Organisatie | Someren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Verordening tijdelijke regels aanscherping Wet werk en bijstand 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Middels deze tijdelijke regels worden de volgende verordeningen gewijzigd:
Re-integratieverordening,
Verordening Toeslagen en Verlagingen,
Afstemmingsverordening,
Verordening Langdurigheidstoeslag,
Minimaverordening Meedoen.
Per 1 juli 2012 zullen de genoemde verordeningen separaat worden aangepast en in de raadsprocedure worden gebracht.
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2012 | 01-01-2012 | 01-07-2012 | nieuwe regeling | 25-01-2012 't Contact, 01-02-2012 |
De raad van de gemeente Someren;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders
overwegende dat om uitvoering te kunnen geven aan ‘de wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ per 1 januari 2012 (tijdelijke) regels dienen worden vastgesteld;
gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en artikel 8 Wet werk en bijstand
vast te stellen de navolgende ‘Verordening tijdelijke regels aanscherping Wet werk en bijstand 2012’.
Artikel 1 Reintegratieverordening
De ‘Reintegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2004’ wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3 Afstemmingsverordening
De ‘Afstemmingsverordening WWB 2011’ wordt als volgt gewijzigd: In artikel 9 lid 2 van de ‘Afstemmingsverordening WWB 2011’ worden de gedragingen van de tweede categorie beschreven. De huidige verordening kent twee gedragingen in deze categorie (A en B). Daaraan worden, na gedraging B, de volgende gedragingen toegevoegd:
Artikel 4 Verordening Langdurigheidstoeslag
De ‘Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009’ wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5 Minimaverordening Meedoen
Artikel 8 lid 1 sub g van de Wet werk en bijstand geeft de gemeenteraad de opdracht om regels te stellen met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand inzake maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen op grond van artikel 35 lid 5 WWB. Hier wordt reeds met de ‘Minimaverordening Meedoen’ invulling aan gegeven. De ‘Minimaverordening Meedoen’ bestaat uit een welzijnsbijdrage, een schoolkostenregeling voor kinderen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs én een PC-regeling voor kinderen in groep 8 van het basisonderwijs of voortgezet onderwijs.
Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,
de raadsgriffier, de voorzitter,
J. Laurens Janse-Oostdijk A.P.M. Veltman
Naar verwachting treedt 1 januari 2012 de “Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden” (kortweg: Wet Aanscherping WWB) in werking. Uitgangspunten van deze wetswijziging zijn:
De wetswijziging leidt tot de noodzaak om het gemeentelijk beleid op tal van terreinen te heroverwegen. Gelet op de zeer korte invoeringstermijn is het echter uitermate lastig om reeds voor 1 januari 2012 dit heroverwegingsproces adequaat te hebben afgerond én vormgegeven. Daarbij komt dat de aanscherping van de WWB per 1 januari 2012 niet op zichzelf staat. In 2012 zal vermoedelijk nog een aantal wijzigingen in de WWB in werking treden die nopen tot wijziging van het gemeentelijk beleid. Hierbij moet ondermeer gedacht worden aan het wetsvoorstel ‘Toevoeging van de eis tot beheersing van de Nederlandse taal aan de Wet werk en bijstand’ (wetsvoorstel 32328), de plannen van het kabinet betreffende de aanpak omtrent fraude (Handhavingsprogramma 2011-2014) en uiteraard de Wet werken naar vermogen.
Middels de voorliggende verordening is ervoor gekozen om de overgang naar de aangescherpte WWB per 2012 zoveel mogelijk ‘beleids- en uitvoeringsarm’ te laten plaatsvinden. Op dit moment worden niet alle WWB-verordeningen separaat gewijzigd. Slechts daar waar dat strikt noodzakelijk is, vinden aanpassingen aan de verordeningen plaats die middels één verordening worden geëffectueerd.
Op de korte termijn zullen de separate verordeningen worden heroverwogen en aangepast, maar uiterlijk per 1 juli 2012. Daarmee zal de voorliggende verordening komen te vervallen.
In deze verordening wordt bij de ‘Verordening toeslagen en verlagingen’ en bij de ‘Verordening Langdurigheidstoeslag’ een bepaling voorgesteld die regelt dat de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ per 1 januari 2012 in die verordening dezelfde betekenis hebben als in de gewijzigde WWB. Vervolgens is bepaald dat voor ‘gehuwden’ en ‘gehuwdennorm’ moet worden gelezen ‘gezin’ resp. ‘gezinsnorm’, om daarmee te verduidelijken dat onder het nieuwe regime niet meer de gehuwden maar het gezin de norm is waarmee gewerkt moet worden. Ook bij de overige WWB-verordeningen gelden deze nieuwe begrippen. Omdat in die verordeningen niet expliciet verwezen wordt naar de genoemde begrippen is de gelijkstellingsbepaling hier weggelaten.
De Wet investeren in jongeren (WIJ) wordt per 1 januari 2012 ingetrokken en de WWB is vanaf die datum in aangescherpte vorm tevens van toepassing op jongeren. Daarmee vervallen ook de WIJ-verordeningen per diezelfde datum van rechtswege. Jongeren vallen vanaf 1 januari 2012 ook onder het bereik van de WWB-verordeningen.
Alle voor 1 januari 2012 door het college genomen besluiten op grond van de WIJ gelden als door het college genomen besluiten op grond van de WWB zoals die geldt vanaf 1 januari 2012. Het college dient de besluiten, voor zover de besluiten afwijken van de WWB, voor 1 juli 2012 in overeenstemming te brengen met de WWB.
De wetswijziging heeft voor jongeren onder andere de volgende gevolgen:
De jongere, die zich bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) meldt met de intentie om een aanvraag in te dienen, wordt verplicht eerst zelf vier weken naar werk te zoeken, alvorens aanspraak op ondersteuning kan ontstaan. Voor personen jonger dan 27 jaar zonder gezinsleden van 27 jaar of ouder, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW, is expliciet geregeld dat zij zich al vanaf de dag gelegen vier weken voordat het recht op die uitkering eindigt kunnen melden om bijstand aan te vragen.
Gedurende de wachttijd van vier weken kunnen jongeren in beginsel geen voorschot ontvangen, omdat voor een voorschot een aanvraag noodzakelijk is. Voor bepaalde categorieën vreemdelingen die jonger zijn dan 27 jaar geldt overigens een uitzondering op deze hoofdregel. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan om op grond van dringende redenen een voorschot te verlenen.
Gezinsbijstand / huishoudinkomenstoets
Het doel van de aanscherping gezinsbijstand en de huishoudinkomenstoets is dat het meer loont om vanuit een uitkering aan het werk te gaan.
Het begrip zelfstandig subject voor bijstand komt in een ander daglicht te staan. Dit komt tot uiting in de volgende wijzigingen:
Voor bloed- en aanverwanten in de 1ste graad, waarvan één of meerdere een uitkering ontvangen op grond van de WWB of WIJ blijft het recht en/of de hoogte van de uitkering zes maanden ongewijzigd.
Voor gezinnen waarbinnen drie of meer volwassenen zijn die geen inkomen uit arbeid hebben omdat zij niet kunnen werken, wordt door het Rijk een voorstel uitgewerkt waarin via bijzondere bijstand een vergoeding kan worden verstrekt voor de zogenoemde ‘onvermijdbare kosten van levensonderhoud’. Hiermee worden bijvoorbeeld de kosten van de zorgverzekering bedoeld.
Door de invoering van een inkomensgrens van 110 % voor categoriaal minimabeleid en voor de langdurigheidstoeslag wordt de beleidsvrijheid van de gemeente op dit onderdeel beperkt. Met deze maatregel probeert de regering te bereiken dat het centrale inkomensbeleid van het Rijk zo weinig mogelijk beïnvloed wordt door gemeentelijke inkomensondersteuning.
Een tweede maatregel op het gebied van het minimabeleid is de invoering van een verordeningsplicht voor de participatie van schoolgaande kinderen. Voor deze categoriale bijzondere bijstand geldt ook de inkomensgrens van 110 %.
In de aangescherpte WWB wordt in artikel 9c de tegenprestatie geïntroduceerd.
De tegenprestatie heeft niet tot doel mensen uit de armoede te helpen of te re-integreren naar werk, maar het leveren van een tegenprestatie bij het ontvangen van een uitkering. Het uitgangspunt van de tegenprestatie is ‘voor wat, hoort wat’. Daarom staat de tegenprestatie ook los van een eventuele re-integratieverplichting en zijn er geen premiemogelijkheden.
Het opleggen van een tegenprestatie is een bevoegdheid van het college; het is geen verplichting. De komende tijd zal nagedacht moeten worden of er een tegenprestatie wordt gevraagd en zo ja hoe die tegenprestatie eruit komt te zien.
De beperking van de verblijfsduur in het buitenland komt voort uit het voornemen van de regering om de export van sociale zekerheidsuitkeringen zoveel mogelijk te beperken. Om recht te hebben op bijstand moet een belanghebbende in Nederland wonen én verblijven. Een langdurig verblijf in het buitenland met behoud van uitkering past daar niet bij. De maximale verblijfsduur in het buitenland wordt beperkt tot maximaal vier weken per jaar voor iedereen tussen de 18 en 65 jaar. Voor bijstandsgerechtigden van 65 jaar en ouder geldt een termijn van 13 weken per jaar voor verblijf in het buitenland.
Arbeidsverplichting alleenstaande ouders
Aanvankelijk was in het wetsvoorstel de speciale ontheffing voor alleenstaande ouders met jonge kinderen komen te vervallen. Echter door een amendement is deze wijziging niet doorgevoerd. Wel zijn er enkele aanpassingen gedaan. Zo is de totale periode waarop op deze speciale ontheffing een beroep kan worden gedaan, verkort van 6 jaar naar 5 jaar. Ook krijgt het college de verplichting om een plan van aanpak te maken, gericht op het inzetten van scholing gedurende de ontheffingsperiode teneinde een startkwalificatie te behalen, dan wel een opleiding om de weg naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Dit plan van aanpak dient ieder half jaar te worden herbeoordeeld. Wanneer de belanghebbende zich niet aan de verplichtingen in het plan van aanpak houdt, zal de ontheffing worden beëindigd en wordt de arbeidsverplichting opgelegd.
De vrijlating van de aanvullende alleenstaande ouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar wordt vervangen door een vrijlating van inkomsten uit arbeid van alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 12 jaar. De inkomsten uit arbeid kunnen worden vrijgelaten tot 12,5% van die inkomsten met een maximum van € 120,- per maand voor maximaal 30 aaneengesloten maanden. De algemene regeling inzake inkomstenvrijlating van zes maanden moet dan al verstreken zijn.
Artikel 1 - Re-integratieverordening
In de huidige re-integratieverordening worden jongeren gedefinieerd als uitkeringsgerechtigden, Anw’ers en nuggers niet ouder dan 23 jaar. Door dit te wijzigen in ‘jonger dan 27 jaar’ wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de wetgever. In de aangescherpte WWB wordt namelijk duidelijk onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden tot 27 jaar en de uitkeringsgerechtigden vanaf 27 jaar.
In de huidige re-integratieverordening wordt wat betreft de ‘inkomstenvrijlating’ verwezen naar een verkeerde grondslag. Dit wordt middels deze bepaling hersteld.
Door een nieuw in te voegen artikel 22 met als titel ‘afwijkende bepalingen voor jongeren’ (zie onder D) dienen de artikelen in paragraaf 4 te worden vernummerd.
Door het intrekken van de WIJ zal daarmee van rechtswege tevens de verordening Werk-leeraanbod WIJ komen te vervallen. Jongeren vallen vanaf dan weer onder de Re-integratieverordening WWB.
Bij een beleidsarme overgang moet minimaal worden geregeld dat een aantal re-integratieinstrumenten niet van toepassing is op jongeren. Het gaat hier om onder andere: inkomstenvrijlating, premies en kostenvergoeding vrijwilligers. Verwezen wordt naar artikel 31 lid 5 WWB.
Artikel 2 – Verordening Toeslagen en Verlagingen
Voor de systematiek van het toeslagen- en verlagingenmodel in de WWB geldt dat dit ongewijzigd blijft. Zo blijft het een verplichting om een alleenwonende alleenstaande bijstandsgerechtigde een maximale toeslag toe te kennen (art. 25 lid 1 WWB ) en blijven de mogelijkheden om verlagingen vast te stellen onaangetast. Niettemin leidt de wijziging van de begrippen met betrekking tot de bijstandssubjecten en de invoering van de huishoudtoets ertoe dat een beleidsmatige en wetstechnische heroverweging van het toeslagen- en verlagingenbeleid op zijn plaats is. In de voorliggende verordening worden louter de noodzakelijke onderdelen aangepast. De beleidsmatige heroverweging kan op een later tijdstip plaatsvinden.
Mocht de onverkorte toepassing van het toeslagen- en verlagingenbeleid vanaf 1 januari 2012 in bepaalde gevallen onredelijke uitkomsten geven, dan kan altijd, individualiserend (artikel 18, eerste lid, WWB), een hogere toeslag worden verleend of kan worden afgezien van verlaging.
Door de invoering van de gezinsbijstand moet het begrip ‘gehuwdennorm’ worden vervangen door ‘gezinsnorm’. Hierbij wordt verwezen naar artikel 21 lid 1 WWB. Deze norm komt overeen met de gehuwdennorm zoals die luidde vóór 1 januari 2012 waarbij beide echtgenoten jonger dan 65 jaar zijn.
Bij de beschrijving van het begrip ‘verzorgingsbehoevende’ is, uit oogpunt van uitvoerbaarheid en eenvoud, aangesloten bij de omschrijving van artikel 4 lid 5 WWB.
De onderdelen B en C zijn reeds toegelicht in de algemene toelichting.
In het geval van een gezin is ervoor gekozen om deze verordening uitsluitend toe te passen indien alle gezinsleden jonger dan 65 jaar zijn en ten minste twee gezinsleden 21 jaar of ouder zijn. Hier is aansluiting gezocht bij de gezinsnormen zoals neergelegd in artikel 21 WWB. Ten aanzien van een gezin waarvan ten minste twee gezinsleden 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn, geldt immers de gezinsnorm zoals neergelegd in artikel 21 lid 1 WWB. Voor gezinnen die bestaan uit twee meerderjarige personen waarvan één of beide 18, 19 of 20 jaar zijn en gezinnen die bestaan uit drie meerderjarige personen, waarvan twee personen 18, 19 of 20 jaar zijn, gelden lagere normen zoals opgenomen in artikel 21 lid 2 WWB. Ten aanzien van deze gezinnen is deze verordening niet van toepassing.
In de huidige re-integratieverordening worden niet ten laste komende kinderen jonger dan 21 jaar met beperkte inkomsten niet aangemerkt als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Deze kinderen komen echter met de aangescherpte WWB onder het gezinsbegrip te vallen. Hierdoor is deze bepaling overbodig geworden. Door het wegvallen van de bepaling dient er een vernummering plaats te vinden van sub b, c en d (naar sub a, b en c).
Een verlaging van de toeslag of norm kan ook plaatsvinden gedurende zes maanden na beeindiging van de studie of beroepsopleiding. In de huidige ‘Verordening toeslagen en verlagingen WWB’ is deze mogelijkheid nog opgenomen. Echter aangezien deze mogelijkheid niet was opgenomen in de ‘Toeslagenverordening WIJ 2010’ die tot 1 januari 2012 geldig was voor jongeren, wordt voorgesteld om deze bepaling voor nu te laten vervallen. De ‘Verordening toeslagen en verlagingen WWB’ is niet aangepast na de inwerkingtreding van de WIJ destijds, waardoor deze bepaling erin is blijven staan. Verder is het belangrijk om te vermelden dat uit jurisprudentie gebleken is dat deze verlaging in veel gevallen niet kan worden toegepast. Volgens de Centrale Raad van Beroep kan deze verlaging er toe leiden dat het inkomen van een schoolverlater die alleenstaande (ouder) is, onder het bestaansminimum komt te liggen. Als de schoolverlater tot een gezin behoort dat uit drie of meer meerderjarige gezinsleden bestaat kan dit evenzeer het geval zijn.
Om de overgang naar de nieuwe WWB per 2012 zoveel mogelijk ‘beleids- en uitvoeringsarm’ te laten verlopen wordt voorgesteld om de verlaging voor 21- en 22 jarigen, net zoals dat geregeld was in de ‘Toeslagenverordening WIJ 2010’, vast te stellen op 10 % van de gezinsnorm. In de huidige ‘Verordening toeslagen en verlagingen WWB’ wordt nog een onderscheid gemaakt tussen 21-jarigen (toeslag nihil) en 22-jarigen (10 %). Ook hiervoor geldt dat de ‘Verordening toeslagen en verlagingen WWB’ niet aangepast is na de inwerkingtreding van de WIJ destijds, waardoor deze bepaling erin is blijven staan.
Hier is aansluiting gezocht bij het overgangsrecht. Personen die reeds op 31 december 2011 recht hadden op een uitkering op grond van de WWB dan wel de WIJ en waarbij de aangescherpte WWB een wijziging van hun uitkering te weeg zal brengen, behouden het recht nog tot 1 juli 2012. Daarnaast geldt dat de WIJ-besluiten, voor zover ze afwijken van de WWB, daarmee in overeenstemming moeten worden gebracht voor 1 juli 2012.
Artikel 3 – Afstemmingsverordening
Artikel 44a is een nieuw artikel dat ingevoerd is in de WWB. Op grond van dit artikel legt het college voor een jongere onder de 27 jaar in een plan van aanpak vast:
Het plan van aanpak maakt onderdeel uit van de beschikking en is – met de rest van de beschikking – vatbaar voor bezwaar en beroep. Het college is verplicht om de jongere bij de uitvoering van het plan van aanpak te begeleiden.
Indien een jongere niet meewerkt aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het plan van aanpak, maakt artikel 3 van de voorliggende verordening het mogelijk om een maatregel op te leggen. Het betreft een gedraging in de tweede categorie en wordt gekwalificeerd als gedraging ‘C’ .
Ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling alleenstaande ouders
Voor alleenstaande ouders die op grond van artikel 9a WWB zijn ontheven van de arbeidsverplichting krijgt het college de verplichting om een plan van aanpak te maken gericht op het inzetten van scholing gedurende de ontheffingsperiode teneinde een startkwalificatie te behalen, dan wel een opleiding om de weg naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Dit plan van aanpak dient ieder half jaar te worden herbeoordeeld. Wanneer de belanghebbende zich niet aan de verplichtingen in het plan van aanpak houdt, zal de ontheffing worden beëindigd en wordt de arbeidsverplichting opgelegd. Indien het college de ontheffing heeft ingetrokken dient het college de bijstand volgens artikel 9a lid 12 WWB te verlagen. Daarom wordt deze gedraging toegevoegd aan de afstemmingsverordening. Het betreft een gedraging in de tweede categorie en wordt gekwalificeerd als gedraging ‘D’.
Dit lid behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 4 – Verordening Langdurigheidstoeslag
De huidige Verordening Langdurigheidstoeslag kent een inkomensgrens van 120 % (onderdeel A). Personen met een inkomen tussen de 115 en 120 % ontvangen 50 % van de langdurigheidstoeslag (onderdeel G). Met de wijziging van de WWB per 1 januari 2012 wordt de inkomensgrens gemaximaliseerd tot 110 %. Voor de duidelijkheid worden deze onderdelen van de verordening hierop aangepast.
De onderdelen B en C zijn reeds toegelicht in de algemene toelichting.
De grondslagen van de normen voor een alleenstaande, alleenstaande ouder en voor een gezin zijn gewijzigd en daarom ook aangepast in deze verordening.
Artikel 5 – Minimaverordening Meedoen
De gemeente Someren kent reeds de ‘Minimaverordening Meedoen’. De verordening heeft tot doel de inwoners uit de gemeente Someren met een inkomen dat niet meer bedraagt dan het norminkomen de mogelijkheid te bieden om voor activiteiten van sportieve, culturele, maatschappelijke en/of educatieve aard een bijdrage te verstrekken die de participatie aan de samenleving bevordert. Extra financiële ondersteuning wordt geboden voor de doelgroep ouders met schoolgaande kinderen. De ‘Minimaverordening Meedoen’ bestaat uit:
Middels de ‘Minimaverordening Meedoen’ wordt reeds voldaan aan de verordeningsplicht van artikel 8 lid 1 sub g WWB.
De huidige ‘Minimaverordening Meedoen’ kent een inkomensgrens van 115 % (onderdeel A). Personen met een inkomen tussen de 115 en 120 % ontvangen 50% van de bijdrage (onderdeel C). Personen met een inkomen boven de 120 procent ontvangen geen bijdrage (onderdeel D). Met de wijziging van de WWB per 1 januari 2012 wordt de inkomensgrens gemaximaliseerd tot 110 %. Voor de duidelijkheid worden deze onderdelen van de verordening hierop aangepast.
Door de invoering van het gezinsbegrip dient artikel 3 lid 3 van de verordening te worden aangepast.
Artikel 6 – Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
Dit artikel behoeft geen toelichting.