Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Marktverordening Diemen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMarktverordening Diemen 2012
CiteertitelMarktverordening Diemen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpMarktreglement Diemen 2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 147, eerste lid en artikel 149 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-03-201209-10-2015Onbekend

23-02-2012

Diemernieuws 1 maart 2012

12-10

Tekst van de regeling

Intitulé

marktverordening Diemen 2012

De raad van de gemeente Diemen;

gelezen het voorstel van het college van 10 januari 2012;

gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de brandweer, en de marktcommissie;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de weekmarkt;

B E S L U I T:

vast te stellen de “Marktverordening Diemen 2012”

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een gegadigde, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van één product;

  • f.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken en niet breder is dan 4.00 meter;

  • g.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

  • i.

    anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats op startdatum geselecteerd;

  • j.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college

  • k.

    brancheringslijst: een lijst met artikelengroepen of branches.

Artikel 2. Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1.

    Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats.

  • 2.

    Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een brancheringslijst;

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche;

    • c.

      een anciënniteitlijst.

  • 3.

    De door het college vastgestelde brancheringslijst geldt niet voor dagplaatsen

Artikel 3. Nadere regels

Het college is bevoegd in het marktreglement nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen

Artikel 5. Standplaatsvergunning

  • 1.

    Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

  • 2.

    Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Een aanvraag voor een vergunning voor een vaste standplaats dient te worden ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

  • 4.

    Indien niet voldaan wordt aan het gestelde in het tweede en derde lid kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen

Artikel 6.

Beslistermijn en weigeringsgronden

1 Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning voor een vaste standplaats binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de bepalingen genoemd in deze verordening.

  • 3.

    Een aanvraag voor een vergunning om een vaste standplaats wordt geweigerd indien:

    • a.

      de aanvraag in strijd is met het op grond van artikel 2 bepaalde t.a.v. de inrichting van de markt en de branche indeling;

    • b.

      binnen 1 jaar na intrekking van een vaste vergunning op grond van artikel 7, 2e lid onder a of artikel 8 opnieuw een aanvraag om een vergunning voor een vaste standplaats wordt ingediend.

  • 4.

    Degene die op grond van artikel 6, derde lid onder a, niet in aanmerking komt voor een vaste standplaatsvergunning kan een schriftelijk verzoek doen om op de wachtlijst te worden geplaatst.

  • 5.

    Indien op grond van de wachtlijst een standplaats wordt toegewezen kent het college aan diegene ambtshalve een vergunning voor een vaste standplaats toe op basis van de gegevens die zijn aangeleverd bij het verzoek tot plaatsing op de wachtlijst.

Artikel 7. Intrekking vaste standplaatsvergunning

  • 1.

    Het college trekt een vaste standplaatsvergunning in:

  • a.

    op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 7 van het marktreglement van de gemeente Diemen de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2.

    Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 5, 2e lid genoemde vereisten.

  • 3.

    Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 7 van het marktreglement van de gemeente Diemen is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 7 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    krachtens deze verordening, het marktreglement en of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 9. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor een redelijke termijn, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 10. Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 11. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 12. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester(s) en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 13. Intrekking oude regeling

De Marktverordening gemeente Diemen, vastgesteld op 5 maart 2009, wordt ingetrokken.

Artikel 14. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de verordening bedoeld in artikel 13 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag voor een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 13 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop beslist op grond van deze verordening.

  • 3.

    De op het tijdstip van het in werking treden van deze verordening bestaande wachtlijst en anciënniteitlijst blijven onverkort van toepassing.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Marktverordening Diemen 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 23 februari 2012.

De voorzitter,

De griffier,

Algemene toelichting

De totstandkoming van de modelmarktverordening 2008

De oorspronkelijke modelmarktverordening van de VNG is in mei 1998 totstandgekomen in samenwerking met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (COM). In 2003 is de modelmarktverordening naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur herzien en dit heeft geleid tot de modelmarktverordening 2003.

In 2008 is in het kader van de algehele deregulering van de modelverordeningen door de VNG besloten ook de modelmarktverordening 2003 te herzien. Dit model is vervangen door aantal nieuwe modellen. Dit betreft allereerst de modelmarktverordening 2008 (I), waarin bepalingen voor het verkrijgen van een vergunning voor een standplaats waren opgenomen. De regeling voor onder meer de toewijzing van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkerplaats is opgenomen in het modelmarktreglement 2008.

Bij de voorbereiding van de Marktverordening 2012 zijn ook de reacties meegenomen die ontvangen zijn na de vaststelling van de Marktverordening uit 2009 (o.a. van de CVAH)

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.

Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet). Naast de bovengenoemde nieuwe modellen voor de marktverordeningen zijn analoog aan de bevoegdheden van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet ten behoeve van het college drie modelbesluiten beschikbaar, te weten: Modelbesluit tot het instellen van een warenmarkt, Modelbesluit tot het afschaffen van een warenmarkt en Modelbesluit tot het veranderen van een warenmarkt.

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Inhoud

Hoofdstuk 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat een aantal bepalingen die van belang is voor de vergunningaanvraag Hoofdstuk 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Overige regelgeving ambulante handel

De regulering van andere ambulante handel is te vinden in onze Algemene plaatselijke verordening (Apv). Artikel 2.2.2 van de Apv bevat een vergunningstelsel voor evenementen. Onder evenementen vallen bijvoorbeeld braderieën. Verder bevat afdeling 2 van hoofdstuk 5 van de -Apv bepalingen over collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten.

Samenloop met de Algemene plaatselijke verordening (Apv)

In de marktverordening wordt een regeling gegeven voor de plaatselijke warenmarkt. Het is van belang dat in andere verordeningen wordt opgenomen dat geen vergunning wordt verleend indien op grond van de marktverordening vergunning is vereist. Hiermee kan worden voorkomen dat ‘een met de marktverordening conflicterende’ vergunning dient te worden verleend op grond van een andere verordening, zoals de Apv. Deze samenloop kan bijvoorbeeld spelen bij de (losse)standplaatsvergunning (artikel 5.2.3 Apv).

Vrijhouden van het marktterrein

De gemeenteraad heeft een Wegsleepverordening vastgesteld op 28 mei 2009 en heeft het marktterrein aangewezen als weg waar voertuigen kunnen worden weggesleept. Ten onrechte op het marktterrein geparkeerde voertuigen kunnen op basis van de Wegenverkeerswetgeving en de Wegsleepverordening worden weggesleept (lex specialis).

Instellen marktcommissie voor en door het college

In Diemen is een marktcommissie die het college adviseert in marktaangelegenheden.. Om het draagvlak te vergroten, zijn de commissieleden gekozen door de markthandelaren. In de praktijk vindt eenmaal in de vier jaar een verkiezing plaats voor de marktcommissie.

Dienstenrichtlijn

[Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006]

De Europese Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen. Zo is over de vrijheid van vestiging (hoofdstuk 3) bepaald dat lidstaten de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in beginsel niet afhankelijk mag stellen van een vergunningstelsel (artikel 9).

Allereerst is gekeken of de verordening een dienst regelt, die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt. Het begrip ‘dienst’ moet worden uitgelegd als ‘dienstverrichting welke gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt’ en sluit hiermee aan bij artikel 50 EG en de interpretatie van het EG Hof van Justitie. De marktverordening (individuele vergunning) regelt de warenmarkt; het gaat dus om de verkoop van goederen. Derhalve bevat dit model geen bepalingen omtrent de toegang tot of de uitoefening van een dienst. Daarmee valt deze verordening buiten de werkingsfeer van de Dienstenrichtlijn en hoeft er niet verder te worden gescreend.

Verificatieplicht Vreemdelingenwet 2000

In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan. Artikel 9, tweede lid, van de Vw 2000 schept een verplichting om desgevraagd bij een aanvraag voor een beschikking anders dan op grond van de Vw 2000, een document te overleggen waaruit het rechtmatige verblijf blijkt. Bij de vergunningverlening met betrekking tot de markt dient een gemeente hier rekening mee te houden.

In de Marktverordening 2009 bleek dat de formeel juridische afhandeling van aanvragen onduidelijk geregeld was. Om hierin duidelijkheid te krijgen zijn diverse leden toegevoegd. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting .

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.

Onder c is het begrip vaste standplaats opgenomen. Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van marktmeester onder j kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen. Bij aanwijzing (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Awb.

Onder k is het begrip “brancheringslijst” gedefinieerd. Deze omschrijving ontbrak in de vorige verordening.

Artikel 2. Inrichting van de markt; branche-indeling

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is beperkt, omdat het gaat om een gespecialiseerde markt.

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de Centrale vereniging voor de ambulante handel (CVAH) bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam en de verkoopwagens. De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

Jurisprudentie

  • ·

    ABRS 4 december 2002, nr. 200200350/1/H3, JG 03.00 , m.nt. M. Geertsema. Het besluit van het college tot toevoeging van een artikelgroep of branche op de markt is een algemeen verbindend voorschrift (a.v.v.). Het betreft hier de wijziging van een gemeentelijke, bindende regeling, met externe werking en een algemeen karakter, zodat het bepaalde in artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb aan bezwaar en beroep in de weg staat.

  • ·

    Rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht - Bloemenmarkt Amsterdam - 14 augustus 2001, JG 02.0013 m.nt. H. Borburgh. De Mededingingswet is niet van toepassing op overheidshandelen dat (primair) strekt tot het behartigen van een algemeen (publiek) belang van niet-economische aard en dat kan worden herleid tot of gerelateerd aan (andere) taken en bevoegdheden van het betrokken overheidsorgaan. De gemeente is op dit terrein geen ondernemer.

  • ·

    Vz. Rb. Maastricht, 14 november 2003, LJN: AN8555, AWB03/1497. Branchebesluit is in beginsel niet appelabel. Het kan echter wel in het kader van een beroep tegen een concreet, verzoekster rechtsreeks in haar belang betreffend besluit beoordeeld worden. Branchering is niet ongebruikelijk, zodat de gevolgen in beginsel tot het normale bedrijfsrisico behoren.

  • ·

    ABRS 28 februari 2000, JG 00.0130 m.nt. M. Geertsema, GS 7118, 4 m.nt. H.H., JB 2000, 114 m.nt. J.M.E.D.) Een besluit tot vaststelling van het aantal standplaatsen op de markt, opstelling, indeling en afmetingen is als algemeen verbindend voorschrift niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Het betreft hier niet een besluit waarin nader naar tijd, plaats of object de toepasselijkheid van in de verordening reeds besloten liggende normen worden bepaald, maar de vaststelling van zelfstandige normen.

  • ·

    ABRS 18 mei 1995, JG 95,0363 m.nt. R. Timmermans, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche). De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten.

  • ·

    Rechtbank Dordrecht, 30 mei 1997, JG 97.0205 m.nt. M. de Jong, inzake het weren van een markavan;

  • ·

    ABRS 16 januari 1997, JG 97.0208, inzake de indeling van de markt. Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen.

Bij het tweede lid onder c is de anciënniteitlijst toegevoegd. In de vorige verordening was het begrip wel omschreven (in artikel 2) maar kwam verder niet voor. In de praktijk wordt gewerkt met de anciënniteitlijst.

Het derde lid is toegevoegd omdat in de dagelijkse praktijk blijkt dat het opvullen van de dagplaatsen niet of nauwelijks lukt als rekening gehouden moet worden met de brancheringslijst. Dit geldt eveneens als een vaste standplaatshouder (bv. door ziekte of vakantie) zijn/haar plaats tijdelijk niet kan innemen.

Aangezien het voor de aantrekkelijkheid van de markt belangrijk is dat alle plaatsen op de marktdagen zijn gevuld, is dit lid toegevoegd.

Artikel 3. Nadere regels

Bij de herziening van de verordening in 2009 is er voor gekozen om de modelverordening in te korten en een gedeelte van de bepalingen over te hevelen naar een marktreglement. Op grond artikel 3 is het college bevoegd deze nadere regels te stellen.

Beleidsregels versus nadere regels

Aangezien vaak onduidelijkheid bestaat over het verschil tussen beide soorten regels volgt hieronder een korte uiteenzetting van beleidsregels en nadere regels. Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van de gekregen bevoegdheden. Verder kan het college nadere regels stellen op grond van art. 3 van de marktverordening. Voor alle duidelijkheid: beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden (zie de definitie in art. 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften. Beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot nadere regels. Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient een bestuursorgaan een uitzondering op een beleidsregel te maken indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid van de beleidsregel genoemd. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers, van nadere regels is geen afwijking mogelijk.

Jurisprudentie

Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Zie bijvoorbeeld ABRS 4 juli 1994, JG 95.0133, m.nt. A.B. Engberts, AB (1994) 698 m.nt. R.M. van Male.

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Zie ook de inleiding bij deze toelichting onder Grondslag en belang verordening.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 11 is eveneens van toepassing.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen

Artikel 5. Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. Met de indieningsvereisten is deels rekening gehouden met de opmerkingen die de CVAH heeft gemaakt bij de vorige verordening.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

Jurisprudentie

Met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen strookt niet de gebruikmaking van een ontheffing om rond te gaan met koffie en dergelijke op het marktterrein. (ABRS 20 januari 1998, jbMarkten bladzijde 9)

Vanuit het oogpunt van lastenverlichting was het wenselijk de indieningvereisten uit de modelmarktverordening 2003 eens nader onder de loep te nemen. In dat kader zijn de voorheen geldende verplichtingen tot het overleggen van de inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) komen te vervallen. Deze vereisten veroorzaakten onnodig veel administratieve lasten voor de aanvrager, terwijl het niet in verhouding stond tot het te dienen doel. Daarnaast dienden deze inschrijvingen ook niet het doel, waarmee wordt beoogd markten te houden. De inschrijvingen zien op economische aspecten en dit valt buiten de huishouding van een gemeente. Om deze reden is aan de wens van de CVAH deels tegemoet gekomen.

In plaats daarvan is nu slechts het vereiste van een handelingsbekwaam natuurlijk persoon opgenomen, die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt en ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel (Een uittreksel van de KvK overleggen is niet meer nodig. Op het aanvraagformulier dient alleen het KvK nummer te worden ingevuld. De gemeente vraagt zelf de gegevens zo nodig bij de KvK op). Hiermee is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten en wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Jurisprudentie

ABRS 18 april 1995, JG (1995) 91, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon.

Artikel 6 Beslistermijn en weigeringsgronden

In artikel 6 is een regeling opgenomen voor een formeel juridische afhandeling van de aanvragen. In de verordening uit 2009 ontbrak deze waardoor er mogelijk onduidelijkheden konden ontstaan bij de behandeling van een vergunningaanvraag.

Het eerste lid sluit aan bij de gebruikelijke termijn waarbinnen op een aanvraag dient te worden beslist.

Het tweede lid voorkomt dat bij niet tijdig beslissen op een aanvraag een aanvrager een fictieve vergunning krijgt en daarmee een recht heeft op een vaste plaats op de markt terwijl het kan voorkomen dat er feitelijk geen plaatsen zijn. Dit is zeer ongewenst in verband met de brandveiligheid en de bereikbaarheid voor hulpdiensten. Daarom is er in dit geval voor gekozen om af te wijken van paragraag 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht.

Het derde lid bevat de weigeringsgronden voor een aanvraag. Formeel juridisch dient een verzoek om vergunning of ingewilligd te worden, of afgewezen of buiten behandeling te worden gesteld. Weigeringsgronden waren niet opgenomen in de verordening uit 2009.

Het vierde lid is nieuw. Een geweigerde aanvraag voor een vaste standplaats leidt niet automatisch tot plaatsing op de wachtlijst. Om toch op de wachtlijst te kunnen komen is dit lid toegevoegd. In het aangepaste aanvraagformulier is daartoe een aparte vraag opgenomen zodat bij weigering niet apart een verzoek ingediend hoeft te worden (lastenverlichting).

In het vijfde lid is geregeld dat een persoon die op de wachtlijst staat niet apart een aanvraag moet indienen als er een plek op de markt vrijkomt. Het college kent dan ambtshalve een vergunning voor een vaste standplaats toe. Daarbij zullen de gegevens worden gehanteerd zoals die bij de oorspronkelijke aanvraag zijn opgegeven.

Artikel 7. Intrekking vaste standplaatsvergunning

Als de in het eerste lid genoemde gronden zich voor doen, wordt altijd tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.

Bij dag- en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 10.

Jurisprudentie

Hoewel wettelijke grondslag ontbreekt voor intrekking van standplaatsvergunning, mag het college deze vergunning intrekken wegens een administratieve fout, mits hierbij algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen. In casu was de intrekking niet in strijd met deze beginselen. (ABRS 12 december 2001, JB 2002, 27 m.nt. C.L.G.F.H.)

Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In artikel 8 worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 7’ geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 7 een punitieve sanctie is. Er is sanctiebeleid vastgesteld waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken.

Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184 m.nt. M. Geertsema) inzake het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 november 1998, vormt naar ons inzicht voldoende basis om deze intrekkings- of schorsingsgrond in de verordening op te nemen. De Afdeling overwoog in deze zaak dat ingevolge de Verordening op de straathandel van de gemeente Amsterdam een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken ‘wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening’. Het stond tussen partijen vast dat Gonesh ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening voortvloeiende betalingsverplichtingen had voldaan. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam kon de aan Gonesh verleende vergunning derhalve intrekken.

Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’. Voor alle duidelijkheid wijzen wij erop dat deze uitspraak zich naar ons inzicht alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.

Jurisprudentie

  • ·

    ABRS 15 augustus 2001, JU 021011. Terechte voorwaardelijke tijdelijke schorsing van marktstandplaats wegens overtreding van Reglement warenmarkten Den Haag. Standplaatshouder is tevoren diverse malen gewaarschuwd. Opgelegde sanctie is niet onevenredig zwaar. Schorsingsregime is niet onverbindend wegens strijd met art. 156 Gemeentewet.

  • ·

    Vz. Rb.‘s-Gravenhage 28 maart 2007, LJN: BA2568, AWB07/2195. Schorsing van de marktvergunning in verband met vermeende bedreiging van een medewerker van de Dienst Stadsbeheer. Van in een telefoongesprek gebruikte bedreiging kan niet worden gezegd dat het belang van de openbare orde van de makrt in het geding was. In casu staat de schorsing niet in redelijke verhouding tot de gedane uitlatingen.

  • ·

    ABRS 30 maart 2001, AB 2001, 189 m.nt. L.D. De intrekking van een standplaatsvergunning op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam voor een week is een maatregel met een punitief karakter die door de rechter op zijn evenredigheid dient te worden getoetst, doch de enkele omstandigheid dat de strafrechter betrokkene een taakstraf heeft opgelegd, leidt niet tot het oordeel dat het bestuursorgaan reeds daarom niet tot het opleggen van een maatregel mocht overgaan. De opgelegde maatregel moet zelfstandig op evenredigheid worden beoordeeld. De Afdeling neemt voor dat oordeel mede in aanmerking dat het bestuursorgaan een eigen taak heeft bij het handhaven van de rust en orde op de markt. Niet kan worden gezegd dat deze maatregel niet in een redelijke verhouding staat tot het wangedrag. Het geven van slechts een waarschuwing staat niet alleen niet in verhouding tot de ernst van de overtreding, maar maakt ook de handhaving van de verordening illusoir.

  • ·

    Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie Rechtbank Amsterdam 17 februari 1994, JB (1994) 58, inzake intrekken zonder horen ex artikel 4:8 Awb.

  • ·

    Rb. Middelburg 1 september 2005, LJN: AU5267, AWB 04/932. Schorsing kan als een punitieve sanctie worden aangemerkt. Dit brengt met zich mee dat ten aanzien van de relevante feiten die aan de waarschuwingen ten grondslag liggen hoge eisen worden gesteld, zoals een deugdelijk sanctiebeleid.

  • ·

    ABRS 8 september 2004 , LJN: AQ9962, rolnr: 200308336/1. Waarschuwingen al dan niet mondeling, gebaseerd op een op schrift gesteld en bekend gemaakt sanctiesysteem, worden aangemerkt als besluiten in de zin van de Awb.

Artikel 9. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 8 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 10) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

In dit artikel 9 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor een redelijke termijn uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen.

Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 8, onderdeel c.

Het college heeft een sanctiebeleid vastgesteld.

Artikel 10. Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:31c van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent het opleggen van een last onder bestuursdwang (en dwangsom (art. 5:31d t/m 5:39 awb) gegeven. De in artikel 10 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 10 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken.

Artikel 11. Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 11 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de organisatie betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.

Artikel 12. Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren.

Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder op grond van artikel 26 is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.

Artikel 13. Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

Artikel 14. Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Voor algemeen verbindende voorschriften is de regeling uit artikel 142 van de Gemeentewet van toepassing . Deze bepaalt dat alle verordeningen in werking treden op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen.

Het is ook geoorloofd in de verordening te bepalen dat de dag van inwerkingtreding door het college van burgemeester en wethouders zal worden vastgesteld. Daarom is bepaald dat de verordening in werking treedt de dag na bekendmaking.

De marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).

In verband met artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht is het uiteraard niet mogelijk aan de bepalingen van een strafvordering terugwerkende kracht te verlenen.

Jurisprudentie

Het besluit van de raad tot vaststelling van de Marktverordening is terecht aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift waartegen ingevolge art. 8:2, aanhef en onder a, van de Awb geen beroep en daaraan voorafgaand bezwaar openstaat. (ABRS 21 augustus 2000, AB 2001, 345 m.nt. L.D.)

Artikel 16. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.

marktreglement behorende bij marktverordening Diemen 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen;

gelet op artikel 160, eerste lid sub h, van de Gemeentewet, artikel 3 van de Marktverordening Diemen 2012 en de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het wenselijk is nadere regels te stellen met betrekking tot uitvoering van de marktverordening en een ordelijk verloop van de markt;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgendenadere regels voor de weekmarkt in de gemeente Diemen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

De in artikel 1 van de Marktverordening Diemen 2012 gegeven begripsomschrijvingen zijn van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen

Artikel 2. Inhoud vaste standplaatsvergunning

1. Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

a. de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

b. een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

c. de kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken;

d. het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

e. de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitlijst;

f. dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor de inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;

g. de wijze waarop de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

h. welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan;

i. welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan;

j. dat de kosten voor het gebruik van de gemeentelijke stroomkasten aan de gebruiker

worden doorbelast.

2. Aan de vergunning wordt een gewaarmerkte kopie van een geldig verblijfsdocument ter identificatie gehecht.

Artikel 3. Inschrijving op de anciënniteitlijst

Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

Artikel 4. Inschrijving op de wachtlijst

1. Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan de in artikel 5 van de Marktverordening Diemen 2012 gestelde vereisten, maar aan hem geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

a. het burgerservicenummer, de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

b. de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

c. de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

d. de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken en de afmetingen hiervan.

3. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving.

4. De inschrijving op de wachtlijst is na het voldoen van de voor de inschrijving vereiste leges, voor onbeperkte duur.

Artikel 5. Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • b.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • c.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • d.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 5 van de Marktverordening Diemen 2012 wordt voldaan.

Artikel 6. Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meerdere verzoeken in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a.

    de vergunninghouder van een vaste standplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst;

  • b.

    degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst.

Artikel 7. Overschrijving vaste standplaatsvergunning

1. In geval van overlijden of , blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vaste standplaatsvergunning worden overgeschreven op de echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan de vergunning worden overgeschreven op een kind van de vergunninghouder of een medewerk(st)er van de vergunninghouder die tenminste twee jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

3. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder, of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

Artikel 8. Toewijzing dagplaats

1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning namens het college op het moment dat een standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

2. De op een marktdag vrijgekomen dagplaats wordt, indien er meer gegadigden zijn dan dagplaatsen, volgens loting toegewezen aan de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf vóór 07.30 uur aanmelden bij de marktmeester.

Artikel 9. Toewijzing standwerkersplaats

1. Indien er meer standwerkers zijn dan standwerksplaatsen, wijst het college een standwerkersplaats toe door middel van loting, welke plaatsvindt om 07.30 uur.

2. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

3. Als er geen gegadigden zijn voor een standwerkersplaats dan kan deze standwerkersplaats als dagplaats worden ingenomen krachtens het bepaalde in artikel 8,

Hoofdstuk 3. Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 10. Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

1. De vergunninghouder is persoonlijk verantwoordelijk voor de aan de vergunninghouder toegewezen vaste standplaats.

2. De vergunninghouder neemt bij voorkeur de toegewezen vaste standplaats persoonlijk in. Onder persoonlijk innemen wordt mede verstaan familie in de eerste graad.

3. De vergunninghouder kan een met name genoemd persoon machtigen om namens de vergunninghouder de vaste standplaats in te nemen. Deze persoon dient te voldoen aan de in artikel 5 van de Marktverordening Diemen 2012 gestelde eisen.

4. De machtiging geschiedt op een door ons vastgesteld formulier en dient tenminste 1 dag voordat van de machtiging gebruik wordt gemaakt, te zijn ingediend bij de gemeente.

5. De gemachtigde handelt overeenkomstig artikel 11 van dit reglement ingeval deze omstandigheden zich voordoen

Artikel 11. Afwezigheid wegens vakantie of bijzondere omstandigheden

1. De vergunninghouder van een vaste standplaats dan wel de gemachtigde die wegens vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit zo spoedig mogelijk mee aan de marktmeester(bv.via telefoon, SMS of e-mail). Tevens geeft de vergunninghouder aan hoe lang de afwezigheid duurt.

2. De marktmeester vermeldt de afwezigheid, inclusief de reden en duur, in het dagrapport.

Artikel 12. Legitimatie en identiteit vergunninghouder of gemachtigde

1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

2. Degene die de vaste standplaats inneemt als gemachtigde als bedoeld in artikel 10, lid 3 van dit reglement, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de gemachtigde is.

Artikel 13. Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

1. De weekmarkt vindt plaats op woensdagen van 09.00 uur tot 15.00 uur.

2. Het is verboden voor vergunninghouders of gemachtigden op het marktterrein meer dan drie uur voor aanvang en meer dan twee uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren.

3. De vergunninghouder of gemachtigde is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt met een representatieve uitgestalde voorraad verkoopwaar te blijven innemen.

4. Indien de vergunninghouder of de gemachtigde zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 08.00 uur heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

5. Een voertuig mag alleen onderdeel uitmaken van de standplaats indien dit voor de directe uitvoering van de verkoopactiviteiten noodzakelijk is en past binnen de afmetingen van de standplaats. Het voertuig dient dan onderdeel uit te maken van de vaste standplaatsvergunning.

Artikel 14. Aantal keren innemen standplaats

1. De vergunninghouder mag maximaal 4 keer per kalenderjaar met gegronde redenen afwezig zijn.

2. In bijzondere gevallen kan het college op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de vergunninghouder hiervan afwijken.

Artikel 15. Verboden waar

1. Het is verboden op het marktterrein tijdens de duur van de markt met goederen of waren ten verkoop rond te lopen of te rijden, muziek ten gehore te brengen, dan wel om handelsreclame te verspreiden.

2. Het is verboden tweedehandsartikelen (met uitzondering van boeken en tijdschriften) en sexartikelen op de weekmarkt te verkopen

Artikel 16. Eisen brandveiligheid

1. Kramen en stands dienen minimaal drie meter uit een gevel met deur en raamopeningen te worden opgesteld. Voor kramen met een inrichting voor bakken, braden of verwarmen bedraagt deze afstand vijf meter.

2. Kramen met een inrichting voor bakken, braden en verwarmen mogen niet worden opgesteld onder luifels of markiezen.

3. De hoge flat en de ingangen van het winkelcentrum dienen bereikbaar te zijn voor de brandweer. Hierdoor dient een breedte van 3,5 meter te worden vrijgehouden, gemeten uit de luifel.

4. De zij-ingang van het winkelcentrum is tevens een nooduitgang, hetgeen inhoudt dat in de nabijheid van de zij-ingang geen kramen mogen worden opgesteld.

5. Uitstallingen van marktwaar zijn slechts toegestaan indien deze uitstallingen binnen de afmetingen van de luifel worden geplaatst.

6. Tussen de luifels dient een minimale afstand van 1,50 meter aangehouden te worden.

Artikel 17 Niet doorgaan / beëindigen markt

De burgemeester is bevoegd om de markt niet door te laten gaan dan wel onmiddellijk te beëindigen indien:

  • 1.

    Een calamiteit of een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid op of in de onmiddellijke nabijheid van het marktterrein zich voordoet;

  • 2.

    Er sprake is van weersomstandigheden die de veiligheid van marktkooplieden en bezoekers in gevaar kunnen brengen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 18. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking de dag nadat de marktverordening Diemen 2012 in werking is getreden.

Artikel 19. Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Marktreglement Diemen 2012.

Diemen, 10 januari 2012

Het college van de gemeente Diemen

de secretaris de burgemeester

Algemene toelichting

In verband met de behoefte aan duidelijker en eenvoudiger regels is er voor gekozen om de marktverordening af te slanken, in die zin dat de kaderstellende bevoegdheden van de raad en de uitvoerende bevoegdheden van onder andere het college uit elkaar zijn getrokken.

De raad geeft het college op grond van artikel 3 van de marktverordening de bevoegdheid nadere regels te stellen. Met dit reglement wordt hieraan invulling gegeven. Getracht wordt om hiermee een duidelijk handvat aan te reiken voor de marktmeesters.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

Aangezien het reglement feitelijk een uitwerking is van artikel 3 van de marktverordening , is het wenselijk de gehanteerde begrippen hierbij aan te laten sluiten.

In de verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

  • f.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

  • i.

    anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats;

  • j.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;

  • k.

    brancheringslijst: een lijst met artikelengroepen of branches.

Onder c is het begrip vaste standplaats opgenomen. Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van marktmeester onder j kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen. Bij aanwijzing (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Awb.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen

Artikel 2. Inhoud vaste standplaatsvergunning

In dit artikel wordt weergegeven welke onderdelen een vaste standplaatsvergunning ten minste weergeeft.

Onder het eerste lid, onderdeel a, is expliciet opgenomen dat naam én voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder. Ook de eis van het tweede lid dient dit laatste doel.

Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de standplaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, (verkoop)wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken.

Artikel 3. Inschrijving op de anciënniteitlijst

De anciënniteitlijst voorkomt dat reeds gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers. Voor alle duidelijkheid zouden alle vergunninghouders schriftelijk kunnen worden bericht hoe ze zijn ingeschreven op deze lijst. Immers, indien volgens het overgangsrecht bestaande vergunningen van kracht blijven onder de nieuwe verordening, is uit deze vergunningen niet de positie op de lijst af te lezen.

Artikel 4. Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen standplaats kan worden toegewezen. In de marktverordening is niet gekozen voor een zogenaamd meeloopsysteem. Dit systeem heeft als nadeel dat een gegadigde zich iedere keer moet melden zonder dat hij de zekerheid heeft, dat hij op de markt kan staan. Dit kan problemen opleveren bij verse, bederfelijke waren.

Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste standplaats een schriftelijk bewijs krijgt. De jaarlijkse verlenging van de inschrijving op de wachtlijst is komen te vervallen in verband met administratieve lastenverlichting voor zowel de ondernemer als de gemeentelijke organisatie. Bij het indienen van een verzoek om een vaste standplaats kan op het aanvraagformulier tegelijk aangegeven worden dat, ingeval van weigering van het verzoek (in verband met strijd met het bepaalde in de marktverordening of in verband met de inrichting van de markt en/of de branche-indeling), verzocht wordt om plaatsing op de wachtlijst. De plaatsing op de wachtlijst is voor onbepaalde tijd. Ook de jaarlijkse leges voor handhaving op de wachtlijst komen te vervallen. Hiervoor in de plaats is een eenmalig, iets hoger legesbedrag verschuldigd.

Aangezien bij het indienen van een verzoek ook het burgerservicenummer wordt opgegeven, is op basis van dit nummer verzoeker (ook na jaren) te achterhalen.

Jurisprudentie

  • ·

    ABRS 15 oktober 1997, jbMarkten bladzijde 41, inzake bepalendheid datum van inschrijving;

  • ·

    ABRS 27 april 1992, AB (1992) 446, inzake verloting van vrijgekomen standplaats bij gering verschil in data van inschrijving;

  • ·

    ABRS 23 juli 2003, LJN: AI0277, inzake de wachtlijstregeling. De in de marktverordening neergelegde wachtlijstregeling is gekoppeld aan de persoonsgebonden vergunning. De standplaats dient door de vergunninghouder persoonlijk te worden ingenomen.)

Artikel 5. Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Bij bijzondere omstandigheden valt b.v. te denken aan een (tijdelijke) ziekte, opleiding of een mogelijke wijziging / uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten.

Jurisprudentie

  • ·

    ABRS 17 augustus 1995, GS (1996) 7037, 5 m.nt. C.P.J. Goorden, inzake onbevoegde doorhaling van de wachtlijst;

  • ·

    ABRS 26 juli 2006, LJN: AU5086. Inschrijving op de wachtlijst is komen te vervallen.

Artikel 6. Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend, waarbij wordt uitgegaan van het moment van inschrijving van het lopende jaar. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden.

Artikel 7. Overschrijving vaste standplaatsvergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder.

Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt. Bij de actualisatie van de verordening en het opstellen van het reglement in 2011 is de mogelijkheid gehandhaafd, dat de vergunning ook op een medewerk(st)er kan worden overgeschreven. Dit omdat het tegenwoordig niet meer vanzelfsprekend is dat een kind het bedrijf van zijn ouders voort wil zetten en het in de praktijk wenselijk bleek dat deze mogelijkheid ook voor medewerkers werd geboden.

Artikel 8. Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt door de marktmeester in mandaat schriftelijk verleend.

Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 13, vierde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste standplaats.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de brancheringslijst niet geldt voor dagplaatsen. Dit is in de Marktverordening Diemen 2012, artikel 2, derde lid, geregeld. Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij de marktverordening.

Hierbij merken wij op dat vanuit de marktcommissie verzocht is om rekening te houden met de brancheringslijst. Dit kan echter in de praktijk de nodige problemen opleveren met het vullen van de markt. Als er andere branches zijn, dan zal hiervoor in de praktijk gekozen worden. Dit is echter niet altijd het geval. Om de marktplaatsen wel bezet te krijgen (het aantrekkelijk houden van de markt) kan het dan voorkomen dat eenzelfde branche een dagplaats toegewezen krijgt. Praktijkervaring is overigens dat een gegadigde voor een dagplaats zich zelden spontaan meldt. Als praktische oplossing worden dan gegadigden benaderd die op de wachtlijst voor de weekmarkt staan.

Artikel 9. Toewijzing standwerkersplaats

Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting indien er meer standwerkers zijn dan standwerkersplaatsen.Ingeval van loting (hetgeen in de dagelijkse praktijk weinig voorkomt) wordt voorrang gegeven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.

Gebleken is dat een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkersplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf.

Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek.

Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste standplaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst, dat de regels voor de toewijzing van de standplaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn.

Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de stille kramers en de voor standwerkers bestemde standplaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen - in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden - niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende standplaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke standplaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde standplaatsen meer beschikbaar zijn.

Belangrijk is voorts de in het tweede lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loting wordt aangemerkt.

Jurisprudentie

ARRS 26 juli 1991, JG 92.0124 m.nt. van L.J.J. Rogier, inzake sanctioneren van een standwerker.

In de dagelijkse praktijk melden zich nauwelijks standwerkers. Om te voorkomen dat op de markt een lege (standwerkers)plaats blijft is het derde lid opgenomen.

Hoofdstuk 3. Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 10. Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

Het CVAH ziet geen toegevoegde waarde meer in de eis van persoonlijk aanwezig zijn van de vergunninghouder op de markt en ziet meer in het persoonlijk verantwoordelijk zijn van de vergunninghouder voor zijn vaste standplaats. Deze laatste opvatting wordt onderschreven. In lid 1 is deze opvatting verwoord.

In artikel 10, tweede lid is nu bepaald dat de vergunninghouder bij voorkeur verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Hiermee is aangegeven dat de gemeente een duidelijke voorkeur heeft dat de vergunninghouder zelf de vaste standplaats inneemt. Dit is echter niet meer verplicht. Een ondernemer krijgt hierdoor de ruimte om personeel (i.c. een gemachtigde) in te zetten op de vaste standplaats. Dit is in lid 3, 4 en 5 verder uitgewerkt.

De gemachtigde voert de verkoopactiviteiten uit namens de vergunninghouder.

Artikel 11. Afwezigheid wegens vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder of de gemachtigde zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek snel en zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.

Onder bijzondere omstandigheden wordt tevens ziekte van de vergunninghouder verstaan. Een verplichting van de vergunninghouder om een geneeskundige verklaring te overleggen is niet meer in de marktverordening opgenomen, omdat de KNMG-artsenfederatie (de beroeporganisatie voor artsen) haar leden ontraadt die informatievoorziening over hun patiënten te verstrekken. De federatie hanteert het standpunt dat van de behandelend arts, die een vertrouwensrelatie heeft met zijn patiënt, niet verwacht mag worden dat deze een onbevooroordeeld advies uitbrengt. Er bestaat geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder wel aanbieden zich door bijvoorbeeld de GG&GD of Arbodienst te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.

Artikel 12. Legitimatie en identiteit vergunninghouder of gemachtigde

In dit verband is artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Aan de verplichting om bij de standplaats duidelijk zichtbaar naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven wordt in de dagelijkse praktijk nauwelijks invulling gegeven. Om deze reden is deze verplichting niet meer opgenomen

Artikel 13. Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer is een verkeersbesluit genomen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. De tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, zijn duidelijk medegedeeld op de borden.

Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het tijdstip waarop het marktterrein verlaten moet zijn is met 1 uur verruimd omdat in de praktijk hieraan behoefte bestaat.

Op grond van het vierde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn.

Jurisprudentie

Kantongerecht Maastricht 1 november 1995, PG (1996) 4450, inzake schadevergoeding in verband met zorgplicht gemeente met betrekking tot het autovrij maken van het marktterrein.

Het college is bevoegd een ontheffing op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement voor verkeerregels en verkeerstekens te verlenen. Het college zal hiertoe alleen overgaan indien het noodzakelijk is dat een aantal verkeersovertredingen in het belang van de markt moet worden begaan.

Vijfde lid:

Uitgangspunt is geen voertuigen op de markt. Hiervan kan worden afgeweken als de verkoop noodzakelijkerwijs direct uit de wagen moet plaatsvinden.

Het college beslist op verzoek om ontheffing na advies van de marktcommissie.

Artikel 14. Aantal keren innemen standplaats

Dit artikel is opgenomen om continuïteit van bepaalde kramen op de weekmarkt te kunnen garanderen. Het artikel zorgt ervoor dat de weekmarkt een vaste uitstraling krijgt.

De afwezigheid kan b.v.ontstaan door ziekte, vakantie, overlijden van partner of familielied, bijwonen symposium op vakgebied.

De in het tweede lid geboden mogelijkheid om van dit aantal af te wijken kan bv. gelegen zijn in het volgen van een medisch noodzakelijke behandeling. Op een gemotiveerd verzoek van de vergunninghouder beslist het college.

Artikel 15. Verboden waar

De gemeente Diemen wil niet dat de in artikel 15 genoemde waren worden verkocht op de weekmarkt.

Artikel 16. Eisen brandveiligheid

De brandweer heeft een aantal eisen gesteld ten aanzien van het marktplein en de indeling van de markt. Deze zijn in dit reglement opgenomen. Bij de marktindeling is hier rekening mee gehouden.

Artikel 17 Niet doorgaan / beëindigen markt

Dit artikel is toegevoegd. In de afgelopen jaren is het voorgekomen dat een markt niet is doorgegaan door weersomstandigheden.

Het eerste lid spreekt voor zichzelf.

Het tweede lid ziet toe op bepaalde weersomstandigheden, zoals bv. (te verwachten) zware wind of hevige sneeuwval in combinatie met gladde wegen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 18. Inwerkingtreding

Voor wat betreft de inwerkingtreding van het reglement wordt logischerwijze aansluiting gezocht bij de inwerkingtreding van de marktverordening, op basis waarvan deze nadere regels zijn opgesteld.

Artikel 19. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om het reglement te onderscheiden van eventuele voorgaande reglementen.