Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Breda 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
Deze regeling vervangt de Verordening rioolrechten Breda 2010.
Gemeentewet, art. 228a
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | Intrekking | 22-12-2011 Het Stadsblad Breda, 28-12-2011 | 38726 | |
11-11-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 04-11-2010 Het Stadsblad Breda, 10-11-2010 | 37089 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
De op voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt, voor zover de hoeveelheid geloosd water ten minste 3.000 m3 of ten minste 20% lager is dan de som van de hoeveelheden toegevoerd of opgepompt water, verminderd met de hoeveelheid water die niet als water is afgevoerd.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld in artikel 3 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld in artikel 3 in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen meer bedraagt dan € 2.500,00, dat dit bedrag moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 2.500,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 11 Nadere regels m.b.t. heffing en invordering
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Memorie van Toelichting rioolheffing
De verordening rioolheffing is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1 januari 2008. De Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken (Stb. 2007, 276) introduceert in artikel 228a van de Gemeentewet een nieuwe rioolheffing. Deze rioolheffing treedt in de plaats van het rioolrecht dat is gebaseerd op artikel 229 Gemeentewet. De nieuwe rioolheffing heeft het karakter van een bestemmingsheffing waarmee kosten kunnen worden verhaald om collectieve maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van hemelwater en grondwater. Het retributieve karakter van het rioolrecht is vervallen. Dit betekent dat het individuele profijt van de heffing door de gemeente niet meer hoeft te worden aangetoond.
Artikel 228a van de Gemeentewet maakt een onderscheid tussen de waterketen (afvoer afvalwater) en het watersysteem (hemelwater en grondwater). De wet biedt de gemeente daarbij een keuze tussen één heffing of twee heffingen. Gemeente Breda heeft gekozen voor één heffing, welke keuze op dit moment voor de hand ligt omdat inzameling en transport van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater, hemelwater en grondwater nog steeds via een overwegend gemengd rioolstelsel plaatsvindt. De wet biedt de gemeente de mogelijkheid om ook in de toekomst uitgaande van de huidige praktijk met één heffing te blijven werken, waaruit zowel de gemeentelijke waterketen- als watersysteemkosten worden bekostigd. Daarnaast beoogt de Wet gemeentelijke watertaken geen wijziging te brengen in de praktijk dat gemeenten zowel gebruikers als eigenaren dan wel slechts één van beide categorieën als belastingplichtigen voor de heffing aanwijzen. Evenals voorgaande jaren wijst de gemeente Breda de gebruiker aan als belastingplichtige voor de rioolheffing.
Bekostiging van gemeentelijke watertaken
Het uitgangspunt van de nieuwe heffing is om gemeenten in staat te stellen de kosten te verhalen
die gepaard gaan met de gemeentelijke zorgplichten riolering. De gemeentelijke watertaken die uit de heffing bekostigd mogen worden, zijn de taken die betrekking hebben op:
het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming: de inzameling, de berging, het transport, de nuttige toepassing of het terugbrengen in het oppervlaktewater op of in de bodem van grondwater, alsmede de verbetering van het waterdoorlatend vermogen van de bodemtoplaag of de hydrologische compartimentering van de bodem.
Dit artikel bevat een aantal begripsomschrijvingen. Een mogelijk beperkte verruiming van het aantal belastingplichtige objecten is gelegen in de omschrijving van het begrip "eigendom", waaronder ook wordt verstaan roerende zaken, welke zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering. Gedacht kan worden aan woonboten, stacaravans of tijdelijke bedrijfsgebouwen (mobiele kantoorunits) met een aansluiting op de gemeentelijke riolering. De omschrijving van een verbruiksperiode is noodzakelijk omdat het waterschap Brabantse Delta twaalf afrekengebieden hanteert met ieder een eigen verbruiksperiode. Relevant is de laatste verbruiksperiode voorafgaand aan het belastingjaar (zie artikel 4, tweede lid).
De rioolheffing is een directe belasting die ter bestrijding van de in dit artikel genoemde kosten kan worden geheven.
De rioolheffing wordt geheven van de gebruiker van een eigendom. Problemen ontstaan veelal als een eigendom door meerdere personen, die verder geen relatie met elkaar hebben, wordt gebruikt. Bijvoorbeeld in geval van kamerbewoners of bedrijfsverzamelgebouwen. Indien sprake is van onzelfstandige gedeelten van een eigendom, dient ter zake van het gehele eigendom een aanslag te worden opgelegd. Op deze situatie ziet artikel 3: als voorwaarde geldt dat degene die een deel in gebruik heeft afgestaan ook zelf een gedeelte in gebruik heeft. Is er sprake van zelfstandige gedeelten van een eigendom, waarbij dus elk gedeelte (artikel 4) zelfstandig en afzonderlijk kan worden gebruikt, dan wordt elke gebruiker van een dergelijk gedeelte in de heffing betrokken. De objectenafbakening sluit in deze zoveel als mogelijk aan op de onroerende-zaakbelastingen, zodat in de bestandsopbouw sprake is van dezelfde belastbare objecten.
De heffingsmaatstaf blijkt uit het aantal kubieke meters water, dat wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Aangezien de geloosde hoeveelheid feitelijk slechts via lozingsmeters zou kunnen worden vastgesteld, wordt in het tweede lid de hoeveelheid geloosd afvalwater gelijk gesteld aan de hoeveelheid ingekocht en opgepompt water. Uiteraard zijn er situaties waarin niet alle ingekochte of opgepompte hoeveelheden water worden geloosd, maar waarbij verwerking plaatsvindt in bijvoorbeeld producten of stoom. In het vierde lid wordt op deze situaties ingespeeld.
Bij een afgevoerde hoeveelheid water van meer dan 1.000 m³ wordt vanaf 2009 voor de heffingsmaatstaf aansluiting gezocht bij het aantal kubieke meters geloosd water dat door het waterschap Brabantse Delta ten behoeve van de aanslag Wet verontreiniging oppervlaktewateren is vastgesteld. Doordat de gemeente deze verbruiksgegevens van het waterschap betrekt, behoeft in beginsel geen aangifte bij de gemeente Breda te worden gedaan van de hoeveelheid ingenomen kubieke meters water. In gevallen waarin bijvoorbeeld de verbruiksgegevens bij het waterschap ontbreken, zal de belastingplichtige worden uitgenodigd om alsnog aangifte te doen.
Van toepassing is een schijventarief met voor de eerste twee schijven forfaitaire tarieven, en voor de volgende schijven een bedrag per m3 water.
De tarieven voor de rioolheffing worden met ingang van 2009 gebaseerd op het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan IV (periode 2009-2013). Met ingang van 1 januari 2009 is het rioolrecht gewijzigd in de Brede Rioolheffing. Uitgangspunt voor deze heffing is kostendekkendheid.
In onderstaand overzicht zijn de met de vastgestelde tarieven samenhangende opbrengsten en de kostendekking vermeld.
Het belastingjaar loopt gelijk met het kalenderjaar.
De rioolheffing wordt geheven bij wege van aanslag. De aanslagen rioolheffing kunnen aldus worden gecombineerd met de aanslagen onroerende-zaakbelastingen, hondenbelasting en afvalstoffenheffing.
Ten behoeve van het combineren van aanslagen van diverse heffingen is in dit artikel het ontstaan van de belastingschuld gekoppeld aan het begin van het belastingjaar. Uiteraard ontstaat in die gevallen dat iemand zich eerst in de loop van het belastingjaar vestigt in Breda, de belastingplicht pas op het moment van vestiging. Aangezien sprake is van een tijdvakheffing, is in dit artikel tevens de ontheffingsbepaling opgenomen welke van toepassing is bij beëindiging van de belastingplicht voor het einde van het belastingjaar.
Het gestelde onder artikel 8 betekent tevens dat het aantal termijnen van betaling dient te worden aangepast aan de termijnen zoals neergelegd in de verordening onroerende-zaakbelastingen, hondenbelasting en afvalstoffenheffing. Het combineren van diverse gelijksoortige gemeentelijke belastingaanslagen vereist gelijke betalingstermijnen.