Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nieuwegein

Wmo-voorzieningen verordening Nieuwegein 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNieuwegein
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWmo-voorzieningen verordening Nieuwegein 2012
CiteertitelWMO- voorzieningen Verordening Nieuwegein 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwegein.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning art. 5, art. 15

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-201229-12-2014nieuwe regeling

29-02-2012

De Molenkruier 07-03-2012

2012-050

Tekst van de regeling

Intitulé

Wmo-voorzieningen verordening Nieuwegein 2012

De gemeenteraad van Nieuwegein,

 

gelet op artikel 5, eerste lid, en artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning,

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

Wmo-voorzieningen verordening Nieuwegein 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    besluit: het Besluit Individuele Wmo voorzieningen gemeente Nieuwegein waarin door het college van burgemeester en wethouders nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiële voorwaarden;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

  • d.

    compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college, bedoeld in artikel 4, eerste lid van de wet, om voor personen met een beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem een situatie te creëren waardoor zij in staat worden gesteld tot het voeren van een huishouden, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Het college doet dit door te verwijzen naar algemene of collectieve voorzieningen dan wel het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet en deze verordening;

  • e.

    informatie en advies: op verzoek van een burger verstrekken van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning;

  • f.

    gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen;

  • g.

    aanvraag: een verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meer (individuele) voorzieningen om het resultaat te bereiken in het kader van deze verordening;

  • h.

    belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zich zelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een verzoek kan doen voor een gesprek of een aanvraag doet of laat doen;

  • i.

    psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijke verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving;

  • j.

    mantelzorger: een persoon, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep langdurige, meer dan 8 uur per week en langer dan 3 maanden, zorg verleent aan een hulpbehoevende persoon uit diens directe omgeving, welke zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijk zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de wet;

  • k.

    gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

  • l.

    zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • m.

    maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, waaronder in ieder geval wordt begrepen het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • n.

    algemene voorziening: een voorziening, niet specifiek gericht op personen met een beperking, die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt en die niet door het college wordt verstrekt of beheerd. Het college kan ernaar verwijzen;

  • o.

    algemeen gebruikelijk: een voorziening die niet speciaal voor mensen met een beperking bedoeld is en ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

  • p.

    collectieve voorziening: een voorziening die is bestemd voor een specifieke doelgroep, die wordt geleverd met een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle en regelarme oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. Een collectieve voorziening kan individueel  worden verstrekt of er kan naar worden verwezen als voorliggende voorziening;

  • q.

    voorliggende voorziening: een verzamelnaam voor alle voorzieningen buiten deze verordening waar een belanghebbende aanspraak op kan maken dan wel een beroep op kan doen ter oplossing van de hulpvraag. Hieronder vallen de algemene voorzieningen, privaatrechtelijke voorzieningen en overige wettelijke voorzieningen;

  • r.

    individuele voorziening: een voorziening die door het college wordt verstrekt ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de wet;

  • s.

    voorziening in natura: een tegemoetkoming, in de vorm van goederen in bruikleen, in eigendom of een persoonlijke dienstverlening;

  • t.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • u.

    financiële tegemoetkoming: een geldbedrag ten behoeve van de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op de kosten van de voorziening en het inkomen van de aanvrager;

  • v.

    eigen bijdrage: een door het college vast te stellen geldbedrag bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoongebonden budget die door de belanghebbende zelf betaald moet worden;

  • w.

    w. eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen geldbedrag bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming die door de belanghebbende zelf betaald moet worden;

  • x.

    meerkosten: de kosten voor niet noodzakelijke, maar door een belanghebbende gewenste extra’s aan de voorzieningen welke voor rekening komen van de belanghebbende;

  • y.

    budgethouder: een persoon aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording verschuldigd is over de besteding van het persoonsgebonden budget;

  • z.

    inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • aa.

    ICF classificatie: International Classification of Functions, Disabilities and Impairments: een uniform begrippenkader dat als grondslag wordt gehanteerd om de behoefte aan voorzieningen in een individueel geval vast te stellen, met dien verstande dat hierbij onderscheid wordt gemaakt in stoornis, beperking of participatieprobleem;

  • bb.

    hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt en waar deze in beginsel is ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Nieuwegein.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden en beperkingen

Artikel 2 Voorwaarden toekennen van individuele voorzieningen

  • 1.

    Een voorziening wordt alleen toegekend als:

    • a.

      de belanghebbende niet of niet voldoende in eigen oplossingen kan voorzien:

    • b.

      een algemene of collectieve voorziening geen of onvoldoende oplossing biedt;

    • c.

      er geen voorliggende voorziening is;

    • d.

      de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij niet voorzienbare kortdurende hulp bij het huishouden tot het te bereiken resultaat leidt;

    • e.

      deze naar objectief geldende maatstaven de goedkoopst compenserende voorziening is;

    • f.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht waarbij rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager;

    • g.

      de belanghebbende zich niet misdraagt jegens de dienstverlening die gekoppeld is aan de voorziening, dan wel misbruik maakt van de voorziening.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend als:

    • a.

      de voorziening algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      de belanghebbende niet in de gemeente Nieuwegein woont;

    • c.

      de voorziening voor een groot deel van de tijd wordt gebruikt in het buitenland;

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op de kosten die de belanghebbende heeft gemaakt voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken en niet meer is na te gaan of de voorziening de goedkoopst compenserende oplossing is;

    • e.

      de voorziening waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder in het kader van enig wettelijke regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen;

    • f.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

  • 3.

    Het college kan in het Besluit Individuele Wmo Voorzieningen nadere regels stellen over onderdelen g van het eerste lid en c en g van het tweede lid.

Hoofdstuk 3 Verstrekkingen in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming

Artikel 3 Mogelijke verstrekkingwijzen

  • 1.

    Een voorziening wordt verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Het college legt in het Besluit Individuele Wmo Voorzieningen criteria vast wanneer geen keuzevrijheid bestaat voor de te verstrekken voorzieningen.

Artikel 4 In natura

  • 1.

    Als een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst van de gemeente Nieuwegein van toepassing.

     

  • 2.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in ieder geval in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening in natura wordt verstrekt;

    • d.

      of er sprake is van een te betalen eigen bijdrage.

Artikel 5 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op een persoonsgebonden budget is het volgende van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van een individuele voorziening;

    • b.

      de toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang, de looptijd en als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage worden bij beschikking vastgesteld;

    • c.

      bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen;

    • d.

      bij het verstrekken van een persoongebonden budget kan de gemeente de voorwaarde verbinden dat de belanghebbende een gebruikersovereenkomst ondertekent.  

  • 2.

    Het college behoudt zich het recht voor om na te gaan of het verstrekte  persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit individuele Wmo voorzieningen gemeente Nieuwegein, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 3.

    Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels in het Besluit Individuele Wmo Voorzieningen over de omvang van het persoonsgebonden budget en de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Eigen aandeel en eigen bijdrage

Artikel 7 Eigen aandeel en eigen bijdrage

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening stelt het college een eigen bijdrage of een eigen aandeel vast ten behoeve van het behalen van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in en om de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

     

  • 2.

    Het college stelt nadere regels in het Besluit Individuele Wmo Voorzieningen vast met betrekking tot de omvang van de in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage of het eigen aandeel.

Hoofdstuk 5 Informatie, advies, vraagverheldering en het gesprek

Artikel 8 Verzoek om informatie en advies

Een verzoek om informatie en advies kan elektronisch, schriftelijk, mondeling of telefonisch worden gedaan in het Wmo loket door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren.

 

Artikel 9 Vraagverheldering

  • 1.

    Als er behoefte is aan vraagverheldering wordt een afspraak voor een gesprek gemaakt met de persoon bedoeld in artikel 8.

     

  • 2.

    Geen gesprek vindt plaats:

    a. als de belanghebbende geen behoefte heeft aan een gesprek: hij kan meteen een aanvraag indienen. 

    b. als alle feiten en omstandigheden al bij de gemeente bekend zijn en in dat geval ook de belanghebbende geen behoefte heeft aan een gesprek.

Artikel 10 Het gesprek

  • 1.

    Het gesprek kan telefonisch, in het Wmo loket, bij de belanghebbende thuis of op diens verblijfadres gevoerd worden.

  • 2.

    Doel van het gesprek is een inventarisatie van de beperkingen in relatie tot participatie, onderzoek naar mogelijke oplossingen en benoemen van de resultaten.

  • 3.

    Bij het voeren van het gesprek wordt de ICF-classificatie als basis gehanteerd.

  • 4.

    Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Het college kan hierover nadere regels vastleggen in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen.

  • 5.

    Met de mantelzorger en zo mogelijk met de belanghebbende wordt geïnventariseerd welke belemmeringen er bestaan of redelijkerwijs zijn te verwachten bij de uitvoering van de mantelzorg. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing, waarbij het belang van de mantelzorger nadrukkelijk wordt meegewogen.

Artikel 11 Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een individuele voorziening wordt schriftelijk ingediend.

     

  • 2.

    Als de aanvraag mondeling of telefonisch plaatsvindt, wordt dit schriftelijk bevestigd. Bij bevestiging wordt, als het nodig is, een aanvraagformulier meegestuurd.

     

  • 3.

    Als er een verslag is gemaakt van het gesprek, bedoeld in artikel 10, wordt dit bij de aanvraag betrokken.

Hoofdstuk 6 De te bereiken resultaten

Artikel 12 Resultaten

Op grond van artikel 4, eerste lid, van de wet worden compenserende maatregelen bereikt op de volgende domeinen:

  • a.

    het voeren van een huishouden

  • b.

    zich verplaatsen in en om de woning

  • c.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • d.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan  recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Artikel 13 Resultaten bij het voeren van een huishouding

  • 1.

    Ten behoeve van het behalen van het resultaat ‘ het voeren van een huishouden’, kan het college voor licht en zwaar huishoudelijk werk een individuele voorziening verstrekken.

  • 2.

    Ten behoeve van het behalen van het resultaat ‘het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren’ wordt een individuele voorziening uitsluitend tijdelijk ter overbrugging voor het nemen van meer definitieve maatregelen verstrekt.

     

  • 3.

    Ten behoeve van het behalen van het resultaat ‘het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften zoals eten en drinken, toiletartikelen en schoonmaakartikelen’ kan een voorziening worden verstrekt conform het compensatiebeginsel.

  • 4.

    Ten behoeve van het behalen van het resultaat ‘het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding inclusief wassen en strijken en opruimen van was’ kan een voorziening worden verstrekt conform het compensatiebeginsel.

  • 5.

    Ten behoeve van het behalen van het resultaat ‘ een geschikt huis ten aanzien van het normaal gebruik van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon kan een individuele voorziening getroffen worden ten aanzien van toegankelijkheid,

    bereikbaarheid en bruikbaarheid van de benoemde vertrekken.

  • 6.

    Er wordt geen individuele voorziening verstrekt als:

    • a.

      het resultaat ook bereikt kan worden door binnen een door het college vast te stellen redelijke termijn te verhuizen naar een al bestaande geschikte woning, of een geschikt te maken woning, met dien verstande dat de kosten van de aan te passen woning in verhouding staan tot eventuele aanpassingskosten van de andere woning.

    • b.

      de kosten van een verhuizing door het college kan worden vergoed.

  • 7.

    Het college stelt nader regels over de kosten, bedoeld in het zesde lid, onder b, waarbij de mate waarin en de wijze waarop omstandigheden zoals levensfase en voorzienbaarheid van de verhuizing bij de beoordeling van belang kunnen zijn wordt betrokken.

Artikel 14 Resultaten bij het zich verplaatsen in en om de woning

Ten behoeve van het behalen van het resultaat dat belanghebbende in staat is zijn woonkamer, het slaapvertrek en of slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon te bereiken en zich er zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is kan een voorziening worden verstrekt conform het compensatiebeginsel.

Artikel 15 Resultaten bij lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Ten behoeve van het behalen van het resultaat dat belanghebbende zich zodanig kan verplaatsen dat hij in staat is boodschappen te doen, familie en kennissen kan bezoeken en andere gewenste activiteiten kan ondernemen, alles binnen de directe woon- en leefomgeving kan een voorziening worden verstrekt conform het compensatiebeginsel.

Artikel 16 Resultaten bij de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Ten behoeve van het behalen van het resultaat dat belanghebbende de mogelijkheid heeft mee te doen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten inclusief het kunnen afleggen van bezoeken, kan een voorziening worden verstrekt conform het compensatiebeginsel.

Hoofdstuk 7 Bepalingen rondom beslistermijnen, onderzoek, advies, beschikking, intrekking en terugvordering

Artikel 17 Beslistermijnen

  • 1.

    De termijn waarbinnen een besluit moet worden genomen op een aanvraag voor een voorziening is 8 weken.

  • 2.

    De beslistermijn is 12 weken voor aanvragen waarbij voor de beoordeling gebruik moet worden gemaakt van een medisch of een bouwkundig advies is.

  • 3.

    De beslistermijn is 16 weken voor aanvragen waarbij voor de beoordeling gebruik moet worden gemaakt van zowel een medisch als een bouwkundig advies is.

Artikel 18 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening of bij tussentijdse wijziging van omstandigheden, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen of adviesinstanties te doen ondervragen dan wel te onderzoeken.

  • 2.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of aan de adviesinstantie die door het college is aangewezen die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 19 Beschikking

De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 20 Wijziging van de situatie

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededelingen te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een

    voorziening.

  • 2.

    Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op dan wel de

    noodzaak van de verleende voorziening.

  • 3.

    Degene aan wie de voorziening is verleend op grond van deze verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek als in hier bovenstaande zin bedoeld.

  • 4.

    Het college kan van degene die een voorziening ontvangt op grond van deze verordening, die niet meewerkt aan een heronderzoek als bedoeld in het tweede lid, de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen, dan wel het recht op de voorziening beëindigen.

Artikel 21 Intrekking

  • 1.

    Het college kan een besluit over een verleende voorziening geheel of gedeeltelijk intrekken als:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor het

    verlenen van de financiële tegemoetkoming heeft plaatsgevonden.

Artikel 22 Terugvordering

  • 1.

    Indien een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Indien een voorziening in natura is verstrekt, kan de reeds aan de leveranciers van de voorziening betaalde vergoeding worden teruggevorderd van degene aan wie de voorziening is

    toegekend.

  • 3.

    Indien naar aanleiding van de toekenning van een voorziening anderszins een betaling tenonrechte of tot een te hoog dan wel onjuist bedrag is gedaan, kan zonder voorafgaande intrekking van de voorziening, daarvan terugvordering plaatsvinden van degene aan wie de voorziening is toegekend.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 maart de in het kader van deze verordening en de nadere regels op grond van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 25 Evaluatie

  • 1.

    Het door het college gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast.

  • 2.

    Het college zendt het rapport van de evaluatie aan de gemeenteraad en de Wmo-raad met een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1.

    Indien een doelgroep of een belanghebbende bij of krachtens de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente rechten heeft verworven, is deze verordening 6 maanden na de inwerkingtreding daarvan van toepassing.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de toepassing van de termijn, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat per individueel geval of per doelgroep een afbouwregeling kan worden vastgesteld.

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1.

    De Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwegein wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als WMO- voorzieningen Verordening Nieuwegein 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nieuwegein op 29 februari 2012.

de voorzitter,

de griffier,