Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vianen

De raad van de gemeente Vianen;

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVianen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDe raad van de gemeente Vianen;
CiteertitelTreasurystatuut Gemeente Vianen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpTreasurystatuut Gemeente Vianen 2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nee

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-03-201201-01-2021Nieuwe regeling

21-02-2012

Het Kontakt, 13-03-2012

Raad, 21-02-2012

Tekst van de regeling

Intitulé

De raad van de gemeente Vianen;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale overheden (Ruddo), de Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden (UFDO) en het Besluit Leningsvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO);

 

besluit vast te stellen het Treasurystatuut Vianen.

Artikel 1 Begrippenkader

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Derivaten: financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • b.

    Financiering: het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • c.

    Geldstromenbeheer: al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

  • d.

    Liquiditeitsrisico: de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • e.

    Kasgeldlimiet: een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • f.

    Koersrisico: het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • g.

    Kredietrisico: de risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

  • h.

    Liquiditeitenbeheer: het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • i.

    Liquiditeitenplanning: een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid. Zo kan tijdig worden ingespeeld op een (verwacht) tekort of overschot van de liquiditeiten.

  • j.

    Rating: de inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

  • k.

    Renterisico: het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

  • l.

    Renterisiconorm: een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

  • m.

    Rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • n.

    Saldobeheer: het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

  • o.

    Rentevisie: toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

  • p.

    Solvabiliteitsratio van 0%: status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

  • q.

    Treasuryfunctie: de treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

  • r.

    Uitzetting: het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • s.

    Valutarisico: het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigenvaluta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

  • t.

    Begrotingstotaal: totale lasten op de begroting.

  • u.

    Netting: het op contractbasis verrekenen van schuldvorderingen tussen twee of meer partijen op basis van schuldvergelijking of schuldvernieuwing, zodat partijen enkel de netto saldi moeten voldoen.

 

Doelstelling

Artikel 2 De treasuryfunctie van de gemeente Vianen dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

     

    Risicobeheer

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

  • Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Het verstrekken van leningen of garanties wordt uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak.

  • 2.

    De gemeente verstrekt uitsluitend leningen en garanties na goedkeuring door de Raad en wanneer er geen eigen waarborgfonds bestaat voor de betreffende categorie waarnaar verwezen kan worden om aanspraak te maken op het volledige bedrag. Vooraf wordt schriftelijk advies van de treasurer ingewonnen over de financiële positie van de betreffende partij.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de gemeente middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent (voorzichtig en verstandig) karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 4.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint het college het advies in van een onafhankelijke externe adviseur en wordt gerapporteerd aan de Raad.

Artikel 4 Renterisicobeheer

  • 1.

    Conform de Wet fido wordt de kasgeldlimiet per kwartaal niet overschreden.

  • 2.

    Conform de Wet fido wordt de renterisiconorm niet overschreden.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt minimaal halfjaarlijks opgesteld op basis van de gemiddelde rentevisie van minimaal drie vooraanstaande financiële ondernemingen.

  • 6.

    Binnen de kaders zoals gesteld in de leden 3 en 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Artikel 5 Koersrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente zet uitsluitend gelden uit in de vorm van:

    • a.

      producten waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd tenminste intact is;

    • b.

      vastrentende waarden.

  • 2.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 Kredietrisicobeheer

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen, al dan niet tegen waardepapieren, uit hoofde van treasury geldt dat uitzettingen uitsluitend plaatsvinden bij:

    • a.

      Financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat van de EER, Europese Economische Ruimte, met ten minste een AA-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus;

    • b.

      Financiële ondernemingen die voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door twee ratingbureaus.

  • 2.

    Indien de gelden of verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten voor een periode van ten hoogste drie maanden worden uitgezet, dan dient de financiële onderneming of het waardepapier ten minste over een A-rating te beschikken, uitgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen bij Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen waarvoor een solvabiliteitsratio van 0% geldt.

  • 4.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  • 5.

    De gemeente gaat geen lening aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 6.

    De gemeente zet tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan.

  • 7.

    Indien de gemeente een nettingovereenkomst heeft afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering, als bedoeld in het zesde lid, is artikel 6, eerste en tweede lid, niet van toepassing.

Artikel 7 Liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro.

 

Gemeentefinanciering

Artikel 9 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen en derivaten.

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op conform het inkoopbeleid van de gemeente alvorens een financiering wordt aangetrokken.

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De gemeente vraagt offertes op conform het inkoopbeleid van de gemeente alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

Artikel 11 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die gesteld zijn in artikel 6.

  • 2.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit financiële Markten (AFM).

     

Kasbeheer

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt - conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s en obligatiefondsen.

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

  • 6.

    De gemeente vraagt offertes op conform het inkoopbeleid van de gemeente alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

 

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De Raad

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

·Het vaststellen van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid aan de hand van de financieringsparagraaf bij de jaarrekening;

·Het uitvoeren van de niet aan het College overgedragen treasuryactiviteiten.

Het College

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

·Het achteraf informeren van de afgesloten transacties (voor zover de Raad dit niet aan zich heeft voorbehouden);

·Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages over de uitvoering op het gebied van treasury aan de Raad.

De portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Het hoofd Financiën

·Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het College

De Gemeentesecretaris

·Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de financieringsparagraaf;

·Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

·Het afleggen van verantwoording aan het College

De sectorhoofden

·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun sector aanlevert aan de afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten

De afdelingshoofden

(budgethouders)

·Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën;

·Het fiatteren van betalingen ten laste van hun budgetten.

De beleidsmedewerker van de afdeling Financiën belast met treasury / Treasurer

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de financieringsparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door de Gemeentesecretaris;

·Het opstellen van de rentevisie;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële ondernemingen;

·Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het afleggen van verantwoording aan de Gemeentesecretaris over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De kassier

·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

·Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie.

Financiële administratie

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

De medewerker van de afdeling Financiën belast met controle

·Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt dor de medewerker belast met treasury;

·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan de Gemeentesecretaris;

·Het afleggen van verantwoording aan het hoofd Financiën over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De externe accountant

·Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 16 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

 

Bevoegd functionaris

Autorisatie door

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van middelen

Treasurer

Hoofd Financiën

2.Het aantrekken van middelen

Treasurer

Hoofd Financiën

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier

Comptabele

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Comptabele

Hoofd Financiën

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Hoofd Financiën

Risicobeheer

6.Het afsluiten van derivatentransacties

Gemeentesecretaris

College

Financiering en uitzetting

7.Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Treasurer

Hoofd Financiën

8.Het aantrekken van middelen zoals vastgelegd in de financieringsparagraaf

Treasurer

Hoofd Financiën

9.Het uitzetten van middelen zoals vastgelegd in de financieringsparagraaf

Treasurer

Hoofd Financiën

10.Het beleggen van middelen in garantieproducten

Gemeentesecretaris

College

11.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College

Raad

12.Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taak

College

Raad

Artikel 17 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Kwartaal / Incidenteel

Sectorhoofden

Medewerker belast met treasury

2.Liquiditeitenplanning

Jaarlijks

Beleidsmede-werker belast met treasury

Hoofd Financiën

3.Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf van begroting

Jaarlijks

Comptabele

Raad

4.Evaluatie treasuryactiviteiten in financieringsparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Comptabele

Raad

5.Voortgang onderdelen financieringsparagraaf via de voorjaarsrapportage

Jaarlijks

Comptabele

Raad

6.Verantwoording n.a.v. financieringsparagraaf via het jaarverslag

Jaarlijks

Comptabele

Raad

7.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido, en art. 4 van de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden

Kwartaal/

jaarlijks

Comptabele

Derden

8.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

College

Toezichthouder

Artikel 18 Hardheidsclausule

In gevallen waarin bij de uitvoering dit statuut niet voorziet, beslist het College.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 21 maart 2012.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van dit statuut wordt de Verordening Treasurystatuut Vianen, vastgesteld in de raadsvergadering van 23 november 2010 ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Treasurystatuut Vianen”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

van 21-02-2012,

 

de griffier, de voorzitter,

C.J. Steehouwer W.G. Groeneweg

 

 

Toelichting Treasurystatuut

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De financieringsparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de treasurer die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de treasurer (in het licht van expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente heeft dit advies overgenomen.

De treasurer adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de treasurer de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente .

In dit artikel is toegevoegd dat er eerst wordt gekeken naar een eigen waarborgfonds, waarop de aanvrager mogelijk (deels) kan terugvallen. In dit geval zal de gemeente (deels) niet financieren. Dit is toegevoegd, met het oog op het Waarborgfonds Sociale Woningen en andere mogelijke waarborgfondsen. In deze gevallen zal de gemeente geen (risico nemen door) leningen of garanties te verstrekken.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen bij een onafhankelijk extern adviseur en wordt gerapporteerd aan de Raad.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Dit percentage is vastgelegd in de UFDO.

Indien de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, wordt de toezichthouder hiervan op de hoogte gesteld, tezamen met de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.

Zolang dit plan niet is goedgekeurd door de toezichthouder, kan deze bepalen dat voor het aangaan van nieuwe geldleningen met een rentetypische looptijd van minder dan één jaar vooraf toestemming van de toezichthouder vereist is. De toezichthouder kan daarbij een maximum vaststellen door de schuld in rekening-courant van de gemeente met inachtneming van de op dat moment bestaande betalingsverplichtingen van de gemeente.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal. Hiervoor geldt een minimum bedrag van € 300.000.

Indien niet voldaan wordt aan de renterisiconorm, geeft de toezichthouder aanwijzingen om maatregelen te nemen.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4

lid 4 en 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële ondernemingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Raad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6

lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Het uitzetten voor decentrale overheden is beperkt tot financiële ondernemingen onder toezicht in de EER (Europese Economische Ruimte), waarbij de lidstaat ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus. De EER bestaat uit de 27 lidstaten van de Europese Unie en drie lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), te weten Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. De invoering van een minimale landenrating is een voorstel van de Werkgroep uitzetten van middelen door decentrale overheden. De bedoeling hiervan is om minder kredietwaardige landen uit te sluiten. Dat is mogelijk door een geografische beperking van het aantal landen, zoals tot de eurozone, of door een economische beperking, zoals door ratingvereisten. De Nederlandse staat zelf hanteert ook een minimale landenrating bij zijn tijdelijke uitzettingen.

Artikel 6 lid 2

De ratingeis voor uitzettingen tot en met drie maanden blijft hiermee hetzelfde als in de oude situatie. Zoals hiervoor reeds opgemerkt is nieuw dat de vereiste minimale rating voortaan door twee ratingbureaus dient te zijn afgegeven.

Decentrale overheden kunnen in hun financiële verordening besluiten om de looptijddifferentiatie los te laten. Hierdoor dient de financiële onderneming, of het waardepapier, ook bij uitzettingen van ten hoogste drie maanden, minimaal een AA-minusrating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus, te bezitten.

Artikel 6 lid 3

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 4

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Raad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Raad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 6 lid 5

Het is decentrale overheden verboden om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten en zo financieel voordeel te halen. Dit verbod is impliciet geregeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet fido. Het bleek in de praktijk lastig om te zeggen of in bepaalde situaties wel of niet aan verkapt bankieren werd gedaan. Er bestond een grijs gebied tussen wat wel en niet toegestaan was. Daarom is in, artikel 2a, eerste lid, van de Ruddo deze meer expliciete formulering opgenomen.

Artikel 6 lid 6

Het komt voor dat decentrale overheden op basis van een “rentevisie” vervroegd gelden aantrekken voor (project-)financiering die zij pas later nodig hebben. Bij alle vormen van financiering, incl. projectfinanciering, moet het uitgangspunt zijn dat normaliter niet eerder wordt geleend dan dat de financiële middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Daarom is in artikel 2a, tweede lid, van de Ruddo vastgelegd dat deze tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, uitgezet mogen worden.

Zonder “nettingovereenkomst” (zie hierna) van vaste schuld en uitzettingen dient deze financiële onderneming of het waardepapier te voldoen aan de vereisten wat betreft de rating (bij uitzetten langer dan drie maanden minimaal AA-minus, afgegeven door twee ratingbureaus) en het land waar zij gevestigd is (EER met minimaal AA-rating, afgegeven door twee ratingbureaus).

Artikel 6 lid 7

Netting is wettelijk al geregeld in artikel 6: 127 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Netting is eigenlijk de normale situatie waarbij schulden en vorderingen van twee partijen tegen elkaar worden weggestreept, “gesaldeerd”. Maar in de praktijk kunnen banken een clausule in de contracten opnemen dat zegt dat schulden en vorderingen niet worden gesaldeerd, de niet-netting clausule. Door nu de mogelijkheid van het afsluiten van een nettingovereenkomst op te nemen in de Ruddo, wordt de overzichtelijkheid en zekerheid van netting vergroot. Een nettingovereenkomst is een overeenkomst waarin is vastgelegd dat indien de financiële onderneming niet aan haar verplichtingen kan voldoen, de uitgezette en opgenomen gelden worden gesaldeerd, en dat de schuld in het faillissement dit saldo is.

Indien voor de aangetrokken leningen voor projectfinanciering een nettingovereenkomst is gesloten, hoeft niet te worden voldaan aan de vereisten wat betreft de rating van de financiële onderneming of het waardepapier en het land waar zij gevestigd is.

Artikel 7

Liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de sector Middelen juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Voor derivaten wordt verwezen naar de toelichting op artikel 5 lid 1.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 lid 1

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. Het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de ‘tegenpartijen’. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5, 6, 7 en 8). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 17

pt. 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).

Artikel 17

Pt. 7

Als gevolg van de wijzigingen van de artikelen 3, 5 en 8 van de Wet fido i.z. het verminderde toezicht op de kasgeldlimiet is ook de uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden aangepast. De informatie over de kasgeldlimiet wordt nl. opgenomen in de financieringsparagraaf bij de begroting en het jaarverslag. Het regulier toezenden van de kwartaalrapportages over de kasgeldlimiet aan de toezichthouder is hiermee vervallen. In de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden is een modelstaat opgenomen voor de rapportage.

Ook voor rapportage over de renterisiconorm is een modelstaat opgenomen.