Organisatie | Woudenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2012 |
Citeertitel | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Woudenberg, zoals vastgesteld op 22 december 2004.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | nieuwe regeling | 22-12-2011 De Woudenberger, 27-12-2011 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Woudenberg;
gelezen het collegevoorstel van 8 november 2011;
gelet op artikel 1.25 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang te regelen;
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Doelgroepen die een gemeentelijke tegemoetkoming kunnen aanvragen
In de wet staan de doelgroepen beschreven die een gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderenopvang kunnen aanvragen. Naast de wettelijke doelgroep kan de volgende doelgroep in aanmerking komen voor een gemeentelijke tegemoetkoming:
Huishoudens die niet behoren tot de onder lid a. tot en met f. artikel 1.22 behorende doelgroepen in de wet, maar waar wellicht sprake is van een sociaal-medische indicatie bij ouder of kind voor de noodzaak van kinderopvang.
Paragraaf 2. Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie
Artikel 3. Sociaal-medische indicatie
Bij de aanvraag moet een verklaring overgelegd worden waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een sociaal-medische indicatie. Deze verklaring moet minimaal aan de volgende voorwaarden voldoen;
Artikel 6. Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
Paragraaf 4. Vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 11. Omvang van de kinderopvang
In afwijking van het eerste lid stelt het college bij een ouder als bedoeld in artikel 1.24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de Wk de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang vast dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
Het college kan afwijken van het in de verordening gestelde als toepassing leidt tot onbillijkheid van zwaarwegende aard.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudenberg d.d. 22 december 2011 K. Wiesenekker J.G.P. van Bergen
raadsgriffier voorzitter
De Wet kinderopvang (Wk) is op 1 januari 2005 in werking getreden. Deze wet beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijk te maken om werk en zorg voor kinderen te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wk. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term
“tegemoetkoming kosten kinderopvang”. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een landelijk register. Een gemeentelijke tegemoetkoming is mogelijk naast een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Per 1 augustus 2010 is de wet gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Deze verordening betreft alleen de tegemoetkoming
Artikel 1.25 Wk bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft invulling aan de wettelijke bepaling.
De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager, in casu de ouder(s). De Awb stelt regels over subsidies. Op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door gemeenten zijn meerdere regelingen van toepassing:
De verordening staat los van bestaande gemeentelijke subsidieverordeningen en -regelingen. De Algemene subsidieverordening is dan ook niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen. De hoogte van de tegemoetkomingen wordt in of bij de wet bepaald. Gemeenten hebben hierin geen beleidsvrijheid. De tegemoetkoming bedraagt in beginsel 1/6 (alleenstaande ouder) of 1/3 (echtpaar) van de kosten voor kinderopvang, in sommige gevallen verhoogd met een toeslag.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen
In deze verordening zijn de hoofdlijnen vastgelegd van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door het college. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd:
Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen
De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten 'open-einde regeling'. Dit betekent dat iedereen die op grond van de Wk behoort tot de gemeentelijke doelgroep recht heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.
Om als gemeente in staat te zijn greep te houden op de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen, zijn in deze verordening de volgende bepalingen opgenomen:
de omvang van de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente wordt aan beperkingen gebonden. In de verordening wordt bepaald dat de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken, c.q. die noodzakelijk is in verband met een afgegeven sociaal-medische indicatie;
de tegemoetkoming wordt maandelijks uitbetaald op basis van de maandelijks ingeleverde facturen; betaling vindt in principe middels machtiging rechtstreeks plaats aan het kindercentrum of gastouderbureau waar de opvang plaatsvindt. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen, die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt;
Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar
Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van een kalenderjaar. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop de betalingen van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst worden verstrekt. Dit betekent, dat een tegemoetkoming in principe elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duur van een re-integratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).
Verstrekking van de tegemoetkoming in één stap
Hoewel een subsidie in twee stappen kan worden vastgesteld door eerst een besluit tot verlening van de tegemoetkoming te nemen (voorwaardelijke aanspraak) en daarna de definitieve vaststelling, verzet de Awb zich niet tegen vaststelling in één stap.
In afwijking van de eerder vastgestelde verordening op 22 december 2004 vindt thans de toekenning plaats in één vaststellingsbeschikking. In de praktijk is niet gebleken dat herziening van de hoogte van de tegemoetkoming diende plaats te vinden, mede omdat alleen betaling plaatsvond op basis van maandelijkse facturen wegens daadwerkelijk geleverde kinderopvang, gebaseerd op de toekennings-beschikking.
Jaarlijkse controle aan het einde van het kalenderjaar kan dan ook achterwege blijven.
Het risico van eventuele terugvordering van teveel betaalde tegemoetkoming is dan ook zeer klein, omdat er voldoende controle-momenten zijn bij de maandelijkse betaling.
Overigens voorziet artikel 4:49 van de Awb in de mogelijkheid de subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen indien daartoe gegronde redenen bestaan. Zie ook de toelichting op artikel 13 van deze verordening.
De verordening bevat geen voorschriften over beslistermijnen. Dat houdt in dat de gebruikelijke regeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, d.w.z. dat binnen een redelijke termijn op een aanvraag moet worden beslist. De termijn kan eenmaal met een redelijke termijn worden verlengd. Zie de artikelen 4:13 t/m 4:15 van de Awb. Bij termijnoverschrijding kan de aanvrager een beroep doen op de
dwangsomregeling in artikel 4:17 e.v. van de Awb.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Paragraaf 2. Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie
Artikel 2. Doelgroepen die een gemeentelijke tegemoetkoming kunnen aanvragen
Bij de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang is artikel 23 niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat mensen met een sociale medische problematiek ook onder de werking van de Wet kinderopvang zouden vallen. Op dit moment is artikel 23 nog altijd niet in werking getreden en het is niet de verwachting dat dit nog gaat gebeuren. Omdat de groep die op sociaal medische redenen kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, wil het college met deze beleidsregels de lacune in de Wet kinderopvang opvullen.
Artikel 3. Sociaal-medische indicatie
De noodzakelijkheid voor kinderopvang is gebaseerd op een sociaal-medische indicatie, van ouder, partner of kind. De sociaal-medische indicatie dient te worden afgegeven door een samenwerkingspartner van het CJG Woudenberg. Hierbij kan gedacht worden aan instellingen die reeds adviezen als kerntaak beheersen, bijvoorbeeld: Riagg, GGD en Jeugdzorg. Het CJG is bij uitstek in staat om de totale gezinssituatie te beoordelen en na te gaan welke (opvoed) ondersteuning er in het gezin nodig is. Een kinderopvangplaats kan hier onderdeel vanuit maken. Maar zal nooit als enige instrument worden ingezet. Daarnaast dient de geldigheidsduur van de indicatie in overeenstemming te zijn met de aanvraag periode. De afweging van de omvang is tevens gerelateerd aan de sociaal-medische indicatie. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het onderzoek en de advisering
Artikel 4. Te verstrekken gegevens
Een aanvraag voor een sociaal-medische indicatie wordt in de praktijk gelijktijdig met de aanvraag voor een tegemoetkoming ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de vaststelling van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen.
Artikel 5. Hoogte tegemoetkoming
Bij de gemeentelijke doelgroep met een sociaal medische indicatie stelt het college het aantal opvanguren vast dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is. Het hierbij ingewonnen onafhankelijke advies is niet bindend, maar vergt bij afwijking daarvan een goede onderbouwing van het besluit (artikel 3:50 Awb). In de Wet kinderopvang is geregeld dat ouders die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders/verzorgers met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt. Met betrekking tot de tegemoetkoming aan sociaal medisch geïndiceerde personen wordt de gemeente vrijgelaten in de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming (wel of geen eigen bijdrage). Verder mogen ze zelf de wijze van uitvoering regelen. Het uitgangspunt is dat hiervoor aangesloten wordt bij de systematiek die wordt gehanteerd bij het verlenen van tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang. De belastingdienst kent een tegemoetkoming die afhankelijk is van het inkomen van de ouder/verzorger en zijn partner. In dit besluit wordt ten aanzien van de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming aangesloten bij de systematiek die de belastingdienst hanteert. Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de Belastingdienst wordt vastgesteld.
Artikel 6. Inhoud van de beschikking
Dit artikel spreekt voor zich. Opgemerkt wordt dat de vaststelling van de noodzaak van een sociaal-medische indicatie en de vaststelling van de tegemoetkoming in één beschikking kan plaatsvinden.
1. deze weigeringsgrond geeft aan dat een tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie een vangnetvoorziening is. Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, is een aanvraag voor indicatie naar de noodzakelijkheid van kinderopvang op grond van sociaal-medische problematiek door de gemeente niet mogelijk. Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:
b. de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);
c. Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
Ad a: de Wet kinderopvang (Wk)
Indien de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet Kinderopvang kan worden ingezet, gaat dit boven de SMI-regeling. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. Mensen die een traject of uitkering hebben bij de gemeente of bij het UWV WERKbedrijf kunnen zich beroepen op een vergoeding vanuit de Wet kinderopvang.
Indien een beroep op de AWBZ wil slagen, dan moet sprake zijn van een aandoening/handicap die valt binnen 1 (of meerdere) van de volgende grondslagen:
• Somatische aandoening/beperking
• Psychogeriatrische aandoening/beperking
AWBZ-zorg wordt aangevraagd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
Verder kan voor zorg/opvang een beroep gedaan worden op bijvoorbeeld Jeugdzorg (jongeren met psychiatrische problematiek). Andere opvang/zorgvormen zijn te verkrijgen middels een PGB (zorg in natura zoals revalidatie en therapieën), bij een medische kinderdagverblijf, kinderopvang plus of peuterspeelzaal. De eigen bijdrage die ouder(s)/verzorger(s) dienen te betalen bij de peuterspeelzaal komt niet voor vergoeding in aanmerking op basis van de gemeentelijke tegemoetkoming op grond van sociaal medische gronden.
Mensen met lichte beperkingen die gezinsondersteuning/gespecialiseerde gezinsverzorging nodig hebben vallen qua financiering onder de WMO. Dit geldt ook voor mensen met psychosociale klachten. Gespecialiseerde gezinsverzorging kan een voorliggende voorziening zijn indien de indicatie gebaseerd is op basis van de situatie van de ouder.
2. indien er geen sociaal medische indicatie is vastgesteld vindt afwijzing plaats. Hoewel artikel 1.6 lid 1 sub k en l van de WK nog niet in werking is getreden, wordt in de verordening uitgegaan van deze doelgroepen.
Paragraaf 3. Aanvraag van de tegemoetkoming
Artikel 8. Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
Het college bepaalt welke gegevens minimaal noodzakelijk zijn en vraagt zo nodig aanvullende gegevens. Onder overige gegevens wordt o.a. verstaan een geldig legitimatiebewijs en een geldige verblijfsvergunning.
Paragraaf 4. Vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 9. Ingangsdatum van de tegemoetkoming
De ingangsdatum van de tegemoetkoming is in principe gelijk aan de datum van ontvangst van de aanvraag bij de gemeente, tenzij de opvang op een latere datum plaatsvindt. De tijdige indiening is een verantwoordelijkheid van de aanvrager. Terugwerkende kracht is niet aan de orde.
Artikel 10. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt vastgesteld
Vaststelling van de tegemoetkoming vindt plaats per kalenderjaar, tenzij een andere periode aangewezen is, zoals bijvoorbeeld bij de duur van een re-integratietraject.
In principe wordt jaarlijks – voor 1 januari – een aanvraag bij het college ingediend.
Artikel 11. Omvang van de kinderopvang
De Wk regelt uitsluitend de aanspraak op een tegemoetkoming en niet de omvang van die aanspraak. Om de kosten te beheersen voor wettelijke doelgroepen met een minimuminkomen die geen eigen bijdragen verschuldigd zijn, bepaalt het college het aantal uren dat de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid te combineren met zorgtaken. In tegenstelling tot kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie, hoeft voor deze beoordeling geen advies te worden aangevraagd.
Artikel 12. Inhoud van de beschikking
Zoals in de toelichting bij artikel 6 is vermeld kan het besluit tot toekenning van een sociaal-medische indicatie en het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming gelijktijdig in één beschikking worden opgenomen. In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de – maximale – hoogte, de periode en de
berekeningswijze van het bedrag, waarop recht bestaat, meegedeeld.
Tevens worden de verplichtingen van aanvrager en eventuele partner opgenomen en wordt de betaalwijze vermeld. Ook al wordt het bedrag op grond van een machtiging gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft juridisch sprake van een betaling van de tegemoetkoming van de gemeente aan de ouder.
De in dit artikel genoemde inhoud is overigens niet limitatief.
De doelgroepen in de Wk zijn limitatief. Als hieraan niet wordt voldaan, vindt afwijzing plaats. Daarnaast kent de Algemene wet bestuursrecht ook een aantal gronden om de subsidie te weigeren. Ook deze weigeringsgronden ex artikel 4:35 Awb zijn van toepassing.
Paragraaf 5. Verplichtingen van de ouder
Deze verplichtingen zijn afgeleid van artikel 28 van de wet. Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft
ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot de vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.
Intrekking of lagere vaststelling De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is toegekend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald (artikel 4:49 Awb).
Het gaat om de volgende gevallen:
a. er is sprake van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de vaststelling van de tegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de tegemoetkoming zou zijn vastgesteld;
b. de vaststelling van de tegemoetkoming was onjuist en de ontvanger van de tegemoetkoming wist dit of behoorde dit te weten;
c. de ontvanger van de tegemoetkoming heeft na de vaststelling van de tegemoetkoming niet voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt. Terugvordering en invordering (artikel 58 t/m 60 WWB en 38 Wk)
Indien de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten
nadele is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen. In artikel 1.38 van de Wk worden de bepalingen in de Wet werk en bijstand (WWB) over de terugvordering en invordering van bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen en invorderen van een tegemoetkoming. De invordering geschiedt bij dwangbevel.
Dit artikel maakt het mogelijk om in het voordeel van de ouder af te wijken van wat in de verordening is vastgelegd op grond van bijzondere omstandigheden.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 17 Citeertitel Dit artikel behoeft geen toelichting.