Organisatie | Nuth |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamercommissie voor de gemeente Nuth 2008 |
Citeertitel | Verordening op de Rekenkamercommissie voor de gemeente Nuth 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de rekenkamercommissie.
Gemeentewet, art. 81
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 15-02-2012 | Nieuwe regeling | 18-12-2007 Onbekend | Griffie/2008/286 |
De rekenkamercommissie benoemt de voorzitter uit de leden van de rekenkamercommissie. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de rekenkamercommissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met het secretariaat. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt de door de rekenkamercommissie aangewezen plaatsvervangende voorzitter op als voorzitter.
De rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.
Artikel 9 Onderwerpselectie en opdrachtverlening
De raad kan de rekenkamercommissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de rekenkamercommissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
De rekenkamercommissie is bevoegd, indien en voor zover de gemeente uit anderen hoofde over deze bevoegdheid beschikt of daartoe toestemming heeft van de betrokken instellingen, ten aanzien van de volgende instellingen en over de daarbij genoemde periode, op de wijze als in de vorige leden van dit artikel bepaald, onderzoek te doen bij:
andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening over garantie heeft verstrekt ten bedrage van tenminste 50% van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.
De rekenkamercommissie stelt betrokkene(n) in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, via wederhoor te reageren op de weergave van de feitelijke informatie zoals die door betrokkene(n) is/zijn verstrekt, informatie die verkregen is buiten betrokkene(n) om en op de gevolgtrekkingen door onderzoekers die de betrokkene(n) betreffen, alvorens aan opdrachtgever wordt gerapporteerd. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De rekenkamercommissie bepaalt wie voorts als betrokkenen worden aangemerkt.
Na vaststelling door de rekenkamercommissie worden het onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden. De weergave van het wederhoor van betrokkene(n) neemt de rekenkamercommissie op in een bijlage bij het onderzoeksrapport.
De raad stelt jaarlijks in zijn programmabegroting een budget beschikbaar voor de instandhoudingkosten van de rekenkamercommissie. Het budget voor de instandhoudingkosten wordt naar rato van het aantal inwoners per 1 januari van het voorafgaande jaar verdeeld over de gemeenten die hebben besloten deel te nemen aan de samenwerking in de vorm van een personele unie van de rekenkamercommissie. Ten laste van het budget voor de instandhoudingkosten worden gebracht:
De leden van de rekenkamercommissie worden door de gemeente Nuth gevrijwaard tegen alle aanspraken van derden die direct of indirect, middellijk of onmiddellijk uit de uitvoering van de functie als lid van de rekenkamercommissie voortvloeien. De leden van de rekenkamercommissie zijn alleen aansprakelijk voor eventuele schade tijdens de uitvoering van een onderzoek indien er sprake is van opzet en/of grove schuld van de leden van de rekenkamercommissie zelf.
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Nuth in zijn vergadering van 18 december 2007
De Griffier, De Voorzitter,
P.J.M. Boyen Mr. H.G. Vos
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening op de Rekenkamercommissie
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
In deze modelverordening is gekozen om de begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet is genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie hanteren. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.
Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81o van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De wet spreekt van een rekenkamerfunctie. In deze modelverordening is gekozen voor een rekenkamercommissie met uitsluitend externen. De voorzitter wordt uit de externe leden gekozen. De raad bepaalt zelf hoeveel leden de rekenkamer zal hebben.
Anders dan bij de rekenkamer kunnen naast externen ook raadsleden en leden van andere rekenkamercommissies deel uitmaken van de rekenkamercommissie. Uit een oogpunt van onafhankelijkheid is er voor gekozen om de leden enkel uit externen te benoemen.
In het tweede lid is een termijn van zes jaar genoemd. De raad kan uiteraard zelf bepalen of hij de leden van de rekenkamercommissie korter of langer dan zes jaar benoemd.
De verplichting deze eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor de rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81g van de Gemeentewet. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de externe leden van de rekenkamercommissie.
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-actief te stellen in bepaalde situaties.
Verder handelt het laatste artikel over het terugtreden van een of meerdere leden van de rekenkamer op het moment dat zij vanuit hun functie of nevenfunctie of anderszins niet geheel onafhankelijk staan ten opzichte van een uit te voeren onderzoek en daardoor (schijn van) belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan.
In dit artikel is de vergoeding die externe leden voor hun werkzaamheden ontvangen, vastgelegd. Bij het bepalen ten laste van welk budget de vergoeding moet worden gebracht wordt ervan uit gegaan dat vergoedingen voor plenaire vergaderingen waarin zaken van algemene aard worden besproken, ten laste komen van het instandhoudingsbudget en dat vergoedingen voor inhoudelijke overleggen over knelpunten bij lopende onderzoeken tussen betrokkenen bij het onderzoek, ten laste komen van het onderzoeksbudget.
De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een secretaris. De rekenkamercommissie dient zelfstandig te functioneren en in het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de rekenkamercommissie.
Artikel 81i van de Gemeentewet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de rekenkamercommissie. In het reglement van orde moeten/kunnen zaken als de vergoeding, volgorde van aftreden bij een meerhoofdige rekenkamercommissie, verhouding secretaris-voorzitter, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten enzovoorts geregeld.
De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De rekenkamercommissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren. De rapporten van de rekenkamercommissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wob kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien (hieronder wordt verstaan informatie die door betrokkene(n) zelf is verstrekt, informatie verkregen buiten betrokkene(n) om en de gevolgtrekkingen door de onderzoekers die de betrokkene(n) zelf betreffen) aan de betrokkene(n) worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Een eventueel wederhoor mag evenwel geen consequenties hebben in die zin dat achteraf conclusies of aanbevelingen zouden moeten worden bijgesteld. Wederhoor dient dan ook plaats te vinden alvorens de afrondende conclusies en/of aanbevelingen aan het papier worden toevertrouwd.
Eventueel zouden zaken die in dit artikel zijn opgenomen ook in een reglement van orde kunnen worden geregeld.
Bij de oprichting van de rekenkamercommissie is overwogen dat het budget een tweetal kostensoorten omvat. Enerzijds zijn dat instandhoudingskosten en anderzijds zijn er de onderzoekskosten.
Nu Nuth niet alleen heeft gekozen voor een eigen rekenkamercommissie maar ook voor samenwerking in de vorm van een personele unie van leden van de rekenkamercommissie (tezamen met Beek, Eijsden, Nuth, Meerssen, en Valkenburgn aan de Geul) is het mogelijk geworden om gezamenlijk de ondersteunend secretaris aan te stellen. De secretaris ondersteunt daarmee de facto de rekenkamercomissies van zes gemeenten, zij het dat deze rekenkamercommissies dus iedere keer bemenst worden door dezelfde personen.
Bij de instelling van de rekenkamercommissie is overeengekomen dat de instandhoudingskosten in totaal € 60.000 bedragen. In de primaire begroting worden de volgende posten opgenomen:
De belonings- en werkplek(overhead)kosten van de secretaris (hiervoor genoemd onder 2 en 3) vallen onder de instandhoudingskosten. Eveneens vallen de algemeen organisatorische kosten van de rekenkamer onder dit budget (dit zijn de gezamenlijke vergaderuren van de leden van de rekenkamercommmissie én organisatie-uren gemaakt door de voorzitter – hiervoor genoemd onder 1 a en 1b - alsmede opleidingskosten, hiervoor genoemd onder 4). Nuth draagt naar rato van aantal inwoners bij in de kosten aan de gemeente die de rekenkamercommissie feitelijk huisvest (Valkenburg).
De gemeenschappelijke raden zijn budgetgever voor de instandhoudingskosten voor zover het betreft de onderdelen 1, 2 en 3. Uit praktische overwegingen is daarbij gekozen voor een con-structie waarbij de griffier van de gemeente Valkenburg aan de Geul (alwaar het secretariaat is gevestigd) coördinerend griffier is. De facto komt dit er op neer dat de coördinerend griffier budgethouder is van deze instandhoudingskosten.
De (ambtelijke secretaris van de) rekenkamercommissie is – eveneens uit praktische overwegingen - budgetbeheerder van de vergoedingen aan de leden en voorzitter alsmede van de overheadkosten (genoemd onder 1 en 3).
Bij vraagpunten van enige importantie inzake zijn budgethouderschap wordt door de griffier van Valkenburg in overleg met de griffiers van de andere vijf gemeenten bekeken hoe e.e.a. op te lossen is en of zulks zonodig doorgeleid kan/moet worden naar de desbetreffende raden of raadsvertegenwoordigingen.
De secretaris is budgethouder voor de kosten voor opleiding en training (genoemd onder 4).
De rekenkamercommissie is voor de besteding van de budgetten verantwoording verschuldigd aan de raad.
Voor wat betreft de onderzoekskosten stelt Nuth, evenals de andere vijf gemeenten die gekozen hebben voor dezelfde personele unie van leden, aan haar rekenkamercommissie jaarlijks een budget (iedere gemeente heeft tot nu een bijdrage geraamd van € 12.500) beschikbaar waarvoor de rekenkamer ten behoeve van Nuth onderzoek doet. De rekenkamercommissie is bevoegd om binnen dit onderzoeksbudget zelfstandig uitgaven te doen. Enerzijds wordt hiermede de onafhankelijkheid gegarandeerd van de rekenkamer (zij het dat de rekenkamer met de raad heeft afgesproken een onderzoeksprogramma op te stellen waarin de verzoeken tot onderzoek van de raad worden meegenomen). Anderzijds biedt dit de rekenkamercommissie de mogelijkheid om (delen van) onderzoeken uit te besteden indien dit naar mening van de rekenkamercommissie meer in de rede ligt dan zelf onderzoek te doen.
De raad gaat er bij het offreren voor een onderzoek vanuit dat deze overleguren alsmede uren die besteed worden aan een presentatie van een onderzoek en eventuele uren ten behoeve van het beantwoorden van (eventueel voor de behandeling in de raad nog schriftelijke gestelde) toelichtende vragen) in de onderzoeksopzet worden meegenomen.
Overigens worden overleguren ten behoeve van een specifiek onderzoek, zoals in de toelichting bij artikel 6 ook al is aangegeven, gerekend tot de onderzoekskosten.
Het is niet uitgesloten dat eventueel handelen door een rekenkamer tot civielrechtelijke aansprakelijkheid aanleiding kan geven. Met deze bepaling worden de leden van de rekenkamercommissie gevrijwaard voor eventuele schade-aanspraken voor zover er geen sprake is van opzet en/of grove schuld van de onderzoeker(s).