Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Instructie ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht |
Citeertitel | Instructie ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | 2.4 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-1990 | Onbekend | 25-06-1990 Gemeenteblad, 1990-06-27 | Onbekend |
HOOFDSTUK III HET ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG
Paragraaf 1 Formele beoordeling van de aanvraag
De ambtenaar licht, indien geen bouwvergunning ingevolge artikel 47, tweede en derde lid van de Woningwet juncto artikel 14, eerste lid van de Bouwverordening is vereist, hetgeen ook het geval is indien het object geen bouwwerk is in de zin van artikel 1 van de Bouwverordening, de aanvrager hieromtrent in. De ambtenaar laat in dit geval de aanvraag buiten beschouwing en maakt hiervan aantekening. Voor zover artikel 14, eerste lid, onder a van de Bouwverordening van toepassing is, adviseert de ambtenaar de door of namens burgemeester en wethouders vereiste mededeling aan de aanvrager te verstrekken.
Paragraaf 2 Technische beoordeling van de aanvraag
In de voorwaarden als bedoeld in het tweede lid, onder c, kan mede worden bepaald dat over met name genoemde constructies en onderdelen van het bouwwerk nadere gegevens moeten worden verstrekt bij de verdere uitwerking en dat met de uitvoering van deze constructies of onderdelen niet mag worden begonnen, alvorens daaromtrent nadere toestemming door of vanwege burgemeester en wethouders is verleend.
Paragraaf 3 Contact met andere instanties
De ambtenaar onderhoudt, voor zover dit voor de beoordeling van het bouwplan noodzakelijk is, het contact met of vraagt adviezen aan andere afdelingen, instellingen, diensten en bedrijven. Indien het een bouwplan betreft waaromtrent advies van een welstandscommissie nodig is, draagt de ambtenaar zorg voor een goede coördinatie met het welstandstoezicht.
HOOFDSTUK IV HET TOEZICHT OP HET BOUWEN
Paragraaf 3 Verklaring ingevolge artikel 54 van de Woningwet
De ambtenaar onderzoekt, nadat kennis gegeven is van het gereed zijn voor het in gebruik geven of nemen van een bouwwerk of een gedeelte daarvan binnen een termijn van ten hoogste twee weken of het bouwwerk en de aanleg en afscheiding van het daarbij behorende terrein zijn uitgevoerd overeenkomstig:
HOOFDSTUK V HET TOEZICHT OP DE TOESTAND VAN BESTAANDE, NIET IN UITVOERING ZIJNDE, BOUWWERKEN C.A.
De ambtenaar onderzoekt zo spoedig mogelijk nadat gebreken in de toestand van bestaande, niet in uitvoering zijnde bouwwerken en van open erven en terreinen zijn geconstateerd of ter kennis van het Bouw en Woningtoezicht zijn gebracht, of een aanschrijving als bedoeld in artikel 342 van de Bouwverordening is vereist.
De ambtenaar onderzoekt zo spoedig mogelijk nadat gebreken in de toestand van bestaande, niet in uitvoering zijnde bouwwerken en van open erven en terreinen zijn geconstateerd of ter kennis van het Bouw en Woningtoezicht zijn gebracht, en voor zover een aanschrijving als bedoeld in het eerste lid niet is vereist, of:
De ambtenaar stelt zich naar aanleiding van het in de vorige leden bedoelde onderzoek, overeenkomstig de voorschriften van de Woningwet, in verbinding met de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein, onderscheidenlijk de bewoner van het bouwwerk en tracht zoveel mogelijk door het geven van inlichtingen, beleidvol optreden en het houden van besprekingen een bevredigende toestand te bereiken.
HOOFDSTUK VI HET TOEZICHT OP HET GEBRUIK VAN BOUWWERKEN, OPEN ERVEN EN TERREINEN
De ambtenaar houdt toezicht op het naleven van de bepalingen van de Woningwet en van de Bouwverordening, die betrekking hebben op het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen. De ambtenaar onderhoudt contacten met andere instanties die betrokken zijn bij het toezicht op het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen.
De ambtenaar stelt zich in voorkomende gevallen van een met de voorschriften strijdig gebruik in verbinding met de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk, open erf of terrein en tracht zoveel mogelijk door het geven van inlichtingen, beleidvol optreden en het houden van besprekingen een bevredigende toestand te bereiken.
HOOFDSTUK VII HET TOEZICHT IN VERBAND MET HET SLOPEN VAN BOUWWERKEN
De ambtenaar onderzoekt, nadat kennis gegeven is van het voornemen tot slopen, als bedoeld in artikel 305 van de Bouwverordening, of
een bouwvergunning nodig is en, zo ja, welke veiligheidsmaatregelen nodig zijn;
een vergunning is vereist krachtens artikel 56 Woningwet, krachtens artikel 14 van de Monumentenwet of krachtens enig andere wettelijke regeling;
een aanwijzing als bedoeld in artikel 306, eerste en tweede lid, van de Bouwverordening moet worden gegeven.
HOOFDSTUK VIII OPSPORINGSBEVOEGDHEID
De ambtenaar die met opsporing is belast geeft van een opgemaakt procesverbaal ter zake van een overtreding van enige bepalingJ waarvan het toezicht op het naleven aan de betrokken ambtenaar is opgedragen, binnen 48 uur kennis aan burgemeester en wethouders.
Artikel 20a Ambtseed opsporingsambtenaar
Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de ingevolge artikel 100 van de Woningwet en de ingevolge artikel 397 van de Bouwverordening aangewezen opsporingsambtenaren de volgende eed of belofte af in handen van de burgemeester:
"Ik zweer/verklaar dat ik voor het verkrijgen van deze dienstbetrekking aan niemand iets heb gegeven of beloofd noch zal geven of beloven. Ik zweer/beloof dat ik van niemand enige belofte, gunst of geschenk zal aannemen om in mijn dienstbetrekking iets te doen of na te laten. Ik zweer/beloof dat ik mijn plicht nauwgezet en ijverig zal vervullen en de mij verstrekte opdrachten naar beste vermogen zal volbrengen. Ik zweer/beloof dat ik zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen, dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.