Organisatie | Baarle-Nassau |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WWB |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Inwerkingtreding per 01-12-2004 (conform publicatie).
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2004 | 14-04-2012 | nieuwe regeling | 16-09-2004 Ons Weekblad, 26-11-2004 | 01-12-2004 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
De gedragingen met betrekking tot het geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van werk worden onderscheiden in de volgende rechtmatigheidgedragingen:
De gedragingen met betrekking tot het geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van werk worden onderscheiden in de volgende doelmatigheidsgedragingen, in directe relatie aan de volgende vijf treden:
Artikel 5. De hoogte en duur van de maatregel
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen.
Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de bijstand voor onbepaalde duur verlagen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd, heroverwogen. Indien er sprake is van een gedragsverbetering of gewijzigde omstandigheden kan er opnieuw een beslissing worden genomen ten aanzien van de hoogte en duur van de maatregel.
Artikel 7. De hoogte en duur van de maatregel
Als het schenden van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 6, eerste lid niet heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag van bijstand, kan een maatregel van 10 procent van de bijstandsnorm gedurende minstens een maand worden opgelegd wegens het schenden van de inlichtingenplicht.
Indien het schenden van de inlichtingenplicht heeft geleid tot een ten onrechte verstrekt bedrag aan bijstand, bedraagt de maatregel bedoeld in artikel 6, eerste lid, 10 procent van het bruto fraudebedrag. Bij een reeds beëindigde uitkering of een te beëindigen uitkering bestaat de maatregel uit de wettelijk verschuldigde rente over het fraudebedrag en administratiekosten.
Artikel 8. Uitzondering bij maatregel wegens schending inlichtingenplicht
De maatregel wordt opgelegd voor een bepaalde periode. Als de uitkering wordt stopgezet, loopt de termijn van de maatregel door. Indien de belanghebbende opnieuw recht op uitkering krijgt en er is nog een restperiode met betrekking tot de termijn van de eerder opgelegde maatregel, dan wordt deze meteen bij aanvang van de nieuwe uitkeringsperiode ten uitvoer gelegd.
Artikel 9. Overige bepalingen schending inlichtingenplicht
De maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het openbaar ministerie en blijft definitief achterwege indien ter zake een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 11. Zeer ernstige misdragingen
Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt jegens burgemeester en wethouders, hun ambtenaren of medewerkers van het CWI, wordt een maatregel opgelegd van minstens vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende minstens een maand.