Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Verordening inburgering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inburgering
CiteertitelVerordening inburgering
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet inburgering, artikel 8.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-01-200701-01-2012nieuwe regeling

24-06-2008

De Koerier, 2 juli 2008

BW08.00731
01-01-2012intrekking

01-11-2011

De Koerier 14-11-2011

BW11.01166

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inburgering

 

De raad der gemeente Beuningen;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 mei 2008;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de navolgende Verordening Inburgering

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

    • b.

      het inrichten van een gemeentelijke informatie- en adviesfunctie;

    • c.

      het geven van digitale informatie op de website van de gemeente Beuningen.

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de 4 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanbod aan bepaalde doelgroepen

  • 1.

    Het college biedt aan de navolgende personen een inburgeringsvoorziening aan:

    • a.

      de inburgeringsplichtige die houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • b.

      de inburgeringsplichtige die geestelijk bedienaar is.

  • 2.

    Het college kan een inburgeringsvoorziening aanbieden aan andere inburgeringsplichtigen. Bij het doen van een aanbod geeft het college voorrang aan:

    • -

      de inburgeringsplichtige die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand in combinatie met een traject gericht op arbeidsinschakeling;

    • -

      de inburgeringsplichtige die een opvoedtaak heeft of krijgt;

    • -

      de inburgeringsplichtige die tot een kwetsbare groep behoort.

  • 3.

    Het college kan een inburgeringsvoorziening aanbieden aan personen die volgens de wet niet inburgeringsplichtig zijn.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      NT-2 onderwijs;

    • b.

      een voorziening zoals bedoeld in de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Beuningen;

  • 4.

    Voor de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub a maakt maatschappelijke begeleiding onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 6 termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen: 

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringscursus kunnen        ondersteunen.

HOOFDSTUK 3 HET AANBOD VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod krachtens deze verordening schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 2 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

HOOFDSTUK 4 DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 100,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt  € 200,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt  € 100,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 400,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt €  600,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Nadere regels

Het college kan bij besluit nadere regels vaststellen over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering gemeente Beuningen.

 

Beuningen, 24 juni 2008.

 

De raad voornoemd,

De griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting  

Toelichting Verordening Inburgering gemeente Beuningen

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor alle onderdanen van derdelanden (d.w.z. landen niet behorende tot de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte) van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

 

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (resultaatverplichting).

Doelstellingen gemeente Beuningen

Burger en eigen verantwoordelijkheid

Grondbeginsel voor inburgering (en integratie) is de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Het inburgeringsbeleid van de gemeente Beuningen is, rekening houdend met deze eigen verantwoordelijkheid, erop gericht dat allochtone burgers volwaardig deelnemen aan de samenleving en zoveel mogelijk zelfstandig zijn.

Maatwerk is nodig

De doelstelling van inburgeringvoorziening is het dusdanig toerusten van de individuele inburgeraar met kennis van de Nederlandse taal en van de Nederlandse samenleving, dat hij/zij in staat is de eigen integratie vorm te geven al naar gelang het eigen doelperspectief (professioneel, sociaal-maatschappelijk of educatief). Maatwerk zien wij hierbij als een noodzakelijke voorwaarde om deze doelstelling te bereiken.

Combinatie van theorie en praktijk is de norm

Het resultaat dat met inburgering wordt nagestreefd is het verwerven van kennis van de Nederlandse taal en samenleving. Het effect dat wordt nagestreefd is toepassing van deze kennis en vaardigheden op de terreinen van onderwijs, opvoeding, arbeid en maatschappelijke participatie. Een goed inburgeringstraject omvat daarom altijd een combinatie van theorie en praktijk.

Informatieverstrekking

De WI geeft de gemeente de opdracht om de inburgeringsplichtigen goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast heeft de gemeente de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Hiervan maakt de gemeente Nijmegen maximaal gebruik, binnen het kader van de wet. Ook moet de gemeente de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

Wat bij verordening te regelen?

De WI draagt de gemeente op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • a.

    regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • b.

    regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • c.

    het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

    • §

      ad a. Artikel 8 WI bepaalt dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

    • §

      ad b. Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. De wettelijke doelgroep bestaat uit inburgeringsplichtigen waarvoor de gemeente verplicht een aanbod dient te faciliteren (asielgerechtigden en geestelijk bedienaren) en een doelgroep waarvoor de gemeente een aanbod kán faciliteren. Als wij hiertoe overgaan, willen wij ons bij voorrang richten op inburgeringsplichtigen die een WWB-uitkering ontvangen met een arbeidsplicht, inburgeringsplichten met een opvoedtaak zonder werk en/of uitkering en inburgeringsplichtigen die behoren tot een kwetsbare groep. Om geen mogelijkheden uit te sluiten wordt tenslotte ook een aanbod mogelijk gemaakt aan personen die willen inburgeren zonder daartoe verplicht te zijn. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt als er geen inburgeringsplichtigen bekend zijn aan wie nog een aanbod gedaan moet of kan worden.

 

Het door de gemeente te faciliteren aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

 

De WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

    §ad c. Artikel 35 WI draagt de raad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat de gemeente vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

 

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. De raad kiest er voor om niet alleen kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen. Er wordt ook vastgelegd welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen te organiseren. Daarbij worden in ieder geval de volgende middelen gebruikt:

  • a.

    het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

  • b.

    het inrichten van een gemeentelijke informatie- en adviesfunctie;

  • c.

    het geven van digitale informatie op de website van de gemeente Beuningen.

 

Daarnaast zijn andere middelen mogelijk. Zo is het ook mogelijk dat allochtonen zelforganisaties hierin een rol krijgen toebedeeld

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

 

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het eerste lid van dit artikel regelt het aanbod aan die doelgroep waarvoor de gemeente krachtens de wet verplicht is een aanbod te faciliteren. Het betreft vreemdelingen met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd en geestelijk bedienaren. De gemeente Beuningen sluit aan bij deze wettelijke verplichting en biedt aan alle vreemdelingen in deze doelgroep altijd een inburgeringsvoorziening aan.

 

Naast de hierboven omschreven groep “verplicht aanbod” kan het college ook andere groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aanbieden. Gemeente Beuningen kán bij voorrang een inburgeringsvoorziening aanbieden aan personen die aan één van de onderstaande criteria voldoen;

  • -

    het hebben van een Wwb-uitkering met een arbeidsplicht. Deze doelgroep heeft eveneens prioriteit in het kader van de WWB. Inburgering is noodzakelijk voor het vinden van betaald werk.

  • -

    opvoeders zonder werk of uitkering. Inburgeringsplichtigen die een zorgtaak hebben of krijgen hebben een belangrijke rol bij het overbrengen van vaardigheden om aan de Nederlandse maatschappij deel te nemen. Dit voorkomt dat de kinderen in een achterstandsituatie komen.

  • -

    behoren tot een kwetsbare doelgroep. Uitgangspunt is van de Wet inburgering is eigen verantwoordelijkheid. Voor mensen met een laag inkomen en/of laag opgeleid zijn, kan het moeilijk zijn zelf een inburgeringsvoorziening te regelen. Voor kwetsbare groepen koopt de gemeente inburgeringsvoorzieningen in. Dit past ook binnen onze binnen de zorgplicht in de Wet werk en bijstand.

 

Met het opnemen van de term ‘voorrang’ is duidelijk dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet tot deze groepen behoren. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die tot deze groepen behoren een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod is het woord ‘kan’ opgenomen.

 

Om geen mogelijkheden uit te sluiten wordt tenslotte ook een aanbod mogelijk gemaakt aan personen die willen inburgeren zonder daartoe verplicht te zijn. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt als er geen inburgeringsplichtigen bekend zijn aan wie nog een aanbod gedaan moet of kan worden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

 

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

 

Uitgangspunt is, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

 

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen/te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

 

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

 

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). In de verordening wordt de keuze gemaakt voor een aflossing in maximaal 6 termijnen, dit om de financiële last niet al te groot te laten zijn

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Het besluit tot verrekening wordt vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

 

De inburgeringsplichtige met een minimuminkomen kan voor de verschuldigde eigen bijdrage bijzondere bijstand aanvragen. De gemeente dient te beoordelen of de aanvrager, gelet op zijn inkomens- en vermogenspositie, recht heeft op bijzondere bijstand voor deze wettelijk verplichte bijdrage.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgerings-voorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

 

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

 

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

 

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er in de wet geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. De wet regelt dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

 

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

 

Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de raad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De raad heeft er voor gekozen om lagere boetebedragen in haar verordening vast te leggen. Daarbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het boetebeleid van gemeenten in de regio, met name de gemeente Nijmegen. Hoewel de wet de gemeente de ruimte biedt om een eigenstandig boetebeleid te formuleren acht de raad het wenselijk om rechtsongelijkheid in de regio Nijmegen zoveel mogelijk te voorkomen.

Het boetebeleid in de regio Nijmegen is globaal vormgegeven conform de maatregelenverordening WWB. Anders dan in de WWB bestaat in de WI geen systematiek van normering naar verschillende leefvormen (alleenstaand, alleenstaande ouder, samenwonend/gehuwd). Daarom worden gemiddelden genomen en bedragen de boetes van lid 1 van artikel 9 en 10: € 100,- en die van lid 2 van artikel 9 (en lid 2 van artikel 10): € 200,-. Aangesloten is bij de tweede maatregelcategorie: die van 20% gedurende één maand. Deze maatregel geldt ook voor derde categorie maatregelwaardige gedragingen uit de WWB zoals de inschakeling in de arbeid belemmeren en het belemmeren van het realiseren van het doel van een reïntegratie voorziening (art.7 lid 2 onderdeel f. van de reïntegratieverordening). Verder werd deze 20% norm ook gehanteerd bij de Boeteverordening Wet Nieuwkomers, zoals die gold tot 1 januari 2007.

Alleen de boetebedragen in artikel 9 lid 3 en artikel 10 lid 3 en 4 van de verordening wijken af van de door gemeente Nijmegen gehanteerde bedragen. De gemeente Nijmegen heeft de boete voor het niet behalen van het examen binnen de vastgestelde termijn (€ 50,-) lager vastgesteld dan de boete voor bijv. het niet meewerken aan een traject (€ 100,-). Aangezien het boetebeleid idealiter een opbouw in de hoogte van de boetebedragen kent welke is gerelateerde aan de verwijtbaarheid, heeft de gemeente Beuningen gekozen voor een hogere boete voor het niet behalen van het examen (€ 400,- bij een eerste maal, € 600,- bij elke volgende herhaling). Bij de eerste evaluatie van de verordening kan eveneens worden beoordeeld in hoeverre deze afwijking ten opzichte van Nijmegen in de praktijk tot bezwaren leidt.

 

Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Dit kan in individuele gevallen tot verlaging en verhoging van de boete leiden, afhankelijk van de individuele omstandigheden. Uiteraard kan de verhoogde boete nooit hoger zijn dan de in de wet genoemde maxima.

Bij het opleggen van boetes gelden de in de wet opgenomen rechtswaarborgen:

  • -

    de cautiepicht voor de gemeente (artikel 36; ‘U bent niet tot antwoorden verplicht’);

  • -

    inzagerecht (artikel 40);

  • -

    het recht om zienswijze naar voren te brengen (artikel 42 lid 1);

  • -

    het recht op bijstand door een tolk (artikel 42 lid 3).

 

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.

 

Het eerste en tweede lid zijn in deze verordening opgenomen omdat in artikel 9, eerste en tweede lid, lagere boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen de tijdspanne van 12 maanden voordoen. Bij het vaststellen van deze zogenaamde recidivetermijn is eveneens aansluiten bij maatregelenverordening WWB.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De boete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het maximum bedraagt € 600,-. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

 

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een bestuurlijke boete kan opleggen. De boete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 11 Nadere regels

Vooralsnog is door het college geen Besluit nadere regels vastgesteld. Hetgeen in de verordening is geregeld, is voor de uitvoering voldoende. Overige details omtrent de eisen aan het inburgeringsprogramma, het examen, verplichtingen en kosten en vergoedingen is geregeld in een Algemene maatregel van bestuur (het Besluit Inburgering) en een ministeriële regeling (de Regeling Inburgering).

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.