemeente Haarlemmermeer zich aan bij de GGD Kennemerland. De overige gemeenten sluiten zich aan bij de GGD Amsterdam. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de structuur en organisatie van de samenwerkende instellingen en de uitvoering van taken op het terrein van de OGGZ. Voor 1 januari 2008 zal een besluit over de verlenging van het éénjarig convenant worden genomen. De relatie tussen Amsterdam en de regio vergt veel aandacht. De continuïteit dient gewaarborgd te worden om de bereikte resultaten ook voor de toekomst te consolideren en verder uit te bouwen.
Het doel van het gesloten convenant is het bevorderen van samenwerking tussen de verschillende regiogemeenten en Amsterdam teneinde een adequaat en integraal opvang- en verslavingsbeleid in de regio te realiseren. De inhoudelijke doelstelling van het beleid is daarbij om zo nodig op termijn te komen tot een effectief en samenhangend aanbod van voorzieningen en activiteiten. Zodat kwetsbare mensen goed worden opgevangen, verzorgd of behandeld en worden teruggeleid naar een aanvaardbaar maatschappelijk bestaan.
Binnen de regio Amstelland en de Meerlanden streven de gemeenten en de maatschappelijke instellingen al meerdere jaren actief naar samenwerking en samenhang op het terrein van de OGGZ. In 2002 is het platform OGGZ opgericht om bij te dragen aan deze samenhang en om tot een nadere afstemming te komen. In dit platform zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: de Geestgronden, Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), GGD, Brijder Verslavingszorg, JeugdRiagg, Woningcorporaties, Leger des Heils, Regionaal Instituut Beschermd Wonen (RIBW), Zorgkantoor, Zorgbelang, Amstelring en vertegenwoordigers van politie en de gemeenten. Het OGGZ Platform komt twee keer per jaar bijeen. Er zijn twee taakgroepen. De Taakgroep Maatschappelijke Opvang en de Taakgroep Preventie. In deze taakgroepen hebben uitvoerende vertegenwoordigers zitting van de organisaties van het OGGZ-platform.
Daarnaast zijn er nog enkele overleggen op uitvoerend niveau:
Het doel van de OGGZ-activiteiten bij de GGD Amstelland en De Meerlanden is het bestrijden van extreme overlast, vervuiling, verwaarlozing, ouderenmishandeling en (dreigende) dak- en thuisloosheid door middel van samenwerking van regionale organisaties en instanties, zoals hierboven beschreven. De doelgroep wordt gevormd door mensen met meervoudige en complexe problematiek, die sociaal kwetsbaar zijn. De activiteiten van de GGD Amstelland en De Meerlanden bestaan op hoofdlijnen uit:
Voor mensen uit de AM-regio blijkt de opvang in Amsterdam niet altijd even toegankelijk. De maatschappelijke opvang is vaak vol en medewerkers zijn soms onvoldoende op de hoogte van de verantwoordelijkheden die Amsterdam heeft voor daklozen uit de regiogemeenten. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer heeft inmiddels besloten om een maatschappelijke opvang in Hoofddorp te realiseren. Dit sluit goed aan bij het Amsterdamse beleid van spreiding van de opvangfaciliteiten om cliënten zo veel mogelijk in de eigen omgeving op te vangen. Afgesproken is dat de gemeente Haarlemmermeer de opvang in juli/augustus 2007 opent.
De gemeente Amsterdam zal een bijdrage leveren aan de exploitatiekosten.
Vrouwenopvang en huiselijk geweld
In samenwerking met Amsterdam en op basis van samenwerking met de uitvoerende organisatie in de regio (platform OGGZ) is het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) opgericht. Het SHG is sinds 1 maart 2006 operationeel in de regio Amstelland-De Meerlanden. Er is ingezet op een intensieve samenwerking tussen het SHG en de Vrouwenopvang Amsterdam. Vanuit de Rijksstimuleringsregeling SHG heeft de centrumgemeente Amsterdam middelen (€ 60.000) beschikbaar gesteld voor het inrichten van het SHG. Hiermee kan 60% van de exploitatiekosten worden gefinancierd. De regiogemeenten hebben de resterende 40% financiering beschikbaar gesteld. In de loop van 2007 was een eerste evaluatie beschikbaar over het bereik en het functioneren van het SHG. Hierbij zijn als belangrijkste aandachtspunten naar voren gekomen:
In Amstelveen is al enige jaren een crisisopvanghuis voor vrouwen gevestigd. Dit huis wordt door het AMW geëxploiteerd en biedt tijdelijk onderdak aan vrouwen voor wie de thuissituatie onhoudbaar is geworden. Voor de exploitatie van deze voorziening wordt door de AM-gemeenten een subsidie verstrekt. De gemeente Haarlemmermeer is in verband met de start van de tijdelijke maatschappelijke opvang in Hoofddorp in 2007 inmiddels gestopt met de subsidiering van het crisisopvanghuis in Amstelveen. In het Uithoornse Integraal Veiligheidsbeleid wordt specifiek aandacht besteed aan het tegengaan van huiselijk geweld.
In september 2006 is een inventarisatie van de vraag naar verslavingszorg in de vijf AM-gemeenten afgerond. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
In Uithoorn is sinds twee jaar extra aandacht voor het gebruik van drugs en alcohol door jongeren. In samenwerking met zowel lokale als regionale partijen wordt de "maand tegen de drugs (en drank)" georganiseerd. Hoewel alcohol altijd al onderdeel is geweest van het inhoudelijke programma van de maand tegen de drugs is er voor gekozen het thema vanaf 2007 extra onder de aandacht te brengen.
Uit (landelijke) rapportages blijkt namelijk steeds vaker dat jongeren overmatig alcohol gebruiken en daarbij zichzelf en anderen in levensgevaar brengen. De gemeente Uithoorn stelt voor de organisatie van deze activiteiten jaarlijks een bedrag van € 30.000 beschikbaar.
Verwacht mag worden dat het gebruik van ambulante verslavingszorg in de AM-regio analoog aan de landelijke trend zal blijven toenemen. Het bereik van de verslavingszorg in de AM-regio is in het verleden achtergebleven bij de vraag. De groei en bevolkingssamenstelling van de AM-regio vraagt om een inhaalslag en verder uitbreiding van de verslavingszorg.
Gelet op de toenemende zorg over het drugs- en alcoholgebruik in de regio, in het bijzonder door jongeren, en de resultaten van bovengenoemde inventarisatie van de vraag naar verslavingszorg is in de afgelopen periode intensief overlegd tussen enerzijds de AM-gemeenten en de centrumgemeente Amsterdam en anderzijds Brijder Verslavingszorg. Dit overleg richt zich daarbij met name op de mogelijkheden om meer capaciteit en middelen beschikbaar te krijgen voor preventie en ambulante verslavingszorg voor met name jongeren. Een eerste resultaat hiervan is dat Brijder Verslavingszorg met ingang van 2007 extra ruimte heeft gemaakt voor meer preventieactiviteiten (1.500 uur op jaarbasis).
Brijder Verslavingszorg biedt in de twee vestigingen in de AM-regio (Amstelveen en Hoofddorp) niet alleen de capaciteit die nodig is voor aanmeldingen, maar ook kortdurende (ambulante) behandeling, een geneeskundig spreekuur sociale verslavingszorg en psychosociale begeleiding (langdurig voor chronisch verslaafden). Op het gebied van preventie wordt tevens een bijdrage geleverd aan het project Gezonde School en Genotmiddelen, een project dat wordt aangeboden op alle basisscholen in Uithoorn en Aalsmeer, en in Aalsmeer ook aan de twee scholen voor voortgezet onderwijs. Aan de GGD wordt hiervoor door Uithoorn een bijdrage van afgerond € 4.000,- verstrekt (schooljaar 2007-2008). Aalsmeer verstrekt een subsidie van ruim € 10.000,- voor dit project.
9.4 Gewenste situatie over vier jaar en activiteiten
Vrouwenopvang en huiselijk geweld
Sinds 1 januari 1998 worden ten behoeve van het gemeentelijk beleid de specifieke uitkeringen op de terreinen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg verstrekt op grond van de Welzijnswet. De financiering van deze taken verloopt voor Amstelland en de Meerlanden via de centrumgemeente Amsterdam.
Bij de invoering van de Wmo per 1 januari 2007 zijn OGGZ-middelen vanuit de AWBZ overgedragen aan de centrumgemeente Amsterdam (doeluitkering) om zo nodig activiteiten te financieren bij de GGZ-instellingen die als gevolg van de stelselwijziging niet meer uit de AWBZ gefinancierd worden en die noodzakelijk zijn voor de gemeente. De besteding van deze middelen dient door de centrumgemeente in overleg met de regiogemeenten plaats te vinden. Voor centrumgemeente Amsterdam gaat het om een bedrag van ca. € 10 miljoen. Deze OGGZ-middelen komen uit de AWBZ. De GGZ-instellingen verwachten nu van de gemeenten dat zij de wegvallende dienstverleningsgelden (ca. 1/3) gaan compenseren door toeleiding of andere zaken bij de GGZ in te gaan kopen. Het ministerie van VWS heeft echter nadrukkelijk aangegeven dat er geen enkele verplichting bestaat om tot een dergelijke compensatie te komen. Ook in andere steden gebeurt dit nauwelijks of niet.
Onderstaand is opgenomen dat voor 2007 vanuit Amsterdam naar verwachting ca. € 735.000 aan nieuw geld voor OGGZ-doeleinden in de AM-regio beschikbaar zal komen. Een gedeelte hiervan is bestemd voor GGZ-instellingen die als gevolg van de stelselwijzigingen niet meer uit de AWBZ gefinancierd worden. Verder worden hieruit ook extra middelen bestemd voor de realisatie van de Maatschappelijke opvang in Hoofddorp. Alle middelen zijn geoormerkt voor preventie en toeleiding naar hulp voor de OGGZ-doelgroep.
De portefeuillehouders zorg van de AM-gemeenten zullen in de loop van 2007 gezamenlijk voorstellen ontwikkelen voor de verdeling van deze middelen, waarbij vooral wordt gedacht aan versterking van de voorzieningen en faciliteiten op de volgende terreinen:
In ruil voor de van Amsterdam te ontvangen middelen zullen de regiogemeenten zich beraden over het voorstel van Amsterdam om uitbreiding van Amsterdamse RIBW-capaciteit te realiseren in de regiogemeenten. Voorts zijn met ingang van 2007 diverse AWBZ-subsidieregelingen vanuit het zorgkantoor overgeheveld naar het Wmo-budget. Vanuit de diverse regelingen zorgvernieuwingsprojecten, Diensten bij Wonen en Zorg, collectieve GGZ preventie, coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg, gaat het in totaal om een bedrag van € 735.000. Voor 2007 zullen de toezeggingen en claims voor subsidies aan lopende projecten nog worden gehonoreerd. De regiogemeenten zullen echter op basis van de nog door betrokken instellingen in te dienen subsidieverzoeken voor 2008 in het laatste kwartaal van 2007 komen tot een herijking van het subsidiebeleid.
Met ingang van 1 januari 2007 is de Wmo in werking getreden. Met deze wet is de verantwoordelijkheid voor bepaalde voorzieningen van de AWBZ overgedragen aan de gemeenten. Dit vanuit het inzicht dat de uitvoering beter bij de gemeenten past, vanwege de samenhang met de voorzieningen voor gehandicapten (Wvg) en welzijnsvoorzieningen. Ook zijn gemeenten beter in staat in te spelen op lokale vrijwilligersnetwerken en beter bekend met de mogelijkheden van de lokale ‘civil society’. Wel dient hier opgemerkt te worden dat de ambities van de gemeenten op de verschillende beleidsterreinen gefinancierd moeten worden door middel van een herprioritering van de eigen middelen. De extra middelen die van het Rijk worden ontvangen zijn grotendeels ter financiering van de nieuwe taken die zijn overgedragen.
Democratische controle vindt dan plaats via de gemeenteraad. Hierbij hoort een financieel arrangement dat zoveel mogelijk recht doet aan de gemeentelijke beleidsvrijheid. Tegelijkertijd mogen er geen onverantwoorde risico’s bij de gemeenten worden neergelegd. In samenspraak met de VNG hebben de staatssecretaris van VWS en de fondsbeheerders een financieel arrangement uitgewerkt dat (volgens hen) aan deze eisen voldoet. Een integratie-uitkering uit het gemeentefonds maakt daarvan onderdeel uit.
Samen met de Wmo wordt een zestal subsidieregelingen uit de AWBZ overgeheveld, evenals twee specifieke uitkeringen die behoren bij de Wvg. In onderstaande wordt toegelicht wat de omvang is van het totale budget Wmo en van de subsidieregelingen die mee overgeheveld worden.
Zoals hiervoor al gemeld is er een financieel arrangement uitgewerkt om de Wet maatschappelijke ondersteuning te bekostigen. De middelen voor de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten en Welzijnswet blijven onderdeel uitmaken van het gemeentefonds. Naast de algemene ontwikkeling van de algemene uitkering vindt hier dus geen wijziging plaats.
Het nieuwe Wmo-budget (dat bestaat uit huishoudelijke verzorging, subsidieregelingen AWBZ, specifieke uitkeringen Wvg en uitvoeringskosten) heeft de vorm van een integratie-uitkering. Verdeling én groeivoet wijken immers af van die van de rest van het gemeentefonds. De integratie-uitkering krijgt een langdurige looptijd.
Bron: circulaire gemeentefonds van 26 september 2006 en 29 juni 2007
Voor 2007 zijn de toegekende middelen gebaseerd op de historische verdeling op basis van ijkjaar 2005. Wel is het budget geïndexeerd. Vanaf 2008 worden deze middelen op basis van een objectief verdeelmodel toegekend.
Vanuit dit budget worden de zorgaanbieders betaald die de huishoudelijke verzorging realiseren. Ook de cliënten die kiezen voor een persoonsgebonden budget worden hieruit voorzien. De eigen bijdrage die cliënten betalen wordt in dit budget teruggestort. Het budget voor huishoudelijke verzorging betreft zodoende een netto bedrag.
Bron: circulaire gemeentefonds van 26 september 2006 en 29 juni 2007
De overgang van de Wmo naar de gemeenten per 1 januari en de aanbesteding per 1 maart 2007 heeft administratief nog wel problemen opgeleverd bij de zorgaanbieders. De (vervuilde) bestanden van de verschillende partijen sloten niet allemaal evengoed op elkaar aan en voor de gemeente was het lastig om inzicht te krijgen in het totale cliëntenbestand, dus inclusief overgangscliënten. Dit houdt in dat de facturering en de controle hierop vele haperingen kende. Zodoende is het lastig om een waarheidsgetrouw kostenoverzicht te produceren.
De voormalige AWBZ subsidies zijn in 2007 voornamelijk regionaal ingezet. Er is namelijk een verplichting tot subsidieverlening aan instellingen die doorlopende activiteiten en/of projecten hebben.
Doordat deze activiteiten c.q. projecten regionaal zijn opgezet is het uit oogpunt van doelmatigheid en efficiency beter om de middelen te storten in ‘de regiopot’ die beheerd wordt door de gemeente Amstelveen.
ADL-clusters (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen)
Deze middelen worden in 2007 en 2008 nog niet overgeheveld naar de Wmo. De financiering van de ADL-clusters wordt verdeeld in een Wmo-deel en een AWBZ-deel.
De middelen gaan in 2007 via het objectieve verdeelmodel collectieve GGZ-preventie naar de gemeente. De middelen zijn bedoeld om begrip en herkenning van (ernstige) psychische klachten te bevorderen, de bevolking bewust te maken wat zij zelf aan deze klachten kan doen en de doelgroep wegwijs te maken naar instanties.
Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg (CVTM)
De vestigingsgemeente van de subsidieontvanger (Amstelveen) ontvangt deze middelen via de historische verdeling van 2006. Er is een extra budget beschikbaar gesteld voor 2007 die objectief is verdeeld over gemeenten die op grond van de verdeling over 2006 geen bijdrage ontvangen (zowel Aalsmeer als Uithoorn).
Diensten bij Wonen met Zorg (DWZ)
Gaat in 2007 via het historisch budget naar de vestigingsgemeente van de subsidieontvanger.
Vorming, Training en Advies (VTA)
De middelen voor vorming, training en advies worden toegevoegd aan de middelen voor de Wmo met als doel het vrijwilligersbeleid op lokaal niveau te bevorderen.
Zorgvernieuwingsprojecten GGZ (ZVP GGZ)
Gaat in 2007 via het historisch budget naar de vestigingsgemeente van de subsidieontvanger.
De middelen voor deze regeling worden, conform de financiële afspraken tussen het Rijk en de VNG, in eerste instantie benut om lopende declaraties in 2007 en latere jaren te voldoen. De resterende middelen worden met de objectieve methode over de gemeenten verdeeld. De verwachting is dat in 2007 alle beschikbare middelen nodig zijn om de lopende declaraties te voldoen. Ook voor 2008 zal een belangrijk deel van het budget hiermee zijn gemoeid. Om die reden is besloten het over te hevelen bedrag voor de dure woningaanpassingen voor 2007 vooralsnog op nul te stellen.
Besluit bijdrage AWBZ-gemeenten (Bbag)
Deze middelen volgen de objectieve verdeling conform de huidige verdeling (beddennorm).
De uitvoeringskosten zijn in 2007 toegevoegd aan het gemeentefonds volgens het principe “schoon aan de haak”. Minus een bedrag dat is ingehouden voor de centrale inning van de eigen bijdragen door het CAK. Het streven is dat dit bedrag vanaf 2008 voor dit doel wel naar de gemeente gaat.
De gemeenten is toegezegd hoe dan ook een adequate vergoeding voor de uitvoeringskosten te krijgen. Dit wordt zeker gesteld door de afspraak dat na implementatie van de WMO door onafhankelijk onderzoek bij gemeenten wordt gemonitord wat nodig is voor een doelmatige uitvoering.
Achteraf zal op macroniveau verrekening plaatsvinden van een overschot of tekort. De verdeling van deze middelen zal voor een derde plaatsvinden in de vorm van een vast bedrag per gemeente;
tweederde wordt verdeeld gerelateerd aan de omvang van de programmakosten per gemeente. Vanuit de middelen voor de uitvoering worden - naast de kosten van extra gemeentelijk personeel en kosten voor het loket – ook de ondersteunende taken van de SVB ten aanzien van de houders van een PGB en de kosten van het CIZ betaald.
In Aalsmeer is in de begroting € 120.000 opgenomen, omdat de verwachting is dat het budget uit het gemeentefonds onvoldoende is voor een goede uitvoering van de Wmo. Uithoorn hanteert gewoon de bijdrage uit het gemeentefonds. Naast deze uitvoeringskosten heeft de raad van Aalsmeer in 2007 structureel een bedrag beschikbaar gesteld voor personeelskosten.
10.3 Objectieve verdeelmodel(len)
In opdracht van VWS is door bureau Cebeon een verdeelmodel ontwikkeld. Als eerste is een integrale dataset ontwikkeld waarbij de huidige uitgaven op het niveau van zorgkantoorregio’s zijn omgerekend naar uitgaven per gemeente. Vervolgens is de methodiek gevolgd die ook in het gemeentefonds wordt toegepast: op basis van een analyse van uitgaven in het kader van de huishoudelijke verzorging en een analyse van de verschillen die daarbij zichtbaar worden tussen gemeenten, zijn de relevante kostenfactoren in kaart gebracht. Vervolgens is onderscheid gemaakt tussen factoren die door het exogene karakter in de verdeling gehonoreerd moeten worden, en factoren die samenhangen met de uitvoeringspraktijk van indicatiestelling, zorgkantoor en zorgaanbieder en om die reden niet gehonoreerd zouden moeten worden. Het resultaat is verwerkt in een verdeelformule, waarin de volgende factoren zijn verwerkt: leeftijdsopbouw van de bevolking, huishoudensamenstelling, inkomen, aantal uitkeringsontvangers (met name het aantal WAO-ers is van belang; bijstandsontvangers zijn niet meegeteld) en mate van stedelijkheid (via de maatstaf omgevingsadressendichtheid).
Ook voor de subsidieregelingen is een conceptverdeling opgesteld. Dit verdeelmodel is positief ontvangen door VWS, de fondsbeheerders en de VNG. Het verdeelmodel voldoet aan een aantal belangrijke basiseisen. Het is voldoende in staat het budget te differentiëren per gemeente. De verdeling is plausibel en begrijpelijk. Dit is nogmaals bevestigd in een plausibiliteitstoets van het model door een onafhankelijk onderzoeksbureau.
Zowel in de bekostiging vanuit het rijk (objectieve verdeelmodel), de overdracht van ‘nieuwe’ taken onder de Wmo/Awbz-vlag als in het uitgavenpatroon van de gemeente treden wijzigingen op. Dit treedt zeker op in het jaar 2008. Vandaar dat er een doorkijk (op hoofdlijnen) wordt gegeven, zodat het structurele beeld duidelijker naar voren komt.
Zowel Aalsmeer als Uithoorn zijn voordeelgemeenten bij de herverdeling van het Wmo-budget. Dat betekent dat de beide gemeenten via het objectieve verdeelmodel meer Wmo-budget ontvangen:
Aalsmeer ongeveer €19,- per inwoner, Uithoorn ongeveer €29,- per inwoner. Omdat er uiteraard ook nadeelgemeenten zijn (het macrobudget wijzigt namelijk niet) wordt dit financieel effect in 3 gelijke stappen gerealiseerd: in 2008 wordt 1/3 deel van dit herverdeeleffect gerealiseerd, in 2009 2/3 deel waarna het in 2010 helemaal is afgerond.
Bron: circulaire gemeentefonds van 29 juni 2007, bedrag exclusief indexaties
AMW - Algemeen Maatschappelijk Werk
AWBZ - Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
B&W - burgemeester en wethouders
CAK - Centraal Administratie Kantoor
CIZ - Centrum Indicatiestelling Zorg
CJG - Centrum voor Jeugd en Gezin
CVTM - Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg
CWI - Centrum voor Werk en Inkomen
DWZ - Diensten bij Wonen met Zorg
EKD - Elektronisch Kinddossier
GGZ - Geestelijke Gezondheidszorg
GGD - Gemeentelijke Gezondheidsdienst
GR - Gemeenschappelijke Regeling
HV - huishoudelijke verzorging
OGGZ - Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
PRG - Participatieraad voor Gehandicapten
RIAGG - Regionaal Instituut voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg
RIBW - Regionaal Instituut Beschermd Wonen
SCP - Sociaal Cultureel Planbureau
SHG - Steunpunt Huiselijk Geweld
SVB - Sociale Verzekeringsbank
SWOA - Stichting Welzijn Ouderen Aalsmeer
UWV - Uitvoering Werknemersverzekeringen
VTA - Vorming, Training en Advies
VMBO - Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
VNG - Vereniging Nederlandse Gemeenten
VWS - Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAO - Wet Arbeidsongeschiktheid
WCPV - Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
Wmo - Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Wvg - Wet voorzieningen gehandicapten
WW - Werkeloosheidswet (uitkering)
ZVP - Zorgvernieuwingsprojecten
Prognosecijfers [18] bevolkingsopbouw gemeente Uithoorn 2020
Organisaties in het Maatschappelijk middenveld in Aalsmeer en Uithoorn
Deze lijst is niet uitputtend. Er is slechts geprobeerd een beeld te geven van de diversiteit aan instellingen en organisaties die behoren tot het maatschappelijk middenveld
* Kosten voor drukwerk en verspreiding zijn afhankelijk van de oplage. Bij een oplage van 200 exemplaren zullen de kosten (inclusief vormgeving) € 500,- per nieuwsbrief bedragen.
* NB. in 2007 zal er alleen nog participatie op prestatieveld 2 Jeugd plaatsvinden. Deze participatie zal plaatsvinden op basis van de vastgestelde Uitgangspuntennotitie Integraal Jeugdbeleid Uithoorn en behelst meer dan prestatieveld 2.
Bijlage 1 bij hoofdstuk 4 Adviezen Participatieraad Gehandicapten Uithoorn en Seniorenraad Uithoorn over Mantelzorgplan Uithoorn
Aanvullend op de in het Mantelzorgplan voorgestane acties adviseert de PRG o.a. (19 mei 2006):
Belangrijkste punten uit het advies van de Seniorenraad (mei 2006):
Bijlage 1 bij hoofdstuk 7 Inventarisatie van huidige voorzieningen in woonzorg zones
Bijlage De originele inspraakreacties
De inspraakreactie van Amstelring is na sluiting van de inspraaktermijn (26 oktober 2007) ontvangen en is derhalve niet meegenomen in de verwerking van de inspraakreacties. Wel hebben we deze inspraakreactie toegevoegd ter kennisname.
De samengevatte inspraakreacties en het commentaar van de gemeente Aalsmeer en gemeente Uithoorn
In september 2007 is de gezamenlijke concept - beleidsnota Wmo voor de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn door beide colleges vastgesteld en vrijgegeven voor formele inspraak.
De Seniorenraden en de Participatieraden voor Gehandicaptenbeleid zijn vervolgens, in hun hoedanigheid van formele adviesraden van de colleges van B&W, expliciet gevraagd een inspraakreactie te formuleren
Verder is van deze formele inspraakmogelijkheid gebruik gemaakt door de volgende instellingen en organisaties:
De uitgebrachte adviezen zijn puntsgewijs in deze bijlage opgenomen. Vervolgens hebben wij een reactie geformuleerd. Wanneer de inspraakreactie tot een wijziging in het document heeft geleid staat dat in deze bijlage aangegeven.
Bron: Primos 2003/bewerking O+S
Een overzicht van de verwachtte groei van de bevolking per leeftijdscategorie treft u in de bijlage.
Edelenbos & Monnikhof, Interactieve beleidsvorming. Lemma 2001
Civiq, Trendrapport Vrijwilligerwerk 2004/2005
De Uithoornse participatiebijeenkomst is vooral bezocht door vrijwilligers en professionals uit de zorgsector en vertegenwoordigers van de participatieraad gehandicapten en de seniorenraad. In het lopende PRIMO-onderzoek naar knelpunten in het vrijwilligerswerk en de behoefte aan ondersteuning zal ook aan andere sectoren van het vrijwilligerswerk (waaronder sport, cultuur, welzijnswerk) aandacht worden besteed.
College voor Zorg en Welzijn, Ondersteuning van mantelzorg en het vrijwilligerswerk in de zorg na 2006 (Goes–2006)
Centrum Indicatiestelling Zorg, Protocol Gebruikelijke zorg (Driebergen 2005)
SCP, Blijvend in balans. Een toekomstverkenning van informele zorg (2007).
GGD, Hoe gezond is de regio? Gezondheidspeiling 2006.
Brief van de staatssecretaris van VWS inzake vereenvoudiging indicatiestelling d.d. 29 mei 2007.
Tussenrapportage Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) d.d. 14 juni 2007.
Bevolkingsprognoses Aalsmeer en Uithoorn.
‘Samen aan de slag’: Bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten, 4 juni 2007.
Voor een cijfermatig overzicht van het aantal instromers in- en uitstromers uit de bijstand wordt verwezen naar de jaarlijkse beleidsplannen en beleidsverslagen van de GR Sociale Zaken Aalsmeer - Uithoorn. Op 1 januari 2007 bedroeg het aantal uitkeringen in Aalsmeer 133 en in Uithoorn 189
Duurzame uitstroom: uitstroom naar betaald werk waarbij belanghebbende voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor een WW uitkering met bijbehorende referte – eisen.
Voor een cijfermatig overzicht wordt verwezen naar de jaarverslagen van Plangroep.
Het kabinet heeft het voornemen om op termijn het CWI, UWV en gemeenten te ‘integreren’ waarbij gedacht wordt aan één re-integratieloket. De voorlichting over inburgering voor beide gemeenten is ondergebracht bij het ‘Inburgeringsloket’ van Bureau Opvang Nieuwkomers in Amstelveen.