Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummertoekenning gemeente Leeuwarden 2014 |
Citeertitel | Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummertoekenning gemeente Leeuwarden 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
-
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2014 | 28-11-2018 | nieuwe regeling | 06-01-2014 GVOP: 18 januari 2014 en Huis aan Huis: 15 januari 2014 | - | |
06-08-2009 | 18-01-2014 | nieuwe regeling | 29-06-2009 Huis aan Huis; 29 juli 2009 | 17 |
Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummertoekenning gemeente Leeuwarden 2014
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Buitenruimte: alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen, bruggen, viaducten, knooppunten of daarmee vergelijkbare plaatsen of constructies en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouwwerken die daar deel van uitmaken.
De Wet Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG): gemeentelijke registratie die gegevens bevat over openbare ruimten en nummeraanduidingen (adressen) en panden en verblijfsobjecten (gebouwen) en langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd. De basisregistraties worden gehouden met als doel het aan een ieder beschikbaar stellen van de in die basisregistraties opgenomen gegevens over adressen en gebouwen.
Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige- of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik, die ontsloten wordt via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte en die onderwerp kan zijn van rechtshandelingen, en waarbinnen alle ruimtes met elkaar in verbinding staan en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Artikel 2 Naamgeving van woonplaatsen en van delen van de buitenruimte
Artikel 3 Toekenning van nummers aan adresseerbare objecten
Artikel 5 Gedoogplicht naamborden
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 7 Uitvoeringsvoorschriften
Artikel 8 Strafbepaling en Handhaving
De verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.
Artikel 10 Vervallen oude regels
De vervallenverklaring van de in het eerste lid genoemde verordeningen geldt voor zover deze van kracht zijn voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Leeuwarden zoals dat per 1 januari 2014 is ontstaan, op grond van de Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de gemeentelijke indeling in een deel van de provincie Fryslân.
Artikel 11 Overgangsbepalingen
Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening naamgeving openbare ruimte en nummertoekenning gemeente Leeuwarden 2014”.
TOELICHTING Verordening naamgeving openbare ruimte en nummertoekenning gemeente Leeuwarden 2014
Namen en nummers (adressen) vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer.
Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulance-bedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst immers 'vindbaar' te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie.
Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties immers geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen.
Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen van geautomatiseerde bestanden en voor het maken van selecties uit deze bestanden. Het benoemen van delen van de buitenruimte (onder andere straatnamen) en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten zijn een taak van de gemeente en dienen derhalve met zorg te worden omgeven.
Als adresgegevens in vrijwel alle overheidsregistraties voorkomen, dan moeten die gegevens ook in tal van (bron)documenten zijn terug te vinden. Als er foutieve of niet actuele adressen in deze brondocumenten worden verwerkt, dan leidt dat tot fouten in de registratie. Dat heeft gevolgen voor de interbestuurlijke informatievoorziening. Louter als voorbeeld – er zijn vele andere voorbeelden voorhanden – wordt in deze paragraaf de opname van een adres in notariële akten beschreven. In notariële akten betreffende onroerende zaken is sprake van een beschrijving van de feitelijke toestand (onder andere het adres, aard en feitelijke gesteldheid). De feitelijke omschrijving dient om de bedoeling van partijen bij de overdracht van een onroerende zaak beter tot uitdrukking te brengen en met name door de plaatselijke ligging, aard en gebruik nader aan te duiden of door de terreinkenmerken te beschrijven.
Deze feitelijke omschrijving geeft maar al te vaak – in termen van bijvoorbeeld aard, gebruik en adres – de feitelijkheden niet goed weer. De in de notariële akte opgenomen feitelijke omschrijving van partijen komt regelmatig niet overeen met de door de gemeente formeel vastgestelde feitelijkheden. De overdracht van de onroerende zaak zelf zal daar doorgaans weinig hinder van ondervinden, maar via de akte komen foutieve adressen en onjuiste weergave van aard en gesteldheid in de kadastrale registratie terecht. De kadastrale informatie wordt op grote schaal binnen het openbaar bestuur gebruikt, inclusief de feitelijke gegevens die afwijken van de door de gemeentelijk vastgestelde feitelijkheden.
Er zijn dus grote belangen gemoeid met het nauwgezet benoemen van delen van de openbare ruimte (gemeentenaam, woonplaatsnaam en naamgeving openbare ruimte) en het nummeren van objecten (gebouwen, ligplaatsen, standplaatsen en omheinde terreinen).
Adres en het stelsel van basisregistraties
De wet BAG is onderdeel van programma Stroomlijning Basisgegevens. In eerste instantie zijn zes authentieke basisregistraties benoemd: Personen (GBA), (niet-natuurlijke) Rechtspersonen (handels-, verenigingen- en stichtingenregister van de Kamers van Koophandel),
Eigendomsgegevens inzake onroerende zaken (Kadaster), geometrische gegevens (topografische kaart en mogelijk ook de GBKN), Gebouwgegevens (door gemeenten op te bouwen) en Adresgegevens (door gemeenten op te bouwen). Deze registraties zijn ‘een door de overheid officiële als zodanig aangewezen registratie van gegevens, die in hun soort de enige grondslag vormen voor de uitvoering van overheidstaken’.
Dit betekent dat de gemeente krachtens de wet BAG vanaf 1 juli 2009 de registratie van adressen en gebouwen moet gaan bijhouden en dat de rest van de overheid deze adresgegevens niet meer zelf mag verzamelen en registreren en verplicht gebruik moet maken van de gemeentelijke authentieke basisregistratie adressen.
Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken.
De verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig.
Met betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.
Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt aangesloten op de voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofdstuk IX van de Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet - de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken.
In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit is in deze verordening ook het geval. (Zie verder ook hierna onder dualistisch bestel)
Het toekennen van een naam of een nummer op grond van de verordening is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beschikking zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een beschikking een bezwaarschrift in te dienen bij het beschikkende bestuursorgaan. Daarna staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank. Het besluit tot hernummering of tot intrekking van een nummer is ook een beschikking.
In geval van naamgeving rijst vaak de vraag of er wel sprake is van een beschikking. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord, omdat het besluit zich richt op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling, die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal derhalve in de regel sprake zijn van een beschikking tot naamgeving.
Indien een aanvraag tot naamgeving of nummering afgewezen zou moeten worden of een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbende treffen zou, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel artikel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.
Maar er is meer te melden over de bevoegdheid inzake naamgeving en nummering; namelijk het dualistische stelsel. De kern van het dualisme is de ontvlechting van de positie en bevoegdheden van de raad en het college. De kaderstellende en controlerende bevoegdheden worden bij de raad gelegd en de bestuursbevoegdheden worden bij het college geconcentreerd. Er kunnen drie typen bestuursbevoegdheden worden onderscheiden in a.) bestuursbevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen, b.) de bestuursbevoegdheden in medebewindswetten en c.) de autonome bevoegdheden. De bestuurlijke bevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen zijn met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Stb.2002, 111) bij het college gelegd.
De naamgeving en nummering kunnen worden aangemerkt als een autonome bestuursbevoegdheid. Deze bevoegdheid blijft dus nog bij de raad liggen. Pas na de aanvaarding van de grondwetswijziging en een wijziging van de artikelen 108 en 147 Gemeentewet kan deze bevoegdheid aan het college worden toegekend. Voorlopig blijft deze bevoegdheid nog bij de Gemeenteraad. Wel kan de raad ervoor kiezen om vooruitlopend op deze wijziging van de Grondwet de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het college te delegeren. Ter volmaking van het dualistische stelsel ligt dit ook in de rede. Wel blijft ook in het dualistische stelsel de verordende bevoegdheid bij de raad liggen. Dit betekent dat de bevoegdheid tot vaststelling van een verordening op de naamgeving en nummering bij de raad blijft berusten. De raad kan er echter – ook nu al – voor kiezen om de verordende bevoegdheid ter zake van naamgeving en nummering op grond van artikel 156 Gemeentewet aan het college te delegeren. Daar is in deze modelverordening ook voor gekozen.
B. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In artikel 1 is een nummer gedefinieerd als een cijferreeks dat bestaat uit één of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie. Het is niet toegestaan in het nummer Romeinse cijfers of leestekens op te nemen.
Het begrip ‘bouwwerk’ is opgenomen, omdat het van belang is voor de naamgeving.
Aan bijvoorbeeld bruggen en viaducten, als onderdeel van de openbare ruimte, kan de gemeente namen toekennen. Aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overigens geen nummers toegekend, omdat zij geen voor mensen toegankelijke ruimte bevatten.
Artikel 2 Naamgeving van woonplaatsen en openbare ruimte
In de verordening is het geven van een naam aan de gemeente niet meegenomen, omdat dit is geregeld in de Gemeentewet. Verwezen wordt naar artikel 158 van de Gemeentewet dat onder andere bepaalt dat de raad de naam van de gemeente kan wijzigen.
Over de woonplaats en woonplaatsgrens bestaat veel onduidelijkheid. De komgrens, zoals vervat in de Wegenwet, wordt vaak aangezien voor een woonplaatsgrens, maar dat is onjuist.
De woonplaatsgrens valt soms samen met de komgrens, maar dat is een gelukkige coïncidentie.
Het is veelal onduidelijk waar de grenzen van woonplaatsen lopen. De woonplaatsgrens ligt veelal in wat in het spraakgebruik wordt aangeduid met het buitengebied. Toch heeft elke gemeente een woonplaatsgrens vastgesteld. Destijds heeft PTT Post (hierna te noemen PostNL) in overleg met elke gemeente een voorstel gemaakt over de woonplaatsgrenzen. PostNL heeft namelijk haar postcoderegistratie gebaseerd op woonplaatsen. Het gemeentebestuur is vervolgens gevraagd formeel in te stemmen met dit voorstel. Begin jaren zeventig zijn alle gemeenten – soms na wat aanpassingen – schriftelijk akkoord gegaan met de voorstellen van PostNL.
De overeengekomen woonplaatsgrens heeft gevolgen voor de gemeente. De gemeente moet bij het toekennen van namen aan delen van de buitenruimte en het toekennen van nummers aan objecten namelijk rekening houden met deze woonplaatsgrenzen. Indien een nummerbeschikking leidt tot wijziging van de postcoderegistratie – hiervan is sprake als de nummering van de ene woonplaats doorloopt op het gebied van een andere woonplaats – worden de kosten daarvan bij de gemeente in rekening gebracht. Er zijn overigens door PostNL en de VNG afspraken gemaakt over wijzigingen waarop de kostenverrekening al dan niet van toepassing is (zie hiervoor het convenant tussen de VNG en PTT Post BV in hoofdstuk 6, paragraaf 9 van de VNG-publicatie ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’).
Het college heeft per 3 juli 2007 de woonplaatsnamen van de gemeente Leeuwarden officieel vastgesteld conform de Wet BAG. De raad heeft op 10 september 2007 de woonplaatsgrenzen, en daarmee de gebiedsdekkende geometrie van de woonplaatsen, vastgesteld.
Het toekennen van namen aan woonplaatsen wijkt niet af van het proces van naamgeving van de openbare ruimte. Het is ook wenselijk om dezelfde procedure te volgen. Het benoemen van woonplaatsen komt relatief zeer weinig voor, maar juist hier geldt dat de naam met zorg moet worden gekozen. De naam moet veelal generaties lang mee.
In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term ‘CBS-wijk- en buurtindeling’. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Leeuwarden heeft haar wijk en buurt indeling 18 mei 2004 door het college laten vaststellen. Onder de wetgeving van de BAG zijn dit benoemde openbare ruimten van het type ‘administratief gebied’.
Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen een naambesluit nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op het nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A3 in een bepaalde woonplaats de naam <Rijksweg A3> toe te kennen. Daarmee blijft de A-nummering in tact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd.
(E-aanduidingen moeten niet in de naamgeving van rijkswegen worden betrokken.)
Zo kan ook bijvoorbeeld de provinciale weg N999 de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend. Ook hier blijft het type weg en de N-nummering volledig in tact. Tot op heden hebben gemeenten zich aan deze werkwijze gehouden.
In het tweede lid is het benoemen van delen van de buitenruimte geregeld. De openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, pleinen en wegen. Zo worden bijvoorbeeld ook waterlopen, sierwateren, bruggen, viaducten, meren en plassen, gebieden (wijken, buurten) en parken veelal van een naam voorzien. Het benoemen van delen van de buitenruimte is een bevoegdheid van het college. Dit benoemt delen van de buitenruimte indien dat naar zijn oordeel nodig is, maar de meeste gemeenten streven ernaar om de totale buitenruimte van namen te voorzien.
De in het tweede lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot het benoemen van de openbare ruimte bij het college kunnen indienen. Zo’n aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen
in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).
Het derde lid bepaalt dat onder vaststellen, toekennen en verdelen, zoals vervat in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen en intrekken wordt bedoeld (conform de huidige opvattingen).
Bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften is dat echter vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen.
In het vierde lid is bepaald dat het college zich bij naamgeving van delen van de buitenruimte kan laten adviseren door een commissie naamgeving.
Artikel 3 Toekenning van adressen aan adresseerbare objecten
Dit artikel regelt het toekennen van nummers aan adresseerbare objecten, zoals verblijfsobjecten, stand- of ligplaatsen door het college. Hier is niet voor de term ‘huisnummer’ gekozen omdat bij een afgebakend terrein of ligplaatsen en standplaats niet kan worden gesproken van het nummeren van een huis.
Veelal bestaat een gebouw uit verschillende zelfstandige delen. Voor een goede bereikbaarheid qua dienstverlening (postbezorging, brandbestrijding, politiehulp, ambulancediensten etc.)
is het noodzakelijk deze zelfstandige delen van een afzonderlijk nummer te voorzien.
Waar voorheen de registratie van woonadressen in de GBA noodzaakte / uitnodigde tot het afzonderlijk nummeren van gebouwdelen is het uitgangspunt van de BAG dat de indeling in verblijfsobjecten leidend is voor het toekennen van afzonderlijke nummers.
De in het eerste lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot nummertoekenning bij het college kunnen indienen. Ook deze aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn dan ook opnieuw in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).
In het derde lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers aan objecten. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers die door het college zijn toegekend ook ter plaatse terug zijn te vinden. De eigenaar van het adresseerbaar object dient hiervoor zorg te dragen.
Het vierde lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kan worden toegepast op andere betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen - als het college dat nodig oordeelt.
Het vijfde lid bepaalt dat onder toekennen, zoals vervat in het eerste lid, tevens wijzigen en intrekken moet worden verstaan. Naar de huidige opvattingen impliceert toekennen dat men ook kan wijzigen en intrekken. Desondanks is dat bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen. Het wijzigen van de nummering wordt vaak aangeduid als ‘vernummering’. Uit jurisprudentie komt naar voren dat diverse rechters hebben uitgesproken dat het wijzigen van een (straat-)naam en/of
(huis-)nummer moet worden beschouwd als een algemeen aanvaard maatschappelijk risico dat ten laste dient te komen van de betrokken bedrijven en burgers. Vanzelfsprekend moet bij wijzigingen zorgvuldig te werk worden gegaan.
Dit artikel regelt dat naamdragers (naamborden) overeenkomstig de wens van het college zullen worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.
Het tweede lid verbiedt een ieder die daartoe niet gerechtigd is, namen toe te kennen door deze namen aan te brengen.
Overtreding van het tweede lid wordt strafbaar gesteld.
Artikel 5 Gedoogplicht naamborden
Dit artikel bepaalt de gedoogplicht met betrekking tot het aanbrengen van naamdragers (naamborden). In verband met de dienstverlening dienen naamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen van derden of paaltjes die op andermans terrein ten behoeve van de naamgeving mogen worden geplaatst. Het artikel houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar door derden worden aangebracht. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte naamborden door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de eigenaar ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.
Artikel 6 Nummerdragers aanbrengen
In de Gemeente Leeuwarden is gekozen voor een formulering waarbij de eigenaar het nummer dient aan te brengen. Het laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. De verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een huisnummer is binnen de Gemeente Leeuwarden in de tekst van de huisnummerbeschikking geregeld.
In het eerste lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend adres ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden om toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers en objecten. Nummers die zijn toegekend moeten met het oog op de dienstverlening ook ter plaatse terug te vinden en duidelijk leesbaar zijn. De burger is gerechtigd een eigen variant van de nummerdrager op de gevel te bevestigen,
mits deze het nummer draagt dat aan het object is toegekend, de drager leesbaar is en op een duidelijk leesbare plaats op de gevel bevestigd is. De kosten van een eigen nummerdrager komen hierbij voor rekening van de burger.
In het tweede lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, is in het derde lid een andere termijn gesteld. Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen te verlengen.
Overtreding van het eerste en het zevende lid wordt strafbaar gesteld.
Artikel 7 Uitvoeringsvoorschriften
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen.
Er kan in dit verband worden gedacht aan algemene eisen aan het te gebruiken materiaal (bestand tegen weersinvloeden), alsmede aan andere technische zaken, zoals de methode van nummering en maatvoering van de borden. Het college heeft voor de gemeente Leeuwarden inderdaad dergelijke nadere uitvoeringsvoorschriften vastgesteld, waaraan men zich dient te houden.
Artikel 8 Strafbepaling en Handhaving
Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer ze ook kunnen worden afgedwongen zodra de regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.
Artikel 10 Vervallen oude regels
Dit artikel regelt het vervallen van de oude regels en voorschriften. Deze regels en voorschriften dienen met name te worden genoemd. Er kan niet worden volstaan met de zinsnede ‘met de inwerkingtreding van deze verordening komen alle eerdere regels en voorschriften te vervallen’. Het artikel spreekt verder voor zich.
Artikel 11 Overgangsbepalingen
Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle namen en nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals geregeld krachtens artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen blijven gehandhaafd indien aan de voorschriften van de BAG wordt voldaan.
De niet-adresseerbare objecten die in het verleden wel een adres hebben gekregen kunnen in een aantal gevallen via een ruimere interpretatie van de objectafbakeningsvoorschriften alsnog gehandhaafd blijven. In andere gevallen zal het adres de status van interne aanduiding krijgen en niet langer als adres gehanteerd kunnen worden in het officiële verkeer. Het college kan hiervoor alternatieve aanduidingen vaststellen. (artikel 11 lid 3).